Zijn dromen bedrog?
Het vetprobleem
Verwarring over
inkomens
PAS OP VOOR TEVEEL, MAAR ZONDER GAAN WE DOOD
Het is begrijpelijk, dat veel mensen te
genwoordig niet meer weten wat ze er
van moeten denken en wat ze moeten doen.
Via de voorlichtingsorganen bereiken hen
allerlei berichten die hen de schrik om
het hart doen slaan. Men moet voorzichtig
zijn met roken, drinken, gebruik van suiker,
vet en wat al niet meer. Velen vragen zich
af wat de mens eigenlijk wel mag eten en
drinken zonder gevaar te lopen zijn gezond
heid te ondergraven. In feite is het ant
woord erg eenvoudig, men moet van alles
slechts met mate gebruik maken, want de
waarschuwingen gelden steeds voor een
teveel gebruik van dit of dat.'
Zo wordt er veel gewaarschuwd tegen
een overmatig gebruik van vet, want dit zou
bijdragen tot ziekten van hart en bloed
vaten. Door deze publicaties slaat een
aantal mensen de schrik om het hart en
zij beperken het gebruik van vet zo dras
tisch, dat dit op zijn beurt weer tot ge
zondheidsproblemen leidt.
We mogen namelijk niet vergeten, dat
vet een stof is zonder welke we niet
zouden kunnen leven. In allerlei vormen
maakt de mens er gebruik van.
Reeds zo'n dertigduizend jaar geleden
maakte de mens gebruik van dierlijk vet
voor de verlichting van zijn holen. In holen
in Spanje en Frankrijk heeft men meer
dan dertig stenen lampen gevonden uit
die tijd. Het zijn eenvoudige vlakke schaal
tjes, met een kleine inkeping voor de pit.
De pit waarschijnlijk gemaakt van in elkaar
gedraaid droog mos en dan over de in
keping tot in de schaal gelegd, waar het
uiteinde in het vet werd geduwd.
Het staat ook vast, dat de mensen in
die tijd ook vet als voedsel gebruikten
en dat ze de kunst reeds verstonden en
het vet uit het vlees van de buitdieren
te smelten. Ditzelfde vet stond ook in
dienst van de kunst en techniek van de
steentijd, waar bij het licht van genoemde
stenen lampen, de oude kunstenaars in de
donkere holen aan hun muurschilderingen
werkten en waar met behulp van dit licht
de eerste mijnwerker vuurstenen stond te
houwen in de mijnen.
Enige duizenden jaren later, maar nog
altijd zesduizend jaar voor onze jaartel
ling, voeren de voorvaders van de huidige
Eskimo's in kleine, smalle bootjes van uit
geholde boomstammen ter walvisvangst,
om op die wijze in hun behoefte aan vet
en olie te voorzien.
In diezelfde tijd zwierven in Midden-
Europa jagers door de wouden en zij wisten
reeds hoe ze vet konden halen uit het
merg van de beenderen van de dieren, die
zij buit maakten.
De opbrengsten waren blijkbaar ruim
voldoende, hetgeen mag worden afgeleid uit
het feit, dat men het zich kon veroorloven
vet te verbranden en het bij bezweringen,
offerranden en wat al niet meer te ge
bruiken.
In de vroege bronstijd komt voor het
eerst boter in de geschiedenis voor. Het
waren de nomaden van Afrika en Azië,
rondtrekkend met hun kudden, die door
toeval op de techniek kwamen van het
karnen. Men had en heeft nu nog wel de
gewoonte vloeistoffen tijdens het trekken
te vervoeren in gelooide geitenmagen. Het
gebeurde uiteraard dikwijls, dat na een
lange rit door de woestijn, door het schud
den zich een dikke laag vet boven op de
melk had afgezet. Die laag kon er worden
afgeschept en dat was dan de eerste boter.
Bij veel oude volkeren van later datum,
zoals Babyloniërs, Assyriërs, e.d. was het
de sesamolie, die onder meer ook werd
gebruikt voor cosmetische en medische doel
einden. Door de Phoeniciërs werd de olijf
olie in het middelpunt van de belangstelling
geplaatst van de landen rond de Middel
landse Zee. In de loop der daarop volgende
eeuwen, heeft de mens steeds sneller meer
soorten vetten en oliën ontdekt, die hij
zich op handige wijze ten nutte wist te
maken en zeker in onze moderne tijd zou
handel en wandel der mensheid ondenk
baar zijn, zonder die simpele grondstof...
vet.
Zonder vet zou de mensheid uitsterven,
maar wanneer men er teveel van nuttigt
is dat ook slecht voor de gezondheid.
Houdt dus maat.
Veel wordt er in ons land gediscussieerd over veranderingen, die er in de
maatschappij moeten komen. Alleen weet niemand precies waaruit die ver
anderingen moeten bestaan. Proberen wij de vraag toe te spitsen dan komen
velen tot de conclusie dat de inkomensverdeling in ons land niet juist is.
Het is zaak dat er een betere inkomensverdeling komt. De regering heeft
dat ook al voorzien in een interim-nota over inkomensbeleid, die wijst op de
noodzaak om te komen tot een meer aanvaardbare verdeling van inkomens.
Zo'n vraagstuk is niet eenvoudig op te lossen en daarom wordt het ter
advisering doorgezonden naar de Sociaal Economische Raad, want die is voor
het raad geven aan de regering ingesteld. Ook dat advies is nu geformuleerd.
Het komt er op neer dat er wel meer openbaarheid in inkomens moet ko
men maar men behoort niet zover te gaan dat men met naam en toenaam
alle individuele inkomens op tafel brengt. Dat zou de privacy teveel aan
tasten.
Meer openbaarheid.
Zijn wij nu een stap verder op de weg
naar een meer aanvaardbaar inkomensver
deling? Ja en nee. De positieve kant van
alle adviezen tot heden is dat er een
gemeenschappelijke mening bestaat over
de noodzaak tot meer openbaarheid van
inkomens. In het overleg is gebleken dat
er op dit punt al veel inzicht bestaat. Bij
de ambtenaren, en dat is een niet geringe
categorie werknemers in omvang, kan ie
dereen alle salarisschalen inzien. Daarnaast
bestaan er voor reeksen van branches sala
risschalen in de collectieve arbeidsover
eenkomsten. Vervolgens! beschikken vele
grote bedrijven over loontabellen.
Bij het midden- en kleinbedrijf bestaan
die gegevens niet, maar wel is uit allerlei
gegevens bekend dat de doorsnee-salarissen
daar zelden hoger zijn dan in de grote
bedrijven. Er blijven dan over de onbekende
inkomens uit de zelfstandige beroepen.
Daaronder horen de notarissen, de doktoren,
accountants, winkeliers, agenten, enz. Het
onbekende uit die sectoren maakt vele van
die beroepen ook onbemind bij het grote
publiek en men verwacht dan maar zonder
bewijs dat de inkomens in éen aantal van
die sectoren dan wel ver boven het ge
middelde zullen liggen. Daarmee zijn in de
eerste plaats dat soort inkomens op zich
zelf nog niet onaanvaardbaar. Er zijn in
komens bij die hoog zijn en graag gegund.
Dat geldt voor zeer speciale beroepen,
waarvoor een hoge graad van kundigheid
wordt vereist met uitzonderlijke kosten
van de daaraan voorafgaande studie. In
hoeverre kwam die studie ten laste van de
gemeenschap?
Moeilijk meetbaar.
Zodra die hoge inkomens worden aan
getast zou ook de bekwaamheid of de in
spanning van die hoogbegaafden aan de
orde komen. Als dit soort inspanningen
door irritatie wordt verminderd kan de
maatschappelijke schade wel groter zijn dan
de winst. Het is heel moeilijk hier het
onaanvaardbare portie te scheiden van het
aanvaardbare omdat de mate van gebrachte
offers voor dat inkomen heel moeilijk
meetbaar is. Ook is onvoldoende uit de verf
gekomen of het aannemelijk is dat het
percentage uitwassen zo groot is om een
gedetailleerde analyse te rechtvaardigen.
Dat zou nader kunnen worden onderzocht.
Gaat men wel over tot een brede analyse
van een reeks van functies dan stuit men
op het onderscheid tussen de verhouding
van de waardering van een functie tot het
geen de betrokkene er in werkelijkheid voor
doet. Dat vraagstuk houdt niet eens op
bij de vervulling van zelfstandige beroepen
en bij de verkrijgers van hogere inkomens.
Het speelt evengoed bij degenen die een
lager inkomen genieten. Hier openbaren
zich enorme verschillen niet alleen bij
functies maar ook bij bedrijfstakken en
nog meer bij verschillende bedrijven.
in de achter ons liggende gedachtenbe-
paling over inkomens is meermalen gesteld
dat cle hoge inkomens niet meer dan het
vijfvoudige van de laagste zouden mogen
bedragen. Daarmee zullen dan de netto
inkomens worden bedoeld, m.a.w. nadat de
fiscus reeds zijn overhevelende invloed heeft
uitgeoefend. Er bestaat echter geen enkele
fundamentele redenering over die verhou
ding van één op vijf. Waarom zou dit niet
een op vier of een op zes kunnen zijn.
Een uitputtend onderzoek over de ge
volgen van de fiscale heffingen op het
netto-inkomen is tot op lieden niet ver
schenen. Aan die zijde van de onwetendheid
kan nog heel wat worden gedaan.
Grote spanningen.
Wij hebben nu alleen nog maar nage
dacht over fiscale inkomens, maar naast
het belastbare inkomen kunnen velen nog
andere vormen van welvaartsverschil in
casseren. Wij denken aan het verschaffen
van woonruimte, aan het geven van on
kostenvergoedingen. Er worden mogelijk
heden geschapen om buitenlandse reizen te
maken, om studie te volgen of om bepaalde
representatiekosten te maken. Men zou zich
zo een functie kunnen scheppen, die prak
tisch geen inkomen oplevert, maar die via
de weg van allerlei faciliteiten toch moge
lijkheden biedt om een riant leven te lei
den. Ook dat gehele terrein van faciliteiten
buiten de directe sfeer van het bruto- of
netto-inkomen zou bij een studie over in
komensnivellering moeten worden betrok
ken. De grens tussen het aanvaardbare en
onaanvaardbare zal nauwelijks kunnen wor
den gfevonden.
Om politieke redenen ontkomt geen en
kele regering aan een wetsontwerp over
het inkomensvraagstuk. Het komt ons voor
dat daarbij de openbaarheid van inkomens
als eerste hoofdstuk aan de orde komt.
Daarbij zal men ontdekken dat wij op dit
terrein al een heel eind gevorderd zijn.
Zodra de hoogte van inkomens aan de orde
komt, ontstaat er de tegenstelling tussen
de verschillende klassen van inkomenstrek
kers. Want de lager betaalden voelen zich
altijd te kort gegaan en de hoger betaalden
willen over het verleden niet anders zeggen
dan dat zij maar nauwelijks aan hun trek
ken zijn gekomen.
Ook binnen de vakcentrales zal dat tot
grote spanningen leiden. Kijken wij even
verder dan binnen onze nauwe landsgren
zen dan ontdekken wij dat ook die inko
mens niet geïsoleerd kunnen worden gezien
van het buitenland. En hoe staat het daar
dan met de aanvaardbaarheid van de ver
kregen inkomens?
Het vraagstuk zal nog lang ter discussie
moeten staan, want in zekere zin werkt
het inkomen van het individu in de vrije
wereld en zeker in EEG-verband als een
stelsel van communicerende vaten. Zodat
de tegenstellingen zullen voortduren, die
worden gevoed door polarisatie en afgunst.
Beide ondeugden spelen bij het geven van
wijs advies een slechte rol.
Drs. A. van Mierlo.
(Nadruk verboden).
DE EIGENLIJKE DROOM HERINNEREN WIJ ONS NIET
Het is een zó bekend gezegde, „dromen zijn bedrog", dat wij haast voet
stoots zouden gaan aannemen, dat het tevens een waór gezegde is. Is dat
echter wel zo? Zijn dromen inderdaad bedrog? Of is dit bedrog slechts
schijn?
Willen wij dit antwoord vinden, dan zullen wij moeten weten, wat een
droom eigenlijk is. In de eerste plaats moeten wij vaststellen, dat de slaap
noodzakelijk is voor de droom.
Slapen, dat is het verkeren in een nood
zakelijke toestand van een zo groot moge
lijke ontspanning, een toestand, waarin wij
ons zoveel mogelijk van de buitenwereld
afwenden, maar waarin wij toch reageren
op die prikkels, die verband houden met
datgene dat levensnoodzakelijk is; het is
een toestand ook, waarin de ordeningen
van het bewustzijn, die kenmerkend zijn
voor het weten, verdwenen zijn.
Dat ontbreken van die ordening van het
bewustzijn is van belang voor de beant
woording van de vraag: Waarom is de
slaap voorwaarde voor de droom?
Het antwoord op die vraag is namelijk:
omdat voor de droom voorwaarde is, dat
de ordening van het bewuste (tijd, ruimte,
logica etc.) geen invloed uitoefent op het
onbewuste. In de droom namelijk spreekt
het onbewuste in beelden tot de mens.
Zonder mogelijkheid tot spreken voor het
onbewuste, dus ook geen droom. De orde
ning van het bewuste nu laat het oneffi
ciënte, het typisch ongebondene van het
onbewuste, dus ook van de droom, niet toe.
Die ordening van het bewuste ontbreekt
alleen in de slaap en kan dus alleen tijdens
de slaap dat wat in het onbewuste leeft,
niet blokkeren, ergois de slaap voor
waarde voor de droom.
Wat is de droom?
Dromen zijn niet de inslaapbeelden, die
gevormd worden door fantasieën (dikwijls:
in werkelijkheid nooit te verwezenlijken ge
beurtenissen, wensen etc.) en door datgene
dat in de afgelopen dagen, weken, maanden
ja soms zelfs jaren gebeurde.
De droom is het moment, waarop het
onbewuste tot ons spreekt. De spanning
van het bewustzijn is in de droom wegge
vallen. Zonder gebonden te zijn aan de
ordening van het bewustzijn „toont" zich
in de droom in een bonte mengeling, dat
wat in het onderbewustzijn leeft: wat be
waard bleef van de kinderjaren en wellicht
van nog vroeger, beelden van het dagelijks
leven, die tot het onderbewustzijn wisten
door te dringen en daar vastgelegd zijn, in
de slaap opgedane prikkels en dat deel van
het kosmisch geheel dat, volgens Jung en
vele anderen, in ons onderbewustzijn ver
ankerd ligt»
Het ontbreken van de ordening van het
bewustzijn (heden, verleden, toekomst, ruim
te, causaliteit etc.) is het, dat de droom
zo bizar doet zijn. In de droom kan alles
gebeuren. Men kan er alles in meemaken,
van de eigen geboorte tot de eigen begra
fenis toe. Voor het onbewuste schijnt dus
niets te gek te zijn!
De slaap is wel voorwaarde voor de
droom, maar bepaalt de droom toch niet.
Freud heeft aangetoond, dat het onbewuste
het psychische agens (d.i. de werkelijke
kracht van de ziel) is, dat de droominhoud
levert. Vóór- en onbewuste moment, dat
wat steeds verborgen en op de achtergrond
bleef, krijgen (via de slaap) in de droom
een kans.
Het onbewuste.
Wat is toch dat onbewuste? Haast alle
moderne psychologen zijn het er over eens,
dat er naast het bewuste en het vóórbe<-
wuste (d.i. het nog-niet-bewuste, dat echter
willekeurig bewust kan worden? hierop
berust b.v. alle herinnering), nog een on
bewuste bestaat, waarvan de inhoud niet
willekeurig bewust te maken valt.
Er bestaan vrij veel verschillende op
vattingen over de inhoud die het onbewuste
bepaalt, opvattingen, die hier uiteraard
niet kunnen worden uiteengezet. Wij dienen
hier te volstaan met enkele opmerkingen
over deze kwestie.
Freud vatte in de eerste periode van
zijn denken het onbewuste on als het
verdrongene. Verdrongen wordt dan alles,
wat verband houdt met ongeoorloofde drif
ten, voorop de sexuele, daarnaast de a-
gressieve driften.
Freud's leerling Jung echter zegt, dat
het onbewuste de psychische verworven
heden der mensheid als zodanig bevat;
het is dat deel van de mens, waarin de
band tussen individu en komisch geheel
als het ware bewust is, en wel bewust in
de droom, waarin de mens het welhaast
goddelijke mysterie ontmoet. Vele oosterse
theorieën, meestal ouder al dan die van
Jung, leren hetzelfde.
Het symbool.
De droom krijgt hierdoor uiteraard een
heel ander aanzien, dan dat hij heeft wan
neer hij uitgelegd wordt volgens de theorie
van Freud, bij wie, door middel van as
sociatie en symboolinterpretatie, elke droom
wordt tot een verdrongen wens, die het
daglicht niet verdragen kan.
Het woord symbool is afgeleid van het
Griekse werkwoord sumballein, dat samen
treffen betekent. Het een treft dus samen
met het ander. Wordt het een gegeven,
dan is het ander, zichtbaar of onzichtbaar,
aanwezig. Het meest eigene van het sym
bool is dus niet het lijken op, maar het
samentreffen van twee gegevens.
Het begrip symbool wordt ook weer op
diverse manieren opgevat. Laat hier over
het symbool echter alleen worden vastge
steld, dat het volgens de meest geldende
opvatting der moderne psychologie niet te
vangen is in een vaste schematiek (als
Freud's schematiek, waarbij de symbolen
bijna uitsluitend van sexuele aard zijn, of,
als de schematiek, waarin bijvoorbeeld een
weg de levensweg is, een huis, een dal
etc. vrouwelijk enz. enz.). Er bestaan strikt
individuele symbolen, ons de wijze tonend
waarop het enkele, bepaalde individu de
wereld ziet, en daarnaast ook gemeen
schappelijke symbolen.
Het symbool spreekt in de droom. Het
symbool is veelal persoonlijk. Hieruit volgt,
dat een droom nooit uitgelegd kan worden,
zonder de associaties, waarmede hier be
doeld wordt: alles, wat de dromer aan
gaande zijn eigen situatie weet mede te
delen, werkelijk alles, wat hem naar aan
leiding van de herinnerde droom voor de
geest komt.
Herinnering.
Nog een kort woord over het herinneren
van de droom. Tijdens de slaap, functioneert
het bewuste niet. Hoe is het dan mogelijk,
dat wij ons een droom toch „bewust" kun
nen zijn?
Dit komt doordat bij het ontwaken
als een klein onderdeel van het bewuste
al weer functioneert dat spel van het
onbewuste, die droom door dat kleine deel
nog net gegrepen kan worden. Onbewuste
en bewuste ontmoeten elkaar, waarbij het
bewuste registreert. Mensen, die zeer snel
inslapen en vooral ook zeer snel ontwaken,
zullen zich derhalve praktisch nooit de
droom herinneren, hetgeen echter nog niet
wil zeggen, dat zij niet zouden dromen.
Zij die langzaam inslapen en langzaam
wakker worden (veelal lijders aan de z.g.
ochtendziekte) herinneren zich meestal wel
hun dromen, omdat bij het geleidelijk ont
waken het bewuste weer langzaam bezit
van de mens neemt.
Zijn dromen bedrog?
Rest ons de oorspronkelijke vraag: „Zijn
dromen bedrog?" Uit het bovenstaande zal
wel duidelijk zijn geworden, dat wij dit
zeer zeker niet mogen zeggen. Dromen
hebben wel degelijk een betekenis (iets,
dat overigens in de oudheid al bekend was)
en zij worden derhalve eigenlijk te veel
verwaarloosd door de moderne mens.
Of de droom een objectieve aanduiding
is, en dus iets zegt over anderen, of dat
het een subjectieve aanduiding is, en iets
zegt over het eigen ik, de eigen persoon?
Het is een oud twistpunt, waarin wij ons
hier niet kunnen mengen. Vast staat ech
ter, dat de moderne psychologie overwegend
op het standpunt staat, dat de droom sub
jectief is. De droom toont ons onszelf.
„Tat twam asi", dat zijt gij!
Hoe het zij; de mens, die zijn eigen dro
men leert kennen, leert zijn onbewuste
diepten, zijn meest wezenlijke „ik" ken
nen. Want nogmaals: wat dromen ook zijn,
zij zijn in elk geval géén bedrog.
(Nadruk verboden).
LASSEN
In een akademisch laboratorium in Siberië
is het lassen m.b.v. explosieven redelijk
doeltreffend gebleken. In de explosieve las-
kamer werden twee aan elkaar te lassen
platen met deze explosie-techniek succesvol
tot een stuk geweld. De kracht der explosie
dreef beide platen met een snelheid van
3400 km per uur naar elkaar toe en in el
kaar. De Russen spreken van las-resultaten
van hoge kwaliteit. Hun techniek, zo be
weren ze verder, is zeer geschikt om ver
schillende metalen zoals koper en staal aan
elkaar te lassen. Andere mogelijk toepas
singen sluiten in: het lassen van elektrische
kabels, het snijden van metalen en het re
pareren van oliepijpleidingen. Voor de goede
orde zij nog vermeld dat de explosieve la
ding 6,5 pond zwaar woog en dat hogerge-
noemd instituut op dit gebied nauw samen
werkt met een zuster instituut in Kiev.
LICHTE FIETS
VOOR ZWAARGEWICHT
Ook iemand met een flink lichaamsge
wicht kan zich best op een lichte sportfiets
voortbewegen. Dat is een oude wijsheid
want in het verre verleden zijn al fietsen
gebouwd die het gewicht van twintig per
sonen konden dragen. Daarom heeft ook
de voormalige judo-wereldkampioen Anton
Geesink zich een superlichte sportfiets aan
geschaft, speciaal voor hem gebouwd en
berekend op zijn 145 kilo lichaamsgewicht.
Geesink benut zijn nieuwe fiets als onder
deel van zijn algemene conditietraining.
GEVONDEN-
Op het groepsbureau der Rijkspolitie te
Kortgene, Bernhardstraat 20, zijn inlichtin
gen te verkrijgen omtrent de volgende
gevonden voorwerpen:
1 bankbiljet van 25,en 1 bankbiljet
van ƒ5,—; 1 rode bromfietshelm; 1 beige
wollen vest; 1 paar bruine herenschoenen;
1 herenpolshorloge; 1 dolk; 1 herenpols
horloge; 1 damespolshorloge; 1 kinderfiets;
3 huissleutels; 1 oranje zeiljack; 2 auto
sleutels in rood etui; 1 huissleutel; 1 zil
veren armband; 1 bril; 1 zwarte porte
monnee met inhoud; 2 sleutels; 1 tas in
houdende handdoeken en badpakken; 1
vouwfiets; 1 huissleutel; 1 gouden dames
polshorloge; 1 hondenriem met penning no.
561538; 1 rood shirt; 1 fietssleuteltje met
sleutelhanger; 1 huissleutel in rood etui;
1 bromfietssleutel.
De commandant van de groep,
A. M. Westdorp.
P.V. "DE BLAUWE DOFFER"
KORTGENE
Uitslag concours St.
Deelname
1 L. de Fouw
2 C. Bouterse
3 K. de Kam
4 H; J. v. d. Moere
5 J. L. F. Minneboo
6 P. J. Wilderom
7 M. van Belzen
8 P. van Belzen
9 C. Bouterse
10 P. van Belzen
Quentin op 4 sept.
351 duiven.
9.43.51 194.279 195.6
50.05 199.492 193.4
47.00 195.160 191.2
49.39 194.788 189
53.42 199.591 186.8
51.57 196.842 184.6
50.56 194.690 182.4
55.11 199.591 180.2
56.38 2 178
56.59 2 175.8
Uitslag jeugd.
Deelname 38 duiven.
1 K. de Kam 9.47.00 195.160 39.6
2 idem 54.15 2 35.7
3 B. Noordhoek 54.50 194.486 31.8
4 idem 55.01 2 27.9
5 idem 57.09 3 24
Uitslag concours Chateauroux op 4 sept.
1 S. Branderhorst 15.05.50 550.157 230.2
2 P. van Belzen 13.49 555.609 223.7
3 S. Branderhorst 09.11 2 217.2
4 H. P. Versluijs 12.48 552.323 210.7
5 H. C. Verburg 13.30 551.880 204.2
6 S. Branderhorst 12.33 3 197.7
7 P. van Belzen 19.46 2 191.2
8 S. Branderhorst 20.00 4 184.7
9 P. van Belzen 33.01 3 178.2
10 S. Branderhorst 27.34 5 171.7
Eindstand kampioenschap jonge duiven.
HOK
1 S. M. Branderhorst 3707,1 pnt.
2 L. de Fouw 3331,9 pnt.
3 P. van Belzen 3012,9 pnt.
DUIF -
1 S. M. Branderhorst 138379 - 1657,5 pnt.
2 idem 138375 - 1159,0 pnt.
3 idem 138368 - 1124,9 pnt.
Aangewezen jonge duif (eerstgetekende).
1 S. M. Branderhorst 1112,9 pnt.
2 M. C. Clement 772,5 pnt.
3 A. P. de Haze 655,6 pnt.
Uitslag concours Neufvilles op 11 sept.
Deelname 335 duiven.
1 M. van Belzen
2 A. C. Hollestelle
3 idem
4 J. van Belzen
5 A. C. Hollestelle
6 K. de Kam
7 A. J. Bouterse
8 C. Bouterse
9 W. C. Filius
10 P. van Belzen
8.29.03 116.
29.57 117.
30.20 2
30.27 117.
31.14 3
31.00 116.
32.14 118.
32.54 117.
31.26 114.
33.31 117.
.195 179.5
.860 177.4
175.3
.785 173.2
171.1
613 169
179 166.9
811 164.8
256 162.7
.862 160.6
Uitslag jeugd.
Deelname 51 duiven.
1 K. de Kam 8.31.00 116.613 37.5
2 J. A. Amperse 34.30 113.536 34.7
3 B. Noordhoek 40.12 116.042 31.9
4 J. A. Amperse 42-21 2 29.1
5 K. de Kam 47.02 2 26.3