Lieveheersbeestjes zijn een zegen Onze lucht om te ademen? De invloed van kleur HOE KOMEN WE AAN GIGANTISCHE CHEMISCHE PROCESSEN VOLTREKKEN ZICH IN ONZE ATMOSFEER Wij vinden het de normaalste zaak van de wereld dat we kunnen ademhalen, dat er lucht is om te ademhalen en maar zelden realiseren we ons, dat de luchtlaag om onze aarde in wezen maar heel erg dun is en dat er daarbuiten geen levenslucht te vinden is. Hoe komt het, dat er steeds weer lucht voorbanden is om alles wat leeft op aarde te kunnen laten ademen? In de zogenaamde „chemosfeer" op een hoogte van ongeveer 80 tot 100 kilometer, voltrekken zich chemische reakties in ge weldige dimensies. Wij leven in een atmosfeer die constant 21% zuurstof, 78% stikstof, wat edelgas en wat kooldioxyde bevat. Deze luchtsamen- stelling vinden we slechts in de „troposfeer", dat is de luchtlaag op de aarde tot onge veer een hoogte van 15 kilometer. Het primaire en fundamentele proces dat zich in de chemosfeer afspeelt, bestaat uit het opsplitsen van de aanwezige zuurstof- en stikstofmoleculen in atomen en een ge deeltelijk elektrisch laden (ioniseren) van deeltjes door de inwerking van de energieke ultraviolette zonnestralen. De zo ontstane deeltjes kunnen nu op verschillende wijzen met elkaar reageren. Recombinaties treden op wanneer twee of drie deeltjes met vol doende energie op elkaar stoten. Zo vor men bijvoorbeeld in de chemosfeer twee zuurstofatomen samen moleculaire zuurstof (02). Er komt nog een derde deeltje aan te pas, maar dat doet slechts dienst om de vrijgekomen energie af te voeren. Een verdere reaktie is het botsen van een zuurstofatoom met een zuurstofmole cuul. Daarbij ontstaat Ozon (03). Deze wordt voor het grootste deel in een vol gende reaktie omgezet tot (OH). Voor de wetenschap zeer interessant is, dat deze Ozonreaktie afhankelijk is van de hoogte. Terwijl op hoogten boven 100 kilometer alle Ozon omgezet wordt in zuurstof en hydro- xyl, blijft er op lagere hoogten steeds meer Ozon onveranderd en dit gas omsluit op 18 kilometer hoogte als een gesloten schil de aarde. De onderste grens van deze Ozonlaag is voor moderne vliegtuigen bereikbaar en men vreest dat de uitlaatgassen van de vlieg tuigen deze Ozonlaag kunnen verontreinigen. Ook de fotochemisch ontstane stikstof atomen nemen deel aan een serie reakties. Zo vormen zij met zuurstof het kleurloze, giftige gas: stikstofmonoxyde (NO). Maar dadelijk begint dan een regulerende tegen- aktie, waarbij stikstofatomen zich met dit NO verbinden tot moleculaire stikstof (N2) en zuurstofatomen. Daardoor komt de con centratie NO nooit boven de 108 deeltjes per kubieke centimeter. In totaal is het gehalte aan NO in de bovenste atmosfeer betrekkelijk gering. Ook de daarbij als ne- vengassen ontstane giftige stikstofdioxyde (N02) en distikstofoxyde (N20), ook wel lachgas genoemd, komen slechts in geringe hoeveelheden voor. Naast de ongeladen deeltjes treden in de chemosfeer ook ionen op, aangezien daar voor voldoende kortgolvige zonnestraling aanwezig is, waardoor deeltjes elektrisch kunnen worden geladen. Het aantal ionen is echter klein vergeleken met het grote aantal neutrale deeltjes. Het interessante is, dat nadat zich in de chemosfeer het enorme goochelproces met atomen en mole culen heeft afgespeeld, er tenslotte stikstof en zuurstof ontstaat, die in hun bepaalde verhouding samen de lucht vormen, die noodzakelijk is voor alle leven op aarde. Daarnaast absorbeert onze atmosfeer in de hogere regionen zoveel gevaarlijke straling uit de ruimte, straling die echter weer noodzakelijk is voor het op gang houden van genoemde chemische processen, waar door wij voortdurend van lucht om te ade men worden voorzien. Wanneer we een en ander zo eens be kijken, dan is het een machtige, wondere schepping waarin we leven. De kunst is om haar zo te houden. POPULAIRE INSECTEN Dat we lieveheersbeestjes leuk vinden, mag wel in de krant, als je bedenkt dat de meeste mensen vliegen viezeriken, muggen mispunten, spinnen onuit staanbaar en insecten in het algemeen irritant noemen. De vuurrode kevertjes, die kleuters zo graag over hun vingers laten lopen, zijn wel ongeveer de populairste insecten. Zelfs volwassenen hebben een zwak voor de stippendragers. Die sympathie bestaat al eeuwen. In het oude volksgeloof zag men de rood zwarte insecten als brengers van zegeningen. Misschien komt daar ook hun opvallende naam vandaan. Het is anders moeilijk te verklaren waarom nou juist deze dieren de naam van hun Schepper dragen. Want niet alleen in onze taal zijn de heersbeestjes naar hun Maker vernoemd. De Fransen zeggen „bêtes du bon Dieu", de Duitsers spreken van „Herrgottskafer". De kinderen kennen deze insecten ook wel onder de naam „kapoentjes" of „molenaartjes", dat ligt er maar aan in welke streek van het land ze wonen. Stippen tellen. Toen wij klein waren, telden we de stippen op de rug van elk lieveheersbeestje, want daaraan kon je zien hoe oud ze waren. Tenminste, dat dachten we. Maar het aantal stippen heeft niets met hun leeftijd te ma ken. Je kunt door de stippen te tellen wel de soort bepalen. Zo herken je het zeven- stippelig en het tweestippelig lieveheers beestje en verder kennen we ook het veer tien- en het tienstippelige lieveheersbeestje. Allemaal verschillende soorten. Behalve rode, zijn er ook gele lieveheers beestjes met tweeëntwintig stippen. Met hun rode of gele dekschilden vallen deze molenaartjes nogal op. Toch zijn ze daar door niet extra kwetsbaar, vogels worden door die waarschuwingskleuren juist afge schrikt. „Kakelbonte gekleurde prooien sma ken slecht", is een ongeschreven regel die alle jagers in het dierenrijk na enkele bittere ervaringen nooit meer vergeten. Voor vogels die deze regel niet kennen, die de waarschuwingskleuren negeren en toch toehappen, heeft 'het lieveheersbeestje een verdedigingsmaatregel in petto. Hij scheidt dan een geelachtig vocht af, dat vies smaakt en onprettig ruikt. Ook als u hem oppakt, kan er een druppel verde- digingssap op uw hand terechtkomen. Men schijnt dit spul vroeger wel tegen kiespijn gebruikt te hebben. De larven. Lieveheersbeestjes zijn zeer nuttig. Ze ruimen in hun leven ontelbare schadelijke bladluizen op. Al in hun prilste jeugd star ten ze dat opruimingswerk. De wijfjes van de lieveheersbeestjes leggen hun eierpak- ketjes, maximaal dertig eitjes bij elkaar, op -planten die vol met bladluizen zitten. Als na korte tijd de larven uitkomen, zitten ze dus vlak bij een bladluizenkolonie. Zo dra de larven hun eierschaal hebben afge schud, kruipen ze op zes poten weg. Het instinct vertelt de piepjonge larven, dat ze langs de plant omhoog moeten gaan. Dan komen ze vanzelf bij de jongste èn sappigste scheuten en daar huizen de bladluizen, die immers van plantensap leven. Omdat de larven niet kunnen ruiken en niet kunnen zien, moeten ze hun prooi op de tast vinden. Gelukkig wijst het instinct hen ook hier de juiste weg. Vanaf de sten gel komen ze over de bladsteelbiug op het blad en daar banjeren ze over de onderkant verder. Nu is het zaak de zijkant van het blad of de hoofdnerf aan te houden, want daar wemelt het van sapsoppende blad luizen. Oorlog. Er zijn net zoveel soorten bladluizen als soorten lieveheersbeestjes. Niet alle soorten zijn even gemakkelijk te vangen. De groene bladluizen die men op de brandnetelbladeren vindt, staan vrij hoog op de poten en kun nen behoorlijk snel uit de voeten. Op vlieren en tuinbonen zitten vaak blauwgrijze blad luizen en die zijn veel slomer. Zolang er voldoende voedsel is, weigeren ze pertinent een poot te verzetten. Daardoor vormen deze bladluizen een gemakkelijke prooi. Meer beweeglijker bladluizen laten zich moeilijker vangen, ze zijn waakzaam. Op een stengel zitten ze meestal met de kop naar beneden, op de bladeren is hun zuig- snuit naar de bladsteel gericht. Zodoende zien ze hun vijand vaak op enige afstand aankomen en dan is er nog gelegenheid om te vluchten. Als de larve hen overrompelt en de nood werkelijk aan de luis komt, werpen de groene zuigers hun geheime wapen in de strijd. Twee geweerlopen aan het achterlijf zijn gevuld met een taaie vloeistof. Bij groot gevaar brengt de luis dit geschut in stelling en vuurt een druppel van die kleefvloeistof od zijn belager af. Wanneer het volwassen kevertje of de larve door dit projectiel ge troffen wordt, is de vijand tijdelijk buiten gevecht gesteld. De taaie vloeistof maakt het bewegen moeilijk en legt soms zelfs de kaken lam. Ja, terwijl u zo vreedzaam zit te lezen, woeden er op de bladeren rond u hevige veldslagen. Na vele gevechten en vier vervellingen verpoppen luizenverdelgers zich. Hun we kenlange larvenleven zit erop en vijf dagen later zijn ze in vliegende lieveheersbeestjes veranderd. Ook als volwassen kevers blijven de kapoentjes bladluizen bestrijden. En zó brengen ze overal zegen in onze sier- en moestuinen. (Nadruk verboden). John van Gemeren. GROEN NOODT TOT LUIHEID. RODE SPRUITJES ZIJN NIET ZO SMAKELIJK EN BLAUW LICHT MAAKT KOUD Natuurlijk weten we allen, dat kleuren een bepaalde betekenis hebben, die wij als mensen er aan gegeven hebben en dit doet onbewust zijn invloed gelden. „Blauw van de kou" zegt men wel. Nu, moderne wetenschappelijke onderzoekingen hebben inderdaad aangetoond, dat blauw op ons een koude indruk maakt, terwijl rood daarentegen veel warmer aandoet. Dit zijn be kende verschijnselen, maar velen weten niet, dat deze invloed zelfs zover gaat, dat de lichaamstemperatuur van een proefpersoon in een blauwe kamer lager is dan in een rode kamer van gelijke temperatuur, zo ver gaat dus de in vloed van de kleur! Groen daarentegen doet weldadig rustig aan. Het stemt kalm, wekt zelfs neiging tot luiheid. Grijs heeft ongeveer een soortgelijke invloed, doch stemt over het algemeen droevig en kan op sommige personen zelfs zo inwerken, dat zij er humeurig van worden. De invloed op de mens. In de praktijk van het dagelijks leven kunnen kleuren van het grootste belang zijn. Wanneer op een kantoor of in een werkplaats de normale lampen vervangen worden door de zogenaamde „dagliehtlam- pen", heeft men over het algemeen wel beter licht, doch het gevaar bestaat dat de arbeiders het fris, ja zelfs koud gaan vinden in het vertrek. Er gaat veel van de gezellige sfeer verloren door het blauwe licht, met als gevolg dat bijvoorbeeld in de winter het vertrek niet warm te stoken is. Hoewel de temperatuur er goed kan zijn, vinden dikwijls de personen het er koud en ongezellig. Rood licht in een vertrek bevordert de activiteit. De ervaringen hebben het uitgewezen doch ook hier zijn zekere na delen aan verbonden, omdat de mensen die bij rood licht werken, te vrolijk worden, ja soms kunnen handtastelijkheden van manlijke arbeiders ten opzichte van hun vrouwelijke collega's er het gevolg van zijn. Groen licht stemt rustiger, doch heeft het nadeel, dat het tot luiheid noodt. Laat men proefpersonen binnentreden in een kamer, waarvan de wanden in ver schillende kleuren zijn geverfd, bijvoorbeeld rood, grijs en groen, dan doet zich een merkwaardig verschijnsel voor. Wanneer de proefpersonen geheel vrij zijn om plaats te nemen waar zij wensen, zal een persoon met melancholische inslag steeds zo gaan zitten, dat hij of zij met het gelaat naar de grijze wand is gekeerd. De vrolijke mens, vol activiteit, plaats zich zo dat hii de rode wand kan zien en de slome, die van luieren houdt, zoekt de groene overzijde. Kleuren in de praktijk. Een sombergrijs geschilderde brug in Londen heeft door zijn kleur zelfs velen tot zelfmoord genood. Deze brug kreeg na verloop van tijd een zeer ongunstige naam, omdat velen die met zelfmoord plannen rondliepen, deze plek uitzochten voor de volvoering van hun plannen. Merk waardig was, dat nadat men de brug een vrolijke rode kleur had gegeven, het aantal zelfmoordpogingen hier zeer sterk terugliep. Dat in de praktijk van het leven kleuren een zeer belangrijke rol spelen, heeft men reeds ontdekt en dikwijls wordt er op han dige wijze gebruik van gemaakt. Een ben zinemaatschappij, die tot die tijd pompen van een grijsachtige kleur exploiteerde, gaf ze een vrolijke rode kleur, met als gevolg dat in minder dan geen tijd de omzet met sprongen steeg. Men tankte blijkbaar liever bij zo'n vrolijke rode pomp, dan bij zo'n sombere grijze. Een Amerikaans verlichtingsexpert nam eens de volgende proef. Hij nodigde ver schillende gasten uit voor een diner. Er was voor gezorgd, dat het eten van uit stekende kwaliteit was, doch de lampen waren van een soort, die slechts de groene en rode lichtstralen doorlieten. Met als ge volg, dat de spruitjes een rode kleur had den, het vlees grijs-wit zag en de wijn donker geel. De gasten toonden weinig animo. Er werd weinig gegeten. Nauwelijks werd een normale verlichting ingeschakeld of alles kreeg zijn normale kleur. Er werd met graagte toegetast en de vrolijkheid keerde weer. Dit zijn slechts enkele voorbeelden, die bewijzen hoe belangrijk kleuren in ons leven zijn en de kleurdeskundigen kunnen boeken vol schrijven over hun ervaringen op dit gebied. In onze moderne samenleving wordt reeds een dankbaar gebruik gemaakt van bepaalde ontdekkingen op dit gebied en met groot succes. Goed gekozen kleuren kunnen ons leven veraangenamen. (Nadruk verboden). WAAR KOMT DIE UITDRUKKING VANDAAN „Er uit zien als de dood van Yperen". Dit zegt men van iemand die er zeer mager en vervallen uitziet, iemand die als het ware met de dood in de schoenen loopt. De uitdrukking vindt zijn oorsprong in de tijd toen in de Westvlaamse stad Yperen een afschuwelijke pestepidemie woedde. In de vorm van een personificatie sprak men van „de dood van Yperen" als iets heel verschrikkelijks en afschuwelijks. Als iemand er dus uit ziet als de dood van Yperen, dan is het echt niet zo best met hem gesteld. „Iets zonder erg doen". Hiermee bedoelt men dat iets wordt ge daan zonder kwade bedoelingen, hoewel het wel fout uitvalt. „Erg" is hier in deze uit drukking een zelfstandig naamwoord met de betekenis van „kwaad". We vinden deze betekenis van „erg" trouwens meer, zoals bijvoorbeeld in: het is niet erg; hij heeft er geen erg in; en in het werkwoord „er geren". „Een gegeven paard moet men niet in de bek kijken". Men bedoelt hiermee, dat men een pre sentje moet beoordelen als de aardige at tentie en niet naar fraaiheid en waarde moet gaan schatten. De ouderdom van een paard bepaalt men naar het aantal tanden dat het dier heeft en de toestand waarin ze verkeren. Een paard dat men kado krijgt kost niets en mag men dus niet bekijken op kwaliteit e.d. De uitdrukking wordt in overdrachtelijke zin gebruikt. „Hij is gedoodverfd als Dit zeggen we van iemand, wanneer al gemeen wordt aangenomen (hoewel nog niet officieel vaststaand) dat hij of zij dit of dat heeft gedaan, of voorbestemd zal zijn tot iets. De uitdrukking is afkomstig uit de schilderswereld. Onder de doodverf ver staat men daar de eerste verf in vrij egale kleuren die een schilder opbrengt, verge lijkbaar met de grondverf. Staat een schil derij in de doodverf, dan kan men al enigs zins zien wat het moet voorstellen, doch de details en afwerking mankeren er aan. Zo wordt iemand dus „gedoodverfd", wanneer men vermoedt of gist, dat hij degene zal zijn die bijvoorbeeld de dader is van iets, of vermoedelijk een bepaald ambt zal krijgen. „Op de fles zijn (gaan)". Deze uitdrukking bedoelt, bankroet zijn of gaan, geruïneerd, reddeloos verloren zijn of gaan. In vroeger tijden was het zo, dat iemand die zeer ernstig, reddeloos ziek was en niet meer in staat het eten op normale wijze tot zich te nemen, door middel van een fles met vloeibaar eten werd gevoed. Wie dus op de fles was, was er bijzonder slecht, over het algemeen reddeloos, aan toe. Later werd deze uit drukking ook op iemands zaken toegepast en is in die vorm bij ons bekend. „Onder de pantoffel zitten". Dat wil zeggen thuis niets te vertellen hebben; zich door zijn vrouw laten over heersen. De uitdrukking is bijzonder aardig samengesteld. Als symbool van de huiselijk heid is de pantoffel genomen, het schoeisel dat veel vrouwen zeker vroeger in huis dragen. Deze pantoffel werd en wordt door de vrouw dikwijls ook als wapen gebruikt om haar misnoegen kracht bij te zetten. Wanneer de vrouw meent, dat bij voorbeeld bij het bestraffen van de kin deren de kracht in haar hand niet voldoende is, dan neemt zij de pantoffel van de voet en slaat daarmee. De man die thuis onder de pantoffel zit, zoals de uitdrukking zegt, heeft niets te vertellen, omdat er steeds de dreiging is van het slaan met de pan toffel, waar hij dan ontzag voor zou hebben. „Argus-ogen hebben". De Grieken verstonden onder Argus, een sterke man die over zijn gehele lichaam ogen had en door de jaloerse Hera was aangesteld als bewaker van Iö, die door haar in een koe was veranderd, wegens haar liefdesbetrekking tot Zeus. Deze ogen had Argus nodig om goed op Iö te letten. Van daar dat men onder Argusogen verstaat, ogen die zich naar alle kanten richten, die op alles letten en aan wier opmerk zaamheid niets ontgaat.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1978 | | pagina 2