Blijvende werkloosheid
voor velen
Raadsvergadering Kortgene
diBd-
Over diersoorten gesproken
Donderdag 13 oktober j.l. kwam de raad
dezer gemeente voltallig in openbare zitting
bijeen. In zijn welkomstwoord tot de aan
wezigen heette de voorzitter in 't bijzonder
wethouder Welleman welkom, die na een
ziekenhuisperiode weer voor het eerst aan
de vergadering deelnam.
In zijn dankwoord zegt Welleman dat de
raad niet altijd even lief is voor elkaar,
maar gelukkig wordt nimmer op de man
gespeeld. In zijn ziekenhuisperiode heeft de
raad en het college wél op de man ge
speeld, en dat vind hij toch wel eens lekker
voor een keer.
Hierna worden de notulen van de vorige
vergadering onveranderd vastgesteld en de
ingekomen stukken voor kennisgeving aan
genomen. Bij de mededelingen zegt de voor
zitter het volgende:
a. Het ministerie van Volkshuisvesting
bericht ons naar aanleiding van de gemeen
telijke aanvrage^ om verstrekking van gelde
lijke steun uit 's Rijks kas op voet van de
Beschikking geldelijke steun huurwoningen
1975 voor het bouwen van 8 woningwet
woningen te Kortgene dat de stichtings-
kosten van de onderhavige woningen aan
merkelijk uit gaan boven hetgeen voor wo
ningwetwoningen gebruikelijk en aanvaard
baar is. De huurprijs wordt als gevolg
hiervan berekend op ongeveer 425,— per
woning per maand. Dit bedrag gaat ver
uit boven het niveau van de huurprijzen
van woningwetwoningen. Reden waarom het
ministerie niet bereid is deze woningen in
de woningwetsector te aanvaarden.
Met de gemeentebesturen, die een brief
van dezelfde strekking hebben ontvangen,
wordt gezocht naar een oplossing. Het
ministerie suggereert bouw in de premie
koopsector, waardoor wellicht kan worden
bereikt dat via doorstroming een aantal
goedkope huurwoningen wordt vrij gemaakt.
b. Van het ministerie van Onderwijs en
Wetenschappen werd bericht ontvangen dat
de bereidheid bestaat een bedrag van ten
hoogste ƒ125.000,— incl. BTW a fonds
perdu beschikbaar te stellen voor de uit
breiding van een teken-handvaardigheids
lokaal in permanente uitvoering en verbete
ring van de MAVO in het kader van de
totstandkoming van een multi-functioneel
dorpshuis.
c. Aan de heer G.R.B. van der Walle
werd ongeveer 638 m2 bouwgrond verkocht
uit het bestemmingsplan Noord II.
Tot slot van de mededelingen zei de voor
zitter nog, dat rond 1 november a.s. met
de bouw van het Dorpshuis en de Mavo
zal begonnen worden en dat door C.R.M.
hiervoor een bedrag is toegezegd van
200.000,—.
Naar aanleiding van punt a. zegt De
Looff dat men dus pech heeft met de door
stroming, waarop de voorzitter zegt, dat
dan de rijksbijdrage omhoog zal moeten.
De Smit heeft zijn gegevens nog niet rond,
maar zegt dat in Goes-Noord ongeveer de
zelfde woningen daar een stuk goedkoper
zijn. Hij blijft gegevens verzamelen.
Bij de behandeling van de legesverorde
ning wordt z.h.s. besloten een z.g. luxe
trouwboekje in te voeren, dat dan 25,—
zal gaan kosten.
Voor gehandicapten op medische in
dicatie worden parkeerfaciliteiten inge
steld, waarvan de uitvoering bij b. en w.
komt te liggen. Hieraan zal in het ge
meenteblad uitgebreidere bekendheid wor
den gegeven.
Doordat CHU en ARP in het vervolg als
één fractie gaan optreden heeft de heer
F. A. Klaassen zich uit de financiële com
missie teruggetrokken om te bereiken dat
in deze commissie één lid uit iedere fractie
zitting heeft. Aan de heer Klaassen wordt
dan ook ontslag verleend uit genoemde
commissie, met dank voor het werk dat hij
daarin heeft verricht.
In de commissie openbare werken worden
benoemd de heren G. Blankenstijn en F. A.
Klaassen, die beiden hun benoeming aan
nemen.
In het college voor de verlening van bij
stand worden herbenoemd de dames W.
Bak - den Hollander en I. H. van Oeveren -
de Rijke en de heer M. Breas, terwijl de
heer G. J. Goudzwaard in dit college wordt
benoemd.
Een wijziging van de bouwverordening
en de toelichting hierop wordt z.h.s. vast
gesteld.
Ten behoeve van de aanschaf van een
houtversnipperaar wordt een krediet van
6.760,— beschikbaar gesteld.
Bij de behandeling van de havengeld
verordening zegt Filius gestoten te zijn op
een ouderwets invoegsel, n.I. dat voor
kerkbezoek op zon- en feestdagen geen lig
geld verschuldigd zou zijn. Hij is niet tegen
dat kerkbezoek, maar volgens hem moeten
kerkbezoek en b.v. een wandeling gelijk zijn.
Öp de rest van de verordening heeft hij
geen aanmerking.
CDA, WD en SGP zien niet in, waarom
het woord „kerk" daar niet mag blijven
staan. Op de vraag van de voorzitter aan
Filius of hij daar een voorstel van maakt,
zegt deze: ja.
Om een mogelijke vertroebeling in deze
raad om een futiliteit te voorkomen, schorst
de voorzitter de raad voor vijf minuten en
na afloop daarvan besluit men unaniem
om het woord „kerk" weg te laten. Ook
voor een korte aanleg in de haven, b.v. om
te fourageren, is geen havengeld verschul-
Hierna komt in behandeling het beroep
schrift van de maatschap G. P. en M. J.
van der Weele tegen het niet verlenen van
een bouwvergunning door b. en w.
Het college had haar voorstel tot afwij
zing van de volgende uitgebreide toelich
ting voorzien:
Op 15 augustus 1977 besloten wij bouw
vergunning te weigeren aan de maatschap
G. P. en M. J. van der Weele, Colijnsplaatse-
weg 38 te Colijnsplaat voor de bouw van
een tweede bedrijfswoning aan de Colijns-
plaatseweg bij de bedrijfsgebouwen van de
genoemde maatschap. Deze weigering is
gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Het perceel, waarop de te bouwen
woning is geprojekteerd, is gelegen in het
vigerende bestemmingsplan „Buitengebied",
binnen de bestemming „agrarische doelein
den, klasse B (A.B.)". Op grond van art. 14
van de bij dit plan behorende bestemmings
voorschriften mogen binnen deze bestem
ming bedrijfsgebouwen en één bedrijfswo
ning t.b.v. het agrarisch bedrijf worden
opgericht. Uit de ingediende bescheiden
blijkt, dat reeds één bedrijfswoning bestaat,
zodat het in dit geval het oprichten van
een tweede bedrijfswoning betreft, hetgeen
zich met het genoemde voorschrift niet
verdraagt.
In bijzondere gevallen, wanneer dit voor
een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is,
kan ons college, na vooraf verkregen toe
stemming van gedeputeerde staten, vrijstel
ling verlenen voor de bouw van een tweede
bedrijfswoning. Ons college is van mening,
dat hier niet kan worden gesproken van
een bijzonder geval, waarbij een tweede
bedrijfswoning voor een goede bedrijfsvoe
ring noodzakelijk is. Bedrijfsopvolging komt
in alle bedrijven voor.
2. Krachtens artikel 26, lid 1, sub a. van
de voorschriften mag t.a.v. het bouwen
binnen een bestemming, de op de plankaart
aangegeven lijn naar de zijde van de weg
niet worden overschreden. Blijkens de bij
de aanvraag behorende situatieschets zal
de op te richten woning deze lijn naar de
zijde van de weg overschrijden. Opgemerkt
zij, dat ons college van dit voorschrift ont
heffing kan verlenen, na vooraf verkregen
toestemming van gedeputeerde staten.
Van de mogelijkheid om tegen onze be
schikking bij uw raad beroep aan te te
kenen is door de maatschap tijdig gebruik
gemaakt. I-Iet beroepschrift is ontvankelijk.
Mr. T. A. H. C. Muller - van der Slikke,
advokaat en procureur te Dordrecht treedt
als gemachtigde van de maatschap op.
In het beroepschrift wordt gesteld, dat
wij ten onrechte hebben geweigerd vrijstel
ling te verlenen van het bepaalde in art. 14
van de bij het plan behorende voorschriften.
Deze stelling wordt als volgt geargumen
teerd.
1. Tussen vader en zoon Van der Weele
bestaat een maatschapverband. De zoon
treedt spoedig in het huwelijk en voor hem
is de tweede bedrijfswoning bestemd. Aan
gezien de vader het bedrijf mede blijft
voeren, kan van hem niet worden verlangd,
dat hij de bestaande bedrijfswoning verlaat.
Een inwonen van de zoon bij de vader kan
evenmin worden verlangd. Het is echter
voor de zoon van belang, dat hij, die als
jongste het meeste landwerk verricht^,
dicht bij het bedrijf woont.
2. Er is geen sprake van bedrijfsopvolging,
maar van het samen uitoefenen van het
bedrijf, hetgeen het verlenen van vrijstelling
rechtvaardigt.
Tevens wordt gesteld, dat wij ten onrechte
vrijstelling hebben geweigerd van het be
paalde in artikel 26, lid 1. onder a. van
de voorschriften, omdat op de plaats, waar
de woning is geprojekteerd, momenteel een
woning staat, die wordt afgebroken.
Verzocht wordt alsnog vrijstelling te ver
lenen van het bepaalde in het genoemde
artikel 14. Bedoeld zal wellicht zijn, dat u
wordt verzocht de bouwvergunning te ver
lenen, hetgeen impliceert het verlenen van
vrijstelling als bedoeld in de artikelen 14
en 26 der voorschriften. Dit mag ambts
halve worden aangenomen, omdat het vol
doen aan het verzochte niet inhoudt het
verlenen van de bouwvergunning. Wij mer
ken het volgende op.
1. Zoals uit het' voorschrift in artikel 14
blijkt, is het criterium voor het verlenen
van de daarbedoelde vrijstelling de aan
wezigheid van een bijzonder geval, waardoor
een tweede bedrijfswoning voor een juiste
bedrijfsvoering noodzakelijk is. De argumen
tatie van appellant sterkt ons ook nu niet
in de mening, dat een dergelijk bijzonder
geval zich voordoet. Men dient er van uit
te gaan, dat bij ieder bedrijf één bedrijfs
woning voldoende is voor het houden van
toezicht, het direkt ter plaatse zijn in geval
van bijzonderheden, enz. In dit geval is
die woning er en wordt bewoond door een
deelnemer aan de maatschap. Wanneer het
om de één of andere reden zo moet zijn,
dat de zoon bij het bedrijf moet wonen,
dan dient de vader het veld te ruimen,
hoe hard dit ook moge klinken. Evenmin
noopt de aard van het bedrijf (akkerbouw)
tot het verlenen van vrijstelling. Kortom,
het bedrijf bevindt zich niet in dermate
van een normaal bedrijf afwijkende omstan
digheden, dat er van een bijzonder geval
kan worden gesproken.
2. Ten onrechte hebben wij bij de be
handeling van de vergunningsaanvraag be
drijfsopvolging verondersteld. Nu dit niet
het geval blijkt te zijn, heeft dit echter
geen gevolgen voor het al dan niet aan
wezig zijn van een bijzonder geval.
3. Uit het feit, dat er momenteel een
gebouw staat, dat de op de plankaart aan
gegeven lijn naar de zijde van de weg over
schrijdt, mag niet worden geconcludeerd,
dat dit automatisch moet leiden tot het
verlenen van de thans hiervoor benodigde
vrijstelling voor een gebouw op dezelfde
plaats. Het betreffende gebouw stond daar
al vóór het inwerkingtreden van het be
stemmingsplan en voorschriften. Krachtens
overgangsrecht staat dit gebouw er niet
illegaal. Echter na afbraak vervalt een
claim op het overgangsrecht.
Uit het bovenstaande zal het u duidelijk
zijn, dat wij u voorstellen het beroepschrift
ongegrond te verklaren en appellant hiervan
mededeling te doen. Tevens ware te wijzen
op de voorziening, die tegen uw besluit
openstaat bij de afdeling rechtspraak van
de raad van state.
Mocht u van mening zijn, dat de bouw
vergunning alsnog moet worden verleend,
dan wijzen wij u er op, dat u dit niet in
deze vergadering kunt doen. Het is nood
zakelijk, dat u vooraf van gedeputeerde
staten toestemming verkrijgt tot het ver
lenen van de in artikel 14 en 26 van de
voorschriften bedoelde vrijstellingen, welke
op hun beurt onontbeerlijk zijn voor het
verlenen van bouwvergunning.
De Looff zegt dat zijn fractie geheel
achter het voorstel van b. en w. staat.
De Smit zegt dat het een aantrekkelijke
zaak voor Van der Weele is, en niet voor
hun alleen. Hij schaart zich ook achter
het voorstel van b. en w.
Mevr. Van Oeveren zegt het geen moeilijk
punt te vinden. Zij is tegen. Herbouw moet
toch mogelijk zijn. Bedoelde woning kan
aangeduid worden als een z.g. tweede wo
ning en dan moet het toch aantrekkelijk
zijn om zon woning weer in de permanente
sfeer terug te krijgen. Zij vindt dat hier
mee het gemeentelijk woningbeleid wordt
doorkruist.
Ook Blankenstijn is tegen het voorstel
van b. en w. Hij vindt het jammer dat de
vader niet bij het bedrijf kan blijven wonen.
Hij schaart zich verder achter de woorden
van mevr. Van Oeveren en vindt dat de
vrijheid moet blijven. Het is bevorderlijk
dit op te bouwen.
Voorzitter zegt dat het college gebonden
is aan het door de raad vastgestelde be
stemmingsplan van 13 mei 1971. Er staat
daar één bedrijfswoning. In bijzondere ge
vallen mag dat uitgebreid worden tot twee.
Te denken zou bv. zijn aan een veebedrijf.
De nu lopende aanvraag behelst het stich
ten van een nieuwe woning. In het bedoelde
bestemmingsplan wordt gesproken van een
„beperkte mate", waardoor de woning b.v.
geen karakterwijziging ondergaat en alleen
maar aangepast wordt aan de dan heersende
leefomstandigheden, dus binnen de vier
muren en niet afbreken en groter terug.
Mevr Van Oeveren blijft tegen en Blan
kenstijn vindt het erg. Hij zag de uitzon
dering hier graag toegepast, waarop De
Looff zegt: waar is het einde van de uit
zondering. De voorzitter zegt: voor ons geldt
nu nog alleen het bestemmingsplan. Als het
maar half zou kunnen, dan zouden wij het
heel doen.
Blankenstijn krijgt hierbij de aantekening
als te hebben tegengestemd.
Bij de rondvraag zegt Filius dat het de
voorzitter misschien wel koud op z'n dak
zal vallen, maar is er van het college mis
schien al een reactie op de ingrijpende
demping van de haven te Colijnsplaat?
De voorzitter zegt hierover kort te kun
nen zijn. In de eerste plaats stelt hij er
prijs op in een openbare vergadering te
vermelden, dat hij het uiterst vreemd vindt,
dat de Zeeuwse persorganen uitvoerig pu
bliceren over het standpunt van G.S., ter
wijl de gemeente gevraagd wordt diezelfde
brief niet openbaar te maken vóór 18 okt.
De brief van G.S., aldus de voorzitter,
biedt weinig ruimte voor aanpassingswerken.
G.S. beslist over de „indijkingsprocedure"
en de gemeenschapsschade komt niet in die
wet voor. Wij zullen dit op een andere wijze
moeten spelen. Daarover valt nog niet veel
te zeggen, maar zij is door u aangevangen
met het telegram aan de regering, gevolgd
door een brief van b. en w. Het college
is momenteel op alle fronten bezig het
uiterste uit te boren. Nadere mededelingen
zullen hopelijk spoedig volgen.
Tot slot wijst, Blankenstijn hierna nog
op het uitvallen van de verlichting in een
gedeelte van de Hoofdstraat, hetgeen aan
de PZEM zal worden doorgegeven.
WIJ ZULLEN MOETEN LEREN LEVEN MET WEINIG WERK
EN VEEL VRIJE TIJD.
Velen zien ongetwijfeld de huidige ont
wikkelingen met grote zorg. Het aantal
werklozen stijgt voortdurend en dat niet
alleen in ons land, maar in vrijwel alle
landen van de wereld. In veel landen
met een grote werkloosheid trokken reeds
jaren geleden werkers naar het buitenland,
zij werden elders, meestal in de sterk ge-
industrialiseerde Westeuropese landen gast
arbeiders. De werkloosheid in de Westeuro
pese landen neemt echter ook hand over
hand toe en zo zien we over de gehele
wereld het aantal werklozen toenemen,
zonder dat de regeringen in staat zijn
deze ontwikkelingen tegen te houden.
Uiteraard wordt door de regeringen van
alles ondernomen om voor zoveel mogelijk
werkgelegenheid te zorgen en daardoor val
len misschien de werkloosheidcijfers nog
mee. Maar ook insiders zijn zich er van
bewust, dat alle maatregelen die genomen
worden slechts tijdelijke middelen zijn en
dat men in de toekomst er rekening mee
zal moeten houden, dat we moeten leren
leven met een zeer groot werkloosheid
cijfer, dat vrijwel konstant zal blijven,
wanneer de ontwikkelingen tot een zeker
evenwicht hebben geleid.
Reeds vele jaren hebben futurologen (toe
komstdeskundigen) voor deze ontwikkeling
gewaarschuwd. Wij maken momenteel de
zogenaamde tweede industriële revolutie
mee en die heeft bijzonder ingrijpende ge
volgen voor mens en maatschappij.
De eerste industriële revolutie, was de
invoering van de machine die het handwerk
ging verdringen. Ook dat heeft indertijd
tot belangrijke wijzigingen in de maat
schappijstructuur geleid. Nu, in de tweede
industriële revolutie worden we geconfron
teerd met de gevolgen van wat men noemt
de automatisering. Computers zorgen, dat
de machines die ingevoerd werden tijdens
de eerste industriële revolutie, automatisch
hun werk doen, zodat het aandeel van de
mens in het produktieproces weer aan
zienlijk wordt beknot. De ontwikkeling is
niet tegen te houden en we zullen in de
toekomst moeten leren leven met deze
computers en het feit, dat er onvoldoende
werkgelegenheid is voor de mensen die
willen werken.
De automatisering houdt in, dat de
menselijke arbeid in de naaste toekomst
tot een minimum wordt gereduceerd, al
thans in de produktieve sector, veel dienst
verleningen blijven nog lang arbeidsinten
sief.
De automatisering geldt niet alleen voor
de industrie, maar ook voor de agrarische
sektor. De boer wordt en is reeds voor een
deel een industrieel met een geheel ge
automatiseerd bedrijf.
Het is duidelijk dat de tijd die de mens
nodig heeft om zijn bijdrage in dit ge
automatiseerde geheel te leveren, steeds
korter wordt.
We kennen reeds de vijfdaagse werkweek
en iedereen ziet reeds aankomen, dat de
vierdaagse werkweek al niet ver meer is.
In de toekomst zal de werkweek ongetwij
feld nog verder worden ingekrompen.
In weerwil van het feit, dat er momen
teel bepaalde economische moeilijkheden
zijn in de wereld en uiteraard ook in ons
land, die leiden tot veel ontslagen en werk
tijdverkortingen, mogen we dus niet ver
geten dat buiten die economische moeilijk
heden ook de gevolgen van bovengenoemde
tweede industriële revolutie die zich vol
trekt een 'zeer belangrijke rol meespeelt in
het aantal werklozen. Ook al zou binnen
korte of iets langere tijd de economische
horizon weer opgeklaard zijn, dan toch zal
men bemerken, dat het aantal werklozen
niet meer terug te brengen is tot het
vroegere aantal. De arbeidsreserve blijft
groter dan voorheen en in weerwil van een
conjunctuur zal deze toch blijven stijgen.
Door de automatisering wordt niet al
leen het wetk dat de mens nog rest be
perkt, maar het wordt ook meer gespe
cialiseerd. Slechts voor lieden die een spe
ciale opleiding hebben genoten zal er op
den duur nog werk zijn. Dit raakt natuur
lijk een'belangrijk facet van de toekomstige
maatschappij. Een en ander klinkt nu mis
schien wat dwaas, maar het zal in de
toekomst zover komen, dat de volauto
matische machines in samenwerking met
computers in wezen het werk doen en voor
de produktie zorgen, terwijl bediening,
controle en onderhoud van de apparatuur
het werk is voor slechts enkele gespeciali
seerde deskundigen. De rest van de mensen
zal elders werk moeten zoeken, zoals in
branches waar de automatisering nog niet
is doorgedrongen en we denken daarbij aan
de dienstverlenende sektor. De rest zal
zonder werk zijn. Of dit ook betekent dat
zij zonder inkomsten zullen zijn valt te
betwijfelen, want in de toekomstige sterk
geëvolueerde maatschappij zullen andere
normen gelden en zullen ook zij die niet
in het arbeidsproces kunnen worden opge
nomen inkomsten hebben. Ten eerste zul
len zij toch moeten leven, maar ten tweede
zal de produktie ook moeten worden ver
bruikt en daarvoor zijn ook niet arbei
denden nodig.
Dat deze verandering van de structuur
van onze maatschappij grote problemen,
spanningen e.d. met zich mee zal brengen
staat wel vast. Om te beginnen zullen we
het ideale idee van vroeger van volledige
werkgelegenheid moeten gaan vergeten,
omdat het geen haalbare kaart meer is en
we ons moeten gaan instellen op een totaal
andere basis.
Deze ontwikkeling die leidt tot een geheel
ander werk- en leefpatroon voor vrijwel
alle mensen kan in de geïndustrialiseerde
landen die dikwijls ook goede sociale wet
ten kennen, misschien zonder al te grote
snanningen en moeilijkheden verlopen. In
ontwikkelingslanden en andere minder ge
socialiseerde landen, die reeds nu tobben
met ontstellende hoeveelheid werklozen die
tot de bedelstaf komen, zal deze revolutie
tot grote moeilijkheden leiden.
Zonder enige twijfel zullen de huidige
ontwikkelingen op den duur in grote delen
van de wereld leiden tot ontstellende toe
standen. Alleen door internationale samen
werking, door grote steun aan de achter
gebleven gebieden, door het versneld uit
voeren van sociale programma's in die lan
den zal men rampen kunnen voorkomen.
Een ander probleem dat ook zwaar zal
gelden voor het geïndustrialiseerde westen
is het psychische probleem van al die
mensen in de toekomst die zullen moeten
leren leven met een overmaat aan vrije
tijd. Wanneer we nu reeds zien dat een
overmaat aan vrije tijd een probleem blijkt
te zijn voor veel mensen, dan is het duide
lijk, dat dit in de toekomst nog erger zal
worden. Ook dit probleem zal moeten wor
den opgevangen. De werkzaamheid in de
vrije tijd zal in de toekomst een bijzonder
belangrijke rol gaan spelen. Er zullen re
gelingen moeten komen die de maatschappij
geheel gaan herstructureren en de mens zal
zich in betrekkelijk korte tijd moeten aan
passen. Het zal ongetwijfeld die aanpas
sing zijn die de grootste problemen zal
opleveren, want van nature is de mens
een gewoontedier, dat zich graag houdt
aan bestaande normen en in diepste wezen
altijd bang is voor veranderingen. Daar
komt nog bij, dat de mens nu eenmaal niet
is geschapen om voortdurend vrije tijd te
hebben. De praktijk wijst uit, dat de vul
ling van die vrije tijd heel veel mensen niet
gemakkelijk afgaat en een en ander gees
telijk tot problemen leidt. Ook de niet
werkers zullen in de toekomst op de een
of andere manier op bevredigende wijze
worden beziggehouden.
Wij mogen rustig stellen, dat we mo
menteel een uitzonderlijk belangrijke pe
riode in onze wereldgeschiedenis meemaken,
een periode waarin het gezicht van de
wereld in snel tempo verandert. Van het
aanpassingsvermogen van 'de mens wordt
echter wel bijzonder veel gevraagd. Daarom
zal deze verandering ongetwijfeld ook ge
paard gaan met allerlei moeilijkheden,
strijd, botsingen e.d., maar de ontwikke
ling is niet tegen te houden en als de
stroom der ontwikkelingen tot rust is ge
komen zullen onze nakomelingen in een
geheel andere wereld staan.
ZEEUWSE KOLLEKTE
Deze heeft te Kamperland het mooie bedrag
van 1591,25 opgebracht.
DIE WONDERLIJKE NATUUR TOCH.
Hoeveel soorten dierlijke medeschepselen
hebben wij wel?
Wanneer we zo in de natuur om ons
heen kijken, dan zien we allerlei levende
wezens om ons heen. Om bij de huisdieren
te blijven zien we buiten een paard, koe,
schaap, hond, kat, duiven en diverse andere
vogels. Het is maar zo even een willekeurige
greep, maar wie goed oplet ziet dat er
nog veel meer zijn. De vlieg, mug, bij,
kever en de spin, om er maar weer enkele
te noemen. En zo om ons heen kijkend
komt allicht de vraag boven: hoeveel ver
schillende diersoorten zouden er wel zijn?
Boem, daar zitten -we meteen in de pro
blemen, want eerlijk gezegd is er op de
hele wereld niemand die dat precies weet,
omdat de mens blijkbaar nog niet alles
weet, want elke dag wordu er wel ergens
een nieuwe diersoort ontdekt, die dan maar
weer aan de collectie moet worden toege
voegd. Het enige antwoord op deze vraag
dat men kan geven, is een globaal inzicht
van de afgeronde gctai'en, dat geeft ten
minste enigszins een indruk.
Om te beginnen moeten we ons dan eerst
even gaan realiseren wat een dier is en
wat een plant. Wel, een dier is in staat
zich naar willekeur te verplaatsen, het
ondervindt gewaarwordingen door het op
nemen van prikkels van buitenaf, het is
bezield, het neemt voedsel op van plant
aardige of dierlijke oorsprong, gebruikt
zuurstof uit de lucht en scheidt evenals
de mens stikstof en afvalstoffen af. De
plant daarentegen haalt zijn voedingsstoffen
uit de bodem. Hij is in staat bladgroen te
vervaardigen en zuurstof af te scheiden.
Het is weliswaar een grove definitie en
men zou ons op de vingers kunnen tikken
dat er individuen zijn die niet aan dit of-
dat gestelde voldoen, maar laten we het
niet moeilijker maken dan het al is. We
behoeven maar even te denken aan de
eencellige dieren en dan voelen we al da
delijk dat we ons op glibberig trrein be
vinden, want hebben we dan te doen met
planten of met dieren? Nemen we bijvoor
beeld het pantoffeldicrtje dat slechts een
grootte heeft van ongeveer eenvijfde milli
meter en dat geen ogen, geen oren, geen
longen, geen poten, kortom bijna niets heeft.
Dit kleine diertje is echter evengoed een
dier als een paard of een olifant. Het voedt
zich, het beweegt zich, het reageert op
bepaalde prikkels van buitenaf en vermenig
vuldigt zich.
Hoevelen zijn er die weten wanneer ze
een echte spons in handen houden, dat ze
hier het gedroogde en gebleekte skelet heb
ben van een dier dat op de bodem van de
zee leeft en dat door de meeste leken
voor een zeeplant wordt aangezien. Zo
zouden we nog door kunnen gaan. Maar
we zullen eens proberen een indruk te ge
ven van de ontzagwekkende hoeveelheid
medeschepselen die wij op aarde hebben
en dan praten we nog niet over het totale
aantal dieren, maar slechts over het aantal
soorten.
Om te beginnen zijn er zo'n vijfduizend
soorten zoogdieren en hiermede hebben we
het dan nog alleen maar over de meest
geëvolueerde top van het dierenrijk. Dan
zijn er nog ongeveer zo'n vijftigduizend
soorten diverse gewervelde dieren, dat zijn
dus dieren met een ruggegraat. Van deze
vijftigduizend zijn er alleen al zo'n vijftien
duizend soorten vogels.
We praten echter nog over kleine aan
tallen, want in het rijk der ongewervelden
is de variatie nog groter. Ongeveer honderd
duizend soorten slakken, duizenden soorten
rond- en platvormen en naar ruwe schatting
zo'n achthonderdduizend soorten insekten.
Dan nog ongeveer dertigduizend soorten
spinnen en hun verwanten, enkele duizenden
soorten protozoën, de hele kleine, met het
oog niet zichtbare diertjes. Ruw gerekend
mag men zeggen dat we ons op aarde
vergezeld mogen weten van ongeveer zo'n
miljoen soorten andere dieren.
Wat een rijkdom aan variatie biedt de
natuur toch.