Drukkerij
MARKUSSE
Wissenkerke
Raadsvergadering Kortgene
Krijgen we 'n warme zomer?
Voor al uw
naar
DKHW
VERVOLG
Om ruimte-technische redenen moesten
wij vorige week het verslag van de raads
vergadering van Kortgene, welke gehouden
werd op donderdag 18 mei j.l., afbreken
bij de behandeling van het voorstel van
b. en w. tot het beschikbaar stellen van
een crediet voor de aanpak van de dorps
vernieuwing.
Bij dit agendapunt hadden b. en w. de
volgende uitvoerige toelichting meegegeven:
Het is gewenst in onze gemeente de zo
genaamde dorpsvernieuwing te gaan aan
pakken. In de recent door u vastgestelde
structuurschets is daarover reeds het een
en ander gezegd. De noodzaak daartoe is
vooral aanwezig in de kernen Colijnsplaat
en Kats, maar ook het dorp Kortgene vraagt
aandacht. De motieven voor de dorpsver
nieuwing geven tevens de doelstellingen aan;
wij omschrijven die als volgt:
1. Verbetering van het woonklimaat door:
a. Het terugdringen van het tweede wo
ningbestand, dat een hoog percentage van
de woningvoorraad uitmaakt en voor een
belangrijk deel als slecht tót zeer slecht
moet worden gekwalificeerd. Dit blijkt uit
het volgende overzicht van de dorpsver-
nieuwingsgebieden (waaronder worden ver
staan de oude dorpskommen zonder uit
breiding en die delen, die daarmede geen
samenhangend geheel vormen):
Colijnsplaat 493 woningen waarvan 147
2e woningen, daarvan 61 zeer slecht en
permanent 35 woningen en slecht 2e wo
ningen 42 en permanent 85 woningen.
Kats 125 woningen waarvan 46 2e wo
ningen, daarvan zeer slecht 2e woningen
23 en permanent 7 woningen en slecht
2e woningen 7 en permanent 32 woningen.
Kortgene 231 woningen waarvan 52 2e wo
ningen, daarvan zeer slecht 2e woningen
14 en permanent 24 woningen en slecht 2e
woningen 30 en permanent 60 woningen.
Totaal in de gemeente 849 woningen
waarvan 245 2e woningen, daarvan zeer
slecht 2e woningen 98 en permanent 66
en slecht 2e woningen 79 en permanent
177 woningen.
N.B. Deze cijfers hebben betrekking op
de „oude" dorpskommen (de gewenste
dorpsvernieuwingsgebieden) en niet op de
totale dorpen (de nieuwbouwwijken zijn er
b.v. buiten gelaten).
Uit de cijfers blijkt onder meer dat van
de totale woningvoorraad in de dorpsver
nieuwingsgebieden van onze gemeente dz
50 als slecht tot zeer slecht moet worden
aangemerkt.
b. Het saneren van zeer slechte permanente
woningen en het doen nieuwbouwen op de
vrij komende plaatsen.
2. Stimuleren tot verbetering van het
slechte woningbestand, dat voornamelijk
bestaat uit eigen woningen, door voor
lichting en voorbeeldwoningen.
3. Het binnen de mogelijkheden van de
ruimtelijke structuur verbeteren van de
woonomgeving, met inspraak van de be
langhebbenden.
4. (Specifiek voor Colijsplaat) het verbe
teren van het voor Colijnsplaat karakte
ristieke schurenbestand, waarbij het feit
dat dit dorp waarschijnlijk kan worden
aangewezen als „Beschermd Dorpsgezicht"
tevens een belangrijk aandachtsveld op
levert.
Eén van de in het bijzonder te verwachten
problemen is de noodzakelijkheid om de te
verbeteren bestaande tweede woningen aan
te kopen, zo mogelijk op vrijwillige basis
en in het uiterste geval via onteigening
op basis van een bouwplan in het belang
van de volkshuisvesting.
Teneinde de hiervoor vermelde doelstel
lingen te kunnen verwezenlijken is het no-
diq op uitvoering gerichte voorbereidings
plannen te maken. Daartoe zal onder meer
het volgende moeten worden geïnven
tariseerd:
de kwaliteit van de bebouwing;
de functie van de bebouwing en zo
nodig van de gronden;
de hoogte en kapvorm van de be
bouwing;
de kwaliteit van de woonomgeving.
Bovendien lijkt onderzoek gewenst naar
de sociale, culturele, onderwijs- en recrea
tieve voorzieningen.
Na verwerking van de gegevens en het
trekken van conclusies daaruit, kunnen
vervolgens de op uitvoering gerichte plan
nen worden opgesteld. Een belangrijk on
derdeel is een fasering van de uitvoering,
zowel in tijd als in omvang.
Daarop zal onder meer de financiële
draagkracht van de gemeente van invloed
zijn. Het lijkt realistisch rekening te hou
den met een periode van 10 a 15 jaar.
Om de beoogde dorpsvernieuwing met
het meeste effect te kunnen doen ver
lopen is het aanstellen van een projektleider
noodzakelijk. Deze functionaris zal niet al
leen een coördinerende en bewakende taak
hebben, maar eveneens zal hij begeleidend
en stimulerend moeten optreden, ten aan
zien van allerlei technische, juridische, ad
ministratieve en sociale aspecten die met
het dorpsvernieuwingsproces samenhangen.
Voor een goede taakvervulling en een opti
maal resultaat is het noodzakelijk als ge
meente meerdere dagen rechtstreeks over
deze projektleider te kunnen beschikken,
waardoor deze ook op vrijwel ieder ogen
blik voor alle betrokkenen aanspreekbaar
is. Het kunnen aanduiden van de weg
waarlangs het beoogde doel kan worden
bereikt is daarbij veelal belangrijker dan
een volledige beheersing van alle genoemde
aspecten; op vele terreinen zijn deskundigen
als adviseur beschikbaar.
Voorts achten wij de projektleider ook van
primair belang bij de voorbereiding omdat
het opstellen van de herinrichtingsplannen
veel voorlichting en inspraak vereist.
Met betrekking tot de kosten van voor
bereiding is het ons thans niet mogelijk
een meer dan globale raming op te zetten.
Wel kunnen we berekenen wat de subsidies
zijn en de daaraan gekoppelde gemeente
lijke kosten.
Wij komen dan tot de volgende opzet,
gebaseerd op het feit dat het Ministerie
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde
ning de kosten van voorbereiding tot 70%
subsidieert met een maximum van 350,—
per woning en 7000,— per hectare:
Colijnsplaat: 493 woningen a 350,
ƒ172.550.— en 20 hectare ƒ7000,—
ƒ140.000,—. Totaal ƒ312.5550,—.
Kats: 125 woningen a 350,—
ƒ43.750,— en 5 hectare ƒ7000,—
35.000,—. Totaal ƒ78.750,—.
Kortgene: 231 woningen a 350,—
ƒ80.850 en 11,5 hectare k ƒ7000,—
ƒ80.500,—. Totaal ƒ161.350,—.
Totaal maximaal subsidie, te weten 70%
552.650,—. Blijft ten laste van ge
meente 30% 236.850,Totaal
789.500,—.
Uit dit bedrag zullen o.m. betaald moe
ten worden: salaris projektleider, advies-
kosten, stedebouwkundige, voorberiedings-
kosten, voorlichting en inspraak, etc.
Hierbij merken wij nog op ons ervan be
wust te zijn dat de financiële bemoeienis
van de zijde van de gemeente hiermede niet
ophoudt, voordat b.v. een aktief aankoop
beleid gedurende de uitvoeringsfase nodig
zal zijn.
Heel belangrijk tijdens voorbereiding en
uitvoering is de inspraak, zowel voor de
planontwikkeling als voor de individuele
vraagstukken. Ook hier ligt een belangrijke
taak van de projektleider.
Thans kunnen wij niet exact bepalen
gedurende hoeveel jaren en voor welk
deel van de week deze functionaris nodig
is. Wij denken aan zeker 10 jaar en aan
2,5 dagen per week.
Momenteel wordt door ons onderzocht op
welke wijze hiervoor een verantwoorde op
lossing kan worden gevonden. Zodra mo
gelijk zullen wij u daarover informeren.
Vaststaat mede gelet op de subsidie
voorwaarden van het Rijk terzake dat
zonder projektleider niet aan het proces
zal kunnen worden begonnen.
Over de nu aan u voorgelegde problema
tiek hebben wij in een eerder stadium ook
de Provinciale Directie van de Volkshuis
vesting in Zeeland benaderd, hetgeen heeft
geresulteerd in een positief advies van die
zijde aan de Minister m.b.t. het benodigde
rijkssubsidie.
Tenslotte zij nog opgemerkt dat er voor
de begeleiding etc. van het geheel een
stuurgroep c.q. begeleidingscommissie zal
worden benoemd, waarin naast deskundigen
en het bstuur ook vertegenwoordigers van
de belanghebbenden (zoals de plaatselijke
bevolkingsgroepen en de tweede woningbe
zitters) zitting zullen hebben.
Resumerend stellen wij u thans voor u
uit te spreken vóór de aanpak van de
dorpsvernieuwing en daartoe een krediet
beschikbaar te stellen van ƒ236.850,—, af
te schrijven in 15 jaar (hetgeen een jaar
lijkse last van 34.738,— betekent), onder
de voorwaarde dat het Rijk het thans ge
bruikelijke subsidie ook beschikbaar stelt.
Blankenstijn zegt hierop: wij hebben een
maal A gezegd en moeten nu ook B zeggen
en vervolgens het gehele alfabet. Als pro
jektleider zou hij graag iemand aangetrok
ken zien, die naar zijn mening wel een
gehele dagtaak eraan zal hebben. Hij gaat
volledig accoord met het voorstel van b.
ej\ w., evenals mevr. Van Oeveren, die het
deugd doet, dat de gemeente er nu een se
rieus begin mee maakt.
Ook De Smit gaat accoord en wil gelijk
een commissie benoemen en de bevolking
bij dit projekt inschakelen.
Na de accoord-verklaring van Filius zegt
deze nog het bijzonder jammer te vinden
dat in een bepaald advertentieblad in een
artikel daar nu al negatief op gereageerd
wordt
De voorzitter onderschrijft de opmerkin
gen van De Smit van harte en betreurt het,
evenals Filius, de reacties in dat blad.
Waarom geen contact met ons opgenomen;
wij zijn daartoe uiteraard altijd bereid.
Vervolgens dankt hij de raad voor haar
positieve opstelling.
Voor de aanschaf van een stenenschrap-
machine wordt hierna een crediet van
9680,- beschikbaar gesteld en komt hierna
in behandeling het verstrekken van een
crediet om de kantine van de vismijn be
hoorlijk op te knappen.
Blankenstijn zegt dat hij het op zijn
klompen aan kan voelen dat de vismijn
ophoudt te bestaan, doch is voorstander
van een goede opknapbeurt. Bij verkoop
komt dit er toch weer uit.
De voorzitter voelt op zijn klompen aan,
dat de vismijn geen aflopende zaak is en is
blij met de accoord-bevinding.
Hierna wordt een subsidie toegezegd aan
het Nieuw-Zeelandhuis te Kats en aan de
Vrouwen Advies Commissie.
De toelichting van b. en w. bij het sub
sidieverzoek van de P.V. De Blauwe Doffer
was de volgende.
De Noord-Bevelandse postduivenvereniging
„De Blauwe Doffer" heeft een lokaal te
Kortgene gekocht en gedeeltelijk ingericht
als verenigingslokaal. Het gebouwtje, staan
de aan de Torendijk, dient als plaats van
het inmanden van de duiven, als reken
kamer en als berging van het materiaal.
De vereniging telt ruim 50 leden, die
alle actief betrokken zijn bij het werk van
de vereniging. De inkomsten van de vereni
ging komen van de leden in de vorm van
contributies, vergoeding van vrachtkosten,
levering van kleine benodigdheden, op
brengst van tentoonstellingen.
De financiële inbreng van de leden is zo
danig, dat de jaarlijkse kosten daaruit kun
nen worden bestreden. De vereniging ont
ving nimmer subsidie.
De aankoopkosten van het verenigings
lokaal zijn gefinancierd uit diverse bron
nen. Een deel was beschikbaar uit eigen
middelen, een deel werd aangetrokken uit
een kleine particuliere lening en een groot
deel kwam uit renteloze leningen van voor
namelijk de leden. Verwacht wordt dat een
deel van die renteloze leningen die vanaf
1981 worden uitgeloot nimmer terugbe
taald zal moeten worden.
De vereniging heeft thans nog behoefte
aan middelen voor financiering van de in
richting van het gebouw (stoelen en tafels),
voor een opknapbeurt van het gebouw (gro
tendeels door de leden zelf te verrichten) en
voor nieuwe inkorfmanden. Benodigd is een
bedrag van ƒ3500,—. De vereniging ver
zoekt de gemeente voor dat doel een een
malige subsidie toe te kennen. Een gelijk
verzoek is gedaan aan de gemeente Wis-
senkerke.
De inbreng en de betrokkenheid van de
leden is zo groot, dat de nodige financiën
wel door die leden kunnen worden opge
bracht, desnoods verdeeld over enige jaren,
naar onze mening. Dat is meestal ook wel
het geval, indien de gemeente wel eens
andere verenigingen een financieel steuntje
geeft in de vorm van een incidenteel sub
sidie voor aanschaf van materiaal. Te den
ken valt aan muziek- en zangverenigingen
en in een enkel geval een sportclub.
In verband daarmee zijn wij van oordeel
dat ook nu een subsidietoekenning op haar
plaats is. Een subsidie, dat gezien moet
worden als een waardering van de gemeente
voor het hebben van een vereniging, waar
van de leden intensief bij het werken van
de vereniging zijn betrokken. De subsidie
dient ter gedeeltelijke dekking van de nog
te maken kosten. Wij menen die waardering
met het toekennen van een eenmalige bij
drage van 1000,— voldoende tot uitdruk
king te brengen.
De financiële commissie is gehoord. Deze
commissie adviseert in meerderheid de bij
drage te verhogen tot ƒ1750,—, zijnde de
helft van het gevraagde. Wij zien zoals
gezegd de noodzaak daarvan niet in en
achten een bedrag van 1000,— voldoende.
Wij handhaven mitsdien ons voorstel tot
toekenning van dit bedrag.
Dit voorstel van b. en w. valt bij Filius
niet in goede aarde. Hij noemt het zelfs een
blamage voor de gemeente Kortgene, wan
neer de raad met dit voorstel accoord zou
gaan. Deze vereniging heeft nog nooit eerder
een beroep op de gementekas gedaan. Hij
noemt als lichtend voorbeeld de buurge
meente, die wel zonder slag of stoot het
gevraagde subsidie heeft verstrekt. Hij is
voorstander om het gevraagde subsidie in
zijn geheel te geven, al was het maar als
„waarderingssubsidie".
De Smit zegt veel waardering voor deze
club te hebben, maar andere subsidies zijn
gericht op de gemeenschap. Nu zou men er
een nieuwe groep aan toevoegen, waardoor
ook anderen voor een „waarderingssubsidie"
in aanmerking kunnen komen.
Mevr. Van Oeveren zegt zeker voor deze
keer geen moeite te hebben met een sub
sidie van 1750,—.
Blankenstijn zegt dat ook in deze vereni
ging alle lagen van de bevolking vertegen
woordigd zijn. Andere „grote verenigingen"
krijgen enorme bedragen toegestopt en ook
hij zou graag zien dat die ƒ1750,— werd
uitgekeerd.
Als zijn persoonlijke mening vraagt Boot
trots te zijn op deze vereniging en is dus
ook voorstander van die 1750,—.
Voor een beraad van het college schorst
de voorzitter nu deze vergadering voor tien
minuten.
Na heropening verkrijgt wethouder Wel-
leman het woord, die zegt dat uit de raad
een grote waardering spreekt voor deze
vereniging. Een bijdrage van 1000,— aan
deze vereniging vindt hij toch niet kinder
achtig. Wat de buurgemeente betreft, deze
heeft nog niets besloten. Het woord „bla
mage" van Filius vindt hij te geladen. Ook
hij kan wel waardering voor deze vereni
ging opbrengen, hoewel hij er zelf niet zo
veel plezier in kan vinden een stijve nek te
krijgen van alsmaar naar de hemel te kijken
of er niet een duif aankomt. Wij gaan ons
niet vergelijken met Wissenkerke, die veel
meer geld heeft dan Kortgene. Hij heeft
het onderste regeltje van de begroting daar
gezien en wijst in dit verband ook op de
behandeling van de WV-subsidie-aanvrage.
Het slot van zijn betoog is, dat het college
haar voorstel blijft handhaven.
Hierna maakt Filius er een voorstel van
de subsidie te verhogen tot 1750,—. Hij
zegt dat Wissenkerke en de VW andere
zaken zijn. Dat men nu, volgens wethouder
Welleman niets met de buurgemente te ma
ken heeft, waarom wordt er dan wel op
andere vlakken overleg daarmee gepleegd?
Bij andere verenigingen kan men wel eens
twijfelen aan de eigen inbreng, maar dit
is hier zeker niet op zijn plaats. Zoals bij
voorbeeld wel bij de genoemde VW, waar
de gevraagde subsidies met 100, 200 en
300 procent naar boven vliegen. Dit hier
kan niet geweigerd worden en Filius snapt
niet, waarom er hier zulk een debat over
gevqerd moet worden.
De Smit is blij op dezelfde golflengte te
zitten als Welleman en schaart zich achter
het voorstel van b. en w.
Mevrouw Van Oevern steunt het voorstel
van Filius en Blankenstijn is door de woor
den van Welleman ook niet overtuigd. Ook
hij schaart zich achter het voorstel van
Filius en kan ook hij niet begrijpen dat b.
en w. over dit bedrag valt. Ook Boot steunt
het voorstel van Filius.
Hierna brengt de voorzitter het voorstel
van Filius in stemming, hetwelk met de
stemmen van Boot, mevr. Van Oeveren,
Blankenstijn, Geelhoed, Filius en De Looff
wordt aangenomen.
Zonder noemenswaardige op- of aanmer
kingen worden hierna goedgekeurd de inves
teringssubsidie speeltuinvereniging Colijns
plaat, een garantie geldlening voetbalvereni
ging „Colijnsplaatse Boys" en aankoop c.q.
ruil percelen grond in het bestemmingsplan
Colijnsplaat, gedeelte doorbraak Ringweg.
In de hierna volgende zeer korte rond
vraag wordt door De Looff inlichtingen
gevraagd omtrent de afbraak van het
strandje te Kats en de betere bereikbaar
heid daarvan; door Klaassen wordt inlich
tingen gevraagd over de bezetting van de
nieuwbouwwoningen te Kats en door Boot,
die de Groene dijk graag voor de wandelaar
opengesteld zou zien. Op deze vragen wordt
door wethouder Van der Weele een nader
onderzoek toegezegd. Klaassen krijgt tot
antwoord dat nog twee woningen leeg
staan, maar binnen zeer korte tijd bewoond
zullen zijn.
Hierna sluit de voorzitter de vergadering
met een kort dankwoord en wenst ieder een
goede verkiezingsuitslag.
1975 EN 1976 WAREN ZÉÉR WARM. 1977 SOMBER
De zomer van 1977 was er een met een grauwsluier: niet buitensporig nat,
maar koel en bewolkt. Dat betekende een enorme teleurstelling voor degenen,
die de verrukkelijke zomers van 1976 en 1975 nog niet vergeten waren en
de vurige hoop koesterden dat ook in 1977 de zon weer wekenlang de lage
landen aan de Noordzee zou regeren. Toen die zon uitbleef, ontvluchtten
honderdduizenden Nederlanders in de herfst nog hun land om in het diepe
zuiden toch nog iets van de schade in te halen.
Hoewel in de recente 383e druk van de Enkhuizer Almanak voor dit jaar
een koele juni, een vrij warme juli en een „normaal" augustus wordt voor
speld, moet u zich daar maar niet teveel aan vasthouden. Zelfs de professionele
weerkundigen zijn er tot dusverre nog niet in geslaagd om betrouwbare weers
voorspellingen op langere termijn te doen en wie alle zomers van deze eeuw
achter elkaar zet, ontdekt geen logische trend die tot betrouwbare prognoses
aanleiding zou kunnen geven.
Grillig temperatuursverloop in ons zomer
seizoen.
Mooi zomerweer ontstaat veelal wanneer
zich boven de Scandinavische landen zich
een hogedrukgebied vastzet. Ook hogedruk-
gebieden, die zich van de Azoren losmaken
en naar West-Europa uitzwermen, zorgen
vaak voor zonnig weer. Wordt het hoge
drukgebied echter „overtroefd" door sto
ringen (die vooral van de Balkan komen),
dan raken we al heel gauw in de nattigheid.
De zomer van 1977 betekende dus in
vergelijking met die van 1975 en 1976 een
enorme deceptie. Veel mensen spreken over
vorig jaar als over een van de slechtste
zomers die ze ooit gekend hebben en toch
is dat niet waar. Nat was de zomer van
1977 helemaal niet. De zomer van 1974
bracht bijvoorbeeld aanzienlijk meer regen.
Daar staat tegenover dat het aantal zo
merse dagen (25 graden of meer) in 1977
zeer gering was en dat het slechts eenmaal
is voorgekomen (op maandag 13 juni) dat
de temperatuur de dertig graden over
schreed.
In 1975 en vooral in 1976 werden we
herhaaldelijk vergast op schier tropische
temperaturen. In de laatste weken van
juni 1976 was het bijvoorbeeld in ons land
zo heet, dat het voor werkende mensen
nauwelijks doenlijk was om nog een be
hoorlijke werkprestatie te leveren en de
hittegolf die in augustus van dat jaar
wederom voor zeer hoge temperaturen
zorgde, was ook niet mis.
Hoe grillig het temperatuursverloop tij
dens onze zomers kan zijn, blijkt overdui
delijk uit de meteorologische statistieken.
Een temperatuur van 30 graden of meer
is in juli niet ongebruikelijk, maar in de
zelfde maand kan het ook zo koud zijn,
dat de kachel aan moet. In juli 1962
bijvoorbeeld daalde de temperatuur in som
mige plaatsen in ons land tot beneden
de tien graden, zodat de badgasten of
naar huis moesten, of een winterjas moes
ten kopen
Mooiste zomer: 1947.
In Nederland spreken we van een zomerse
dag als de temperatuur hoger is dan
25 graden. Wanneer er meer dan 30 van
zulke dagen in een zomer voorkomen, mo
gen we met enig recht van een zeer goede
zomer spreken. Komt het aantal zomerse
dagen aanzienlijk boven de dertig uit, dan
is er alle reden öm van een uitzonderlijk
fraaie zomer te spreken.
Wel, zomers met meer dan 30 zomerse
dagen komen in Nederland maar zeer
weinig voor. Ons beperkende tot deze eeuw,
staat het vast dat we maar 4 zomers
met meer dan 30 zomerse dagen gehad
hebben. Drie daarvan vielen na de Tweede
Wereldoorlog, slechts één zeer hete zomer
kwam in de periode 1900—1940 voor, te
weten die van 1911.
Ongeslagen is nog altijd de zomer van
1947 met liefst 62 zomerse dagen. Zelfs
de heetste zomer in de vorige eeuw (1868)
blijft daar met 59 zomerse dagen nog bij
achter. Op de tweede plaats van de rang
lijst van zomers uit de 20ste eeuw prijkt
dan inderdaad de zomer uit 1976, die 46
zomerse dagen telde, toch altijd nog 16
minder dan in 1947. Met 42 zomerse dagen
komt de zomer van 1911 op de derde
plaats, en op de vierde plaats vinden we
dan zowaar de zomer van 1975, die 33
zomerse dagen telde.
Nostalgie.
Dus slechts één zeer hete zomer in de
eerste 45 jaar van deze eeuw (1911) en
liefst drie topzomers vanaf 1947 plus de
ook lang niet misse zomer van 1959. Hoe
kan dat dan dat oudere mensen altijd zo
nostalgisch praten over de mooie zomers
uit hun jeugd?
Toch is dat niet zo vreemd als het op
het eerste gezicht lijkt. In de twintiger
eq dertiger jaren kwamen weliswaar niet
uitzonderlijk hete zomers voor, zoals in
1947 en 1976, maar wel veel stabiele, ta
melijk droge zomers. Gedurende de periode
1929—1939 kwamen liefst zeven droge zo
mers voor tegen slechts vier in de periode
1961—1970 en slechts twee in de pe
riode 1951—1960. De vijftiger jaren bete
kende dus het allerslechtste zomerdecen-
nium gedurende deze eeuw.
Daarentegen beloven de zeventiger jaren
redelijk goed te worden, want behalve de
uitzonderlijk warme zomers van 1975 en
1976 waren ook de zomers van 1973 en
1970 lang niet gek met veel zonnige dagen.
Of deze trend de komende zomer wordt
voortgezet, of dat de ongunstige lijn van
de natte zomers van 1971—1972 of 1974
wordt doorgetrokken, kan op dit moment
niemand voorspellen. Alle eerbied voor het
KNMI en de Enkhuizer almanak ten spijt.
(Nadruk verboden).
drukwerk