DE WEG, die naar
de wegen leidde
D hondt na
Eist meest gelezen
op Neord-Beveland
in handen
Over gifslangen gesproken
Porcelein als kunstprodukt
Drink jij
of drink ik
Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. 1 januari 1977 no. 3740
De slang en de gifslang in het bijzonder
heeft altijd een slechte naam gehad. We
zien dit terug in de oudste tijden. In de
Bijbel is het ook de slang die Eva verleidt
tot het plukken van de appel en zo zouden
we kunnen doorgaan.
Bijzonder bevreesd zijn de meeste mensen
voor de gifslang, het dier dat dikwijls over
een dodelijke beet beschikt en op deze
wijze dier en mens onschadelijk kan ma
ken. Voor dergelijke gifslangen hebben
de meeste mensen een heilig respect.
Velen zullen denken, dat een dier dat
met dergelijke gevaarlijke wapens is uitge
rust, een onbezorgd leven moet lijden. Wie
zal een dergelijk gevaarlijk dier durven
aanvallen? Toch is dit niet juist. De natuur
heeft er voor gezorgd, dat elk dier ook
weer zijn speciale vijanden heeft, dat is
beslist noodzakelijk om het evenwicht in de
natuur te handhaven.
De gifslangen vinden hun vijanden onder
kleine zoogdieren, vogels en reptielen. Zo
zijn er grote wurgslangen, die van niets
anders leven dan van hun giftige soort
genoten.
Vooral onder de vogels vindt de gifslang
veel belangrijke vijanden. Zo zijn er grote
roofvogels, die de slang een lekker hapje
vinden en die pijlsnel en bijna geruisloos
zich van grote hoogte op een slapende
slang neerstorten. Het dier wordt dan met
de klauwen gegrepen, mee omhoog geno
men en daarna losgelaten. De val betekent
de dood voor de slang en daarna strijkt
de rover neer en eet zijn prooi op. De
zwaar geschubde en beveerde poten van de
vogel beschermen hen tegen de beten van
de slang.
Een merkwaardige slangeneter is wel de
Afrikaanse Secretarisvogel. Hij doet ons
enigszins denken aan de ooievaar met zijn
lange zwaar beschubde poten. Hij loopt
rustig op de slang toe en trapt hem met
De kunst van het vervaardigen van aarde- 1
werk is reeds zeer oud en verliest zich
in de vroegste tijden der mensheid. Pot
scherven zijn steeds, waar ze gevonden
worden, een bewijs, dat er mensen geweest
zijn en dikwijls uit tijdperken waarvan wij
geen andere overlevering bezitten dan deze
scherven.
In China is, volgens de als echt bekende
jaarboeken, de kunst van het pottenbakken
uitgevonden in het jaar 2698 vóór de aan
vang van onze jaartelling. Opgravingen in
de oude cultuurrijken van het ver verleden
hebben reeds pottenbakkersfabrikaten gele
verd, die van een zekere mate van kunst
vaardigheid blijk gaven, zoals in Egypte,
Babyion, Ninivé en dergelijke. Ook de Grie
ken en Romeinen kenden deze kunst en
wisten haar tot bloei te brengen.
Porcelein.
Het verschil tussen gewoon aardewerk
en porselein bestaat hierin, dat bij porselein
de glazuurlaag wel en bij aardewerk niet
met de kern is samengesmolten. Voorts
is porselein min of meer doorschijnend en
aardewerk op enkele uitzonderingen na niet.
Van porselein gaat door zijn fijnheid
en teerheid een zekere bekoring uit, het
geeft het idee van een cultureel hoger
staand produkt dan aardewerk en daarom
hebben velen er een voorliefde voor.
Het vervaardigen van porselein is ook
door dé Chinezen uitgevonden. Men weet
niet precies wanneer, maar het moet tus
sen 185 vóór en ongeveer 80 na Christus
zijn geweest. In het jaar 583 werden de
porseleinfabrieken te King-te-sjin tot kei
zerlijke fabrieken verheven. Hier werkten
ruim een miljoen mensen bij meer dan j
3.000 porseleinovens.
De porseleinen toren.
Het weelderigst bloeide deze tak van
nijverheid onder de keizers van het vorsten- j
huis „Mjng" (1368—1647), een tijdperk
waarin ook de beroemde porseleinen toren
te Nanking werd gebouwd. Deze toren heeft
een hoogte van ruim zestig meter en telt
negen verdiepingen. Het bouwwerk is be
kleed met porseleinen platen met een vijf
kleurig email.
Men maakte in China drie, als het ware
maatschappelijk onderscheiden soorten van
porselein, die in kleur en sieraden onder
ling verschilden: één voor de keizer, een
andere voor de manderijnen en een derde
voor het volk.
Omstreeks de vijftiende eeuw kwam het
Chinese porselein door de Portugezen naar
Europa en men begrijpt, dat de voorwerpen
toen tot zeer dure curiositeiten behoorden.
Eerste pogingen.
Maar de Europese pottenbakkers zaten 1
niet stil en het Chinese porselein bewon- i
derend, rijpte het plan om dit na te maken.
Reeds in 1470 werden te Venetië hiertoe
de eerste pogingen gedaan, doch zonder
succes.
enkele welgemikte trappen van zijn grote
eeltige voeten dood. De kracht van de trap
is voldoende om de rug van de slang te
breken of zijn kop te verpletteren.
Onder de kleine zoogdieren vinden we
ook enkele gerenommeerde slangendoders,
zoals de Mungo en het Stinkdier. De Mungo,
waarvan velen lange tijd aannamen dat hij
imuun tegen slangengif was, is een dappere,
felle vechter. Gebleken is, dat het diertje
wel degelijk gevoelig is voor slangengif,
dus zijn strijd met de gifslang is in wezen
een strijd op leven en dood. De Mungo
is echter enorm snel en heeft een aan
geboren vechttechniek om slangen te doden.
Hij begint met de slang te tarten. Deze
doet dan enige vergeefse uitvallen, die de
Mungo precies weet te ontwijken. De slang
wordt onzeker, rolt zich op en wacht af.
Vervolgens bijt de Mungo de slang in de
staart en wanneer zijn tegenstander zich
dan snelt omdraait en uitvalt, pakt hij de
slang keurig achter in de nek en houdt
dan vast totdat het dier dood is. Zelfs de
grootste en gevaarlijkste gifslangen worden
op die manier het slachtoffer van de kleine,
felle Mungo.
Bij het Amerikaanse stinkdier liggen de
zaken anders. Dit dier is inderdaad onge
voelig voor slangengif en gaat dan ook
veel driester te werk. Zonder zich om de
dreigingen en uitvallen van de slang te
bekommeren gaat hij recht op zijn doel
af en valt aan. Ongeacht of hij nu zelf
wordt gebeten, grijpt hij tenslotte de slang
in de nek en breekt deze.
Het is dan ook begrijpelijk, dat ver
schillende van dezê dieren in Amerika, India
en andere landen waar veel gifslangen voor
komen beschermd zijn.
Zo zien we, dat ook de gifslang geen
onbezorgd en rustig leventje heeft en niet
ten onrechte schuw en uiterst waakzaam is.
Omstreeks honderd jaar later bereikte
men betere resultaten en wel aan het hof
te Florence, waar hertog Frans I in samen
werking met een Griek een soort porselein
te vervaardigen wist, dat echter zachter
was dan het Chinese. Dit zogenaamde
Medici-porselein werd beschilderd met
blauwe of paarse voorstellingen. Produkten
hiervan zijn nog schaars te vinden.
In 1708 gelukte het aan Johann Friedrich
Böttger om hard porselein te vervaardigen.
Hij zag de grote mogelijkheden hiervan in
en in 1710 volgde te Dresden de oplichting
van een porseleinfabriek, die echter zeer
spoedig verplaatst werd naar Meissen. Het
duurde niet lang of in weerwil van de
pogingen om het procédé geheim te houden,
lekte dit uit en er ontstonden meer por
seleinfabrieken.
Opkomst en bloei.
Men is het er wel over eens, dat het
fraaiste Europese porselein omstreeks het
midden van de achttiende eeuw werd ver
vaardigd. De soepel te bewerken materie
leent zich bij uitstek tot uitbeelding van
de frivole vormen, die zo typisch zijn voor-
die tijd.
Veel bestond de produktie uit beelden en
beeldgroepjes. Aanvankelijk werden vooral
de beschilderingen op Chinees of Japans
porselein nagemaakt, maar spoedig kwam
men tot een geheel eigen stijl, zoals bloe
men, vogels en landschapjes.
Geruime tijd bleef het porselein van
Meissen de toon aangeven, hetgeen hoofd
zakelijk zijn oorzaak vond in de geniale
schilder Höroldt en de modelleur Kandler,
die door hun artistieke werkzaamheden
voor de roem van Meissen zorgden.
Sèvres en Weesp.
In de 18de eeuw beschikte Europa over
een groot aantal porseleinfabrieken in ver
schillende landen. Stuk voor stuk leverden
deze prachtig en artistiek werk, dat ook nu
nog grote waarde heeft.
Van deze fabrieken willen we nog noemen
de beroemde koninklijke porseleinfabrieken
te Sèvres in Frankrijk, eigendom van koning
Lodewijk XV persoonlijk. Grote Franse kun
stenaars waren aan deze fabriek verbonden
en leverden hun ontwerpen voor ettelijke
fraaie kunstvoorwerpen, die de roem van
Sèvres over Europa verbreidden.
De vervaardiging van hard porselein in
Nederland begon omstreeks 1758 met de
stichting van een fabriek te Weesp, door
de graaf Van Gronsveld Dicpenbroick. Aan
deze fabriek werkten hoofdzakelijk Franse
kunstenaars. Deze fabriek bleek echter een
kort leven beschoren, want zij werd in 1771
reeds opgeheven. Dominee J. de Mol te
Oud-Loosdrecht kocht het materiaal, waar
mede hij ging experimenteren.
Loosdrechts porselein.
In 1774 werd zijn fabriek te Oud-Loos
drecht geopend. Het Loosdrechtse porselein
is bekend om zijn blankheid en fijne de
coraties. In 1782 werd ook deze fabriek
gesloten. Het wilde niet vlotten met de
porseleinfabrikage in Nederland.
Toch wilde men het nog eens proberen
en in 1784 werd te Ouder-Amstel met het
Loosdrechtse materiaal een nieuwe fabriek
opgericht, die porselein vervaardigde, dat
zeer veel op het Loosdrechtse porselein ge
leek. Maar ook deze fabriek, die inmiddels
was verplaatst naar Nieuwer-Amstcl, kon
het niet volhouden en werd in 1814 ge
sloten. In Den Haag heeft ook nog korte
tijd een porseleinindustrie bestaan, maar
deze sloot ook spoedig.
Openbare wegen.
Dat de geschiedenis van de wegen al oud
is, weten de meeste mensen wel. De Ro
meinen, herinneren zij zich, deden er al
iets aan.
Maar toch moeten we veel verder terug
in de historie om de eerste sporen van
wegen in ons land te dateren. Zo'n vijfen
dertighonderd jaar geledeiï- kende men al
routes die gedeeltelijk over drassige grond
liepen, zodat men voorzieningen trof, waar
van de resten nu nog zijn bewaard. In
Drente bijvoorbeeld. Men noemt dit Veen-
bruggen. Ze bestonden uit houten stammen
die in de lengterichting van de weg lagen,
met daar overheen dwarsliggers, ook al
stammen, soms bewerkt, meestal niet. Om
verschuiving tegen te gaan, werden er tus
sen die dwarsliggers houten pennen gesla
gen. Ze zijn meestal in goede staat bewaard
gebleven, omdat er weinig karren overheen
reden en omdat deze bruggen weer waren
bedekt met plaggen of zand. Kilometers
lang waren ze, het hout was goed afge
sloten van lucht en iedereen mocht er vrij
gebruik van maken, zodat we hier al kunnen
spreken van werkelijk openbare wegen.
Romeinen.
Hoe goed deze wegen eigenlijk werden
gemaakt besefte men in het begin van deze
eeuw toen er zolders werden gevonden die
met het hout afkomstig uit dergelijke we
gen waren gebouwd, en dat de techniek
van de wijze van fundering zelfs nu nog,
weliswaar in een andere vorm, wordt toe
gepast in slappe bodem.
Daarna volgt nog voor de komst der
Romeinen, die nu eenfnaal overal de hand
in hadden, de toename van verkeer omdat
men het wiel ontdekte, overigens toen nog
niet veel meer dan tot schijven aaneen-
gepinde blokken hout met een leren band
eromheen. Daardoor breidde de handel zich
weer uit en had men de wegen hard nodig.
De Romeinen waren hier werkelijk sterk in.
Overigens deden ze dat niet om de handel
te bevorderen als wel om hun troepen zo
snel mogelijk te verplaatsen.
Het Romeinse Rijk telde in de grootste
bloeitijd 300.000 kilometer aan geplaveide
wegen, de meeste tegenwoordige Europese
wegen lopen zelfs nog langs dezelfde routes.
Die snelle troepenverplaatsing was wel nodig
om de hele zaak onder de duim te houden.
Toen de Bataven in 69 in opstand kwa-
De bekende fabriek „De porceleyne Fles"
te Delft vervaardigt in tegenstelling tot
de naam slechts Delfts aardewerk.
Nog steeds wordt door grote kunstenaars
overal in Europa getracht hun kunstgevoe-
lens in porselein uit te leven, maar het
porselein heeft zijn grote tijd gehad en
verheugt zich nog slechts in een betrek
kelijk kleine schare bewonderaars. Toch is
het een vorm van kunst geweest, die niet
nagelaten heeft een diepe kras in het,ijs
van de kunstwereld na te laten.
(Nadruk verboden).
men, liepen de Romeinse legioenen uit
Spanje en zuid-Italië hier naartoe om de
opstand neer te slaan. Zonder goede wegen
was dat eenvoudig onmogelijk geweest.
Verval.
Meestal waren dat goede wegen, in de
vorm van een dam, waardoor ze altijd be
gaanbaar waren, niet onder konden lopen,
omdat ze twee meter bovqn de grond uit
kwamen, een goed uitzicht garandeerden en
vanaf een hoger standpunt de vijand te
bevechten viel.
Daarnaast waren er zomerwegen, soms
zeven meter breed, om brede troepenver
plaatsingen mogelijk te maken. Maar toen
de Romeinen verdwenen, raakten de wegen
in verval. Het duurde tot Karei de Grote
ze ging herstellen met hout. Zo ontstonden
houtstraten, kneppelwegen. De Franken de
den hetzelfde. In die tijd waren ze koninklijk
bezit, waarvan er in België nog veel over
zijn, overbijfselen van de Romeinen, onder
houden door latere heersers.
In de middeleeuwen verkeerden ze weer
in sléchte staat. Dit is afhankelijk van ver
schillende factoren. Men meent wel eens
dat men toen technisch niet kon verwezen
lijken goede wegen erop na te houden,
wel kans zag kerken, kloosters en kathe
dralen te bouwen die nu nog overeind
staan. Veeleer moet de reden worden ge
zocht in het feit dat er geen centraal gezag
bestond. Het land was verdeeld, waardoor
men niet tot samenwerking kon komen.
Later.
Verder kenden we de hessenwegen, waar
van de naam niet verder teruggaat dan
de 17e eeuw en waarschijnlijk afkomstig
is van de Hessische kooplieden die zelf
wegen zochten. Hun geschiedenis gaat terug
tot de middeleeuwen, over Hanzewegen, die
veel minder breed zijn en zo genoemd door
de steden die lid waren van de Hanze,
in het oosten des lands en waarvan er nog
in gebruik zijn.
Pas in de 17e eeuw begint men met het
verharden van de drukste wegen. Eén van
de oudste is de weg tussen Utrecht en De
Bilt, de tegenwoordig recht getrokken en
tot snelweg verbrede Biltse straatweg. Men
legde toen ook een eerste steen als er een
nieuwe weg zou worden gelegd.
Koning Willem I heeft in grote mate
de wegenbouw bevorderd en zei erover dat
geen land ter wereld rijk genoeg is om
zich de weelde van slechte wegen te kunnen
veroorloven. Menigeen dacht dat de wegen
niet veel toekomst meer hadden toen de
spoorwegen kwamen. Maar daarmee zitten
we al bijna aan onze tijd, waarin het ver
keer op ons wegennet tot één van de groot
ste problemen is gemaakt. En de oplossing
daarvan leert de geschiedenis misschien pas
over vele jaren.
(Nadruk verboden).
U HOEST SUPERSONISCH
Ongetwijfeld hebt u wel eens bemerkt,
dat bij het hoesten geweldige krachten een
rol spelen. Als we tijdens een verkoudheid
veel moeten hoesten, dan kan dit zelfs
leiden tot fikse pijnen in de spieren als
gevolg van de geweldige inspanningen.
Voor het uithoesten van vocht en slijm
uit de ademhalingswegen, stoot de mens
kort en zeer krachtig een grote hoeveelheid
lucht uit, met de bedoeling dat deze zeer
snel voortgestuwde lucht de ongerechtig
heden mee naar buiten zal nemen.
Om slijm e.d. mee te nemen, moet de
uitgestoten lucht echter een zeer grote
snelheid hebben en om die te bereiken,
worden de longen kort en plotseling met
grote kracht dichtgeknepen, zodat de daarin
aanwezige lucht met grote snelheid naar
buiten wordt gestoten.
Deskundigen hebben de snelheid gemeten
van deze uitgestoten lucht. Het zal u mis
schien verwonderen, maar vast staat, dat
deze lucht bij krachtig hoesten een snelheid
kan hebben, die ongeveer gelijk is aan die
van het geluid (340 meter per seconde).
Dat betekent, dat we die lucht er uitpersen
met een bijna supersonische snelheid.
Bij het hoesten komen hoofdzakelijk onze
buikspieren in aktie, terwijl het bovenste
deel van de luchtpijp sterk wordt vernauwd,
om op die manier de grote spanning te
bereiken die nodig is om de uit te stoten
lucht die snelheid te geven. Deze hoge druk
en de grote snelheid van de lucht nemen
in de meeste gevallen de ongerechtigheden
maar dat is nogal twijfelachtig omdat men weg.
Dit is eenpubiikatie van liet Bedrijfschap) Horeca.
GEEN ONBEDREIGDE GEWELDENAREN
Wie de moderne ontwikkeling eens gadeslaat van snelwegen, internationale
autobanen, wegenbelasting en wat al niet, komt wellicht onder de indruk van
het gigantisch geheel dat wij verkeer noemen. In enkele uren tijd snelt de
zakenman in zijn luxe wagen naar plaatsen waar hij liefst nog vlugger zou
willen wezen, zoevend langs de wegen die wij vanaf deze eeuw in steeds
toenemende mate dwars door Nederland hebben aangelegd.
Juist de geschiedenis van die wegen is iets waar zeker de automobilist niet
bij stilstaat. Maar niet altïj4 is het zo geweest, de historie heeft wat dit
betreft hoogtepunten gekend die later weer verloren gingen, om te verzanden
in primitieve routes zonder voorzieningen.
CHINESE UITVINDING VAN OMSTREEKS CHRISTUS,
DIE IN EUROPA GROTE OPGANG MAAKTE