Bomen, bergen en ijstijden De hond en uw vakantie Een wandeling maakt u niet slanker DE HOND BEHOEFT NIET ERGENS VER WEG UIT DE AUTO TE WORDEN GEZET Ons land telt een zeer groot aantal die renvrienden en deze mensen hebben alle maal dieren. Er is een grote variatie, want de een heeft vogeltjes, de ander vissen, kippen, konijnen, een kat, een hond en zo zouden we door kunnen gaan. Onze huisdieren vormen voor velen een probleem wanneer ze met vakantie gaan. Op de een of andere manier dienen deze dieren te worden verzorgd en dat kan nog wel eens problemen met zich mee brengen. In veel gevallen vindt men een buur of een in de nabijheid wonend familielid of kennis wel bereid om voor de planten te zorgen en deze kan ook wel voor de huis dieren zorgen, althans wanneer deze in huis een eigen woonruimte hebben, zoals de vo geltjes in de kooi, de vissen in het aqua rium, e.d. Ook de kat behoeft nog geen probleem te vormen. Dit dier hecht zich aan het huis en minder aan de mensen. Wanneer het zijn eten en drinken op tijd krijgt en zo nu en dan wordt de kattebak verschoond, dan kan de kat mits het niet te lang duurt wel thuis blijven. Zo zien we dat met een klein beetje goede wil en tijdige voorbereiding de huisdieren meestal geen probleem behoeven te ver oorzaken. Bij de hond ligt dit helaas anders. De hond is een sociaal dier en hecht zich aan de mensen. Hij is niet geschikt om gedurende langere tijd alleen in huis te zijn. Bovendien moet de hond regelmatig worden uitgelaten en daardoor is voor velen de hond het grote vakantieprobleem. Het is ook de reden, dat er velen zijn die ten einde raad de hond ergens >ver weg uit de auto zetten in de hoop dat de een of ander zich wel over het dier zal ont fermen. Op die manier wordt er ontzettend veel dierenleed veroorzaakt. Dat is een ernstige zaak en het is namelijk ook niet noodzakelijk. Wie zijn hond ergens op een verlaten weg uit de auto zet en dan weg rijdt, pleegt een lafhartige streek, waarvoor iedere echte dierenliefhebber geen goed woord over zal hebben. Van alle huisdieren is de hond de meest aanhankelijke en de vriendschap die onze hond ons geeft, moet ons wat waard zijn. Wanneer het dier tijdens de vakantie niet bij familie, buren, vrienden of kennissen een goed onderdak kan krijgen, dan zullen we op andere wijze voor zijn onderdak moeten zorgen. Wanneer we tijdig een en ander organi seren, is het zelfs dikwijls mogelijk dat de hond mee op vakantie gaat, zelfs in het buitenland, wanneer u althans de moeite neemt te informeren aan welke eisen moet worden voldaan. Kan het dier om de een of andere reden niet mee, dan moet men tijdig een andere oplossing zoeken. Er zijn gelukkig in ons land een groot aantal dierenasyls en dierenpensions, waar de mogelijkheid bestaat om tegen een be scheiden vergoeding uw huisvriend tijdens de vakantie te laten logeren. Het dier heeft dan een thuis en een goede verzorging. Maar daarbij moet men er rekening mee houden, dat elk dierenasyl of dierenpension verplicht is te eisen, dat de hond die er te logeren wordt gebracht, beschikt over een inentingsbewijs tegen hondeziekte. De inenting moet minstens drie weken voor het binnenbrengen van het dier hebben plaatsgevonden. Wanneer u zo'n inentings bewijs niet hebt, wordt uw hond geweigerd. Wanneer u dit op het laatste moment overkomt, betekent dit voor het dier niet minder dan een ramp. Dan komen velen er toe om hun hond maar op een andere manier te laten verdwijnenVoorkom dit. Zorg tijdig voor een inentingsbewijs en trek van uw vakantiegeld wat uit om ook uw hond een redelijke vakantie te be zorgen tijdens uw afwezigheid. U zult eens zien hoe ontzettend blij het dier is, wan neer u na de vakantie hem weer komt halen. U wilt toch niet, dat uw huisvriend een zwerfdier wordt. Wacht ook met het bespreken van een plaats in asyl of pension niet lang, want er zijn in de vakantie uiteraard veel dieren- bezitters, die hun hond ergens willen laten logeren tijdens hun afwezigheid. Is de hond goed onderdak, dan hebt u pas een werkelijk prettige en ontspannen vakantie. WAAR KOMEN ONZE BOMEN EN STRUIKEN VANDAAN Iedere plant heeft haar geschiedenis en een soortgeschiedenis. Stel dat u een vruchtboom in uw tuin plant. Dan is dat boompje veelal afkomstig van een kweker, die het uit zaad, uit een stek, uit een aflegger, enz. heeft geteeld en soms geënt. Dat is de historie van het individu. Maar uw boompje is, laten wij zeggen, een appel. Laten wij zeggen een Notarisappel. Die soort is een mensenleeftijd geleden na kruising gewonnen door de Lunterse Tuinbouw- vereniging, reeds lang ter ziele nu. Maar een kruising veronderstelt ouders: één die het stuifmeel leverde en één die de stamper, het vruchtbeginsel en later vrucht en zaad gaf. Waar kwamen die ouders dan weer vandaan? Het waren gekweekte appelsoorten, waarvan de herkomst niet duidelijk is, beter gezegd: tamme appels. Uiteindelijk gaan alle tamme appels terug op de wilde appel: een ruige groeier uit midden- en zuid-Europa met stevige, kleine vruchtjes waaraan echt niet veel lol te beleven valt. Onze voorouders dachten daar gelukkig anders over en hebben eeuw in, eeuw uit dit nare gewas vertroeteld, de deugnieten op de brandstapel gegooid, en de exemplaren die dankbaar waren voor snoei, be mesting en een ruime standplaats vermeerderd. Dat zij echt met onooglijke appeltjes zijn begonnen weten wij uit de uitgespogen pitten die men terug vond rond Zwitserse paalwoningen uit de steentijd. Hulde aan deze brave borsten, maar hoe het kwam dat er in onze streken zo weinig leuke bomen en struiken groeiden, begrepen zij niet. Van nature weinig soorten hier. Als wij zeggen, dat in Nederland van nature bar weinig soorten bomen en strui ken voorkwamen, trappen wij iedere recht geaarde natuurminnaar stellig op zijn tenen. Maar hij moet dan even goed opletten. Niet onze flora en fauna was arm, maar de hoeveelheid soorten liet het bij boom en struik zitten. Een echt oorspronkelijk Euro pees bos van boven de Alpen heeft nooit meer dan 40 soorten bevat. In de Noord- Amerikaanse oerwouden telde men er ruim 400 en in de Aziatische bossen (alles op precies dezelfde breedtegraad) eveneens. „Op dezelfde breedtegraad" zeiden wij. Dat betekende, dat er vele honderden soor ten elders voorkwamen, die het bij ons net zo goed of zelfs veel beter (geen strenge winters, voldoende regen!) deden. Misschien gaat u thans een lichtje op: van de rijkdom aan boom en heester die wij nu kennen is het overgrote deel, zeg maar meer dan 90 procent, ingevoerd. Het wordt nog erger als wij letten op de rassen, die men vroeger variëteiten noemde, maar dat hoofdstuk slaan wij over, omdat vele toch weer hier ontstaan zijn, nl. door kruisingen bij de kwekers. Nederland kent vanouds slechts twee soorten, eiken: zomereik en de veel zeld zamere (in het wild althans) wintereik. Noord-Amerika had er 13 die allemaal nog praktische betekenis hebben ook. Bij de sparren is het ook zo: tegenover elke Euro pese soort staan wel vier Amerikaanse. Beperking. Hoe komt dit? Waardoor waren onze bossen vanouds zo arm? Nu ja, arm is teveel gezegd: 40 soorten is al heel wat. De verklaring hiervan is als volgt. Oor spronkelijk (en dat is dan de pleister op de wonde) was Europa net zo rijk aan boomsoorten als Azië en Noord-Amerika. Zoals u weet zijn hier zelfs tropische wou den gegroeid en men vindt ze terug in steenkool en andere fossielen. Maar de na tuur had een hele reeks, ijstijden in petto. Zoals u weet betekende dat: daling van temperatuur, uitbreiding van de noordelijke gletschers tot over ons land en dus uit- roeïng van bijna alles wat leefde. In het tertiair, dat ongeveer een miljpen jaar ge leden eindigde, lag de grens van de glet schers midden over ons land, uiteraard van west naar oost of omgekeerd als u wilt. Maar ook ten zuiden daarvan heersten erbarmelijke toestanden en ook de Alpen- gletschers lieten zich niet onbetuigd. Wat nu beslissend voor Europa was, dat de grote bergketens hier allemaal van oost naar west lopen, zoals de Karpaten, de Alpen en de Pyreneeën. Dit betekende, dat onze natuur niet kon uitwijken naar het zuiden, zoals in Azië en Noord-Amerika. U denkt wellicht dat de Himalaya toch óók een hindernis was. Dat is zo, maar deze sluit maar een stuk van het zuiden af. De Kaspische Zee stond toen nog in open verbinding met de Middellandse Zee, zodat onze natuur evenmin uitwijken kon naar het zuidoosten. Op die wijze kon moeder natuur hier afrekenen met haar eigen produkten zoals nergens elders ter wereld is voorgekomen. Geen concurrenten. Ging dan alles dood? Nee, dat niet. De gletschers bedekten immers niet geheel Eu ropa tot aan de bergen. Vlak vóór de bergen bleven grote streken over waar het lang niet lekker was, maar waar de taaiste rak kers zich toch konden handhaven. Die taaie rakkers waren de bomen en struiken, plus de andere planten, die vanouds hier voor komen, d.w.z. sinds mensenheugenis. Maar de ijstijd liep ten einde. Optimisten zeggen dat de hele, menselijke geschiedenis zich afspeelt tussen twee ijstijden in, wat dus inhoudt dat er nog wel eens een ijstijd zal komen, maar dit is onjuist. De ijstijden maakten immers nooit de hele aarde on bewoonbaar en zelfs ten noorden van de bergketens wist de mens zich nog te hand haven. In elk geval: de gletschers trokken zich weer terug naar het hoge noorden en de topjes van de Alpen. Meteen begonnen de taaie rakkers weer aan de verovering van het noorden. Het werd daar goed leven voor hen en aangezien alle tropische en subtropische concurrenten waren uitgeroeid, namen zij het hele land in bezit tot aan de boomgrens in Skandinavië toe. Maar zij kregen bijna geen concurrenten meer. De bergketens hielden zuiderlingen tegen. Trou wens, ten zuiden van die bergketens (Italië, Spanje) waren er niet zulke geweldige bos sen als in Azië en Noord-Amerika. Er waren wel kleine rakkers die via de uitwerpselen van vogels over de bergen konden komen, zoals de braam en de framboos. Maar daar hadden de bomen weinig last van. Aldus bleef Europa boven de bergen zitten met wel bepaald arm flora wat bomen en strui ken betrof. Reeds vroeg moet de mens hiervan iets begrepen hebben. Vanaf de oudste tijden heeft men planten uit zuidelijke streken aangevoerd en hoeveel daarvan ook sneu velde, zolang men geen deugdelijke kassen kon bouwen, het was toch verrassend om te zien hoeveel ingevoerde planten het hier uitstekend deden. - Feitelijk berust hierop een groot deel van onze kwekerij van bo men, heesters en vaste planten. Als die namelijk in de vrije natuur hadden geleefd, zou de teelt nooit vroeg tot ontwikkeling hebben kunnen komen. (Nadruk verboden). ALLEEN ZWARE. LICHAMELIJKE ARBEID VERBRUIKT FLINK WAT CALORIEËN Zij, die graag willen afslanken, hebben over het algemeen begrepen, dat er geen onsje lichaamsgewicht afgaat, wanneer het gebrek aan beweging, waaraan de meesten van ons mank gaan, niet wordt veranderd in flink wat beweging. Bij velen beperkt dat meer aan beweging zich tot een extra wandeling, die dikwijls niet verder voert dan even naar een winkel gaan, waarheen men vroeger op de fiets of per auto ging, de hond uitlaten en een eindje met het dier gaan lopen, lopend naar de brievenbus gaan, waar men vroeger een vervoermiddel nam. Wie denkt dat hiermee enig succes is te behalen in de strijd tegen de kilo's, vergist zich ernstig. Professor Dieter Hötzel uit Bonn, stelde enige tijd geleden reeds op een congres van voedingsspecialisten: „de enige li chaamsbeweging die bij mensen die willen afslanken tot gewichtsverlies kan leiden, is het opstaan en verlaten van tafel, wanneer er een heerlijke maaltijd wordt opgediend." Wij leven nu eenmaal in een tijd, waarin nog slechts bijzonder weinig mensen echte zware lichamelijke arbeid verrichten. Hoog stens 14% van alle mensen die werken, behoren tot deze groep. De rest verricht geen zware lichamelijke arbeid en kan ge makkelijk met aanzienlijk minder calorieën per dag toe. Bij het verrichten van zware lichamelijke arbeid, zijn 3000 tot 4000 ca lorieën per dag nodig. Daaronder kan men het gemakkelijk af met zo'n 2400 calo rieën. Wanneer we dan zien, dat in de wel varende landen van de wereld reeds voor onze welvaartsperiode de meeste mensen per dag ongeveer 2700 calorieën gebruikten, terwijl we nu gemiddeld zo'n 3000 calorieën oer persoon per dag tot ons nemen (waarbij de hoeveelheid vet is verdubbeld), dan geeft dat wel wat te denken. Dat men probeert, om aan dat teveel aan calorieën wat te doen is begrijpelijk en zeer nuttig, alleen doet men het op de verkeerde manier. Men probeert 'het teveel weg te werken door extra inspanning, door extra beweging. Over het algemeen komt er van die extra beweging weinig terecht. Men denkt, dat men er met een klein beetje wandelen of fietsen wel is. Oh, zeker is het goed voor de spijsvertering en voor de spieren, maar voor het wegwerken van calorieën zet het bijzonder weinig zoden aan de dijk. Om door middel van wandelen calorieën kwijt te raken valt niet mee. Wanneer we weten dat men na een uur wandelen tussen de 100 en 200 calorieën verbruikt, afhankelijk van de wijze waarop men zich gedurende dat uur inspande. Wan neer men echter tijdens dat uur even rust en men neemt wat te snoepen, dan neemt men zonder dat men er bij stilstaat, prompt weer een hoeveelheid van ongeveer 100 calorieën in en wat is dan het nut. Bo vendien wanneer men in fors marstempo een uur tippelt, dan verwerkt men maar 200 calorieën. Dat is ook niet al te veel. Wie werkelijk effektief wat aan die calo rieën wilt doen, moet het niet bij een stukje wandelen of fietsen laten, maar zal echt moeten gaan sporten, waarbij flink wordt gezweten. Dan worden er calorieën verbruikt. Wie dat niet op kan brengen, zal doodgewoon ervoor moeten zorgen min der calorieën naar binnen te krijgen. Ove rigens, dat sporten zal dan ook regelmatig moeten plaatsvinden en niet een enkel keertje. Het is juist de regelmaat van lichaamsbeweging, de dagelijkse eisen die men aan het lichaam stelt, die ervoor zorgen, dat ons lichaam gezond blijft en dat ons gewicht op peil blijft. Incidenteel iets tegen te veel gewicht doen heeft geen zin en is bovendien niet goed voor onze lichamelijke konditie, die dan ineens zwaar oo de proef wordt gesteld. Regelmatig sporten, trimmen, flinke beweging kan nut opleveren, maar dan moet het een onderdeel vormen van ons levenspatroon. TENTOONSTELLING OPENBARE BASISSCHOOL WISSENKERKE In een sfeervol lokaal hadden de kin deren van de 3e, 4e, 5e en de 6e klas een tentoonstelling ingericht voor de ouders. Voor de derde klas was het een afsluiting van hun projekt over Noord-Beveland, waar ze al enkele weken druk mee bezig waren. Ze hadden kaartjes, foto's, maquettes en een geluidsbandje in hun tentoonstelling verwerkt. De vierde, vijfde en zesde klas lieten hun werkstukken naar aanleiding van hun projekt over energie bekijken. Een echte stoommachine, die elektriciteit probeerde op te wekken; windmolens, die nagemaakte dynamo's lieten draaien; huisjes met zon- nepalen en affiches die opriepen tot energie besparing waren het resultaat van een lange tijd hard werken. De kinderen van de derde klas gaven aan het eind van de tentoonstelling een toelichting bij een dia-serie over Noord- Beveland. Alle bekende plekjes kwamen hierin voor. Het tweede gedeelte van de avond was gereserveerd voor de Vereniging van Open baar Onderwijs. De secretaris van het dis trict Zeeland, dhr. J. Gelok, gaf de ouders voorlichting over de vereniging. Een aantal nieuwe leden kon aan het einde van de avond worden ingeschreven. TENTOONSTELLING 150 JAAR VEERDIENSTEN In het Statenzaalcomplcx te Middelburg ingang Abdij 11 za'l van 30 juni tot en met IS augustus a.s. een tentoonstelling worden gehouden, gewijd aan 150 jaar ge regelde veerdiensten in Zeeland. Op een 19-tal grote schotten zal de geschiedenis van de verbindingen over de Westerschelde in de laatste anderhalve eeuw worden ver teld door middel van foto's, kaarten, teke ningen, knipsels, documenten, enz. Een aan tal „doorsneden" van veerboten aan de muur en interessant materiaal dat betrek king heeft op de veerdiensten in vitrines, alsmede wat losse voorwerpen zullen het verhaal verder illustreren. De tentoonstelling begint met een aantal kaarten van de Westerschelde uit de 16e en 18e eeuw en uit onze tijd. Interessant is een advertentie uit de „Nieuwe Gazette van Brugge", met de dienstregeling van de raderboot „De Schelde", die vanaf 22 mei 1828 een geregelde verbinding ging onder houden tussen Vlissingen en Breskens en Vlissingen Terneuzen. Foto's van een koninklijk bezoek in 1907 en van de enorme oorlogsverwoestingen aan de provinciale vloot in 1940 geven een apart stukje ge schiedenis weer. Op volgende schotten krijgt de bezoeker informatie over het vervoer van personen, vee en goederen voorheen en thans. Er zijn sprekende vervoerscijfers en opgaven van tarieven: een vet varken kon in 1855 voor dertig cent worden overgezet en een mager varken voor een derde van die prijs. Hier vindt men ook foto's e.d. over de 'strijd om de veertarieven, die vele decennia de gemoederen in beroering bracht. Twee schotten zijn gewijd aan de aanleg plaatsen. De bezoeker volgt de ontwikkeling van de eenvoudige houten steigers tot de zeer moderne fuiken met alles wat daarbij te pas komt. Er is vervolgens een galerij van veerboten, beginnend bij de eerste stoomraderboten en eindigend bij de dubbel dekkers, met alles wat daartussen heeft ge varen en nog vaart. In het bijzonder de aandacht vragend zijn de gedaantewisselingen in de vorm van verlenging van de na de tweede wereld oorlog ingezette veerpont „Dordrecht". „Het reilen en zeilen van de veerdiensten" zouden de volgende schotten kunnen worden genoemd. Vanaf de kaartverkoop tot en met het afrijden van de veerboot wordt de dienst aan de passagier in beeld gebracht. Het laatste schot geeft een blik in de toekomst: een grote schets-tekening van de brug- tunnel-combinatie, die straks de vaste oever verbinding Westerschelde zal vormen. Voor de tentoonstelling tekent het Do cumentatiecentrum Zeeuws Deltagebied, dat medewerking heeft gekregen van de Pro vinciale Stoombootdiensten in Zeeland en het bureau voorlichting van de provincie. Voor de bezoekers is een geïllustreerde catalogus met een kort verhaal over de veerdiensten beschikbaar. Alle dagen behalve des zondags is de tentoonstelling van 10 tot 17 uur geopend. De toegang is kosteloos. P.V. DE BLAUWE DOFFER - KORTG. Uitslag wedvlucht Quievrain op 24 juni. Deelname 148 duiven. 1 P. van Belzen 16.38.47 132.700 87 2 A. C. Hollestelle 39.16 132.476 84.7 3 idem39.18 2 82.4 4 I. G. Oele 36.03 127.715 80.Ï 5 L. de Fouw en zn. 36.05 127.705 77.8 6 A. J. Bouterse 40.04 132.968 75.5 7 H. J. v. d. Moere 37.15 129.157 73.2 8 W. M. Bouwense 40.41 132.794 70.9 9 J. L. F. Minneboo 40.40 132.700 68.6 10 J. van Belzen 40.40 132.615 66.3 MILJOENSTE AUTO OVER DE ZEELANDBRUG Op donderdag 15 juni j.l. is de miljoenste auto in dit jaar de Zeelandbrug gepasseerd. Vorig jaar was dit op 26 juni. Tevens was het op 15 juni I2xlz jaar geleden, dat de Zeelandbrug officieel door koningin Juliana voor het verkeer werd open gesteld.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1978 | | pagina 2