Hoe reageren wij....? LUCHTVERONTREINIGING STORMEN Suikertekort dreigt 'S WINTERS DE GEVAARLIJKSTE TIJD BIJ TOT ZELFS BOVEN DE GROTE OCEAAN BLIJKT DE LUCHT VERONTREINIGD - HET GEVAARLIJKE ZWAVELDIOXYDE In weerwil van alle voorschriften uitge vaardigd door bezorgde overheidsinstanties en in weerwil van de technische vooruit gang, gaan er dag aan dag in alle ge- industrialiseerde gebieden in de wereld ge weldige hoeveelheden uiterst fijn verdeelde vaste stoffen samen met verschillende soor ten gassen de lucht in. Vooral in sterk geïndustrialiseerde streken is de vervuiling van de lucht natuurlijk heel ernstig. Gedurende ongeveer negen tot tien maan den van het jaar zit er zoveel beweging in onze atmosfeer, dat de luchtlaag dicht bij de grond, waarin wij tenslotte moeten leven, voldoende ventileert, zodat de vuil- concentartie niet zo hoog wordt, dat een en ander een acuut gevaar voor de mensen kan betekenen. De wind en turbulentie zorgen voor een voldoende verspreiding en daardoor ver dunning van de concentratie zwaveldioxyde, de gevaarlijkste van alle luchtvervuilers, die we helaas in vrijwel alle schoorsteen- vuil van fabrieken aantreffen. In de wintermaanden kunnen er onder bepaalde ongunstige omstandigheden echter kritische situaties ontstaan. Dat is bijvoor beeld het geval wanneer er hoog in de lucht, als het ware een neveldeken aan wezig is. Dat gaat meestal samen met windstil weer. Het gevolg van een en ander is. dat door gebrek aan wind en door de nevel op zekere hoogte het geloosde vuil in de lucht zich niet verspreidt en boven een bepaald gebied blijft hangen. Wanneer er dan, bij dit windstille weer ook nog mist gaat optreden, dan gebeurt het maar al te dikwijls, dat men de nèerslaande zwaveldioxyde kan proeven en ruiken. Een en ander heeft uiteraard een bij zonder ongunstige invloed op onze adem- halingsprganen. Men verdenkt zwaveldioxyde er trouwens sterk van, als belangrijkste en gevaarlijkste luchtvervuiler mede, in ernstige mate aan sprakelijk te zijn voor de geweldige toename van kanker en andere moderne ziekten in de hoogontwikkelde landen. Volgens Amerikaanse onderzoekingen zou zwaveldioxyde zich in het lichaam om zetten in natriumbisulfide en deze verbin ding beschadigt de moleculen van de kern- zuren DNA en RNA, die in de celkern van de levende cel de dragers zijn van respectievelijk: de erfelijke eigenschappen en de regulators van alle levensprocessen. Met man en macht wordt er nu een nader onderzoek ingesteld naar de schade lijke werking van deze stof, die juist in de fabriekscentra van de geïndustrialiseerde landen zoveel voorkomt. In Engeland en met name in Londen kent men dergelijke gevaarlijke rook-mist onder de naam „Smog", een samentrekking van Smoke en Fog. Een dergelijke met vuil verzadigde mist was er van 5 tot 9 december 1952 in Londen oorzaak van dat er niet minder dan 900 mensen per dag stierven, tegen een normaal sterftecijfer voor deze metro- oool van ongeveer 250 mensen per dag. De sterk geconcentreerde vervuilde lucht was er oorzaak van dat grote aantallen mensen met zwakke of zieke ademhalings organen zonder meer het slachtoffer werden. Het is natuurlijk bijzonder moeilijk om vast te stellen welke schade enkele dagen van een dergelijke „Smog" toebrengen aan een gezond lichaam. Maar dat dit gebeurt staat zonder meer vast. Nu waren de dagen van 5 tot en met 9 december toevallig catastrofale dagen, maar over het algemeen betekenen deze windstille winterse neveldagen gevaarlijke dagen voor alles wat leeft in die gebieden. In verschillende sterk geïndustrialiseerde gebieden van de wereld, ook bij ons in Europa en in ons eigen land, heeft men controle en waarschuwingssystemen ge bouwd. Deze controleren voortdurend de mate van luchtverontreiniging en geven alarm, wanneer de concentratie boven een bepaalde grens dreigt te komen. Het is dan mogelijk om tijdig personen die gevaar lopen, uit dit gebied te evacueren. Op het ogenblik wordt er zelfs reeds gewerkt aan de opbouw van een geheel controle- en waarschuwingsnet over Euro pa, de zogenaamde „airpolution background stations". Hoe ernstig de toestand is, blijkt wel uit het feit, dat er bepaalde stoffen zijn, die zich niet zo snel laten afbreken en die dus zeer lang in de lucht blijven han gen. Daar komt dan nog bij, dat ze dag in dag uit versterking krijgen enten slotte door de geweldige aktiviteiten in onze atmosfeer door die gehele atmosfeer worden verbreid over de wereld. Reeds worden bij wetenschappelijke on derzoekingen in de poolgebieden en boven de grote oceanen, die normaal gesproken vrij moesten zijn van vuil in hun lucht, bepaalde vreemde stoffen aangetroffen en dat geeft ernstig te denken. Hoe snel zullen deze concentraties daar oplopen bij de huidige vuilproduktie in de wereld? Wanneer komen we aan het kritieke punt, dat er nergens meer op aarde nog echte frisse en onbedorven lucht te vinden zal zijn? De Wereldorganisatie voor Meteorologie (een organisatie van de UNO) heeft in ver band hiermede reeds een oproep laten horen aan de technisch ontwikkelde landen in de wereld om door samenwerking te komen tot een wereldwijd net van controle- en waarschuwingsstations. Dat zou mogelijk zijn, wanneer men in elk gebied van 500.000 vierkante kilometer zo'n station zou hebben. Op die manier zou men deze gehele gevaarlijke ontwikkeling in het oog kunnen houden. Het belangrijkste is natuurlijk, dat er maatregelen worden genomen, om verdere verontreiniging van de lucht, speciaal in de industriegebieden, tegen te gaan. Gezien het enorme gevaar voor de volksgezondheid mag men geld noch moeite ontzien om in de naaste toekomst dit doel te bereiken. In uiterste konsekwentie staat tenslotte het bestaan van alles wat leeft op aarde op het spel. Ook het bestaan van de mens heid! NOG STEEDS STAAN WIJ MACHTELOOS TEGENOVER ÉÉN CYCLOON DOODDE 300.000 MENSEN Op de eerste Kerstavond van het afge lopen jaar beleefde Australië de grootste natuurramp in zijn geschiedenis, toen de orkaan Tracy met windstoten tot 200 km per uur de Noordaustralische havenstad Darwin vrijwel geheel verwoestte en on noemelijk veel menselijk leed veroorzaakte. Toch kwam de orkaan niet geheel onver wacht. Het weerkundig instituut had Dar win meerdere malen gewaarschuwd voor tropische stormen. De studie van wind en water is in de loop der jaren zeer om vangrijk geworden en de weerkundige sta tions over de gehele wereld geven elkaar de weerberichten en -verwachtingen door. Het doel is deze dikwijls zo wilde ele menten te leren beteugelen. Speciaal als we door een van die erfvijanden weer eens ernstig getroffen worden, zoals Darwin on langs, dan stellen we alles in het werk deze natuurkrachten nog beter te leren kennen en voorspellen. Orkanen zijn in hoofdzaak een tropisch verschijnsel. In de tropen woeden ze in veel heviger vorm dan bij ons. En ook daar kombineert zich de wind met het water om de mens enorme schade toe te brengen. Bevindt zich een storm boven de oceaan, dan kan zij een enorme kracht ontwikkelen, die boven het land wordt uitgeput. De watermassa's zijn vlak en veroorzaken weinig wrijving. Het oneffen land werkt uitputtend op de windgolf en ontneemt hem zijn gevreesde kracht! Daar om woedt een storm aan de kust steeds het hevigst. Cycloon en tyfoon. Naast orkanen spreken we ook wel van cyclonen. Dit zijn de echte tropische or kanen, die we reeds noemden. Wij Neder landers hebben meestal een echte wervel wind dus een cirkelende wind in gedachten wanneer we over een tyfoon spreken. Dit woord is afgeleid van het Chinese „Tai foeng" en het betekent: een wind uit alle hoeken. Een scherp onderscheid tussen de woorden is niet te vinden en zij worden door elkaar gebruikt, vooral in het buiten land. In Nederland komt een echte wervel storm gelukkig weinig voor. In 1925 hebben we de eigenschappen van dit verschijnsel echter aan den lijve kunnen ondervinden. En vooral in Borculo zal men er nog uit voerig over kunnen vertellen, omdat deze plaats toen ernstig werd getroffen. Er is altijd sprake van een windkracht van 125 km per uur of meer. Bij ons trekken die enorme windstoten steeds van west naar oost. Op het zuidelijk halfrond is de richting omgekeerd. De cyclonen beginnen hun reis gemeenlijk op Hoe ontstaan ze? In de tropen, waar ze de gunstigste omstandigheden hebben om te ontstaan, vindt er op een bepaald moment een ver storing plaats van de oost-west gerichte wind. De wind slaat voor een deel een zijweg in. Maar op die brede windgolf werkt ook de draaiing der aarde in en de lucht druk, die overal verschilt. Steeds meer wind slaat de gemaakte zijweg in door een kom- binatie van oorzaken. Tenslotte ontstaat er een komplete draaikolk. Men kan het een depressie noemen. Het is een gebied van hoge luchtdruk met in het midden een centrum van lage lucht druk. Met een geweldige snelheid cirkelen die winden om het rustige centrum. Wie zich daar bevindt, waant zich in een mild klimaat met weinig storing. Maar rondom tolt de wind door het luchtruim. Vanzelfsprekend speelt zich dit natuur- drama niet af op een oppervlakte van een flink weiland. Er zijn honderden kilometers in lengte en breedte voor nodig om de cycloon ruimte te verschaffen. Maar toch is de depressie dan zeer kompakt, want de normale depressies, zoals wij die ge wend zijn, beslaan duizenden kilometers. De geheimzinnige motor. Binnen in de genoemde draaikolk stijgt de lucht op. Die stijgende lucht koelt af, geeft dus warmte vrij door de kondensatie tot wolken. Die warmte blijkt nu de snel heid van de rondcirkelende wind steeds op te voeren. Dit gaat altijd gepaard met geweldige regens. Nadat de cycloon zijn geweldigste kracht heeft verloren, is hij ook meer geneigd de oost-west-richting te verlaten en zuid- of noordwaarts te trekken. Ze worden dan steeds minder kwaadaardig en eindigen hun bestaan dikwijls als goedaardige, meer normale depressies. Het meest fascinerende van de wervel wind is wel het centrum, waar niets aan de hand is. Hier daalt zelfs de lucht, ze wordt er verwarmd en de wolken, die in dit „oog" van de wervelwind terecht mochten komen, verdampen door de verwarming, die zij ondergaan. Terwijl er dus in de randge bieden een stijgende luchtkolom aanwezig is, zien we in het centrum een dalende massa lucht. De op de cycloon inwerkende krach ten zijn dus wel geheel verschillend van aard. 300.000 slachtoffers. Het noordelijk halfrond heeft normaliter in de maanden juli tot en met november van orkanen, cyclonen, etc. te lijden, terwijl de eerste vier maanden het gevaarlijkst zijn voor de zuidelijke streken. Vooral Oost- Azië is het arbeidsterrein van die wind stoten. Men treft daar gemiddeld tien per jaar aan. De ergste tropische cycloon, die in de geschiedenis der mensheid is voorgekomen, heeft" de Golf van Bengalen beleefd in oktober 1737. In de kuststreken van dit gebied verloren toen naar schatting 300.000 mensen het leven. Steeds is het niet de wind, die de meeste slachtoffers maakt, maar het opgezwiepte water. Het komt voor, dat door de enorme windkracht mensen worden opgenomen om elders te worden verpletterd. Het ontzag voor dit soort stormen is in het verre oosten veel groter dan in Ne derland. En wie daar eenmaal een door een „tai foeng" veroorzaakte schade heeft gezien, die zal dat begrijpen. (Nadruk verboden). NA HET ZOET HET ZUUR OVER DE GEHELE WERELD Op de onlangs gehouden algemene vergadering van de Suikerunie zijn cijfers bekend gemaakt over de produktie in de EEG en de vrije wereld. Tevoren waren er ook in Brussel feiten en cijfers gepubliceerd over de suiker in de EEG. Beide bronnen laten aangename geluiden horen voor de bietentelers, maar minder aangename voor de huisvrouw. Er dreigt nl. een vrij groot suiker tekort, dat niet zo gemakkelijk op te heffen is. Wat de EEG betreft: toen die nog slechts uit zes landen bestond had zij een jaarlijks overschot van 400.000 ton. Dat gaf aanleiding om te spreken van een suikerberg. Af en toe was de suiker op de wereldmarkt wat goedkoper dan bij ons en dat deed velen spreken van gesubsidieerde boeren en geplaagde ontwikkelingslanden. Nog altijd zijn er wereldwinkels waarin men zogenaamde rietsuiker verkoopt. Mansholt ried de boeren aan toch vooral de bietenteelt niet uit te breiden en juichte het verbruik van zogenaamde rietsuiker (die niet te onderscheiden is van bietsuiker, vandaar de falsifikaties) toe. Het getij keerde toen Engeland tot de EEG toetrad, want dit land komt jaarlijks 1,8 miljoen ton tekort. Voorts steeg het verbruik in Frankrijk en Italië snel. Tegelijk echter stegen de prijzen op de wereldmarkt. Daar is de prijs thans 3,5 maal zo hoog als in de EEG en vandaar dat het muisstil geworden is rond de rietsuiker. Want de ontwikkelingslanden konden wel hun produktie wat opschroeven, maar de meeropbrengst aten zij zelf op. Hele reeksen landen slagen er maar niet in, de suikerproduktie op te voeren. Indonesië was vroeger de grootste suikermaker ter wereld. Het kan thans zichzelf niet eens voorzien. Cuba kan alles gemakkelijk kwijt aan zijn rode vrienden. Zuid-Amerika zou best tien of twintigmaal de wereldbehoefte aan suiker kunnen produceren, want via suikerriet kan men daar tussen 10 en 13 ton suiker per ha oogsten. Ter vergelijking: 50 ton suikerbieten per ha kan in ons land bereikt worden en 15 procent suiker is niet te hoog. Dat is dan 7500 kg suiker per ha. Het lijkt minder dan suikerrriet maar onze biet groeit in zes maanden en riet heeft 30 maanden nodig. Suiker is voedsel. Hoe duur de suiker ook is, hij is goed koop als voedsel. Immers, een kg eiwit kost meer. In de EEG is suiker zelfs nog goedkoper dan boter, margarine, vlees, enz. Landbouwkundig bezien is er geen enkele reden voor suikerschaarste. In de gematigde streken kan de biet voor suiker zorgen en in de warme streken het suiker riet. Er zijn zoveel streken die uitermate geschikt zijn voor de teelt dat er geen gebrek zou behoeven te zijn. Maar niemand durft de nodige investeringen in nieuwe gebieden te doen. omdat de huidige hoge prijzen vermoedelijk de produktie in de oude teeltgebieden zullen doen toenemen. Bovendien duurt het een paar jaar eer suikerrriet oogstbaar is en een suikerfabriek met raffinaderij is duur, groot en inge wikkeld. In 1973 was het wereldverbruik 78,7 miljoen ton ruwe suiker en men meent dat dit in 1980 opgelopen zal zijn tot 97,7 miljoen ton. Het is echter niet te zien waar die meerproduktie vandaan zal komen. In de EEG is de produktie gedaald en wel met 850.000 ton. Dit is de daling van 1973/74 op 1974/75. De thans beëindigde bietenkampagne is de ellendigste geweest uit de hele geschiedenis van de biet. Nog nooit waren de opbrengsten in kg per ha en wat suikergehalte betreft, zo laag. Nog nooit kwamen de bieten zo moeilijk uit de grond en moesten de fabrieken zo lang draaien. Niettemin moesten de akkerbouwers in de hele EEG bijna in opstand komen eer hun prijzen konden worden aangepast. Dit gebeurde in oktober 1974 maar desondanks houdt vrijwel geen enkele bouwboer wat aan de bieten over. De noodklok luidt. Minister Van der Stee liet nog op 20 november de waarschuwing horen, dat de EEG de bietenteelt niet moest uitbreiden om de ontwikkelingslanden niet in de wielen te rijden. Op dat ogenblik was men in Brussel al bezig om de ramp van het tekort te keren. Men kan namelijk bepaalde produkties wijzigen. Frankrijk stookt veel alkohol uit suiker maar moet nu overgaan op glukose. Ook andere zoetmiddelen kunnen worden aangemaakt. Ook met melasse kan men nog heel wat doen. Desondanks was er op 1 oktober slechts 335.000 ton suiker in voorraad in de EEG. Er is een uitgebreide suikerbalans van de gemeenschap, waarop voorraden, produkties en invoeren, maar ook het verbruik en de uitvoer voorkomen. Daarop prijkt thans een tekort van 2,1 miljoen ton suiker. Die moet men inkopen op de wereldmarkt en dat kost thans veel geld. Voor vele akkerbouw- en gemengde be drijven in Nederland is de teelt van suiker bieten een uitkomst, vanwege de vrucht wisseling en de bijprodukten (pulp, koppen en blad, schuimaarde). Vandaar dan ook dat de teelt zonder meer lonend gemaakt moet worden. Er is geen enkele reden om de teelt niet sterk te stimuleren, omdat de ontwikke lingslanden daardoor in het minst niet geschaad worden. Toch zou het wel goed zijn als de suikerproduktie mondiaal een beetje geregeld kon worden. Want in dat kader zou men de investeringen aandurven, die in de ontwikkelingslanden nodig zijn om de suikerproduktie werkelijk en blijvend vooruit te helpen. W. Geldof. (Nadruk verboden). VERGADERING SPORTVISSERS Op vrijdag 24 januari 1975 kwamen de leden van de Noord-Bevelandse hengel sportvereniging in het Jhr. Mr. A. F. C. de Casembroothuis te Kamperland bijeen, teneinde de belangen van de vereniging met elkaar te bespreken. Toen de voorzitter deze vergadering met een welkomstwoord opende, waren er ruim 40 personen aanwezig. Uit het jaarverslag van de secretaris bleek dat het ledental der vereniging in 1974 met 12 leden was teruggelopen en op 1 januari 1975 508 bedroeg. In 1974 werden er in totaal 14 wedstrijden gehouden, nl. 8 competitiewedstrijden voor het kam pioenschap, 3 wedstrijden voor de jeugd en nog 3 zogenaamde vrije wedstrijden waaraan door iedereen kon worden deel genomen. Bij al deze wedstrijden werden 1020 boven- en 932 ondermaatse vissen gevangen. Zij leverden 243.560 wedstrijdpunten op. In totaal namen er 7.12 personen deel aan deze wedstrijden. Er werden 223 prijzen uitgereikt. Kampioen bij de senioren werd in 1974 de heer P. J. van der Moere te Kamper land met 115 punten. Bij de junioren werd dit J. L. Filius te Colijnsplaat met 144 punten. Aan de beide kampioenen werd een pracht van een beker uitgereikt. In het bestuur waren 3 vacatures ont staan door vertrek en het zich niet meer herkiesbaar stellen. In de vacature B. de Looff werd P. J. v. d. Moere gekozen. In de vacature J. C. Kouwer werd K. Begthel en in de vacature B. van Belzen werd H. Warren gekozen. Alle gekozen personen namen hun benoeming aan, zodat het bestuur nu weer geheel voltallig is. Besloten werd om in 1975 weer 8 com petitiewedstrijden te houden voor het kam pioenschap, terwijl er verder voor de jeugd en enkele zogenaamde vrije wedstrijden werden vastgesteld. Ook werd besloten om bij voldoende deelname een dag te gaan vissen met een boot op de Oosterschelde. Ondanks de teruggang van enkele leden en het steeds stijgen van de onkosten, was er in de kas van de penningmeester toch nog een batig saldo overgebleven. Reeds vastgestelde competitiewedstrijden: 8 februari te Kamperland, 1 maart te Kam perland, 29 maart te Colijnsplaat en 26 april te Colijnsplaat. Op zaterdag 12 april vrij bootvissen met de „Eagir". Januari. Optimist: „Mieters zo'n wintertje. Kijk toch eens hoe prachtig dat smetteloos wit. En wat een beleving om eens in de sneeuw te lopen! Hoe ik de aanhoudende vorst vindt? Helemaal niet erg. Het doodt de schadelijke bacteriën!" Pessimist: „Alweer die sneeuwrommel. En die ellendige kou! 'k Wou dat het maar weer zomer was. De zon zie je zo goed als niet!" Februari. Optimist: „Wat een manjefiek panorama al die rijp op de boomtakken en draden, 't Is gewoonweg schilderachtig!" Pessimist: ,,'t Lijkt wel of er geen eind aan die winter komt. Nou zit alles weer onder de ijzel! En wanneer krijgen we nou de zon eens te zien!" Maart. Optimist: „Fijn zeg 't begint te dooien. Ook wel weer leuk. De ergste kou gaat zachtjes aan afzakken!" Pessimist: „Die dooi is ook wat. 't Is allemaal weer blubber op de straat. Je zou d'r wat van krijgen. Als ik naar de lucht kijk, zijn we d'r nog lang niet. Ik snak naar de zon!" April. Optimist: „De wind is nog wel schraal, maar wat een genot als je die vogels al hoort sjilpen. Het voorjaar zit in de lucht jongens. Het duurt niet lang meer dan komen de eerste knoppen uit!" Pessimist: „Je wordt er gek van. Nou het niet meer vriest, heb je natuurlijk weer van die stortbuien. En die venijnige wind wil ook maar niet uit die hoek weg. Hoe wordt het nou eindelijk eens met die zon?" Mei. Optimist: „Vanmorgen was de zon er verrukkelijk! En nou valt er nog een heerlijk meiregentje je knapt er hele maal van op!" Pessimist: „O, wat was die zon vanmorgen fel in je ogen ben je helemaal niet meer gewend hè. En nou natuurlijk weer regen Juni. Optimist: „Jonge, jonge wat is die wereld toch prachtig net een paradijs. Moet je al dat jonge groen zien en die bloemen in m'n tuin!" Pessimist: ,,'k Hoop niet dat het weer zo warm wordt als gisteren. Geef mij maar wat koeler weer. Die hitte kan ik niet tegen!" Juli. Optimist: „Wat een weelde, die zomer. Je hebt gewoonweg geen ogen genoeg om al het mooie in de natuur te zien." Pessimist: „Dat broeierige weer da's ook wat. Het zit je in al je ledematen, 'k Ben gewoon geen mens meer! Kwam er maar eens een fris windje!" Augustus. Optimist: „Ze hebben onweer voorspeld. Vind ik opwindend, 'k Heb het altijd zo'n interessant natuurverschijnsel gevonden, 'k Hoop dat het tegen de nacht komt. Doe 'k alle lichten uit. Kun je zo fijn die echte bliksemstralen zien!" Pessimist: „Dat is het beroerdste wat we treffen kunnen! Krijgen we nog onweer ook. Als kind ben ik er altijd al vuurbang voor geweest. En dat zul je zien morgen is het weer weer van de kook!" September. Optimist: „Fantastisch al die ver schillende kleuren. De herfst is soms nog mooier dan de zomer!" Pessimist: „D'r is niks meer an. Je kunt voelen dat 't 's avonds al weer kil wordt. En 't wordt al weer zo vroeg donker! 'k Moet niet aan die lange winter denken." Oktober. Optimist: „Het stormt, 'k Ben blij dat er eens frisse wind door de stad blaast. En weet je wat ik zo'n belevenis vind? Aan de zeekant te staan. Machtig, dat woeste water en die krullende golven! De natuur is toch onder alle omstandigheden indruk wekkend." Pessimist: „Fatsoenlijk weer heb je hier niet. Nou stormt het weer. Je kan maar amper over de straat lopen. Ik heb nergens meer een hekel aan als aan die wind!" November. Optimist: „Ha, die gezellige winteravon den komen weer in 't zicht. Kun je 's avonds zo heerlijk wat doen. 'k Heb nog zoveel boeken te lezen en de teevee komt dan ook weer tot z'n recht." Pessimist: „Nou, 't is weer zover wind en regen en nog eens regen. Zon zie je niet meer. En nou moet de winter nog beginnen!" December. Optimist: „Zeg, zie je dat? Het sneeuwt, 't Zou leuk zijn als we een witte Kerst kregen. Een beetje vorst vind ik trouwens ook prettig. Ik zeg maar zo: als 't winter is, moet het ook winter zijn!" Pessimist: „Sneeuwt het? Nou, beroerder kan het niet. Maak je nou maar klaar. Kun je weer in die rommel baggeren. Niks voor mij geef mij maar de zomer P. Broere. (Nadruk verboden).

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1975 | | pagina 2