Raadsvergadering Kortgene
Tweede Wad vee het Noefd-fieeetands Nieuwe- es Advertentieblad djL 80 november 1678 no, 8840
Voor de hedenavond om 19.30 uur te
houden raadsvergadering, met als enig punt
de dijkversterking te Colijnsplaat en aanleg
jachthaven, laten wij hieronder het betref
fende meerderheidsvoorstel alsmede het
minderheidsstandpunt van b. en w. volgen:
Inleinding.
Als gevolg van de op rijksniveau geno
men beslissing ten aanzien van de zoge
naamde Oosterschelde-kwestie moet ook in
Colijnsplaat een drastische dijkverhoging
plaatsvinden. Immers door de gekozen af
sluiting van de Oosterschelde met een storm
vloedkering (peilerdam), blijft een getijde
beweging bestaan.
In het kader van de daardoor noodzake
lijke partiële dijkverhogingen langs de Oos
terschelde zullen de dijken in en rond Co
lijnsplaat worden verhoogd, waarbij de ge
meentelijke landbouwhaven zal worden ge-
amoveerd. Door het Waterschap Noord-Be
veland is een concessie voor de indijking
van de haven aangevraagd.
De beslissing terzake is inmiddels geno
men en de concessie zal spoedig aan het
Waterschap worden toegezonden, aldus onze
informatie hierover.
Dat betekent dat de gemeentehaven ge
dempt wordt en onder meer vervangende
ligplaatsen voor de sportvisboten moeten
worden gevonden, bijvoorbeeld in de Rijks-
vissershaven, die in 1961 is'aangelegd als
vissershaven ten behoeve van de vissers die
uit Veere dienden te vertrekken.
In deze rijkshaven, die deels door de be
roepsvissers wordt gebruikt en deels door
de watersportvereniging „Noord-Beveland"
kan moeilijk ruimte voor vervangende
plaatsen beschikbaar worden gesteld zonder
dat hinder zal ontstaan bij het in- en uit
varen van de beroepsvissers in de haven.
In verband met de genoemde partiële
dijkverzwaring, was het oorspronkelijk de
bedoeling de bestaande zeewering in Co
lijnsplaat te verhogen tot N.A.P. plus 7.50
meter. Tegen deze vorm van dijkversterking
bestaan ernstige bezwaren, hoofdzakelijk
gebaseerd op de verstoorde relatie tussen
het dorp en het water.
Teneinde aan deze bezwaren tegemoet te
komen is door ons college in samenwerking
met rijkswaterstaat, de provinciale water
staat en het waterschap Noord-Beveland een
alternatief plan ontwikkeld, waarbij het ha
venareaal en de gebruiksmogelijkheden hier
van aanzienlijk worden vergroot en tevens
de hoogte van de nieuwe zeewering min
stens één meter lager kan zijn dan bij de
eerste plannen het geval zou zijn.
Aanleg jachthaven in combinatie met de
dijkversterking.
Het nieuwe plan volgens tekening B 5-
N924K van de Provinciale Waterstaat om
vat de volgende onderdelen:
1. het aanleggen van een tweetal havendam-
men; 2. het verplaatsen van de beroepsvis-
sersbotenhaven; 3. het maken van ligplaat
sen voor minstens 85 sportvisboten; 4. het
maken van een jachthavenaccommodatie
voor in totaal plm. 400 pleziervaartuigen
(plm. 85 stuks in de uitbreiding en 315 in
de huidige vissershaven).
1. Aanleg havendammen.
In het kader van de partiële dijkverzwa
ring kan de dijkhoogte van N.A.P. plus 7.50
m tot N.A.P. plus circa 6.40 m worden te
ruggebracht, mits de bestaande havendam
wordt verlengd met plm. 280 m en de kruin
van deze verlenging op N.A.P. plus 4.50 m
wordt aangelegd. De oosthavendam dient
daarbij oostwaarts te worden veqdaatst en
een lengte van circa 180 m te krijgen. Deze
dammen gaan dan optreden als golfbrekers
enz.
Aldus wordt een havenvorm verkregen
Voorts wordt bereikt dat de invaart aan-
die gelijktijdig de veiligheid verhoogt en het
contact doet behouden met het water,
zienlijk wordt verbeterd, doordat de ingang
aan dieper water komt te liggen. De ver
laging van het dijklichaam levert ten aan
zien van de. partiële dijkversterking een be
sparing op van plm. 160.000.— die in
mindering kan worden gebracht op de to
tale kosten voor het maken van het haven
bassin.
2. Nieuwe beroepsvissersbotenhaven.
Met het maken van het nieuwe havenbas
sin, waarvan de diepte in verband met de
getijdebeweging is bepaald op N.A.P. min
4.00m, is het noodzakelijk, dat de beroeps
vissersboten nieuwe vervangende ligplaat
sen krijgen in de directe nabijheid van de
haveningang met het oog op het in- en uit
varen van de schepen en een logische inde
ling van het beschikbare havenareaal.
Bij het opstellen en indelen van het
schetsplan is er voorshands vanuit gegaan,
dat voor het maken van accommodatie voor
de vissers de aanwezige remmingswerken en
het balkhout wederom gebruikt kunnen
worden.
Indien de bestaande vismijn met maga
zijnen aan derden kunnen worden overge
dragen en delen van het terrein ter plaatse
worden uitgegeven voor bedrijfsmatige wal-
activiteiten, kan het hierbij vrijkomende
kapitaal worden gebruikt voor het bouwen
van de nieuwe opstallen en een vismijn. De
exploitatie van de vismijn met magazijnen
is afzonderlijk beoordeeld, waarbij uitgangs
punt is en blijft, dat de vismijn c.a. voor
Colijnsplaat van veel belang is.
3. Voorzieningen sportvissers.
Aansluitend aan de beroepsvissersboten
haven kan en flink aantal (minstens 85)
ligplaatsen voor sportvissers worden gesitu
eerd, waarbij er van is uitgegaan, dat thans
plm. 50 ligplaatsen in de oude landbouw
haven worden bezet. Een uitbreiding van dit
aantal is zodoende mogelijk.
Het exacte aantal zal in overlegg met de
sportvissërij kunnen worden vastgesteld, on
der meer afhankelijk- van de gewenste groot
te van elke ligplaats.
Het steigermateriaal dat hiervoor bijv.
kan worden gebruikt komt vrij, als de be
staande accommodatie van de watersport
vereniging Noord-Beveland in het geheel
wordt „ingebracht". Alternatieven terzake
zijn zeker denkbaar.
Voorts is voor het tewaterlaten van met
behulp van trailers aangevoerde visboten
een ruimte vrijgehouden ten oosten van,de
te bouwen nieuwe beroepsvissershaven. Over
de hoogte van het door sportvissers te be
talen liggeld per vierkante meter box vari
eren de meningen. Thans wordt in elk ge
val door deze groep watersporters zeer wei
nig liggeld betaald.
4. Voorzieningen jachthaven.
De resterende wateroppervlakte in de
nieuw gevormde haven en de oude rijks-
vissershaven is in het schetsplan bestemd
voor het maken van ligplaatsen voor de re
creatievaart met een totaal-capaciteit van
plm. 400 boten.
Voor het maken van deze ligplaatsen die
nen nieuwe drijvende steigers met boxpalen
te worden aangebracht, alsmede de nodige
toegangsbruggen. Ook is in de begroting
ruimte vrijgemaakt voor toiletvoorzienin
gen, elektra, water- en telefoonaansluitin
gen.
Het havenmeestersgebouw, waarvoor nog
een plaats dient te worden aangewezen, op
het haventerrein is eveneens in de begroting
opgenomen.
Voor met behulp van trailers aangevoer
de boten biedt te trailerhelling nabij de
oosthavendam de mogelijkheid om ze in en
uit het water te rijden.
Overigens dient met betrekking tot de
inrichting van de jachthaven te worden op
gemerkt, dat de in eerder genoemde teke
ning gemaakte indeling nog geen definitief
beeld is. Uit overleg met de watersportver
eniging en anderen is gebleken dat alterna
tieve inrichtingsmodellen denkbaar zijn. De
voorliggende opzet is met name indicatief
ten aanzien van het beschikbare waterop
pervlak in relatie met een daardoor be
schikbaar komend aantal ligplaatsen.
De financiëën.
Uit de afzonderlijk opgestelde raming van
aanleg- en inrichtingskosten blijkt een to
taal-investering van 8.500.000.—. De daar
aan verbonden jaarlijkse kapitaallast en de
exploitatiekosten leiden gezamenlijk top een
jaarlast van 1.065.780.—, te verminderen
met de rente van een belangrijk deel van
de afkoopsom die de gemeente ontvangt in
verband met de overname van de rijksvis-
sershaven (zie hierna). Netto resteert een
last van 825.780.Dit bedrag moet pri
mair worden opgebracht door de liggelden,
als gevolg waarvan voor de jachthaven een
bedrag van plm. 48.— tot 50.— per
vierkante meter boxenmaat zal moeten be
rekend morden (exclusief 18%BTW) en
voor de sportvissers 47.— tot 48.per
vierkante meter. Dit verschil is reëel, waarbij
bedacht moet worden dat de sportvisboten
in het algemeen klein zijn, zodat per boot
„slechts" plm. 950,betaald zal moeten
worden.
Hoewel de cijfers ons inziens voor zich
spreken, wijzen wij nog op het volgende:
a. Overname vissershaven.
Het Rijk acht het onjuist twee eigendoms
verhoudingen naast elkaar te laten bestaan
in één haven (huidige vissershaven: rijk;
nieuw havendeel: gemeente) en dientenge
volge draagt het Rijk de rijkshaven over aan
de gemeente. Als afkoopsom voor het on
derhoud en het beheer daarvan wordt een
bedrag van ruim 4.000.000.beschik
baar gesteld.
De hoofdbestanddelen hiervan zijn: sala
ris havenmeester, baggeren en onderhoud.
Dit bedrag zou de gemeente als het ware
moeten beleggen om met de rente (plm.
320.000.— per jaar bij de huidige rente
stand) genoemde kosten te kunnen finan
cieren.
Bij de exploitatie-opzet van de totale
nieuwe haven zijn vermelde kosten alle in
die exploitatie verwerkt, zodat het onjuist
zou zijn deze rente niet als inkomstenbron
te verrekenen.
Teneinde onvoorziene tegenvallers te kun
nen opvangen, achten wij het echter zinvol
een bedrag van 1.000.000.— onaangetast
te laten en de rente daarvan jaarlijks voor
de helft (is plm. 40.000.—) aan dit
„havenfonds" toe te schrijven en de andere
helft ten gunste van de gewone dienst te
brengen als compensatie van de ambtelijke
en bestuurskosten.
b. Bijdrage provincie.
Het college van Gedeputeerde Staten zal
aan Provinciale Staten voorstellen de kos
ten van de Provinciale Waterstaat in ver
band met studie, ontwerp, inrichtingsbestek,
directie en toezicht voor .rekening van het
Provinciaal Ontwikkelingsfonds te doen zijn.
Deze kosten worden geraamd op 210.000.
Wij waarderen deze benadering zeer en be
schouwen dit als een belangrijke bijdrage
ten gunste van het dorp Colijnsplaat, aan
gezien wij de aanleg van het havenco'mplex
in relatie met en ter vermindering van
het nadelig effect van de dijkversterking
zien als een zeer positieve ontwikkeling
voor Colijnsplaat (zie ook hierna onder 5,
6 en 7). Genoemd voorstel is uiteraard af
hankelijk van uw besluit.
c. Invloed op het gemeentelijk budget.
Alle kosten die in verband met de nu
voorgestelde operatie moeten worden ge
maakt, zijn voorzover wij dat nu kun
nen overzien in de opgestelde ramingen
verwerkt. Dientengevolge zullen er geen ge
meentelijke gelden nodig zijn. Hierbij zij
nog opgemerkt, dat de te ramen inkomsten
aan toeristenbelasting buiten beschouwing
zijn gelaten.
Tenslotte moge het duidelijk zijn, dat
mee- en/of tegenvallers steeds ten laste of
ten gunste van de exploitatie zullen komen.
In dit verband is te noemen de thans nog
bestaande onzekerheid omtrent de BTW:
als op de ligplaatsen 18% BTW betaald
moet gaan worden (hetgeen te verwachten
is) zal de nu in de stichtingskosten opgeno
men BTW waarschijnlijk weer terugkomen.
3. Het beheer van de haven.
Hoewel er veel belangstelling van de
zijde van ondernemingen bestaat voor het
in exploitatie nemen van het complex, en
zon aanpak voor de gemeente geen nadere
zorg en risico's betekent, menen wij in de
geest van uw raad te handelen, wanneer
wij u in die richting geen voorstellen doen.
Dat neemt niet weg dat wij voor de „dage
lijkse zorg" en het beheer als zodanig, graag
de kennis en ervaring van een niet com
merciële watersportvereniging inroepen.
Verhuur aan zo'n vereniging, met zeggen
schap van gemeentelijke zijde ten aanzien
van algemeen beleid, uitgifte ligplaatsen
(voorrang eigen inwoners, en dergelijke), e-
ventuele differentiatie in tarieven (progres
sie comform grootte van het vaartuig), toe
gankelijkheid hoofdsteigers enz. heeft on
ze voorkeur. Over een en ander is oriënte
rend overleg gepleegd met de watersport
vereniging Noord-Beveland, resulterend in:
a. de principiële bereidheid tot medewer
king; b. de mededeling dat de vereniging
bij voorkeur het „kale" water (alsmede de
len van de haventerreinen) zou huren, om
vervolgens zelf te investeren in steigers,
winterberging enz. c. de werkelijke kosten
van de havenbouw enz. moeten uitgangspunt
zijn voor de hoogte van de liggelden.
Wij achten deze punten bespreekbaar, e-
venals de eventuele inbreng terzake van be
drijven, dit laatste echter niet zonder onze
instemming.
Indien u tot een positief besluit komt, zal
over een en ander nader overleg nodig zijn,
waarbij wij ons voorstellen een zogenaamde
voorbereidings- c.q. inrichtingscommissie te
benoemen voor de uitwerking ervan als
mede voor de voorbereiding van een nader
vast te stellen contract tussen gemeente en
vereniging. Intussen worden de aan u voor
gelegde berekeningen in principe niet aan
getast door eventuele verhuur van de kale
oppervlakte: de investering van de gemeen
te zou lager worden (hetgeen bij nader be
sluit geregeld kan worden) maar de nu be
kende totaal-cijfers en de daarmede ver
band houdende liggelden zullen ons in
ziens in dat geval slechts margiaal veran
deren.
De twee havenplateaux (het oude en het
nieuwe) blijven voorshands buiten dit con
tract. Wel zal medewerking worden ver
leend aan het op kosten van de vereniging
stichten van een „clubhuis" en eventuele
andere noodzakelijke accommodaties voor
de vereniging.
Omtrent de vestiging van één of meer wa
tersportbedrijven op met name het huidige
plateau kan nog worden meegedeeld:
hiervoor bestaat veel belangstelling,
waarbij men vrijwel steeds een zeker lig
plaatsenbestand wenst in verband met ver
koop- en onderhoudsactiviteiten;
in alle gevallen ontstaat er werkgelegen
heid;
deze grond is te kostbaar om in belang
rijke mate als parkeergelegenheid te die
nen;
de terreinen zullen door Domeinen aan
de gemeente in erfpacht worden gegeven
(dat geldt ook voor het water);
de financiële kant van enerzijds bouw
nieuwe vismijn en anderzijds uitgifte be-
drijfspercelen is nog buiten de berekening
gehouden: een en ander zal naar onze me
ning kostendekkend zijn.
4. Diversen.
a. Beheer en onderhoud dammen.
Van de zijde van waterschap, provincie en
rijkswaterstaat is uitgesproken dat de ha-
vendammen een integraal onderdeel uitma
ken van de nieuwe waterkering. Het water
schap zal als beheerder en onderhoudsplich
tige fungeren.
Daartoe gelden bepaalde subsidie-regelin
gen:
60/40-regeling: het rijk draagt voor 60%
bii in de normale onderhouds- en beheers
kosten van de door het waterschap gemaak
te kosten. De gemeente zal het verschil tus
sen deze kosten voor de nu voorgestelde op
lossing ten opzichte van die van de oor-
soronkelijke planning voor haar rekening
nemen;
80/10/10-regeling: bij calamiteiten, (bij
voorbeeld een dijkval) draagt het rijk voor
80% en de provincie voor 10% in de als
dan door het waterschap te dragen kosten.
De hoogte van de gemeentelijke bijdrage in
deze resterende 10% moet nog worden
vastgesteld, maar zal voor zover nu kan
worden overzien, gelet op allerlei monde
ling overleg terzake minimaal 50% (is
5% van de totale calamiteit) en maximaal
70% (is 7% van het totaal) bedragen.
Het bestuur van het waterschap is in elk
geval bereid een dergelijke overeenkomst
met ons te sluiten.'
b. Parkeergelegenheden en verkeerssituatie.
Over de noodzakelijke extra parkeercapa-
citeit is nog geen exacte prognose bekend.
In het voorliggende plan is de volgende ca
paciteit voorzien: op het nieuwe havenpla
teau 150 stuks, omgeving dorpshuis na re
constructie 100 stuks, langs Oost-Zeedijk
na wegverbreding 100 stuks, totale capaci
teit plm. 350 stuks.
Als hoofdaanvoerroute wordt de Molen
weg-Oostzeedijk geschikt gemaakt, waar
door de bebouwde kom zoveel mogelijk van
extra verkeer wordt gevrijwaard.
In dit kader wordt nog opgemerkt:
zo nodig zal in één of meer straten
(zoals de Voorstraat) een parkeerverbod
geen wachtverbod in verband met winke
len worden ingesteld, met ontheffing voor
de aanwonende inwoners;
voorkomen moet worden dat het terrein,
hetwelk bij/op de huidige landbouwhaven
vrijkomt parkeerterrein wordt. Het parke
ren aldaar zou ons inziens beperkt moeten
worden tot aanwonenden en bezoekers van
het op dat punt gevestigde horeca-bedrijf.
5. Planologische aspecten.
Op 6 april j.l. stelde u, na een uitvoerige
discussie, vast de structuurschets Colijns-
plaat-Kats. Enkele elementen daarvan zijn:
een jachthaven, conform ons huidige
voorstel, in relatie met de dijkversterking:
recreatieve ontwikkeling in het zoge
naamde Kuupje.
Mede als gevolg daarvan heeft de meer
derheid van ons college zich vele inspan
ningen getroost om tot het onderhavige
plan te komen. In dat kader werd mede
werking en instemming verkregen van de
Stuurgroep Oosterschelde, het Provinciaal
Bestuur, het Waterschap en de Rijkswater
staat.
De alternatieve oplossing (jachthaven in
't Kuupje) zou betekenen dat daar géén an
dere recreatieve ontwikkelingen mogelijk
zouden zijn, zoals camping en/of (verhuur-)
zomerwoonverblijven. Als voordeel van dit
alternatief komt 'met name een gemakke
lijker verkeers- en parkeeroplossing naar vo
ren. Dat neemt niet weg dat bij een
eventueel later te blijken nadere behoefte
in 't Kuupje zo nodig in combinatie met
daar te ontwikkelen recreatie-objecten ex
tra parkeerruimte ten behoeve van de jacht
en sportvisserijhaven zeker denkbaar is. Zo
als bekend is het Waterschap eigenaar van
't Kuupje: het Waterschapsbestuur heeft
verklaard het planologisch beleid ter plaat
se geheel als een gemeentelijke zaak te
beschouwen en dientengevolge het nemen
van stappen ten aanzien van de bestem
ming van dit gebied primair over te laten
aan het gemeentebestuur.
In dit deel, handelend over enkele plano
logische aspecten, vragen wij tevens nog
uw aandacht voor:
a. het gebied dat ontstaat op en bij de
plaats waar nu het landbouwhaventje ligt.
Hier zal een groot terrein ontstaan hetwelk
voor het gehele aanzien van Colijnsplaat op
een uitermate gevoelige plaats ligt.
De inrichting c.q. bestemming van dit
terrein zal dan ook met bijzondere zorg
moeten worden bepaald. Zoals bekend zijn
hier meerdere oplossingen denkbaar. Ter
zake moet ons inziens thans geen uitspraak
worden gedaan.
Slechts dit:
bestemming en wijze van inrichting zal
naar onze mening met volledige inspraak
van de Colijnsplaatse bevolking bepaald
moeten worden;
dit terrein zou ook ontstaan bij het oor
spronkelijke plan van het Waterschap;
voorkomen moet worden dat het parke
ren hier de boventoon gaat voeren.
b. de inspraak van de bevolking. Meerdere
malen, op diverse manieren en van verschil
lende zijden is de mening van de bevolking
gepeild omtrent de dijkversterkingsproble-
matiek en de verschillende oplossingen daar
voor.
In dit verband kan gesteld worden dat
de door ons georganiseerde hoorzitting op
31 oktober j.l. onder meer heeft aangetoond
dat de hele zaak de bevolking zeer bezig
houdt en dat de overgrote meerderheid
vóór een jachthaven is; over de situering
bestaat echter geen eensluidende mening.
6. Algemene motivering.
Het nu voorgestelde plan heeft de volgen
de voordelen:
a. de dijkversterking kan beperkt worden
met minstens één meter hoogte, hetgeen
een relatief belangrijke verbetering is. Het
contact met het water is achter de nieuwe
dijk wederom mogelijk, gecombineerd met
allerlei havenactiviteiten. In dit verband
wijzen wij erop, dat de huidige vissersha
ven er nog maar sinds 1961 hgt en thans
reeds jaren als een onmisbaar gezichtsbepa
lend element van Colijnsplaat wordt be
schouwd;
b. door de combinatie van de jachthaven
met de dijkversterkingsoperatie is het moge
lijk op zeer korte termijn deze belangrijke
impuls voor het economische leven en de
verlevendiging van Colijnsplaat te realise
ren;
c. door de situering direct bij het dorp, zal
het dorp een nauwe relatie met de beroeps
visserij, de sportvissërij en de watersport
kunnen behouden c.q. ontwikkelen:
d. door de combinatie met de dijkverster
king ontstaan niet onaanzienlijke financiële
voordelen:
de overname van de vissershaven heeft
dan zin (doordat het verzandingsgevaar ver
mindert), waardoor de 4.000.000—beschik
baar komt als belangrijk financieringsmid
del;
door het maken van één bestek, toe
zicht enz. in het kader van de dijkverster
king ontstaat een aanzienlijke kostenbe
sparing.
Gelet op de u en ons bekende, door an
deren naar voren gebrachte alternatieven,
merken wij het volgende op:
a. een lagere dijk met behulp van het
„rubble-mound"-systeem achten wij, gelet
op de onbegaanbaarheid niet gewenst;
b. hoewel wij voorstander zijn van een
zwembad in/bij Colijnsplaat en hopen dat
een dergelijke voorziening tot de (financiële)
mogelijkheden gaat behoren, achten wij een
onoverdekt en onverwarmd zwembad in de
landbouwhaven niet realistisch, zowel uit
het oogpunt van kosten als vanwege de be
perkte gebruiksmogelijkheden;
c. situering van de jachthaven in 't Kuupje
heeft als nadelen:
veel tijdverlies, doordat de combinatie
met de dijkversterking vervalt. Wij vrezen
dat daardoor ook gevaren ontstaan ten op
zichte van te verkrijgen medewerking van
derden;
de dijk wordt conform de oorspronke
lijke plannen 7.50 plus N.A.P. en juist dat
probleem is de hoofdaanleiding tot ons
voorstel;
't Kuupje wordt ongeschikt voor andere
recreatie-activiteiten, zodat daarvoor met
alle nadelen van dien elders ruimte moet
worden gevonden;
de haven zal groter worden en te ver
van het dorp liggen om met het dorp een
relatie te hebben;
de huidige ernstige verzandingsproble-
matiek bij de entree van de huidige vissers
haven blijft bestaan, wanneer deze haven
als entree voor een jachthaven in 't Kuupje
gaat fungeren.
De voordelen van meer planningstijd en
gemakkelijker verkeers- en parkeeroplossin-
gen wegen ons inziens daar niet tegenop.
Een en ander neemt niet weg dat er, ook
met ons plan, een grote ingreep plaats
vindt ten aanzien van het huidige karakter
van Colijnsplaat. Allerlei verzoeken om
meer compenserende maatregelen zijn door
het Rijk niet gehonoreerd.
De democratisch genomen beslissing ten
aanzien van de Oosterscheldeproblematiek
heeft nu eenmaal onder meer deze scha
duwzijde. Wat er ook gebeurt en welke be
slissing u ook neemt omtrent de onderha
vige Colijnsplaatse situatie: er komt een
dijk en het huidige panoramische uitzicht
gaat verloren!
7. Resumé en slot.
Wij realiseren ons nadrukkelijk, dat het
onderhavige voorstel dermate veelomvat
tend en ingrijpend is, dat er sprake is van
een zeer gewichtige beslissing. Temeer, daar
ten behoeve van de voortgang van de dijk
versterking vóór 1 december 1978 een be
sluit moet worden genomen over de kern
vraag, te weten wordt de dijkversterking
in Colijnsplaat al of niet gecombineerd
met de aanleg van een haven?
Het beantwoorden van die vraag is nu
op deze korte termijn een moeilijk
en verstrekkend besluit, maar ook later zou
het gewicht van het besluit even groot zijn
en ons inziens even moeilijk.
Gaarne verwijzen wij u ook nog naar het
geen ons voltallige college schreef in de zo
genaamde geleidebrief bij de begroting 1979,
d.d. 2 oktober 1978. Daarin vragen wij on
der meer begrip voor de korte voorberei
dingstijd, waarbij mede het „wisselen van
de raad" een rol speelde. Voorts werd in
dit beleidsstuk van het college aan meer
dere aspecten met betrekking tot het hui-
digen voorstel aandacht besteed.
Steeds heeft bij het gemeentebestuur van
Kortgene als belangrijkste punt voorop ge
staan het aspect van veiligheid.
Het zou ons inziens dan ook onjuist zijn
als gemeentebestuur direct of indirect ver
antwoordelijk te geraken voor vertraging van
het dijkversterkingsprogramma. Dienten
gevolge stellen wij u voor nu in te stem
men met de aanleg van een haven (bestemd
voor beroepsvisserij, sportvissërij en water
sport) in combinatie met de dijkversterking
in Colijnsplaat; daarbij dient als basismo
del de door de Provinciale Waterstaat ge
maakte schets no. B5, N924K.
Te uwer informatie dient dat de com
missie Ruimtelijke Ordening en Recreatie
in haar vergadering van 17 novembebr '78
unaniem adviseerde ten aanzien van het
plan en wel positief.
In verband met de door de gemeente
bij te dragen kosten in de aanleg van de
havendammen en de geraamde inrichtings
kosten vragen wij u tevens voor de realise
ring van een en ander een krediet van
8.500.000.— beschikbaar te stellen, con
form de in eerder besproken bijlage gespe
cificeerde kostenopzet, ervan uitgaande (en
daarmede instemmend) dat de gemeente
Kortgene de huidige vissershaven overneemt
van het Rijk tegen een vergoeding van het
Rijk aan de gemeente van ca 4.000.000.—.
Deze besluiten dienen ons inziens geno
men te worden onder de volgende ontbin
dende voorwaarden:
de zogenaamde concessie voor de dijk
versterking moet geen onverwachte niet
-aanvaardbare voorwaarden bevatten;
er moet formele zekerheid ontstaan ten
aanzien van de afkoopsom van plm. vier
miljoen gulden voor het overnemen van de
vissershaven;
de eerdergenoemde calamiteitenregeling
(80-10-10, zie bij punt 4) moet uiteindelijk
op een bevredigende wijze middels een
schriftelijk vastgelegde regeling van kracht
blijken.
Deze voorbehouden zijn niet gebaseerd
op wantrouwen. Integendeel, steeds is ons
gebleken dat alle mondelinge toezeggingen
later bevestigd werden. Gelet op het belang
van deze drie onderwerpen en het feit dat
de bevestiging terzake nog even op zich
laat wachten, achten wij het echter reëel
genoemd voorbehoud formeel vast te stel
len.
Voorts vragen wij u een crediet van
20.000,— als voorbereidingskrediet voor
het ontwikkelen van ieeën en plannen voor
de inrichting van het gebied dat ontstaat
op en om de huidige landbouwhaven. Aan
gezien een dergelijke studie in alle gevallen
nodig is, achten wij het reëel dit bedrag te
putten uit het Fonds Dorpsontwikkeling.
Tenslotte merken wij op:
a. nog niet alle vragen rondom het pro
ject zijn op dit moment te beantwoorden.
Wij realiseren ons dat en wij nemen aan
dat u zich dat bij uw besluit ook zult rea
liseren;
b. er zullen nog vele gesprekken moeten
worden gevoerd, en nadere besluiten moe
ten worden genomen. Daaraan zullen wij
gaarne werken, indien wij ons daarbij door
de Raad gesteund weten.
Een lid van het college (te weten wethou
der N. Filius) onderschrijft het raadsvoor
stel niet, zodat u te oordelen hebt over
een zogenaamd „meerderheidsvoorstel".
Geachte Raad,
Door mij is in het college van b. en w.
met betrekking tot de dijkversterking en
aanleg recreatiehaven te Colijnsplaat een
afwijkend standpunt ingenomen.
In overleg met mijn mede-collegeleden,
bied ik u hierbij deze minderheidsvisie aan.
Het lijkt mij voor u dienstig hierover te
kunnen beschikken bij de beoordeling van
de plannen waarover uw beslissing gevraagd
wordt.
w.g. N. Filius.
Inleiding.
In het rapport dijkverzwaring Ooster
schelde van Provinciale Waterstaat Zeeland
(december 1973) wordt al gewag gemaakt
van nadelige planologische en stedebouw-
kundige gevolgen van een eventuele dijk
versterking te Colijnsplaat. In bijlage 28 van
genoemd rapport meldt de directeur van
de provinciale planologische dienst (PPD)
voor Zeeland, ir. R. M. Th. Adriaansens,
over Colijnsplaat onder meer het volgende:
„De relatie van het dorp met de haven
functies en het contact van het dorp met
het water wordt, vergeleken bij de be
staande situatie, bemoeilijkt. Dit zal ver
lies aan levendigheid voor het dorp beteke
nen. Samenvattend kan worden gesteld dat
de dijkverhoging voor Colijnsplaat stede
bouwkundig verlies zou betekenen en het
karakter van het dorp zou aantasten en