Raadsvergadering Kortgene Tweede Wad vee het Noefd-fieeetands Nieuwe- es Advertentieblad djL 80 november 1678 no, 8840 Voor de hedenavond om 19.30 uur te houden raadsvergadering, met als enig punt de dijkversterking te Colijnsplaat en aanleg jachthaven, laten wij hieronder het betref fende meerderheidsvoorstel alsmede het minderheidsstandpunt van b. en w. volgen: Inleinding. Als gevolg van de op rijksniveau geno men beslissing ten aanzien van de zoge naamde Oosterschelde-kwestie moet ook in Colijnsplaat een drastische dijkverhoging plaatsvinden. Immers door de gekozen af sluiting van de Oosterschelde met een storm vloedkering (peilerdam), blijft een getijde beweging bestaan. In het kader van de daardoor noodzake lijke partiële dijkverhogingen langs de Oos terschelde zullen de dijken in en rond Co lijnsplaat worden verhoogd, waarbij de ge meentelijke landbouwhaven zal worden ge- amoveerd. Door het Waterschap Noord-Be veland is een concessie voor de indijking van de haven aangevraagd. De beslissing terzake is inmiddels geno men en de concessie zal spoedig aan het Waterschap worden toegezonden, aldus onze informatie hierover. Dat betekent dat de gemeentehaven ge dempt wordt en onder meer vervangende ligplaatsen voor de sportvisboten moeten worden gevonden, bijvoorbeeld in de Rijks- vissershaven, die in 1961 is'aangelegd als vissershaven ten behoeve van de vissers die uit Veere dienden te vertrekken. In deze rijkshaven, die deels door de be roepsvissers wordt gebruikt en deels door de watersportvereniging „Noord-Beveland" kan moeilijk ruimte voor vervangende plaatsen beschikbaar worden gesteld zonder dat hinder zal ontstaan bij het in- en uit varen van de beroepsvissers in de haven. In verband met de genoemde partiële dijkverzwaring, was het oorspronkelijk de bedoeling de bestaande zeewering in Co lijnsplaat te verhogen tot N.A.P. plus 7.50 meter. Tegen deze vorm van dijkversterking bestaan ernstige bezwaren, hoofdzakelijk gebaseerd op de verstoorde relatie tussen het dorp en het water. Teneinde aan deze bezwaren tegemoet te komen is door ons college in samenwerking met rijkswaterstaat, de provinciale water staat en het waterschap Noord-Beveland een alternatief plan ontwikkeld, waarbij het ha venareaal en de gebruiksmogelijkheden hier van aanzienlijk worden vergroot en tevens de hoogte van de nieuwe zeewering min stens één meter lager kan zijn dan bij de eerste plannen het geval zou zijn. Aanleg jachthaven in combinatie met de dijkversterking. Het nieuwe plan volgens tekening B 5- N924K van de Provinciale Waterstaat om vat de volgende onderdelen: 1. het aanleggen van een tweetal havendam- men; 2. het verplaatsen van de beroepsvis- sersbotenhaven; 3. het maken van ligplaat sen voor minstens 85 sportvisboten; 4. het maken van een jachthavenaccommodatie voor in totaal plm. 400 pleziervaartuigen (plm. 85 stuks in de uitbreiding en 315 in de huidige vissershaven). 1. Aanleg havendammen. In het kader van de partiële dijkverzwa ring kan de dijkhoogte van N.A.P. plus 7.50 m tot N.A.P. plus circa 6.40 m worden te ruggebracht, mits de bestaande havendam wordt verlengd met plm. 280 m en de kruin van deze verlenging op N.A.P. plus 4.50 m wordt aangelegd. De oosthavendam dient daarbij oostwaarts te worden veqdaatst en een lengte van circa 180 m te krijgen. Deze dammen gaan dan optreden als golfbrekers enz. Aldus wordt een havenvorm verkregen Voorts wordt bereikt dat de invaart aan- die gelijktijdig de veiligheid verhoogt en het contact doet behouden met het water, zienlijk wordt verbeterd, doordat de ingang aan dieper water komt te liggen. De ver laging van het dijklichaam levert ten aan zien van de. partiële dijkversterking een be sparing op van plm. 160.000.— die in mindering kan worden gebracht op de to tale kosten voor het maken van het haven bassin. 2. Nieuwe beroepsvissersbotenhaven. Met het maken van het nieuwe havenbas sin, waarvan de diepte in verband met de getijdebeweging is bepaald op N.A.P. min 4.00m, is het noodzakelijk, dat de beroeps vissersboten nieuwe vervangende ligplaat sen krijgen in de directe nabijheid van de haveningang met het oog op het in- en uit varen van de schepen en een logische inde ling van het beschikbare havenareaal. Bij het opstellen en indelen van het schetsplan is er voorshands vanuit gegaan, dat voor het maken van accommodatie voor de vissers de aanwezige remmingswerken en het balkhout wederom gebruikt kunnen worden. Indien de bestaande vismijn met maga zijnen aan derden kunnen worden overge dragen en delen van het terrein ter plaatse worden uitgegeven voor bedrijfsmatige wal- activiteiten, kan het hierbij vrijkomende kapitaal worden gebruikt voor het bouwen van de nieuwe opstallen en een vismijn. De exploitatie van de vismijn met magazijnen is afzonderlijk beoordeeld, waarbij uitgangs punt is en blijft, dat de vismijn c.a. voor Colijnsplaat van veel belang is. 3. Voorzieningen sportvissers. Aansluitend aan de beroepsvissersboten haven kan en flink aantal (minstens 85) ligplaatsen voor sportvissers worden gesitu eerd, waarbij er van is uitgegaan, dat thans plm. 50 ligplaatsen in de oude landbouw haven worden bezet. Een uitbreiding van dit aantal is zodoende mogelijk. Het exacte aantal zal in overlegg met de sportvissërij kunnen worden vastgesteld, on der meer afhankelijk- van de gewenste groot te van elke ligplaats. Het steigermateriaal dat hiervoor bijv. kan worden gebruikt komt vrij, als de be staande accommodatie van de watersport vereniging Noord-Beveland in het geheel wordt „ingebracht". Alternatieven terzake zijn zeker denkbaar. Voorts is voor het tewaterlaten van met behulp van trailers aangevoerde visboten een ruimte vrijgehouden ten oosten van,de te bouwen nieuwe beroepsvissershaven. Over de hoogte van het door sportvissers te be talen liggeld per vierkante meter box vari eren de meningen. Thans wordt in elk ge val door deze groep watersporters zeer wei nig liggeld betaald. 4. Voorzieningen jachthaven. De resterende wateroppervlakte in de nieuw gevormde haven en de oude rijks- vissershaven is in het schetsplan bestemd voor het maken van ligplaatsen voor de re creatievaart met een totaal-capaciteit van plm. 400 boten. Voor het maken van deze ligplaatsen die nen nieuwe drijvende steigers met boxpalen te worden aangebracht, alsmede de nodige toegangsbruggen. Ook is in de begroting ruimte vrijgemaakt voor toiletvoorzienin gen, elektra, water- en telefoonaansluitin gen. Het havenmeestersgebouw, waarvoor nog een plaats dient te worden aangewezen, op het haventerrein is eveneens in de begroting opgenomen. Voor met behulp van trailers aangevoer de boten biedt te trailerhelling nabij de oosthavendam de mogelijkheid om ze in en uit het water te rijden. Overigens dient met betrekking tot de inrichting van de jachthaven te worden op gemerkt, dat de in eerder genoemde teke ning gemaakte indeling nog geen definitief beeld is. Uit overleg met de watersportver eniging en anderen is gebleken dat alterna tieve inrichtingsmodellen denkbaar zijn. De voorliggende opzet is met name indicatief ten aanzien van het beschikbare waterop pervlak in relatie met een daardoor be schikbaar komend aantal ligplaatsen. De financiëën. Uit de afzonderlijk opgestelde raming van aanleg- en inrichtingskosten blijkt een to taal-investering van 8.500.000.—. De daar aan verbonden jaarlijkse kapitaallast en de exploitatiekosten leiden gezamenlijk top een jaarlast van 1.065.780.—, te verminderen met de rente van een belangrijk deel van de afkoopsom die de gemeente ontvangt in verband met de overname van de rijksvis- sershaven (zie hierna). Netto resteert een last van 825.780.Dit bedrag moet pri mair worden opgebracht door de liggelden, als gevolg waarvan voor de jachthaven een bedrag van plm. 48.— tot 50.— per vierkante meter boxenmaat zal moeten be rekend morden (exclusief 18%BTW) en voor de sportvissers 47.— tot 48.per vierkante meter. Dit verschil is reëel, waarbij bedacht moet worden dat de sportvisboten in het algemeen klein zijn, zodat per boot „slechts" plm. 950,betaald zal moeten worden. Hoewel de cijfers ons inziens voor zich spreken, wijzen wij nog op het volgende: a. Overname vissershaven. Het Rijk acht het onjuist twee eigendoms verhoudingen naast elkaar te laten bestaan in één haven (huidige vissershaven: rijk; nieuw havendeel: gemeente) en dientenge volge draagt het Rijk de rijkshaven over aan de gemeente. Als afkoopsom voor het on derhoud en het beheer daarvan wordt een bedrag van ruim 4.000.000.beschik baar gesteld. De hoofdbestanddelen hiervan zijn: sala ris havenmeester, baggeren en onderhoud. Dit bedrag zou de gemeente als het ware moeten beleggen om met de rente (plm. 320.000.— per jaar bij de huidige rente stand) genoemde kosten te kunnen finan cieren. Bij de exploitatie-opzet van de totale nieuwe haven zijn vermelde kosten alle in die exploitatie verwerkt, zodat het onjuist zou zijn deze rente niet als inkomstenbron te verrekenen. Teneinde onvoorziene tegenvallers te kun nen opvangen, achten wij het echter zinvol een bedrag van 1.000.000.— onaangetast te laten en de rente daarvan jaarlijks voor de helft (is plm. 40.000.—) aan dit „havenfonds" toe te schrijven en de andere helft ten gunste van de gewone dienst te brengen als compensatie van de ambtelijke en bestuurskosten. b. Bijdrage provincie. Het college van Gedeputeerde Staten zal aan Provinciale Staten voorstellen de kos ten van de Provinciale Waterstaat in ver band met studie, ontwerp, inrichtingsbestek, directie en toezicht voor .rekening van het Provinciaal Ontwikkelingsfonds te doen zijn. Deze kosten worden geraamd op 210.000. Wij waarderen deze benadering zeer en be schouwen dit als een belangrijke bijdrage ten gunste van het dorp Colijnsplaat, aan gezien wij de aanleg van het havenco'mplex in relatie met en ter vermindering van het nadelig effect van de dijkversterking zien als een zeer positieve ontwikkeling voor Colijnsplaat (zie ook hierna onder 5, 6 en 7). Genoemd voorstel is uiteraard af hankelijk van uw besluit. c. Invloed op het gemeentelijk budget. Alle kosten die in verband met de nu voorgestelde operatie moeten worden ge maakt, zijn voorzover wij dat nu kun nen overzien in de opgestelde ramingen verwerkt. Dientengevolge zullen er geen ge meentelijke gelden nodig zijn. Hierbij zij nog opgemerkt, dat de te ramen inkomsten aan toeristenbelasting buiten beschouwing zijn gelaten. Tenslotte moge het duidelijk zijn, dat mee- en/of tegenvallers steeds ten laste of ten gunste van de exploitatie zullen komen. In dit verband is te noemen de thans nog bestaande onzekerheid omtrent de BTW: als op de ligplaatsen 18% BTW betaald moet gaan worden (hetgeen te verwachten is) zal de nu in de stichtingskosten opgeno men BTW waarschijnlijk weer terugkomen. 3. Het beheer van de haven. Hoewel er veel belangstelling van de zijde van ondernemingen bestaat voor het in exploitatie nemen van het complex, en zon aanpak voor de gemeente geen nadere zorg en risico's betekent, menen wij in de geest van uw raad te handelen, wanneer wij u in die richting geen voorstellen doen. Dat neemt niet weg dat wij voor de „dage lijkse zorg" en het beheer als zodanig, graag de kennis en ervaring van een niet com merciële watersportvereniging inroepen. Verhuur aan zo'n vereniging, met zeggen schap van gemeentelijke zijde ten aanzien van algemeen beleid, uitgifte ligplaatsen (voorrang eigen inwoners, en dergelijke), e- ventuele differentiatie in tarieven (progres sie comform grootte van het vaartuig), toe gankelijkheid hoofdsteigers enz. heeft on ze voorkeur. Over een en ander is oriënte rend overleg gepleegd met de watersport vereniging Noord-Beveland, resulterend in: a. de principiële bereidheid tot medewer king; b. de mededeling dat de vereniging bij voorkeur het „kale" water (alsmede de len van de haventerreinen) zou huren, om vervolgens zelf te investeren in steigers, winterberging enz. c. de werkelijke kosten van de havenbouw enz. moeten uitgangspunt zijn voor de hoogte van de liggelden. Wij achten deze punten bespreekbaar, e- venals de eventuele inbreng terzake van be drijven, dit laatste echter niet zonder onze instemming. Indien u tot een positief besluit komt, zal over een en ander nader overleg nodig zijn, waarbij wij ons voorstellen een zogenaamde voorbereidings- c.q. inrichtingscommissie te benoemen voor de uitwerking ervan als mede voor de voorbereiding van een nader vast te stellen contract tussen gemeente en vereniging. Intussen worden de aan u voor gelegde berekeningen in principe niet aan getast door eventuele verhuur van de kale oppervlakte: de investering van de gemeen te zou lager worden (hetgeen bij nader be sluit geregeld kan worden) maar de nu be kende totaal-cijfers en de daarmede ver band houdende liggelden zullen ons in ziens in dat geval slechts margiaal veran deren. De twee havenplateaux (het oude en het nieuwe) blijven voorshands buiten dit con tract. Wel zal medewerking worden ver leend aan het op kosten van de vereniging stichten van een „clubhuis" en eventuele andere noodzakelijke accommodaties voor de vereniging. Omtrent de vestiging van één of meer wa tersportbedrijven op met name het huidige plateau kan nog worden meegedeeld: hiervoor bestaat veel belangstelling, waarbij men vrijwel steeds een zeker lig plaatsenbestand wenst in verband met ver koop- en onderhoudsactiviteiten; in alle gevallen ontstaat er werkgelegen heid; deze grond is te kostbaar om in belang rijke mate als parkeergelegenheid te die nen; de terreinen zullen door Domeinen aan de gemeente in erfpacht worden gegeven (dat geldt ook voor het water); de financiële kant van enerzijds bouw nieuwe vismijn en anderzijds uitgifte be- drijfspercelen is nog buiten de berekening gehouden: een en ander zal naar onze me ning kostendekkend zijn. 4. Diversen. a. Beheer en onderhoud dammen. Van de zijde van waterschap, provincie en rijkswaterstaat is uitgesproken dat de ha- vendammen een integraal onderdeel uitma ken van de nieuwe waterkering. Het water schap zal als beheerder en onderhoudsplich tige fungeren. Daartoe gelden bepaalde subsidie-regelin gen: 60/40-regeling: het rijk draagt voor 60% bii in de normale onderhouds- en beheers kosten van de door het waterschap gemaak te kosten. De gemeente zal het verschil tus sen deze kosten voor de nu voorgestelde op lossing ten opzichte van die van de oor- soronkelijke planning voor haar rekening nemen; 80/10/10-regeling: bij calamiteiten, (bij voorbeeld een dijkval) draagt het rijk voor 80% en de provincie voor 10% in de als dan door het waterschap te dragen kosten. De hoogte van de gemeentelijke bijdrage in deze resterende 10% moet nog worden vastgesteld, maar zal voor zover nu kan worden overzien, gelet op allerlei monde ling overleg terzake minimaal 50% (is 5% van de totale calamiteit) en maximaal 70% (is 7% van het totaal) bedragen. Het bestuur van het waterschap is in elk geval bereid een dergelijke overeenkomst met ons te sluiten.' b. Parkeergelegenheden en verkeerssituatie. Over de noodzakelijke extra parkeercapa- citeit is nog geen exacte prognose bekend. In het voorliggende plan is de volgende ca paciteit voorzien: op het nieuwe havenpla teau 150 stuks, omgeving dorpshuis na re constructie 100 stuks, langs Oost-Zeedijk na wegverbreding 100 stuks, totale capaci teit plm. 350 stuks. Als hoofdaanvoerroute wordt de Molen weg-Oostzeedijk geschikt gemaakt, waar door de bebouwde kom zoveel mogelijk van extra verkeer wordt gevrijwaard. In dit kader wordt nog opgemerkt: zo nodig zal in één of meer straten (zoals de Voorstraat) een parkeerverbod geen wachtverbod in verband met winke len worden ingesteld, met ontheffing voor de aanwonende inwoners; voorkomen moet worden dat het terrein, hetwelk bij/op de huidige landbouwhaven vrijkomt parkeerterrein wordt. Het parke ren aldaar zou ons inziens beperkt moeten worden tot aanwonenden en bezoekers van het op dat punt gevestigde horeca-bedrijf. 5. Planologische aspecten. Op 6 april j.l. stelde u, na een uitvoerige discussie, vast de structuurschets Colijns- plaat-Kats. Enkele elementen daarvan zijn: een jachthaven, conform ons huidige voorstel, in relatie met de dijkversterking: recreatieve ontwikkeling in het zoge naamde Kuupje. Mede als gevolg daarvan heeft de meer derheid van ons college zich vele inspan ningen getroost om tot het onderhavige plan te komen. In dat kader werd mede werking en instemming verkregen van de Stuurgroep Oosterschelde, het Provinciaal Bestuur, het Waterschap en de Rijkswater staat. De alternatieve oplossing (jachthaven in 't Kuupje) zou betekenen dat daar géén an dere recreatieve ontwikkelingen mogelijk zouden zijn, zoals camping en/of (verhuur-) zomerwoonverblijven. Als voordeel van dit alternatief komt 'met name een gemakke lijker verkeers- en parkeeroplossing naar vo ren. Dat neemt niet weg dat bij een eventueel later te blijken nadere behoefte in 't Kuupje zo nodig in combinatie met daar te ontwikkelen recreatie-objecten ex tra parkeerruimte ten behoeve van de jacht en sportvisserijhaven zeker denkbaar is. Zo als bekend is het Waterschap eigenaar van 't Kuupje: het Waterschapsbestuur heeft verklaard het planologisch beleid ter plaat se geheel als een gemeentelijke zaak te beschouwen en dientengevolge het nemen van stappen ten aanzien van de bestem ming van dit gebied primair over te laten aan het gemeentebestuur. In dit deel, handelend over enkele plano logische aspecten, vragen wij tevens nog uw aandacht voor: a. het gebied dat ontstaat op en bij de plaats waar nu het landbouwhaventje ligt. Hier zal een groot terrein ontstaan hetwelk voor het gehele aanzien van Colijnsplaat op een uitermate gevoelige plaats ligt. De inrichting c.q. bestemming van dit terrein zal dan ook met bijzondere zorg moeten worden bepaald. Zoals bekend zijn hier meerdere oplossingen denkbaar. Ter zake moet ons inziens thans geen uitspraak worden gedaan. Slechts dit: bestemming en wijze van inrichting zal naar onze mening met volledige inspraak van de Colijnsplaatse bevolking bepaald moeten worden; dit terrein zou ook ontstaan bij het oor spronkelijke plan van het Waterschap; voorkomen moet worden dat het parke ren hier de boventoon gaat voeren. b. de inspraak van de bevolking. Meerdere malen, op diverse manieren en van verschil lende zijden is de mening van de bevolking gepeild omtrent de dijkversterkingsproble- matiek en de verschillende oplossingen daar voor. In dit verband kan gesteld worden dat de door ons georganiseerde hoorzitting op 31 oktober j.l. onder meer heeft aangetoond dat de hele zaak de bevolking zeer bezig houdt en dat de overgrote meerderheid vóór een jachthaven is; over de situering bestaat echter geen eensluidende mening. 6. Algemene motivering. Het nu voorgestelde plan heeft de volgen de voordelen: a. de dijkversterking kan beperkt worden met minstens één meter hoogte, hetgeen een relatief belangrijke verbetering is. Het contact met het water is achter de nieuwe dijk wederom mogelijk, gecombineerd met allerlei havenactiviteiten. In dit verband wijzen wij erop, dat de huidige vissersha ven er nog maar sinds 1961 hgt en thans reeds jaren als een onmisbaar gezichtsbepa lend element van Colijnsplaat wordt be schouwd; b. door de combinatie van de jachthaven met de dijkversterkingsoperatie is het moge lijk op zeer korte termijn deze belangrijke impuls voor het economische leven en de verlevendiging van Colijnsplaat te realise ren; c. door de situering direct bij het dorp, zal het dorp een nauwe relatie met de beroeps visserij, de sportvissërij en de watersport kunnen behouden c.q. ontwikkelen: d. door de combinatie met de dijkverster king ontstaan niet onaanzienlijke financiële voordelen: de overname van de vissershaven heeft dan zin (doordat het verzandingsgevaar ver mindert), waardoor de 4.000.000—beschik baar komt als belangrijk financieringsmid del; door het maken van één bestek, toe zicht enz. in het kader van de dijkverster king ontstaat een aanzienlijke kostenbe sparing. Gelet op de u en ons bekende, door an deren naar voren gebrachte alternatieven, merken wij het volgende op: a. een lagere dijk met behulp van het „rubble-mound"-systeem achten wij, gelet op de onbegaanbaarheid niet gewenst; b. hoewel wij voorstander zijn van een zwembad in/bij Colijnsplaat en hopen dat een dergelijke voorziening tot de (financiële) mogelijkheden gaat behoren, achten wij een onoverdekt en onverwarmd zwembad in de landbouwhaven niet realistisch, zowel uit het oogpunt van kosten als vanwege de be perkte gebruiksmogelijkheden; c. situering van de jachthaven in 't Kuupje heeft als nadelen: veel tijdverlies, doordat de combinatie met de dijkversterking vervalt. Wij vrezen dat daardoor ook gevaren ontstaan ten op zichte van te verkrijgen medewerking van derden; de dijk wordt conform de oorspronke lijke plannen 7.50 plus N.A.P. en juist dat probleem is de hoofdaanleiding tot ons voorstel; 't Kuupje wordt ongeschikt voor andere recreatie-activiteiten, zodat daarvoor met alle nadelen van dien elders ruimte moet worden gevonden; de haven zal groter worden en te ver van het dorp liggen om met het dorp een relatie te hebben; de huidige ernstige verzandingsproble- matiek bij de entree van de huidige vissers haven blijft bestaan, wanneer deze haven als entree voor een jachthaven in 't Kuupje gaat fungeren. De voordelen van meer planningstijd en gemakkelijker verkeers- en parkeeroplossin- gen wegen ons inziens daar niet tegenop. Een en ander neemt niet weg dat er, ook met ons plan, een grote ingreep plaats vindt ten aanzien van het huidige karakter van Colijnsplaat. Allerlei verzoeken om meer compenserende maatregelen zijn door het Rijk niet gehonoreerd. De democratisch genomen beslissing ten aanzien van de Oosterscheldeproblematiek heeft nu eenmaal onder meer deze scha duwzijde. Wat er ook gebeurt en welke be slissing u ook neemt omtrent de onderha vige Colijnsplaatse situatie: er komt een dijk en het huidige panoramische uitzicht gaat verloren! 7. Resumé en slot. Wij realiseren ons nadrukkelijk, dat het onderhavige voorstel dermate veelomvat tend en ingrijpend is, dat er sprake is van een zeer gewichtige beslissing. Temeer, daar ten behoeve van de voortgang van de dijk versterking vóór 1 december 1978 een be sluit moet worden genomen over de kern vraag, te weten wordt de dijkversterking in Colijnsplaat al of niet gecombineerd met de aanleg van een haven? Het beantwoorden van die vraag is nu op deze korte termijn een moeilijk en verstrekkend besluit, maar ook later zou het gewicht van het besluit even groot zijn en ons inziens even moeilijk. Gaarne verwijzen wij u ook nog naar het geen ons voltallige college schreef in de zo genaamde geleidebrief bij de begroting 1979, d.d. 2 oktober 1978. Daarin vragen wij on der meer begrip voor de korte voorberei dingstijd, waarbij mede het „wisselen van de raad" een rol speelde. Voorts werd in dit beleidsstuk van het college aan meer dere aspecten met betrekking tot het hui- digen voorstel aandacht besteed. Steeds heeft bij het gemeentebestuur van Kortgene als belangrijkste punt voorop ge staan het aspect van veiligheid. Het zou ons inziens dan ook onjuist zijn als gemeentebestuur direct of indirect ver antwoordelijk te geraken voor vertraging van het dijkversterkingsprogramma. Dienten gevolge stellen wij u voor nu in te stem men met de aanleg van een haven (bestemd voor beroepsvisserij, sportvissërij en water sport) in combinatie met de dijkversterking in Colijnsplaat; daarbij dient als basismo del de door de Provinciale Waterstaat ge maakte schets no. B5, N924K. Te uwer informatie dient dat de com missie Ruimtelijke Ordening en Recreatie in haar vergadering van 17 novembebr '78 unaniem adviseerde ten aanzien van het plan en wel positief. In verband met de door de gemeente bij te dragen kosten in de aanleg van de havendammen en de geraamde inrichtings kosten vragen wij u tevens voor de realise ring van een en ander een krediet van 8.500.000.— beschikbaar te stellen, con form de in eerder besproken bijlage gespe cificeerde kostenopzet, ervan uitgaande (en daarmede instemmend) dat de gemeente Kortgene de huidige vissershaven overneemt van het Rijk tegen een vergoeding van het Rijk aan de gemeente van ca 4.000.000.—. Deze besluiten dienen ons inziens geno men te worden onder de volgende ontbin dende voorwaarden: de zogenaamde concessie voor de dijk versterking moet geen onverwachte niet -aanvaardbare voorwaarden bevatten; er moet formele zekerheid ontstaan ten aanzien van de afkoopsom van plm. vier miljoen gulden voor het overnemen van de vissershaven; de eerdergenoemde calamiteitenregeling (80-10-10, zie bij punt 4) moet uiteindelijk op een bevredigende wijze middels een schriftelijk vastgelegde regeling van kracht blijken. Deze voorbehouden zijn niet gebaseerd op wantrouwen. Integendeel, steeds is ons gebleken dat alle mondelinge toezeggingen later bevestigd werden. Gelet op het belang van deze drie onderwerpen en het feit dat de bevestiging terzake nog even op zich laat wachten, achten wij het echter reëel genoemd voorbehoud formeel vast te stel len. Voorts vragen wij u een crediet van 20.000,— als voorbereidingskrediet voor het ontwikkelen van ieeën en plannen voor de inrichting van het gebied dat ontstaat op en om de huidige landbouwhaven. Aan gezien een dergelijke studie in alle gevallen nodig is, achten wij het reëel dit bedrag te putten uit het Fonds Dorpsontwikkeling. Tenslotte merken wij op: a. nog niet alle vragen rondom het pro ject zijn op dit moment te beantwoorden. Wij realiseren ons dat en wij nemen aan dat u zich dat bij uw besluit ook zult rea liseren; b. er zullen nog vele gesprekken moeten worden gevoerd, en nadere besluiten moe ten worden genomen. Daaraan zullen wij gaarne werken, indien wij ons daarbij door de Raad gesteund weten. Een lid van het college (te weten wethou der N. Filius) onderschrijft het raadsvoor stel niet, zodat u te oordelen hebt over een zogenaamd „meerderheidsvoorstel". Geachte Raad, Door mij is in het college van b. en w. met betrekking tot de dijkversterking en aanleg recreatiehaven te Colijnsplaat een afwijkend standpunt ingenomen. In overleg met mijn mede-collegeleden, bied ik u hierbij deze minderheidsvisie aan. Het lijkt mij voor u dienstig hierover te kunnen beschikken bij de beoordeling van de plannen waarover uw beslissing gevraagd wordt. w.g. N. Filius. Inleiding. In het rapport dijkverzwaring Ooster schelde van Provinciale Waterstaat Zeeland (december 1973) wordt al gewag gemaakt van nadelige planologische en stedebouw- kundige gevolgen van een eventuele dijk versterking te Colijnsplaat. In bijlage 28 van genoemd rapport meldt de directeur van de provinciale planologische dienst (PPD) voor Zeeland, ir. R. M. Th. Adriaansens, over Colijnsplaat onder meer het volgende: „De relatie van het dorp met de haven functies en het contact van het dorp met het water wordt, vergeleken bij de be staande situatie, bemoeilijkt. Dit zal ver lies aan levendigheid voor het dorp beteke nen. Samenvattend kan worden gesteld dat de dijkverhoging voor Colijnsplaat stede bouwkundig verlies zou betekenen en het karakter van het dorp zou aantasten en

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1978 | | pagina 3