Zijn dromen bedrog? Het vetprobleem Verwarring over inkomens PAS OP VOOR TEVEEL, MAAR ZONDER GAAN WE DOOD Het is begrijpelijk, dat veel mensen te genwoordig niet meer weten wat ze er van moeten denken en wat ze moeten doen. Via de voorlichtingsorganen bereiken hen allerlei berichten die hen de schrik om het hart doen slaan. Men moet voorzichtig zijn met roken, drinken, gebruik van suiker, vet en wat al niet meer. Velen vragen zich af wat de mens eigenlijk wel mag eten en drinken zonder gevaar te lopen zijn gezond heid te ondergraven. In feite is het ant woord erg eenvoudig, men moet van alles slechts met mate gebruik maken, want de waarschuwingen gelden steeds voor een teveel gebruik van dit of dat.' Zo wordt er veel gewaarschuwd tegen een overmatig gebruik van vet, want dit zou bijdragen tot ziekten van hart en bloed vaten. Door deze publicaties slaat een aantal mensen de schrik om het hart en zij beperken het gebruik van vet zo dras tisch, dat dit op zijn beurt weer tot ge zondheidsproblemen leidt. We mogen namelijk niet vergeten, dat vet een stof is zonder welke we niet zouden kunnen leven. In allerlei vormen maakt de mens er gebruik van. Reeds zo'n dertigduizend jaar geleden maakte de mens gebruik van dierlijk vet voor de verlichting van zijn holen. In holen in Spanje en Frankrijk heeft men meer dan dertig stenen lampen gevonden uit die tijd. Het zijn eenvoudige vlakke schaal tjes, met een kleine inkeping voor de pit. De pit waarschijnlijk gemaakt van in elkaar gedraaid droog mos en dan over de in keping tot in de schaal gelegd, waar het uiteinde in het vet werd geduwd. Het staat ook vast, dat de mensen in die tijd ook vet als voedsel gebruikten en dat ze de kunst reeds verstonden en het vet uit het vlees van de buitdieren te smelten. Ditzelfde vet stond ook in dienst van de kunst en techniek van de steentijd, waar bij het licht van genoemde stenen lampen, de oude kunstenaars in de donkere holen aan hun muurschilderingen werkten en waar met behulp van dit licht de eerste mijnwerker vuurstenen stond te houwen in de mijnen. Enige duizenden jaren later, maar nog altijd zesduizend jaar voor onze jaartel ling, voeren de voorvaders van de huidige Eskimo's in kleine, smalle bootjes van uit geholde boomstammen ter walvisvangst, om op die wijze in hun behoefte aan vet en olie te voorzien. In diezelfde tijd zwierven in Midden- Europa jagers door de wouden en zij wisten reeds hoe ze vet konden halen uit het merg van de beenderen van de dieren, die zij buit maakten. De opbrengsten waren blijkbaar ruim voldoende, hetgeen mag worden afgeleid uit het feit, dat men het zich kon veroorloven vet te verbranden en het bij bezweringen, offerranden en wat al niet meer te ge bruiken. In de vroege bronstijd komt voor het eerst boter in de geschiedenis voor. Het waren de nomaden van Afrika en Azië, rondtrekkend met hun kudden, die door toeval op de techniek kwamen van het karnen. Men had en heeft nu nog wel de gewoonte vloeistoffen tijdens het trekken te vervoeren in gelooide geitenmagen. Het gebeurde uiteraard dikwijls, dat na een lange rit door de woestijn, door het schud den zich een dikke laag vet boven op de melk had afgezet. Die laag kon er worden afgeschept en dat was dan de eerste boter. Bij veel oude volkeren van later datum, zoals Babyloniërs, Assyriërs, e.d. was het de sesamolie, die onder meer ook werd gebruikt voor cosmetische en medische doel einden. Door de Phoeniciërs werd de olijf olie in het middelpunt van de belangstelling geplaatst van de landen rond de Middel landse Zee. In de loop der daarop volgende eeuwen, heeft de mens steeds sneller meer soorten vetten en oliën ontdekt, die hij zich op handige wijze ten nutte wist te maken en zeker in onze moderne tijd zou handel en wandel der mensheid ondenk baar zijn, zonder die simpele grondstof... vet. Zonder vet zou de mensheid uitsterven, maar wanneer men er teveel van nuttigt is dat ook slecht voor de gezondheid. Houdt dus maat. Veel wordt er in ons land gediscussieerd over veranderingen, die er in de maatschappij moeten komen. Alleen weet niemand precies waaruit die ver anderingen moeten bestaan. Proberen wij de vraag toe te spitsen dan komen velen tot de conclusie dat de inkomensverdeling in ons land niet juist is. Het is zaak dat er een betere inkomensverdeling komt. De regering heeft dat ook al voorzien in een interim-nota over inkomensbeleid, die wijst op de noodzaak om te komen tot een meer aanvaardbare verdeling van inkomens. Zo'n vraagstuk is niet eenvoudig op te lossen en daarom wordt het ter advisering doorgezonden naar de Sociaal Economische Raad, want die is voor het raad geven aan de regering ingesteld. Ook dat advies is nu geformuleerd. Het komt er op neer dat er wel meer openbaarheid in inkomens moet ko men maar men behoort niet zover te gaan dat men met naam en toenaam alle individuele inkomens op tafel brengt. Dat zou de privacy teveel aan tasten. Meer openbaarheid. Zijn wij nu een stap verder op de weg naar een meer aanvaardbaar inkomensver deling? Ja en nee. De positieve kant van alle adviezen tot heden is dat er een gemeenschappelijke mening bestaat over de noodzaak tot meer openbaarheid van inkomens. In het overleg is gebleken dat er op dit punt al veel inzicht bestaat. Bij de ambtenaren, en dat is een niet geringe categorie werknemers in omvang, kan ie dereen alle salarisschalen inzien. Daarnaast bestaan er voor reeksen van branches sala risschalen in de collectieve arbeidsover eenkomsten. Vervolgens! beschikken vele grote bedrijven over loontabellen. Bij het midden- en kleinbedrijf bestaan die gegevens niet, maar wel is uit allerlei gegevens bekend dat de doorsnee-salarissen daar zelden hoger zijn dan in de grote bedrijven. Er blijven dan over de onbekende inkomens uit de zelfstandige beroepen. Daaronder horen de notarissen, de doktoren, accountants, winkeliers, agenten, enz. Het onbekende uit die sectoren maakt vele van die beroepen ook onbemind bij het grote publiek en men verwacht dan maar zonder bewijs dat de inkomens in éen aantal van die sectoren dan wel ver boven het ge middelde zullen liggen. Daarmee zijn in de eerste plaats dat soort inkomens op zich zelf nog niet onaanvaardbaar. Er zijn in komens bij die hoog zijn en graag gegund. Dat geldt voor zeer speciale beroepen, waarvoor een hoge graad van kundigheid wordt vereist met uitzonderlijke kosten van de daaraan voorafgaande studie. In hoeverre kwam die studie ten laste van de gemeenschap? Moeilijk meetbaar. Zodra die hoge inkomens worden aan getast zou ook de bekwaamheid of de in spanning van die hoogbegaafden aan de orde komen. Als dit soort inspanningen door irritatie wordt verminderd kan de maatschappelijke schade wel groter zijn dan de winst. Het is heel moeilijk hier het onaanvaardbare portie te scheiden van het aanvaardbare omdat de mate van gebrachte offers voor dat inkomen heel moeilijk meetbaar is. Ook is onvoldoende uit de verf gekomen of het aannemelijk is dat het percentage uitwassen zo groot is om een gedetailleerde analyse te rechtvaardigen. Dat zou nader kunnen worden onderzocht. Gaat men wel over tot een brede analyse van een reeks van functies dan stuit men op het onderscheid tussen de verhouding van de waardering van een functie tot het geen de betrokkene er in werkelijkheid voor doet. Dat vraagstuk houdt niet eens op bij de vervulling van zelfstandige beroepen en bij de verkrijgers van hogere inkomens. Het speelt evengoed bij degenen die een lager inkomen genieten. Hier openbaren zich enorme verschillen niet alleen bij functies maar ook bij bedrijfstakken en nog meer bij verschillende bedrijven. in de achter ons liggende gedachtenbe- paling over inkomens is meermalen gesteld dat cle hoge inkomens niet meer dan het vijfvoudige van de laagste zouden mogen bedragen. Daarmee zullen dan de netto inkomens worden bedoeld, m.a.w. nadat de fiscus reeds zijn overhevelende invloed heeft uitgeoefend. Er bestaat echter geen enkele fundamentele redenering over die verhou ding van één op vijf. Waarom zou dit niet een op vier of een op zes kunnen zijn. Een uitputtend onderzoek over de ge volgen van de fiscale heffingen op het netto-inkomen is tot op lieden niet ver schenen. Aan die zijde van de onwetendheid kan nog heel wat worden gedaan. Grote spanningen. Wij hebben nu alleen nog maar nage dacht over fiscale inkomens, maar naast het belastbare inkomen kunnen velen nog andere vormen van welvaartsverschil in casseren. Wij denken aan het verschaffen van woonruimte, aan het geven van on kostenvergoedingen. Er worden mogelijk heden geschapen om buitenlandse reizen te maken, om studie te volgen of om bepaalde representatiekosten te maken. Men zou zich zo een functie kunnen scheppen, die prak tisch geen inkomen oplevert, maar die via de weg van allerlei faciliteiten toch moge lijkheden biedt om een riant leven te lei den. Ook dat gehele terrein van faciliteiten buiten de directe sfeer van het bruto- of netto-inkomen zou bij een studie over in komensnivellering moeten worden betrok ken. De grens tussen het aanvaardbare en onaanvaardbare zal nauwelijks kunnen wor den gfevonden. Om politieke redenen ontkomt geen en kele regering aan een wetsontwerp over het inkomensvraagstuk. Het komt ons voor dat daarbij de openbaarheid van inkomens als eerste hoofdstuk aan de orde komt. Daarbij zal men ontdekken dat wij op dit terrein al een heel eind gevorderd zijn. Zodra de hoogte van inkomens aan de orde komt, ontstaat er de tegenstelling tussen de verschillende klassen van inkomenstrek kers. Want de lager betaalden voelen zich altijd te kort gegaan en de hoger betaalden willen over het verleden niet anders zeggen dan dat zij maar nauwelijks aan hun trek ken zijn gekomen. Ook binnen de vakcentrales zal dat tot grote spanningen leiden. Kijken wij even verder dan binnen onze nauwe landsgren zen dan ontdekken wij dat ook die inko mens niet geïsoleerd kunnen worden gezien van het buitenland. En hoe staat het daar dan met de aanvaardbaarheid van de ver kregen inkomens? Het vraagstuk zal nog lang ter discussie moeten staan, want in zekere zin werkt het inkomen van het individu in de vrije wereld en zeker in EEG-verband als een stelsel van communicerende vaten. Zodat de tegenstellingen zullen voortduren, die worden gevoed door polarisatie en afgunst. Beide ondeugden spelen bij het geven van wijs advies een slechte rol. Drs. A. van Mierlo. (Nadruk verboden). DE EIGENLIJKE DROOM HERINNEREN WIJ ONS NIET Het is een zó bekend gezegde, „dromen zijn bedrog", dat wij haast voet stoots zouden gaan aannemen, dat het tevens een waór gezegde is. Is dat echter wel zo? Zijn dromen inderdaad bedrog? Of is dit bedrog slechts schijn? Willen wij dit antwoord vinden, dan zullen wij moeten weten, wat een droom eigenlijk is. In de eerste plaats moeten wij vaststellen, dat de slaap noodzakelijk is voor de droom. Slapen, dat is het verkeren in een nood zakelijke toestand van een zo groot moge lijke ontspanning, een toestand, waarin wij ons zoveel mogelijk van de buitenwereld afwenden, maar waarin wij toch reageren op die prikkels, die verband houden met datgene dat levensnoodzakelijk is; het is een toestand ook, waarin de ordeningen van het bewustzijn, die kenmerkend zijn voor het weten, verdwenen zijn. Dat ontbreken van die ordening van het bewustzijn is van belang voor de beant woording van de vraag: Waarom is de slaap voorwaarde voor de droom? Het antwoord op die vraag is namelijk: omdat voor de droom voorwaarde is, dat de ordening van het bewuste (tijd, ruimte, logica etc.) geen invloed uitoefent op het onbewuste. In de droom namelijk spreekt het onbewuste in beelden tot de mens. Zonder mogelijkheid tot spreken voor het onbewuste, dus ook geen droom. De orde ning van het bewuste nu laat het oneffi ciënte, het typisch ongebondene van het onbewuste, dus ook van de droom, niet toe. Die ordening van het bewuste ontbreekt alleen in de slaap en kan dus alleen tijdens de slaap dat wat in het onbewuste leeft, niet blokkeren, ergois de slaap voor waarde voor de droom. Wat is de droom? Dromen zijn niet de inslaapbeelden, die gevormd worden door fantasieën (dikwijls: in werkelijkheid nooit te verwezenlijken ge beurtenissen, wensen etc.) en door datgene dat in de afgelopen dagen, weken, maanden ja soms zelfs jaren gebeurde. De droom is het moment, waarop het onbewuste tot ons spreekt. De spanning van het bewustzijn is in de droom wegge vallen. Zonder gebonden te zijn aan de ordening van het bewustzijn „toont" zich in de droom in een bonte mengeling, dat wat in het onderbewustzijn leeft: wat be waard bleef van de kinderjaren en wellicht van nog vroeger, beelden van het dagelijks leven, die tot het onderbewustzijn wisten door te dringen en daar vastgelegd zijn, in de slaap opgedane prikkels en dat deel van het kosmisch geheel dat, volgens Jung en vele anderen, in ons onderbewustzijn ver ankerd ligt» Het ontbreken van de ordening van het bewustzijn (heden, verleden, toekomst, ruim te, causaliteit etc.) is het, dat de droom zo bizar doet zijn. In de droom kan alles gebeuren. Men kan er alles in meemaken, van de eigen geboorte tot de eigen begra fenis toe. Voor het onbewuste schijnt dus niets te gek te zijn! De slaap is wel voorwaarde voor de droom, maar bepaalt de droom toch niet. Freud heeft aangetoond, dat het onbewuste het psychische agens (d.i. de werkelijke kracht van de ziel) is, dat de droominhoud levert. Vóór- en onbewuste moment, dat wat steeds verborgen en op de achtergrond bleef, krijgen (via de slaap) in de droom een kans. Het onbewuste. Wat is toch dat onbewuste? Haast alle moderne psychologen zijn het er over eens, dat er naast het bewuste en het vóórbe<- wuste (d.i. het nog-niet-bewuste, dat echter willekeurig bewust kan worden? hierop berust b.v. alle herinnering), nog een on bewuste bestaat, waarvan de inhoud niet willekeurig bewust te maken valt. Er bestaan vrij veel verschillende op vattingen over de inhoud die het onbewuste bepaalt, opvattingen, die hier uiteraard niet kunnen worden uiteengezet. Wij dienen hier te volstaan met enkele opmerkingen over deze kwestie. Freud vatte in de eerste periode van zijn denken het onbewuste on als het verdrongene. Verdrongen wordt dan alles, wat verband houdt met ongeoorloofde drif ten, voorop de sexuele, daarnaast de a- gressieve driften. Freud's leerling Jung echter zegt, dat het onbewuste de psychische verworven heden der mensheid als zodanig bevat; het is dat deel van de mens, waarin de band tussen individu en komisch geheel als het ware bewust is, en wel bewust in de droom, waarin de mens het welhaast goddelijke mysterie ontmoet. Vele oosterse theorieën, meestal ouder al dan die van Jung, leren hetzelfde. Het symbool. De droom krijgt hierdoor uiteraard een heel ander aanzien, dan dat hij heeft wan neer hij uitgelegd wordt volgens de theorie van Freud, bij wie, door middel van as sociatie en symboolinterpretatie, elke droom wordt tot een verdrongen wens, die het daglicht niet verdragen kan. Het woord symbool is afgeleid van het Griekse werkwoord sumballein, dat samen treffen betekent. Het een treft dus samen met het ander. Wordt het een gegeven, dan is het ander, zichtbaar of onzichtbaar, aanwezig. Het meest eigene van het sym bool is dus niet het lijken op, maar het samentreffen van twee gegevens. Het begrip symbool wordt ook weer op diverse manieren opgevat. Laat hier over het symbool echter alleen worden vastge steld, dat het volgens de meest geldende opvatting der moderne psychologie niet te vangen is in een vaste schematiek (als Freud's schematiek, waarbij de symbolen bijna uitsluitend van sexuele aard zijn, of, als de schematiek, waarin bijvoorbeeld een weg de levensweg is, een huis, een dal etc. vrouwelijk enz. enz.). Er bestaan strikt individuele symbolen, ons de wijze tonend waarop het enkele, bepaalde individu de wereld ziet, en daarnaast ook gemeen schappelijke symbolen. Het symbool spreekt in de droom. Het symbool is veelal persoonlijk. Hieruit volgt, dat een droom nooit uitgelegd kan worden, zonder de associaties, waarmede hier be doeld wordt: alles, wat de dromer aan gaande zijn eigen situatie weet mede te delen, werkelijk alles, wat hem naar aan leiding van de herinnerde droom voor de geest komt. Herinnering. Nog een kort woord over het herinneren van de droom. Tijdens de slaap, functioneert het bewuste niet. Hoe is het dan mogelijk, dat wij ons een droom toch „bewust" kun nen zijn? Dit komt doordat bij het ontwaken als een klein onderdeel van het bewuste al weer functioneert dat spel van het onbewuste, die droom door dat kleine deel nog net gegrepen kan worden. Onbewuste en bewuste ontmoeten elkaar, waarbij het bewuste registreert. Mensen, die zeer snel inslapen en vooral ook zeer snel ontwaken, zullen zich derhalve praktisch nooit de droom herinneren, hetgeen echter nog niet wil zeggen, dat zij niet zouden dromen. Zij die langzaam inslapen en langzaam wakker worden (veelal lijders aan de z.g. ochtendziekte) herinneren zich meestal wel hun dromen, omdat bij het geleidelijk ont waken het bewuste weer langzaam bezit van de mens neemt. Zijn dromen bedrog? Rest ons de oorspronkelijke vraag: „Zijn dromen bedrog?" Uit het bovenstaande zal wel duidelijk zijn geworden, dat wij dit zeer zeker niet mogen zeggen. Dromen hebben wel degelijk een betekenis (iets, dat overigens in de oudheid al bekend was) en zij worden derhalve eigenlijk te veel verwaarloosd door de moderne mens. Of de droom een objectieve aanduiding is, en dus iets zegt over anderen, of dat het een subjectieve aanduiding is, en iets zegt over het eigen ik, de eigen persoon? Het is een oud twistpunt, waarin wij ons hier niet kunnen mengen. Vast staat ech ter, dat de moderne psychologie overwegend op het standpunt staat, dat de droom sub jectief is. De droom toont ons onszelf. „Tat twam asi", dat zijt gij! Hoe het zij; de mens, die zijn eigen dro men leert kennen, leert zijn onbewuste diepten, zijn meest wezenlijke „ik" ken nen. Want nogmaals: wat dromen ook zijn, zij zijn in elk geval géén bedrog. (Nadruk verboden). LASSEN In een akademisch laboratorium in Siberië is het lassen m.b.v. explosieven redelijk doeltreffend gebleken. In de explosieve las- kamer werden twee aan elkaar te lassen platen met deze explosie-techniek succesvol tot een stuk geweld. De kracht der explosie dreef beide platen met een snelheid van 3400 km per uur naar elkaar toe en in el kaar. De Russen spreken van las-resultaten van hoge kwaliteit. Hun techniek, zo be weren ze verder, is zeer geschikt om ver schillende metalen zoals koper en staal aan elkaar te lassen. Andere mogelijk toepas singen sluiten in: het lassen van elektrische kabels, het snijden van metalen en het re pareren van oliepijpleidingen. Voor de goede orde zij nog vermeld dat de explosieve la ding 6,5 pond zwaar woog en dat hogerge- noemd instituut op dit gebied nauw samen werkt met een zuster instituut in Kiev. LICHTE FIETS VOOR ZWAARGEWICHT Ook iemand met een flink lichaamsge wicht kan zich best op een lichte sportfiets voortbewegen. Dat is een oude wijsheid want in het verre verleden zijn al fietsen gebouwd die het gewicht van twintig per sonen konden dragen. Daarom heeft ook de voormalige judo-wereldkampioen Anton Geesink zich een superlichte sportfiets aan geschaft, speciaal voor hem gebouwd en berekend op zijn 145 kilo lichaamsgewicht. Geesink benut zijn nieuwe fiets als onder deel van zijn algemene conditietraining. GEVONDEN- Op het groepsbureau der Rijkspolitie te Kortgene, Bernhardstraat 20, zijn inlichtin gen te verkrijgen omtrent de volgende gevonden voorwerpen: 1 bankbiljet van 25,en 1 bankbiljet van ƒ5,—; 1 rode bromfietshelm; 1 beige wollen vest; 1 paar bruine herenschoenen; 1 herenpolshorloge; 1 dolk; 1 herenpols horloge; 1 damespolshorloge; 1 kinderfiets; 3 huissleutels; 1 oranje zeiljack; 2 auto sleutels in rood etui; 1 huissleutel; 1 zil veren armband; 1 bril; 1 zwarte porte monnee met inhoud; 2 sleutels; 1 tas in houdende handdoeken en badpakken; 1 vouwfiets; 1 huissleutel; 1 gouden dames polshorloge; 1 hondenriem met penning no. 561538; 1 rood shirt; 1 fietssleuteltje met sleutelhanger; 1 huissleutel in rood etui; 1 bromfietssleutel. De commandant van de groep, A. M. Westdorp. P.V. "DE BLAUWE DOFFER" KORTGENE Uitslag concours St. Deelname 1 L. de Fouw 2 C. Bouterse 3 K. de Kam 4 H; J. v. d. Moere 5 J. L. F. Minneboo 6 P. J. Wilderom 7 M. van Belzen 8 P. van Belzen 9 C. Bouterse 10 P. van Belzen Quentin op 4 sept. 351 duiven. 9.43.51 194.279 195.6 50.05 199.492 193.4 47.00 195.160 191.2 49.39 194.788 189 53.42 199.591 186.8 51.57 196.842 184.6 50.56 194.690 182.4 55.11 199.591 180.2 56.38 2 178 56.59 2 175.8 Uitslag jeugd. Deelname 38 duiven. 1 K. de Kam 9.47.00 195.160 39.6 2 idem 54.15 2 35.7 3 B. Noordhoek 54.50 194.486 31.8 4 idem 55.01 2 27.9 5 idem 57.09 3 24 Uitslag concours Chateauroux op 4 sept. 1 S. Branderhorst 15.05.50 550.157 230.2 2 P. van Belzen 13.49 555.609 223.7 3 S. Branderhorst 09.11 2 217.2 4 H. P. Versluijs 12.48 552.323 210.7 5 H. C. Verburg 13.30 551.880 204.2 6 S. Branderhorst 12.33 3 197.7 7 P. van Belzen 19.46 2 191.2 8 S. Branderhorst 20.00 4 184.7 9 P. van Belzen 33.01 3 178.2 10 S. Branderhorst 27.34 5 171.7 Eindstand kampioenschap jonge duiven. HOK 1 S. M. Branderhorst 3707,1 pnt. 2 L. de Fouw 3331,9 pnt. 3 P. van Belzen 3012,9 pnt. DUIF - 1 S. M. Branderhorst 138379 - 1657,5 pnt. 2 idem 138375 - 1159,0 pnt. 3 idem 138368 - 1124,9 pnt. Aangewezen jonge duif (eerstgetekende). 1 S. M. Branderhorst 1112,9 pnt. 2 M. C. Clement 772,5 pnt. 3 A. P. de Haze 655,6 pnt. Uitslag concours Neufvilles op 11 sept. Deelname 335 duiven. 1 M. van Belzen 2 A. C. Hollestelle 3 idem 4 J. van Belzen 5 A. C. Hollestelle 6 K. de Kam 7 A. J. Bouterse 8 C. Bouterse 9 W. C. Filius 10 P. van Belzen 8.29.03 116. 29.57 117. 30.20 2 30.27 117. 31.14 3 31.00 116. 32.14 118. 32.54 117. 31.26 114. 33.31 117. .195 179.5 .860 177.4 175.3 .785 173.2 171.1 613 169 179 166.9 811 164.8 256 162.7 .862 160.6 Uitslag jeugd. Deelname 51 duiven. 1 K. de Kam 8.31.00 116.613 37.5 2 J. A. Amperse 34.30 113.536 34.7 3 B. Noordhoek 40.12 116.042 31.9 4 J. A. Amperse 42-21 2 29.1 5 K. de Kam 47.02 2 26.3

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1976 | | pagina 2