Hoe reageren
wij....?
LUCHTVERONTREINIGING
STORMEN
Suikertekort dreigt
'S WINTERS DE GEVAARLIJKSTE TIJD BIJ
TOT ZELFS BOVEN DE GROTE OCEAAN BLIJKT DE LUCHT
VERONTREINIGD - HET GEVAARLIJKE ZWAVELDIOXYDE
In weerwil van alle voorschriften uitge
vaardigd door bezorgde overheidsinstanties
en in weerwil van de technische vooruit
gang, gaan er dag aan dag in alle ge-
industrialiseerde gebieden in de wereld ge
weldige hoeveelheden uiterst fijn verdeelde
vaste stoffen samen met verschillende soor
ten gassen de lucht in. Vooral in sterk
geïndustrialiseerde streken is de vervuiling
van de lucht natuurlijk heel ernstig.
Gedurende ongeveer negen tot tien maan
den van het jaar zit er zoveel beweging
in onze atmosfeer, dat de luchtlaag dicht
bij de grond, waarin wij tenslotte moeten
leven, voldoende ventileert, zodat de vuil-
concentartie niet zo hoog wordt, dat een
en ander een acuut gevaar voor de mensen
kan betekenen.
De wind en turbulentie zorgen voor een
voldoende verspreiding en daardoor ver
dunning van de concentratie zwaveldioxyde,
de gevaarlijkste van alle luchtvervuilers,
die we helaas in vrijwel alle schoorsteen-
vuil van fabrieken aantreffen.
In de wintermaanden kunnen er onder
bepaalde ongunstige omstandigheden echter
kritische situaties ontstaan. Dat is bijvoor
beeld het geval wanneer er hoog in de
lucht, als het ware een neveldeken aan
wezig is. Dat gaat meestal samen met
windstil weer. Het gevolg van een en ander
is. dat door gebrek aan wind en door de
nevel op zekere hoogte het geloosde vuil
in de lucht zich niet verspreidt en boven
een bepaald gebied blijft hangen. Wanneer
er dan, bij dit windstille weer ook nog
mist gaat optreden, dan gebeurt het maar
al te dikwijls, dat men de nèerslaande
zwaveldioxyde kan proeven en ruiken.
Een en ander heeft uiteraard een bij
zonder ongunstige invloed op onze adem-
halingsprganen.
Men verdenkt zwaveldioxyde er trouwens
sterk van, als belangrijkste en gevaarlijkste
luchtvervuiler mede, in ernstige mate aan
sprakelijk te zijn voor de geweldige toename
van kanker en andere moderne ziekten
in de hoogontwikkelde landen.
Volgens Amerikaanse onderzoekingen zou
zwaveldioxyde zich in het lichaam om
zetten in natriumbisulfide en deze verbin
ding beschadigt de moleculen van de kern-
zuren DNA en RNA, die in de celkern
van de levende cel de dragers zijn van
respectievelijk: de erfelijke eigenschappen
en de regulators van alle levensprocessen.
Met man en macht wordt er nu een
nader onderzoek ingesteld naar de schade
lijke werking van deze stof, die juist in
de fabriekscentra van de geïndustrialiseerde
landen zoveel voorkomt.
In Engeland en met name in Londen
kent men dergelijke gevaarlijke rook-mist
onder de naam „Smog", een samentrekking
van Smoke en Fog.
Een dergelijke met vuil verzadigde mist
was er van 5 tot 9 december 1952 in
Londen oorzaak van dat er niet minder
dan 900 mensen per dag stierven, tegen
een normaal sterftecijfer voor deze metro-
oool van ongeveer 250 mensen per dag.
De sterk geconcentreerde vervuilde lucht
was er oorzaak van dat grote aantallen
mensen met zwakke of zieke ademhalings
organen zonder meer het slachtoffer werden.
Het is natuurlijk bijzonder moeilijk om
vast te stellen welke schade enkele dagen
van een dergelijke „Smog" toebrengen aan
een gezond lichaam. Maar dat dit gebeurt
staat zonder meer vast.
Nu waren de dagen van 5 tot en met
9 december toevallig catastrofale dagen,
maar over het algemeen betekenen deze
windstille winterse neveldagen gevaarlijke
dagen voor alles wat leeft in die gebieden.
In verschillende sterk geïndustrialiseerde
gebieden van de wereld, ook bij ons in
Europa en in ons eigen land, heeft men
controle en waarschuwingssystemen ge
bouwd. Deze controleren voortdurend de
mate van luchtverontreiniging en geven
alarm, wanneer de concentratie boven een
bepaalde grens dreigt te komen. Het is
dan mogelijk om tijdig personen die gevaar
lopen, uit dit gebied te evacueren.
Op het ogenblik wordt er zelfs reeds
gewerkt aan de opbouw van een geheel
controle- en waarschuwingsnet over Euro
pa, de zogenaamde „airpolution background
stations".
Hoe ernstig de toestand is, blijkt wel
uit het feit, dat er bepaalde stoffen zijn,
die zich niet zo snel laten afbreken en
die dus zeer lang in de lucht blijven han
gen. Daar komt dan nog bij, dat ze dag
in dag uit versterking krijgen enten
slotte door de geweldige aktiviteiten in
onze atmosfeer door die gehele atmosfeer
worden verbreid over de wereld.
Reeds worden bij wetenschappelijke on
derzoekingen in de poolgebieden en boven
de grote oceanen, die normaal gesproken
vrij moesten zijn van vuil in hun lucht,
bepaalde vreemde stoffen aangetroffen en
dat geeft ernstig te denken. Hoe snel
zullen deze concentraties daar oplopen bij
de huidige vuilproduktie in de wereld?
Wanneer komen we aan het kritieke punt,
dat er nergens meer op aarde nog echte
frisse en onbedorven lucht te vinden zal
zijn?
De Wereldorganisatie voor Meteorologie
(een organisatie van de UNO) heeft in ver
band hiermede reeds een oproep laten
horen aan de technisch ontwikkelde landen
in de wereld om door samenwerking te
komen tot een wereldwijd net van controle-
en waarschuwingsstations. Dat zou mogelijk
zijn, wanneer men in elk gebied van
500.000 vierkante kilometer zo'n station
zou hebben. Op die manier zou men deze
gehele gevaarlijke ontwikkeling in het oog
kunnen houden.
Het belangrijkste is natuurlijk, dat er
maatregelen worden genomen, om verdere
verontreiniging van de lucht, speciaal in
de industriegebieden, tegen te gaan. Gezien
het enorme gevaar voor de volksgezondheid
mag men geld noch moeite ontzien om
in de naaste toekomst dit doel te bereiken.
In uiterste konsekwentie staat tenslotte
het bestaan van alles wat leeft op aarde
op het spel. Ook het bestaan van de mens
heid!
NOG STEEDS STAAN WIJ MACHTELOOS TEGENOVER
ÉÉN CYCLOON DOODDE 300.000 MENSEN
Op de eerste Kerstavond van het afge
lopen jaar beleefde Australië de grootste
natuurramp in zijn geschiedenis, toen de
orkaan Tracy met windstoten tot 200 km
per uur de Noordaustralische havenstad
Darwin vrijwel geheel verwoestte en on
noemelijk veel menselijk leed veroorzaakte.
Toch kwam de orkaan niet geheel onver
wacht. Het weerkundig instituut had Dar
win meerdere malen gewaarschuwd voor
tropische stormen. De studie van wind en
water is in de loop der jaren zeer om
vangrijk geworden en de weerkundige sta
tions over de gehele wereld geven elkaar
de weerberichten en -verwachtingen door.
Het doel is deze dikwijls zo wilde ele
menten te leren beteugelen. Speciaal als we
door een van die erfvijanden weer eens
ernstig getroffen worden, zoals Darwin on
langs, dan stellen we alles in het werk
deze natuurkrachten nog beter te leren
kennen en voorspellen.
Orkanen zijn in hoofdzaak een tropisch
verschijnsel. In de tropen woeden ze in
veel heviger vorm dan bij ons. En ook
daar kombineert zich de wind met het
water om de mens enorme schade toe te
brengen. Bevindt zich een storm boven
de oceaan, dan kan zij een enorme kracht
ontwikkelen, die boven het land wordt
uitgeput. De watermassa's zijn vlak en
veroorzaken weinig wrijving. Het oneffen
land werkt uitputtend op de windgolf en
ontneemt hem zijn gevreesde kracht! Daar
om woedt een storm aan de kust steeds
het hevigst.
Cycloon en tyfoon.
Naast orkanen spreken we ook wel van
cyclonen. Dit zijn de echte tropische or
kanen, die we reeds noemden. Wij Neder
landers hebben meestal een echte wervel
wind dus een cirkelende wind in gedachten
wanneer we over een tyfoon spreken. Dit
woord is afgeleid van het Chinese „Tai
foeng" en het betekent: een wind uit alle
hoeken. Een scherp onderscheid tussen de
woorden is niet te vinden en zij worden
door elkaar gebruikt, vooral in het buiten
land.
In Nederland komt een echte wervel
storm gelukkig weinig voor. In 1925 hebben
we de eigenschappen van dit verschijnsel
echter aan den lijve kunnen ondervinden.
En vooral in Borculo zal men er nog uit
voerig over kunnen vertellen, omdat deze
plaats toen ernstig werd getroffen. Er is
altijd sprake van een windkracht van 125
km per uur of meer.
Bij ons trekken die enorme windstoten
steeds van west naar oost. Op het zuidelijk
halfrond is de richting omgekeerd. De
cyclonen beginnen hun reis gemeenlijk op
Hoe ontstaan ze?
In de tropen, waar ze de gunstigste
omstandigheden hebben om te ontstaan,
vindt er op een bepaald moment een ver
storing plaats van de oost-west gerichte
wind. De wind slaat voor een deel een
zijweg in. Maar op die brede windgolf werkt
ook de draaiing der aarde in en de lucht
druk, die overal verschilt. Steeds meer wind
slaat de gemaakte zijweg in door een kom-
binatie van oorzaken. Tenslotte ontstaat
er een komplete draaikolk.
Men kan het een depressie noemen. Het
is een gebied van hoge luchtdruk met in
het midden een centrum van lage lucht
druk. Met een geweldige snelheid cirkelen
die winden om het rustige centrum. Wie
zich daar bevindt, waant zich in een mild
klimaat met weinig storing. Maar rondom
tolt de wind door het luchtruim.
Vanzelfsprekend speelt zich dit natuur-
drama niet af op een oppervlakte van een
flink weiland. Er zijn honderden kilometers
in lengte en breedte voor nodig om de
cycloon ruimte te verschaffen. Maar toch
is de depressie dan zeer kompakt, want
de normale depressies, zoals wij die ge
wend zijn, beslaan duizenden kilometers.
De geheimzinnige motor.
Binnen in de genoemde draaikolk stijgt
de lucht op. Die stijgende lucht koelt af,
geeft dus warmte vrij door de kondensatie
tot wolken. Die warmte blijkt nu de snel
heid van de rondcirkelende wind steeds
op te voeren. Dit gaat altijd gepaard met
geweldige regens.
Nadat de cycloon zijn geweldigste kracht
heeft verloren, is hij ook meer geneigd
de oost-west-richting te verlaten en zuid-
of noordwaarts te trekken. Ze worden dan
steeds minder kwaadaardig en eindigen
hun bestaan dikwijls als goedaardige, meer
normale depressies.
Het meest fascinerende van de wervel
wind is wel het centrum, waar niets aan de
hand is. Hier daalt zelfs de lucht, ze wordt
er verwarmd en de wolken, die in dit „oog"
van de wervelwind terecht mochten komen,
verdampen door de verwarming, die zij
ondergaan. Terwijl er dus in de randge
bieden een stijgende luchtkolom aanwezig is,
zien we in het centrum een dalende massa
lucht. De op de cycloon inwerkende krach
ten zijn dus wel geheel verschillend van
aard.
300.000 slachtoffers.
Het noordelijk halfrond heeft normaliter
in de maanden juli tot en met november
van orkanen, cyclonen, etc. te lijden, terwijl
de eerste vier maanden het gevaarlijkst zijn
voor de zuidelijke streken. Vooral Oost-
Azië is het arbeidsterrein van die wind
stoten. Men treft daar gemiddeld tien per
jaar aan.
De ergste tropische cycloon, die in de
geschiedenis der mensheid is voorgekomen,
heeft" de Golf van Bengalen beleefd in
oktober 1737. In de kuststreken van dit
gebied verloren toen naar schatting 300.000
mensen het leven. Steeds is het niet de
wind, die de meeste slachtoffers maakt,
maar het opgezwiepte water. Het komt
voor, dat door de enorme windkracht
mensen worden opgenomen om elders te
worden verpletterd.
Het ontzag voor dit soort stormen is
in het verre oosten veel groter dan in Ne
derland. En wie daar eenmaal een door
een „tai foeng" veroorzaakte schade heeft
gezien, die zal dat begrijpen.
(Nadruk verboden).
NA HET ZOET HET ZUUR
OVER DE GEHELE WERELD
Op de onlangs gehouden algemene vergadering van de Suikerunie zijn cijfers
bekend gemaakt over de produktie in de EEG en de vrije wereld. Tevoren waren
er ook in Brussel feiten en cijfers gepubliceerd over de suiker in de EEG.
Beide bronnen laten aangename geluiden horen voor de bietentelers, maar
minder aangename voor de huisvrouw. Er dreigt nl. een vrij groot suiker
tekort, dat niet zo gemakkelijk op te heffen is.
Wat de EEG betreft: toen die nog slechts uit zes landen bestond had zij
een jaarlijks overschot van 400.000 ton. Dat gaf aanleiding om te spreken van
een suikerberg. Af en toe was de suiker op de wereldmarkt wat goedkoper
dan bij ons en dat deed velen spreken van gesubsidieerde boeren en geplaagde
ontwikkelingslanden. Nog altijd zijn er wereldwinkels waarin men zogenaamde
rietsuiker verkoopt. Mansholt ried de boeren aan toch vooral de bietenteelt
niet uit te breiden en juichte het verbruik van zogenaamde rietsuiker (die niet
te onderscheiden is van bietsuiker, vandaar de falsifikaties) toe.
Het getij keerde toen Engeland tot de EEG toetrad, want dit land komt
jaarlijks 1,8 miljoen ton tekort. Voorts steeg het verbruik in Frankrijk en
Italië snel. Tegelijk echter stegen de prijzen op de wereldmarkt. Daar is de
prijs thans 3,5 maal zo hoog als in de EEG en vandaar dat het muisstil
geworden is rond de rietsuiker. Want de ontwikkelingslanden konden wel hun
produktie wat opschroeven, maar de meeropbrengst aten zij zelf op.
Hele reeksen landen slagen er maar niet in, de suikerproduktie op te voeren.
Indonesië was vroeger de grootste suikermaker ter wereld. Het kan thans
zichzelf niet eens voorzien. Cuba kan alles gemakkelijk kwijt aan zijn rode
vrienden. Zuid-Amerika zou best tien of twintigmaal de wereldbehoefte aan
suiker kunnen produceren, want via suikerriet kan men daar tussen 10 en 13
ton suiker per ha oogsten. Ter vergelijking: 50 ton suikerbieten per ha kan
in ons land bereikt worden en 15 procent suiker is niet te hoog. Dat is dan
7500 kg suiker per ha. Het lijkt minder dan suikerrriet maar onze biet groeit
in zes maanden en riet heeft 30 maanden nodig.
Suiker is voedsel.
Hoe duur de suiker ook is, hij is goed
koop als voedsel. Immers, een kg eiwit
kost meer. In de EEG is suiker zelfs nog
goedkoper dan boter, margarine, vlees,
enz. Landbouwkundig bezien is er geen
enkele reden voor suikerschaarste. In de
gematigde streken kan de biet voor suiker
zorgen en in de warme streken het suiker
riet. Er zijn zoveel streken die uitermate
geschikt zijn voor de teelt dat er geen
gebrek zou behoeven te zijn. Maar niemand
durft de nodige investeringen in nieuwe
gebieden te doen. omdat de huidige hoge
prijzen vermoedelijk de produktie in de
oude teeltgebieden zullen doen toenemen.
Bovendien duurt het een paar jaar eer
suikerrriet oogstbaar is en een suikerfabriek
met raffinaderij is duur, groot en inge
wikkeld.
In 1973 was het wereldverbruik 78,7
miljoen ton ruwe suiker en men meent
dat dit in 1980 opgelopen zal zijn tot
97,7 miljoen ton. Het is echter niet te zien
waar die meerproduktie vandaan zal komen.
In de EEG is de produktie gedaald en
wel met 850.000 ton. Dit is de daling van
1973/74 op 1974/75. De thans beëindigde
bietenkampagne is de ellendigste geweest
uit de hele geschiedenis van de biet. Nog
nooit waren de opbrengsten in kg per ha
en wat suikergehalte betreft, zo laag. Nog
nooit kwamen de bieten zo moeilijk uit
de grond en moesten de fabrieken zo lang
draaien.
Niettemin moesten de akkerbouwers in
de hele EEG bijna in opstand komen eer
hun prijzen konden worden aangepast. Dit
gebeurde in oktober 1974 maar desondanks
houdt vrijwel geen enkele bouwboer wat
aan de bieten over.
De noodklok luidt.
Minister Van der Stee liet nog op 20
november de waarschuwing horen, dat de
EEG de bietenteelt niet moest uitbreiden
om de ontwikkelingslanden niet in de wielen
te rijden. Op dat ogenblik was men in
Brussel al bezig om de ramp van het
tekort te keren.
Men kan namelijk bepaalde produkties
wijzigen. Frankrijk stookt veel alkohol uit
suiker maar moet nu overgaan op glukose.
Ook andere zoetmiddelen kunnen worden
aangemaakt. Ook met melasse kan men nog
heel wat doen.
Desondanks was er op 1 oktober slechts
335.000 ton suiker in voorraad in de EEG.
Er is een uitgebreide suikerbalans van de
gemeenschap, waarop voorraden, produkties
en invoeren, maar ook het verbruik en de
uitvoer voorkomen. Daarop prijkt thans
een tekort van 2,1 miljoen ton suiker. Die
moet men inkopen op de wereldmarkt en
dat kost thans veel geld.
Voor vele akkerbouw- en gemengde be
drijven in Nederland is de teelt van suiker
bieten een uitkomst, vanwege de vrucht
wisseling en de bijprodukten (pulp, koppen
en blad, schuimaarde). Vandaar dan ook
dat de teelt zonder meer lonend gemaakt
moet worden.
Er is geen enkele reden om de teelt niet
sterk te stimuleren, omdat de ontwikke
lingslanden daardoor in het minst niet
geschaad worden. Toch zou het wel goed
zijn als de suikerproduktie mondiaal een
beetje geregeld kon worden. Want in dat
kader zou men de investeringen aandurven,
die in de ontwikkelingslanden nodig zijn
om de suikerproduktie werkelijk en blijvend
vooruit te helpen.
W. Geldof.
(Nadruk verboden).
VERGADERING SPORTVISSERS
Op vrijdag 24 januari 1975 kwamen de
leden van de Noord-Bevelandse hengel
sportvereniging in het Jhr. Mr. A. F. C.
de Casembroothuis te Kamperland bijeen,
teneinde de belangen van de vereniging
met elkaar te bespreken.
Toen de voorzitter deze vergadering
met een welkomstwoord opende, waren er
ruim 40 personen aanwezig.
Uit het jaarverslag van de secretaris
bleek dat het ledental der vereniging in
1974 met 12 leden was teruggelopen en op
1 januari 1975 508 bedroeg. In 1974 werden
er in totaal 14 wedstrijden gehouden, nl.
8 competitiewedstrijden voor het kam
pioenschap, 3 wedstrijden voor de jeugd
en nog 3 zogenaamde vrije wedstrijden
waaraan door iedereen kon worden deel
genomen.
Bij al deze wedstrijden werden 1020
boven- en 932 ondermaatse vissen gevangen.
Zij leverden 243.560 wedstrijdpunten op.
In totaal namen er 7.12 personen deel aan
deze wedstrijden. Er werden 223 prijzen
uitgereikt.
Kampioen bij de senioren werd in 1974
de heer P. J. van der Moere te Kamper
land met 115 punten. Bij de junioren werd
dit J. L. Filius te Colijnsplaat met 144
punten. Aan de beide kampioenen werd
een pracht van een beker uitgereikt.
In het bestuur waren 3 vacatures ont
staan door vertrek en het zich niet meer
herkiesbaar stellen. In de vacature B. de
Looff werd P. J. v. d. Moere gekozen.
In de vacature J. C. Kouwer werd K.
Begthel en in de vacature B. van Belzen
werd H. Warren gekozen. Alle gekozen
personen namen hun benoeming aan, zodat
het bestuur nu weer geheel voltallig is.
Besloten werd om in 1975 weer 8 com
petitiewedstrijden te houden voor het kam
pioenschap, terwijl er verder voor de jeugd
en enkele zogenaamde vrije wedstrijden
werden vastgesteld. Ook werd besloten om
bij voldoende deelname een dag te gaan
vissen met een boot op de Oosterschelde.
Ondanks de teruggang van enkele leden
en het steeds stijgen van de onkosten,
was er in de kas van de penningmeester
toch nog een batig saldo overgebleven.
Reeds vastgestelde competitiewedstrijden:
8 februari te Kamperland, 1 maart te Kam
perland, 29 maart te Colijnsplaat en 26
april te Colijnsplaat. Op zaterdag 12 april
vrij bootvissen met de „Eagir".
Januari.
Optimist: „Mieters zo'n wintertje. Kijk
toch eens hoe prachtig dat smetteloos wit.
En wat een beleving om eens in de sneeuw
te lopen! Hoe ik de aanhoudende vorst
vindt? Helemaal niet erg. Het doodt de
schadelijke bacteriën!"
Pessimist: „Alweer die sneeuwrommel. En
die ellendige kou! 'k Wou dat het maar
weer zomer was. De zon zie je zo goed
als niet!"
Februari.
Optimist: „Wat een manjefiek panorama
al die rijp op de boomtakken en draden,
't Is gewoonweg schilderachtig!"
Pessimist: ,,'t Lijkt wel of er geen eind
aan die winter komt. Nou zit alles weer
onder de ijzel! En wanneer krijgen we nou
de zon eens te zien!"
Maart.
Optimist: „Fijn zeg 't begint te dooien.
Ook wel weer leuk. De ergste kou gaat
zachtjes aan afzakken!"
Pessimist: „Die dooi is ook wat. 't Is
allemaal weer blubber op de straat.
Je zou d'r wat van krijgen. Als ik naar de
lucht kijk, zijn we d'r nog lang niet. Ik
snak naar de zon!"
April.
Optimist: „De wind is nog wel schraal,
maar wat een genot als je die vogels al
hoort sjilpen. Het voorjaar zit in de lucht
jongens. Het duurt niet lang meer dan
komen de eerste knoppen uit!"
Pessimist: „Je wordt er gek van. Nou
het niet meer vriest, heb je natuurlijk
weer van die stortbuien. En die venijnige
wind wil ook maar niet uit die hoek weg.
Hoe wordt het nou eindelijk eens met die
zon?"
Mei.
Optimist: „Vanmorgen was de zon er
verrukkelijk! En nou valt er nog een
heerlijk meiregentje je knapt er hele
maal van op!"
Pessimist: „O, wat was die zon vanmorgen
fel in je ogen ben je helemaal niet
meer gewend hè. En nou natuurlijk
weer regen
Juni.
Optimist: „Jonge, jonge wat is die
wereld toch prachtig net een paradijs.
Moet je al dat jonge groen zien en die
bloemen in m'n tuin!"
Pessimist: ,,'k Hoop niet dat het weer
zo warm wordt als gisteren. Geef mij maar
wat koeler weer. Die hitte kan ik niet
tegen!"
Juli.
Optimist: „Wat een weelde, die zomer.
Je hebt gewoonweg geen ogen genoeg om
al het mooie in de natuur te zien."
Pessimist: „Dat broeierige weer da's
ook wat. Het zit je in al je ledematen,
'k Ben gewoon geen mens meer! Kwam er
maar eens een fris windje!"
Augustus.
Optimist: „Ze hebben onweer voorspeld.
Vind ik opwindend, 'k Heb het altijd zo'n
interessant natuurverschijnsel gevonden,
'k Hoop dat het tegen de nacht komt.
Doe 'k alle lichten uit. Kun je zo fijn
die echte bliksemstralen zien!"
Pessimist: „Dat is het beroerdste wat we
treffen kunnen! Krijgen we nog onweer ook.
Als kind ben ik er altijd al vuurbang voor
geweest. En dat zul je zien morgen
is het weer weer van de kook!"
September.
Optimist: „Fantastisch al die ver
schillende kleuren. De herfst is soms nog
mooier dan de zomer!"
Pessimist: „D'r is niks meer an. Je kunt
voelen dat 't 's avonds al weer kil wordt.
En 't wordt al weer zo vroeg donker!
'k Moet niet aan die lange winter denken."
Oktober.
Optimist: „Het stormt, 'k Ben blij dat
er eens frisse wind door de stad blaast.
En weet je wat ik zo'n belevenis vind? Aan
de zeekant te staan. Machtig, dat woeste
water en die krullende golven! De natuur
is toch onder alle omstandigheden indruk
wekkend."
Pessimist: „Fatsoenlijk weer heb je hier
niet. Nou stormt het weer. Je kan maar
amper over de straat lopen. Ik heb nergens
meer een hekel aan als aan die wind!"
November.
Optimist: „Ha, die gezellige winteravon
den komen weer in 't zicht. Kun je 's
avonds zo heerlijk wat doen. 'k Heb nog
zoveel boeken te lezen en de teevee
komt dan ook weer tot z'n recht."
Pessimist: „Nou, 't is weer zover
wind en regen en nog eens regen. Zon zie
je niet meer. En nou moet de winter nog
beginnen!"
December.
Optimist: „Zeg, zie je dat? Het sneeuwt,
't Zou leuk zijn als we een witte Kerst
kregen. Een beetje vorst vind ik trouwens
ook prettig. Ik zeg maar zo: als 't winter
is, moet het ook winter zijn!"
Pessimist: „Sneeuwt het? Nou, beroerder
kan het niet. Maak je nou maar klaar.
Kun je weer in die rommel baggeren. Niks
voor mij geef mij maar de zomer
P. Broere.
(Nadruk verboden).