Drukkerij MARKUSSE Wissenkerke Raadsvergadering Kortgene Krijgen we 'n warme zomer? Voor al uw naar DKHW VERVOLG Om ruimte-technische redenen moesten wij vorige week het verslag van de raads vergadering van Kortgene, welke gehouden werd op donderdag 18 mei j.l., afbreken bij de behandeling van het voorstel van b. en w. tot het beschikbaar stellen van een crediet voor de aanpak van de dorps vernieuwing. Bij dit agendapunt hadden b. en w. de volgende uitvoerige toelichting meegegeven: Het is gewenst in onze gemeente de zo genaamde dorpsvernieuwing te gaan aan pakken. In de recent door u vastgestelde structuurschets is daarover reeds het een en ander gezegd. De noodzaak daartoe is vooral aanwezig in de kernen Colijnsplaat en Kats, maar ook het dorp Kortgene vraagt aandacht. De motieven voor de dorpsver nieuwing geven tevens de doelstellingen aan; wij omschrijven die als volgt: 1. Verbetering van het woonklimaat door: a. Het terugdringen van het tweede wo ningbestand, dat een hoog percentage van de woningvoorraad uitmaakt en voor een belangrijk deel als slecht tót zeer slecht moet worden gekwalificeerd. Dit blijkt uit het volgende overzicht van de dorpsver- nieuwingsgebieden (waaronder worden ver staan de oude dorpskommen zonder uit breiding en die delen, die daarmede geen samenhangend geheel vormen): Colijnsplaat 493 woningen waarvan 147 2e woningen, daarvan 61 zeer slecht en permanent 35 woningen en slecht 2e wo ningen 42 en permanent 85 woningen. Kats 125 woningen waarvan 46 2e wo ningen, daarvan zeer slecht 2e woningen 23 en permanent 7 woningen en slecht 2e woningen 7 en permanent 32 woningen. Kortgene 231 woningen waarvan 52 2e wo ningen, daarvan zeer slecht 2e woningen 14 en permanent 24 woningen en slecht 2e woningen 30 en permanent 60 woningen. Totaal in de gemeente 849 woningen waarvan 245 2e woningen, daarvan zeer slecht 2e woningen 98 en permanent 66 en slecht 2e woningen 79 en permanent 177 woningen. N.B. Deze cijfers hebben betrekking op de „oude" dorpskommen (de gewenste dorpsvernieuwingsgebieden) en niet op de totale dorpen (de nieuwbouwwijken zijn er b.v. buiten gelaten). Uit de cijfers blijkt onder meer dat van de totale woningvoorraad in de dorpsver nieuwingsgebieden van onze gemeente dz 50 als slecht tot zeer slecht moet worden aangemerkt. b. Het saneren van zeer slechte permanente woningen en het doen nieuwbouwen op de vrij komende plaatsen. 2. Stimuleren tot verbetering van het slechte woningbestand, dat voornamelijk bestaat uit eigen woningen, door voor lichting en voorbeeldwoningen. 3. Het binnen de mogelijkheden van de ruimtelijke structuur verbeteren van de woonomgeving, met inspraak van de be langhebbenden. 4. (Specifiek voor Colijsplaat) het verbe teren van het voor Colijnsplaat karakte ristieke schurenbestand, waarbij het feit dat dit dorp waarschijnlijk kan worden aangewezen als „Beschermd Dorpsgezicht" tevens een belangrijk aandachtsveld op levert. Eén van de in het bijzonder te verwachten problemen is de noodzakelijkheid om de te verbeteren bestaande tweede woningen aan te kopen, zo mogelijk op vrijwillige basis en in het uiterste geval via onteigening op basis van een bouwplan in het belang van de volkshuisvesting. Teneinde de hiervoor vermelde doelstel lingen te kunnen verwezenlijken is het no- diq op uitvoering gerichte voorbereidings plannen te maken. Daartoe zal onder meer het volgende moeten worden geïnven tariseerd: de kwaliteit van de bebouwing; de functie van de bebouwing en zo nodig van de gronden; de hoogte en kapvorm van de be bouwing; de kwaliteit van de woonomgeving. Bovendien lijkt onderzoek gewenst naar de sociale, culturele, onderwijs- en recrea tieve voorzieningen. Na verwerking van de gegevens en het trekken van conclusies daaruit, kunnen vervolgens de op uitvoering gerichte plan nen worden opgesteld. Een belangrijk on derdeel is een fasering van de uitvoering, zowel in tijd als in omvang. Daarop zal onder meer de financiële draagkracht van de gemeente van invloed zijn. Het lijkt realistisch rekening te hou den met een periode van 10 a 15 jaar. Om de beoogde dorpsvernieuwing met het meeste effect te kunnen doen ver lopen is het aanstellen van een projektleider noodzakelijk. Deze functionaris zal niet al leen een coördinerende en bewakende taak hebben, maar eveneens zal hij begeleidend en stimulerend moeten optreden, ten aan zien van allerlei technische, juridische, ad ministratieve en sociale aspecten die met het dorpsvernieuwingsproces samenhangen. Voor een goede taakvervulling en een opti maal resultaat is het noodzakelijk als ge meente meerdere dagen rechtstreeks over deze projektleider te kunnen beschikken, waardoor deze ook op vrijwel ieder ogen blik voor alle betrokkenen aanspreekbaar is. Het kunnen aanduiden van de weg waarlangs het beoogde doel kan worden bereikt is daarbij veelal belangrijker dan een volledige beheersing van alle genoemde aspecten; op vele terreinen zijn deskundigen als adviseur beschikbaar. Voorts achten wij de projektleider ook van primair belang bij de voorbereiding omdat het opstellen van de herinrichtingsplannen veel voorlichting en inspraak vereist. Met betrekking tot de kosten van voor bereiding is het ons thans niet mogelijk een meer dan globale raming op te zetten. Wel kunnen we berekenen wat de subsidies zijn en de daaraan gekoppelde gemeente lijke kosten. Wij komen dan tot de volgende opzet, gebaseerd op het feit dat het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde ning de kosten van voorbereiding tot 70% subsidieert met een maximum van 350,— per woning en 7000,— per hectare: Colijnsplaat: 493 woningen a 350, ƒ172.550.— en 20 hectare ƒ7000,— ƒ140.000,—. Totaal ƒ312.5550,—. Kats: 125 woningen a 350,— ƒ43.750,— en 5 hectare ƒ7000,— 35.000,—. Totaal ƒ78.750,—. Kortgene: 231 woningen a 350,— ƒ80.850 en 11,5 hectare k ƒ7000,— ƒ80.500,—. Totaal ƒ161.350,—. Totaal maximaal subsidie, te weten 70% 552.650,—. Blijft ten laste van ge meente 30% 236.850,Totaal 789.500,—. Uit dit bedrag zullen o.m. betaald moe ten worden: salaris projektleider, advies- kosten, stedebouwkundige, voorberiedings- kosten, voorlichting en inspraak, etc. Hierbij merken wij nog op ons ervan be wust te zijn dat de financiële bemoeienis van de zijde van de gemeente hiermede niet ophoudt, voordat b.v. een aktief aankoop beleid gedurende de uitvoeringsfase nodig zal zijn. Heel belangrijk tijdens voorbereiding en uitvoering is de inspraak, zowel voor de planontwikkeling als voor de individuele vraagstukken. Ook hier ligt een belangrijke taak van de projektleider. Thans kunnen wij niet exact bepalen gedurende hoeveel jaren en voor welk deel van de week deze functionaris nodig is. Wij denken aan zeker 10 jaar en aan 2,5 dagen per week. Momenteel wordt door ons onderzocht op welke wijze hiervoor een verantwoorde op lossing kan worden gevonden. Zodra mo gelijk zullen wij u daarover informeren. Vaststaat mede gelet op de subsidie voorwaarden van het Rijk terzake dat zonder projektleider niet aan het proces zal kunnen worden begonnen. Over de nu aan u voorgelegde problema tiek hebben wij in een eerder stadium ook de Provinciale Directie van de Volkshuis vesting in Zeeland benaderd, hetgeen heeft geresulteerd in een positief advies van die zijde aan de Minister m.b.t. het benodigde rijkssubsidie. Tenslotte zij nog opgemerkt dat er voor de begeleiding etc. van het geheel een stuurgroep c.q. begeleidingscommissie zal worden benoemd, waarin naast deskundigen en het bstuur ook vertegenwoordigers van de belanghebbenden (zoals de plaatselijke bevolkingsgroepen en de tweede woningbe zitters) zitting zullen hebben. Resumerend stellen wij u thans voor u uit te spreken vóór de aanpak van de dorpsvernieuwing en daartoe een krediet beschikbaar te stellen van ƒ236.850,—, af te schrijven in 15 jaar (hetgeen een jaar lijkse last van 34.738,— betekent), onder de voorwaarde dat het Rijk het thans ge bruikelijke subsidie ook beschikbaar stelt. Blankenstijn zegt hierop: wij hebben een maal A gezegd en moeten nu ook B zeggen en vervolgens het gehele alfabet. Als pro jektleider zou hij graag iemand aangetrok ken zien, die naar zijn mening wel een gehele dagtaak eraan zal hebben. Hij gaat volledig accoord met het voorstel van b. ej\ w., evenals mevr. Van Oeveren, die het deugd doet, dat de gemeente er nu een se rieus begin mee maakt. Ook De Smit gaat accoord en wil gelijk een commissie benoemen en de bevolking bij dit projekt inschakelen. Na de accoord-verklaring van Filius zegt deze nog het bijzonder jammer te vinden dat in een bepaald advertentieblad in een artikel daar nu al negatief op gereageerd wordt De voorzitter onderschrijft de opmerkin gen van De Smit van harte en betreurt het, evenals Filius, de reacties in dat blad. Waarom geen contact met ons opgenomen; wij zijn daartoe uiteraard altijd bereid. Vervolgens dankt hij de raad voor haar positieve opstelling. Voor de aanschaf van een stenenschrap- machine wordt hierna een crediet van 9680,- beschikbaar gesteld en komt hierna in behandeling het verstrekken van een crediet om de kantine van de vismijn be hoorlijk op te knappen. Blankenstijn zegt dat hij het op zijn klompen aan kan voelen dat de vismijn ophoudt te bestaan, doch is voorstander van een goede opknapbeurt. Bij verkoop komt dit er toch weer uit. De voorzitter voelt op zijn klompen aan, dat de vismijn geen aflopende zaak is en is blij met de accoord-bevinding. Hierna wordt een subsidie toegezegd aan het Nieuw-Zeelandhuis te Kats en aan de Vrouwen Advies Commissie. De toelichting van b. en w. bij het sub sidieverzoek van de P.V. De Blauwe Doffer was de volgende. De Noord-Bevelandse postduivenvereniging „De Blauwe Doffer" heeft een lokaal te Kortgene gekocht en gedeeltelijk ingericht als verenigingslokaal. Het gebouwtje, staan de aan de Torendijk, dient als plaats van het inmanden van de duiven, als reken kamer en als berging van het materiaal. De vereniging telt ruim 50 leden, die alle actief betrokken zijn bij het werk van de vereniging. De inkomsten van de vereni ging komen van de leden in de vorm van contributies, vergoeding van vrachtkosten, levering van kleine benodigdheden, op brengst van tentoonstellingen. De financiële inbreng van de leden is zo danig, dat de jaarlijkse kosten daaruit kun nen worden bestreden. De vereniging ont ving nimmer subsidie. De aankoopkosten van het verenigings lokaal zijn gefinancierd uit diverse bron nen. Een deel was beschikbaar uit eigen middelen, een deel werd aangetrokken uit een kleine particuliere lening en een groot deel kwam uit renteloze leningen van voor namelijk de leden. Verwacht wordt dat een deel van die renteloze leningen die vanaf 1981 worden uitgeloot nimmer terugbe taald zal moeten worden. De vereniging heeft thans nog behoefte aan middelen voor financiering van de in richting van het gebouw (stoelen en tafels), voor een opknapbeurt van het gebouw (gro tendeels door de leden zelf te verrichten) en voor nieuwe inkorfmanden. Benodigd is een bedrag van ƒ3500,—. De vereniging ver zoekt de gemeente voor dat doel een een malige subsidie toe te kennen. Een gelijk verzoek is gedaan aan de gemeente Wis- senkerke. De inbreng en de betrokkenheid van de leden is zo groot, dat de nodige financiën wel door die leden kunnen worden opge bracht, desnoods verdeeld over enige jaren, naar onze mening. Dat is meestal ook wel het geval, indien de gemeente wel eens andere verenigingen een financieel steuntje geeft in de vorm van een incidenteel sub sidie voor aanschaf van materiaal. Te den ken valt aan muziek- en zangverenigingen en in een enkel geval een sportclub. In verband daarmee zijn wij van oordeel dat ook nu een subsidietoekenning op haar plaats is. Een subsidie, dat gezien moet worden als een waardering van de gemeente voor het hebben van een vereniging, waar van de leden intensief bij het werken van de vereniging zijn betrokken. De subsidie dient ter gedeeltelijke dekking van de nog te maken kosten. Wij menen die waardering met het toekennen van een eenmalige bij drage van 1000,— voldoende tot uitdruk king te brengen. De financiële commissie is gehoord. Deze commissie adviseert in meerderheid de bij drage te verhogen tot ƒ1750,—, zijnde de helft van het gevraagde. Wij zien zoals gezegd de noodzaak daarvan niet in en achten een bedrag van 1000,— voldoende. Wij handhaven mitsdien ons voorstel tot toekenning van dit bedrag. Dit voorstel van b. en w. valt bij Filius niet in goede aarde. Hij noemt het zelfs een blamage voor de gemeente Kortgene, wan neer de raad met dit voorstel accoord zou gaan. Deze vereniging heeft nog nooit eerder een beroep op de gementekas gedaan. Hij noemt als lichtend voorbeeld de buurge meente, die wel zonder slag of stoot het gevraagde subsidie heeft verstrekt. Hij is voorstander om het gevraagde subsidie in zijn geheel te geven, al was het maar als „waarderingssubsidie". De Smit zegt veel waardering voor deze club te hebben, maar andere subsidies zijn gericht op de gemeenschap. Nu zou men er een nieuwe groep aan toevoegen, waardoor ook anderen voor een „waarderingssubsidie" in aanmerking kunnen komen. Mevr. Van Oeveren zegt zeker voor deze keer geen moeite te hebben met een sub sidie van 1750,—. Blankenstijn zegt dat ook in deze vereni ging alle lagen van de bevolking vertegen woordigd zijn. Andere „grote verenigingen" krijgen enorme bedragen toegestopt en ook hij zou graag zien dat die ƒ1750,— werd uitgekeerd. Als zijn persoonlijke mening vraagt Boot trots te zijn op deze vereniging en is dus ook voorstander van die 1750,—. Voor een beraad van het college schorst de voorzitter nu deze vergadering voor tien minuten. Na heropening verkrijgt wethouder Wel- leman het woord, die zegt dat uit de raad een grote waardering spreekt voor deze vereniging. Een bijdrage van 1000,— aan deze vereniging vindt hij toch niet kinder achtig. Wat de buurgemeente betreft, deze heeft nog niets besloten. Het woord „bla mage" van Filius vindt hij te geladen. Ook hij kan wel waardering voor deze vereni ging opbrengen, hoewel hij er zelf niet zo veel plezier in kan vinden een stijve nek te krijgen van alsmaar naar de hemel te kijken of er niet een duif aankomt. Wij gaan ons niet vergelijken met Wissenkerke, die veel meer geld heeft dan Kortgene. Hij heeft het onderste regeltje van de begroting daar gezien en wijst in dit verband ook op de behandeling van de WV-subsidie-aanvrage. Het slot van zijn betoog is, dat het college haar voorstel blijft handhaven. Hierna maakt Filius er een voorstel van de subsidie te verhogen tot 1750,—. Hij zegt dat Wissenkerke en de VW andere zaken zijn. Dat men nu, volgens wethouder Welleman niets met de buurgemente te ma ken heeft, waarom wordt er dan wel op andere vlakken overleg daarmee gepleegd? Bij andere verenigingen kan men wel eens twijfelen aan de eigen inbreng, maar dit is hier zeker niet op zijn plaats. Zoals bij voorbeeld wel bij de genoemde VW, waar de gevraagde subsidies met 100, 200 en 300 procent naar boven vliegen. Dit hier kan niet geweigerd worden en Filius snapt niet, waarom er hier zulk een debat over gevqerd moet worden. De Smit is blij op dezelfde golflengte te zitten als Welleman en schaart zich achter het voorstel van b. en w. Mevrouw Van Oevern steunt het voorstel van Filius en Blankenstijn is door de woor den van Welleman ook niet overtuigd. Ook hij schaart zich achter het voorstel van Filius en kan ook hij niet begrijpen dat b. en w. over dit bedrag valt. Ook Boot steunt het voorstel van Filius. Hierna brengt de voorzitter het voorstel van Filius in stemming, hetwelk met de stemmen van Boot, mevr. Van Oeveren, Blankenstijn, Geelhoed, Filius en De Looff wordt aangenomen. Zonder noemenswaardige op- of aanmer kingen worden hierna goedgekeurd de inves teringssubsidie speeltuinvereniging Colijns plaat, een garantie geldlening voetbalvereni ging „Colijnsplaatse Boys" en aankoop c.q. ruil percelen grond in het bestemmingsplan Colijnsplaat, gedeelte doorbraak Ringweg. In de hierna volgende zeer korte rond vraag wordt door De Looff inlichtingen gevraagd omtrent de afbraak van het strandje te Kats en de betere bereikbaar heid daarvan; door Klaassen wordt inlich tingen gevraagd over de bezetting van de nieuwbouwwoningen te Kats en door Boot, die de Groene dijk graag voor de wandelaar opengesteld zou zien. Op deze vragen wordt door wethouder Van der Weele een nader onderzoek toegezegd. Klaassen krijgt tot antwoord dat nog twee woningen leeg staan, maar binnen zeer korte tijd bewoond zullen zijn. Hierna sluit de voorzitter de vergadering met een kort dankwoord en wenst ieder een goede verkiezingsuitslag. 1975 EN 1976 WAREN ZÉÉR WARM. 1977 SOMBER De zomer van 1977 was er een met een grauwsluier: niet buitensporig nat, maar koel en bewolkt. Dat betekende een enorme teleurstelling voor degenen, die de verrukkelijke zomers van 1976 en 1975 nog niet vergeten waren en de vurige hoop koesterden dat ook in 1977 de zon weer wekenlang de lage landen aan de Noordzee zou regeren. Toen die zon uitbleef, ontvluchtten honderdduizenden Nederlanders in de herfst nog hun land om in het diepe zuiden toch nog iets van de schade in te halen. Hoewel in de recente 383e druk van de Enkhuizer Almanak voor dit jaar een koele juni, een vrij warme juli en een „normaal" augustus wordt voor speld, moet u zich daar maar niet teveel aan vasthouden. Zelfs de professionele weerkundigen zijn er tot dusverre nog niet in geslaagd om betrouwbare weers voorspellingen op langere termijn te doen en wie alle zomers van deze eeuw achter elkaar zet, ontdekt geen logische trend die tot betrouwbare prognoses aanleiding zou kunnen geven. Grillig temperatuursverloop in ons zomer seizoen. Mooi zomerweer ontstaat veelal wanneer zich boven de Scandinavische landen zich een hogedrukgebied vastzet. Ook hogedruk- gebieden, die zich van de Azoren losmaken en naar West-Europa uitzwermen, zorgen vaak voor zonnig weer. Wordt het hoge drukgebied echter „overtroefd" door sto ringen (die vooral van de Balkan komen), dan raken we al heel gauw in de nattigheid. De zomer van 1977 betekende dus in vergelijking met die van 1975 en 1976 een enorme deceptie. Veel mensen spreken over vorig jaar als over een van de slechtste zomers die ze ooit gekend hebben en toch is dat niet waar. Nat was de zomer van 1977 helemaal niet. De zomer van 1974 bracht bijvoorbeeld aanzienlijk meer regen. Daar staat tegenover dat het aantal zo merse dagen (25 graden of meer) in 1977 zeer gering was en dat het slechts eenmaal is voorgekomen (op maandag 13 juni) dat de temperatuur de dertig graden over schreed. In 1975 en vooral in 1976 werden we herhaaldelijk vergast op schier tropische temperaturen. In de laatste weken van juni 1976 was het bijvoorbeeld in ons land zo heet, dat het voor werkende mensen nauwelijks doenlijk was om nog een be hoorlijke werkprestatie te leveren en de hittegolf die in augustus van dat jaar wederom voor zeer hoge temperaturen zorgde, was ook niet mis. Hoe grillig het temperatuursverloop tij dens onze zomers kan zijn, blijkt overdui delijk uit de meteorologische statistieken. Een temperatuur van 30 graden of meer is in juli niet ongebruikelijk, maar in de zelfde maand kan het ook zo koud zijn, dat de kachel aan moet. In juli 1962 bijvoorbeeld daalde de temperatuur in som mige plaatsen in ons land tot beneden de tien graden, zodat de badgasten of naar huis moesten, of een winterjas moes ten kopen Mooiste zomer: 1947. In Nederland spreken we van een zomerse dag als de temperatuur hoger is dan 25 graden. Wanneer er meer dan 30 van zulke dagen in een zomer voorkomen, mo gen we met enig recht van een zeer goede zomer spreken. Komt het aantal zomerse dagen aanzienlijk boven de dertig uit, dan is er alle reden öm van een uitzonderlijk fraaie zomer te spreken. Wel, zomers met meer dan 30 zomerse dagen komen in Nederland maar zeer weinig voor. Ons beperkende tot deze eeuw, staat het vast dat we maar 4 zomers met meer dan 30 zomerse dagen gehad hebben. Drie daarvan vielen na de Tweede Wereldoorlog, slechts één zeer hete zomer kwam in de periode 1900—1940 voor, te weten die van 1911. Ongeslagen is nog altijd de zomer van 1947 met liefst 62 zomerse dagen. Zelfs de heetste zomer in de vorige eeuw (1868) blijft daar met 59 zomerse dagen nog bij achter. Op de tweede plaats van de rang lijst van zomers uit de 20ste eeuw prijkt dan inderdaad de zomer uit 1976, die 46 zomerse dagen telde, toch altijd nog 16 minder dan in 1947. Met 42 zomerse dagen komt de zomer van 1911 op de derde plaats, en op de vierde plaats vinden we dan zowaar de zomer van 1975, die 33 zomerse dagen telde. Nostalgie. Dus slechts één zeer hete zomer in de eerste 45 jaar van deze eeuw (1911) en liefst drie topzomers vanaf 1947 plus de ook lang niet misse zomer van 1959. Hoe kan dat dan dat oudere mensen altijd zo nostalgisch praten over de mooie zomers uit hun jeugd? Toch is dat niet zo vreemd als het op het eerste gezicht lijkt. In de twintiger eq dertiger jaren kwamen weliswaar niet uitzonderlijk hete zomers voor, zoals in 1947 en 1976, maar wel veel stabiele, ta melijk droge zomers. Gedurende de periode 1929—1939 kwamen liefst zeven droge zo mers voor tegen slechts vier in de periode 1961—1970 en slechts twee in de pe riode 1951—1960. De vijftiger jaren bete kende dus het allerslechtste zomerdecen- nium gedurende deze eeuw. Daarentegen beloven de zeventiger jaren redelijk goed te worden, want behalve de uitzonderlijk warme zomers van 1975 en 1976 waren ook de zomers van 1973 en 1970 lang niet gek met veel zonnige dagen. Of deze trend de komende zomer wordt voortgezet, of dat de ongunstige lijn van de natte zomers van 1971—1972 of 1974 wordt doorgetrokken, kan op dit moment niemand voorspellen. Alle eerbied voor het KNMI en de Enkhuizer almanak ten spijt. (Nadruk verboden). drukwerk

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1978 | | pagina 2