Het wederzijdse wantrouwen Balans van een gijzeling Het mysterie van het ond worden DE TERREUR GAAT DOOR MENINGEN VERSCHILLEN OVER BESTRIJDING VAN TERRORISTEN Nu Nederland zelf betrokken is geweest bij een groot gijzelingsdrama, zijn ook in ons land de stemmen gaan spreken. Men is nu van nabij op de keiharde feiten ge drukt en dat heeft de Nederlandse bevol king wakker geschud. In weerwil van de gelukkige omstandig heid, dat alle gijzelaars ongedeerd zijn vrij gekomen, heerst er onder veel Nederlanders een onbevredigende stemming. Er is niet voldaan aan het rechtsgevoel en dat is een bijzonder belangrijke zaak. Het feit dat de terroristen zich in Damascus aan de autoriteiten hebben overgegeven, is voor velen geen bevrediging, omdat uit de prak tijk is gebleken, dat terroristen die over gegeven werden aan het Palestijnse be vrijdingsfront, voor zover bekend nooit wer den berecht. Men heeft nimmer meer iets van deze zaken gehoord. Uit diverse commentaren blijkt duidelijk, dat er verschil van mening bestaat over de wijze waarop dergelijke terreurakties zou den moeten worden aangepakt. Velen me nen dat het leven en de vrijheid van de onschuldige gijzelaars zonder meer voorop moet staan en dat men bij gebrek aan mogelijkheden zoveel concessies aan de terroristen moeten doen, dat in ieder geval deze gijzelaars ongedeerd in vrijheid komen. Het ellendige feit dat de misdadigers on gestraft blijven, moet men dan maar op de koop toe nemen. Veel anderen zijn echter van mening dat men de harde lijn dient te volgen en ondanks het gevaar voor het leven van de gijzelaars moet worden getracht de terroristen gevangen te nemen of te doden. De voorstanders van de concessies gaan uit van het humane standpunt. Het leven en de vrijheid van de gijzelaars achten zij primair en velen van hen zijn bovendien van mening, dat de terroristen in feite zielige gefrustreerde zielepoten zijn, die door onze maatschappijstructuur, aanleg en karakter door contactarmoede tot hun ter roristische en anarchistische aktiviteiten zijn gekomen. Medelijden en begrip dus voor alle betrokkenen, waarbij getracht wordt een zachte soepele weg te bewandelen om alle betrokkenen te sparen. De voorstanders van de harde lijn gaan van een totaal ander standpunt uit. Zij menen dat de menselijke samenleving voor een goede gang van zaken nu eenmaal bepaalde spelregels nodig heeft en die spelregels moeten worden nageleefd. Wie dat niet doet, moet daaruit de konsekwen- ties trekken. Terroristen houden zich niet aan de re gels van een geordende maatschappij, dus dienen zij voor hun daden te worden be straft. Dat staat primair. Dat dit overigens zou kunnen betekenen dat gijzelaars daar van het slachtoffer worden en als repre saille door de terroristen zouden kunnen worden vermoord of tijdens een gevecht om de terroristen uit te schakelen zouden kunnen worden gedood, is bijzonder naar, maar een droevige bijkomstigheid om het recht te doen zegevieren. Zie daar de zwart-wit-schets van de ba lans van het gijzelingsdrama in Den Haag. Natuurlijk liggen daartussen nog diverse variaties, maar in principe kiest men af hankelijk van de omstandigheden voor het een of voor het ander. De Nederlandse overheid heeft in samen werking met de Franse regering getracht onder de gegeven omstandigheden het op timale resultaat te behalen en dat is ook gelukt. Men ging echter uit van het zachte standpunt (leven en vrijheid van de gijze laars stonden primair). Men heeft over een aantal bijkomstige zaken wel gemarchan deerd, zoals onder meer over het geldbe drag dat de terroristen eisten, maar men heeft er geen onoverkomelijk bezwaar in gezien dat de misdadigers zouden ontko men. Wat heeft dit voor konsekwenties? Ne derland moet met de volgende harde fei ten rekening houden. De Japanse terro risten kozen reeds de Franse ambassade in Nederland en niet in een ander land, omdat Nederland voor hen bepaalde voor delen bood. Ons volk en onze regering staan bekend om hun tolerante houding. De controle aan de Nederlandse grenzen op inkomende en uitgaande personen is zeer oppervlakkig en als derde factor; het Ne derlandse politionele apparaat is ernstig onderbezet, vooral in de grote steden. Het risico van ontdekking voordat men tot aktie kon overgaan was dus minimaal. Eenmaal in aktie parsiteerde de terroristen op de bekende humane instelling van onze overheid, die ongetwijfeld alles in het werk zou stellen om de gijzelaars levend in vrij heid te krijgen. De psychologische basis van hun plan bleek voortreffelijk te kloppen. Zoals de gegijzelde Franse ambassadeur later ver klaarde bleken de terroristen voortreffelijk getraind te zijn en meesters in het onder handelen. Zij hebben hun aktie met succes bekroond gezien. Nederland heeft zich zelfs bij de afwik keling van het drama in de laatste fase een volkomen betrouwbare tegenpartij ge toond, die zich hield aan de gemaakte afspraken en geen lagen en listen gebruikte om alsnog de terroristen in handen te krijgen. Wij hebben zonder enige twijfel bij terroristenorganisaties in de wereld veel goodwill opgebouwd. Dit betekent, dat hoe naar het ook moge zijn, Nederland een ideaal operatieterrein is geworden voor terroristische aktiviteiten. Zonder enige twijfel zullen we binnen kortere of langere tijd weer een of andere aktie op ons grond gebied kunnen verwachten. En daar staan we dan met een levensgroot probleem. Wat moeten we doen ter bestrijding van het terrorisme? Blijven we ook bij volgende aktiviteiten de zachte lijn volgen, dan zullen we vrij regelmatig met derge lijke akties in ons land worden geconfron teerd. Niemand wil dit, ook niet de voor standers van de zachte lijn. De oorzaak van het ontstaan van terrorisme moet wor den weggenomen zegt men, dan is het probleem uit de wereld. Natuurlijk zou ieder weldenkend mens dit wensen, maar ten eerste is men het niet eens over de wijze waarop dit zou moeten gebeuren en ten tweede zijn dergelijke diepingrijpende veranderingen niet op korte termijn in onze huidige structuur in de wereld te realiseren. We behoeven hierbij maar te denken aan bijvoorbeeld het Arabisch ter rorisme (oplossing van de Palestijnse kwes tie) en het Ierse terrorisme (oplossing van het Ierse probleem). Zo eenvoudig ligt dat niet. Wat het Ja panse Rode Leger betreft wordt het nog moeilijker, omdat deze lieden geen duide lijk omschreven idealen nastreven en zich in feite alleen maar afzetten tegen alles in de wereld. Dit terrorisme is niet bij de wortel aan te pakken. Wat blijft ons dan nog voor alternatief? Trachten derge lijke akties te voorkomen door uitbreiding van de politionele aktiviteiten, inschakeling van veiligheidsdiensten e.d. Op dat punt staat Nederland bijzonder zwak. Ons huidige politionele apparaat is te bescheiden en te onderbezet om een dergelijke gigantische taak op zich te ne men. Onze veiligheidsdiensten zijn klein en ook niet toegerust voor dergelijke taken. Daarin zou men kunnen trachten verbe tering te brengen, maar dat kost tijd, evenals de plannen die er bestaan om ter bestrijding van het terrorisme te komen tot meer en betere internationale samen werking. Een lofwaardig streven en aan alle deze facetten zal zonder meer moeten worden gewerkt, maar vast staat wel dat men toch niet elke aktiviteit in de toekomst zal kunnen voorkomen, zeker niet in de naaste toekomst. De vraag blijft dan weer; welke lijn gaan we dan volgen? In Israël is duidelijk aangetoond, dat men het terrorisme het best bestrijdt door niet toe te geven aan de eisen. De terroristen staan dan met de rug tegen de muur. Zij zullen uit wraak gijzelaars doden, maar zich wel bedenken voordat ze in een land waar ze weten hun zin niet te krijgen, weer een aktie gaan ondernemen, omdat zij er geen behoefte aan hebben een neder laag te ondergaan. Dat is het standpunt van de voorstanders van de harde lijn. In dat geval vallen er slachtoffers, dat staat vast. De Arabische, Ierse en Japanse terroristen beschouwen zich echter als sol daten. Zij zijn in oorlog ende wereld is hun slagveld. Dit betekent, dat ook wij Nederland en de Nederlanders dus betrokken zijn in die oorlog en in een oorlog vallen er ook helaas slachtoffers onschuldige burgers. Van dat standpunt gaan de terroristen uit en daar om doden zij ook gijzelaars zonder bezwaar. De oorlog wordt ons opgedrongen en we zullen hem moeten accepteren anders ver liezen we de ene slag na de andere. Geleerden menen: Oud worden zou een ziekte kunnen zijn! De Amerikaanse wetenschappelijke onder zoeker, dr. Roy L. Walford, vraagt zich af of het ouder worden van mens en dier misschien zijn oorzaak zou kunnen vinden in ontsporing van het zogenaamde immuni teitssysteem. Als dat inderdaad zo is, dan zou het ouder worden in een soortgelijk vlak liggen als bepaalde ziekten die ont staan door het ontsporen van dit systeem. In dat geval zou men zelfs kunnen zeggen, dat ouder worden in principe „een ziekte" is. Alvorens echter dieper in te gaan op het vermoeden van dr. Walford, is het nuttig even iets naders te vertellen over het „im muniteitssysteem". Iedereen weet tegenwoordig wel, dat wanneer men een infektieziekte heeft gehad, de kans groot is, dat men voorgoed of althans gedurende geruime tijd immuun is voor deze ziekte. Deze immuniteit berust op het verschijnsel, dat het lichaam van de patiënt op de infektie reageert met het vormen van bepaalde eiwitachtige stof fen, de zogenaamde antilichamen of anti stoffen. We kunnen deze antistoffen be schouwen als de soldaten die ons lichaam produceert. Deze soldaten binden de strijd aan met de binnengedrongen of binnen dringende vreemde stoffen, die de infektie veroorzaken. Deze gang van zaken kennen we allang en de medici maken er dankbaar gebruik van. We behoeven maar te denken aan de inentingen, waarbij op kunstmatige wijze ons lichaam wordt opgewekt tot het produceren van antistoffen tegen een bepaalde ziekte. Wanneer men daarna door deze ziekte wordt getroffen, zijn de soldaten in het lichaam aanwezig en zij kunnen meteen de strijd aanbinden met de indringers. Zouden ze er nog niet zijn, dan hebben de indringers voorlopig eerst vrij spel, tot dat er antistoffen zijn geproduceerd en in die eerste tijd kan er soms onherstelbare schade zijn aangericht. De wetenschap heeft de laatste jaren ontdekt, dat het met betrekking tot de immuniteit niet alleen gaat om dat wat wij bij infekties zien gebeuren. Het vormen van antistoffen door het lichaam blijkt een verschijnsel te zijn, dat zich bij mens en dier voortdurend afspeelt en wel ter eliminering van vreemde stoffen in het algemeen. Zonder dat we er ons van bewust zijn, functioneert het immuniteitssysteem elke dag, van vroeg tot laat. Het vormt anti stoffen tegen dit en antistoffen tegen dat. Het staat vast, dat wij gespaard blijven voor diverse ernstige ziekten, dankzij de werking van dit immuniteitssysteem in ons lichaam. Wanneer dit systeem plotseling fouten maakt of het op een bepaald ge bied laat afweten, wojden we ernstig ziek en kan de ziekte zo ernstige vormen aan nemen, dat de dood er op volgt. Er zijn onderzoekers, die van mening zijn, dat het niet op de juiste wijze func tioneren van ons verdedigingssysteem oor zaak kan zijn van het plotseling optreden van bijvoorbeeld kanker. Volgens deze me dici zouden wij dus voor kanker gespaard blijven, zolang ons immuniteitssysteem goed werkt. Het is een bekend feit, dat de chemische systemen in het menselijk lichaam in zekere zin kunnen „ontsporen". Hoe meer gespe cialiseerd zo'n systeem is, hoe gecompli ceerder en subtieler zijn funkties, hoe ern stiger dan meestal de gevolgen van zo'n ontsporing kunnen zijn. Zo zijn er ook ontsporingen van het immuniteitssysteem, die bijzonder ernstige ziekten kunnen veroorzaken. We doelen hier op plotseling optredende storingen, waarbij het lichaam begint met het maken van antistoffen, zonder dat er antistoffen nodig zijn. Deze niet noodzakelijke anti stoffen worden dan aktief en tasten het lichaam aan. Voorbeelden hiervan zijn de chronische gewrichtsreuma, chronische ontsteking van de schildklier, chronische ontsteking aan de lever of nieren en bijvoorbeeld de zelf vernietiging van rode bloedlichaampjes. Dergelijke ziekten kunnen drie oorzaken hebben. A. Er kunnen eiwitstoffen door bescha diging van cellen in ons lichaam uit deze beschadigde cellen in de bloedbaan komen en daarmee in het immuniteitssysteem. De ze eiwitstoffen, die normaal in de cellen blijven, zijn voor het immuniteitssysteem onbekende stoffen. Natuurlijk gaat het li chaam tegen die zogenaamde vreemde stof fen antistoffen maken. Het worden anti stoffen tegen eiwitstoffen. Het gevolg hier van kan dan zijn, dat de antistoffen zich tegen alle eiwitstoffen keren, ook tegen die in de nog intakt zijnde cellen. Hierdoor kunnen uiteraard ernstige en gevaarlijke situaties ontstaan. B. In het lichaam behorende en aan het immuniteitssysteem bekende eiwitstoffen, kunnen verbindingen met andere eiwit stoffen in het lichaam aangaan, waardoor er eiwitstoffen ontstaan, die door het im muniteitssysteem niet als lichaamseigen worden herkend. Prompt begint dan de produktie van antistoffen, met alle gevol gen van dien. Men vermoedt, dat deze gang van zaken de oorzaak zou kunnen zijn van bijvoorbeeld multiple sclerose. C. Het muterën van cellen van het im muniteitssysteem kan er toe leiden, dat dit systeem zijn herkenningsvermogen ver liest. Dat betekent dat het niet meer in staat is vreemde en lichaamseigen stoffen van elkaar te onderscheiden. Het gevolg hiervan kan zijn, dat er in het geheel geen antistoffen meer worden gevormd, althans niet tegen bepaalde vreemde stoffen, waar door ook gevaarlijke situaties kunnen ont staan of er worden ongecontroleerd anti stoffen gevormd, ook tegen lichaamseigen stoffen en dat leidt uiteraard ook tot ern stige complicaties. Het is duidelijk, dat een dergelijk gespe cialiseerd, gecompliceerd en subtiel wer kend systeem als het immuniteitssysteem, dat uur in uur uit van ons gehele leven werkt, om het populair te zeggen, de kans loopt „stuk te gaan". Enkele voorbeelden daarvan hebben we hierboven reeds ge noemd. Er ontstaan op de een of andere manier defecten en dan krijgt het proces een andere wending. Hoe langer de duur van het functioneren (leeftijdsduur van het individu), hoe meer kans op ontsporingen. Hoe intensiever het immuniteitssysteem heeft moeten werken, hoe meer kans op ontsporingen. Dat zijn een paar factoren die we goed in het oog moeten houden bij de theorie van dr. Wal ford. Deze onderzoeker ontdekte namelijk, dat bij tropische vissen die luj in twee aquaria hield, er een duidelijk te onderscheiden verschil was waar te nemen in ontwikkeling en te bereiken leeftijd. Aangezien de beide bakken identiek waren en de omstandig heden gelijk, op de temperatuur na (een bak 16 graden Celsius, de andere bak con stant 22 graden Celsius), was het duidelijk, dat het geconstateerde verschijnsel bij de vissen zijn oorzaak moest vinden in dit temperatuursverschil. De vissen in de koudste bak groeiden het best en werden het oudst. Men kan dus ook zeggen, bleven het langst jong! Hierop haakte dr. Walford in. Het is namelijk be kend, dat het immuniteitssysteem het minst wordt belast bij lage temperaturen. Zoals wij boven reeds opmerkten, is dan de kans op ontsporingen het kleinst. Lage temperaturen, minder belasting van het immuniteitssysteem betekent minder kans op ontsporingen. Dr. Walford is van mening, dat de kortere levensduur van zijn vissen in het warme aquarium, alsook het bekende feit, dat volkeren in warme gebieden sneller oud worden, hun oorzaak wel eens kunnen heb ben in de mogelijkheid, dat bij hogere temperaturen het immuniteitssysteem ak- tiever is en meer mogelijkheden heeft tot ontsporen. Hiermede beweert deze onderzoeker twee belangrijke zaken. Ten eerste dat lagere temperaturen de mens langer jong zouden houden en ten tweede, dat het ouder wor den een ziekte zou kunnen zijn, die het gevolg; is van het ontsporen van het immuniteitssysteem. Het is een stoute theorie en toekomstige onderzoekingen zullen moeten uitwijzen of dr. Roy L. Walford gelijk heeftof niet. HENGELWEDSTRIJD Op zaterdag 5 oktober 1974 hield de Noord-Bevelandse hengelsportvereniging haar 6e competitiewedstrijd in de Ooster- schelde in de omgeving van Colijnsplaat. De vrij stevige bries uit het noordwesten, gepaard gaande met af en toe wat regen, speelde ons deze middag parten. De weers omstandigheden waren niet alleen heel wat minder dan bij de vorige wedstrijd, ook de vangsten en de deelname aan deze wedstrijd was heel wat minder. Het aantal pechvogels daarentegen was gestegen van 16 naar 24. Na afloop bleek dat er toch nog 52 boven- en 13 ondermaatse vissen gevangen waren. Eén der deelnemers ving een pracht van een zeebaars die hem 750 punten en de le prijs opleverde. In totaal werden er 9.425 wedstrijdpunten bijeen gevist. De 15 mooie prijzen werden tenslotte toegekend aan: 1. H. Filius, Colijnsplaat 750 pnt. 2. J. J. de Haze, Kamperland 680 pnt. 3. J. B. van Gilst, Colijnsplaat 635 pnt. 4. P. J. Kasteleih Mz„ Geersdijk 560 pnt. 5. N. Tramper, Colijnsplaat 550 pnt. 6. Im. Lamse, Colijnsplaat 530 pnt. 7. Anth. Koole, Kamperland 4S0 pnt. 8. K. Begthel, Geersdijk 405 pnt. 9. L. de Visser, Kamperland 400 pnt. 10. H. Warren, Colijnsplaat 375 pnt. 11. P. M. Kastelein, Geersdijk 360 pnt. 12. M. G. de Smit, Kamperland 345 pnt. 13. C. Huibrechts, Putte 330 pnt. 14. J. J. Lamse, Colijnsplaat 315 pnt. 15. P. v. d. Moere, Kamperland 295 pnt. Door de voorzitter P. v. d. Vreugde werden in café „Juliana" te Colijnsplaat de prijzen aan de winnaars uitgereikt. Hij bedankte de deelnemers voor hun opkomst en hoopte bij de volgende wedstrijd op 2 november 1974 op betere weersomstan digheden en wat betere vangsten. De wedstrijd wordt gehouden te Colijns plaat. Er wordt gevist van 14.00 tot 16.30 door Gré de Boer FEUILLETON Voorzichtig gooide ze er een balletje over op, maar Joop Walsoorden wees deze sug gestie zonder meer van de hand. „Geen vreemde vrouwen bij mij over de vloer. Die werkster is al mooi genoeg. Als ik zin heb, kook ik mijn eigen potje wel en anders eet ik ergens in de stad. Wat maak je je ineens zorgen over mij? Toen je met het plan om met Frans te trouwen op de prop pen kwam, heb je ook geen rekening ge houden met mijn gevoelens. Bemoei je als jeblieft met je eigen zaken, wil je?" „Oké, stijfkop, dop dan zelf je boontjes maar, als ik weg ben. Dat zal me evenwel niet weerhouden te doen, wat ik van plan ben." Daarna had ze er niet meer over gesproken. Begin februari was hun nieuwe huis klaar. Frans had het koopkontrakt' getekend, het geld betaald minus een hypotheek van twintigduizend, want hij wilde ook nog wat geld overhouden voor de inrichting van het huis. Waarna het paar besloot in maart te trouwen. Nog diezelfde avond vertelde Ina kort en bondig: „We gaan 19 maart trouwen. Vol gende week tekenen we aan. Wat wordt het? Oorlog? Of accepteert u het feit zon der meer? Dat zou ik nu wel graag willen weten, begrijpt u? Ik wil u nog één ding zeggen: als u volhardt in uw halsstarrige houding en soms het plan mocht hebben om op onze trouwdag weg te blijven, dan bereikt u precies het tegendeel, wat u van plan bent. Want dan gaat de goegemeente denken: waarom blijft joop Walsoorden weg bij het huwelijk van zijn dochter? Dan gaan ze wroeten. En nadenken. Als je in modder gaat roeren, gaat het stinken. Ze zullen zich dan uiteindelijk het verleden van Frans' vader herinneren. Maar als jij je als een normaal mens gedraagt tijdens ons huwelijk, is er niets aan de hand." Walsoorden schudde het hoofd. „Je gaat je gang maar. Iedereen is immers tegen me? Goed, je doet maar. Maar ik wil er niets mee te maken hebben, versta je? Enneherinner je later, als het mis gaat, dat ik je gewaarschuwd heb. Dan hoef je bij mij niet met hangende pootjes terug te komen. Het ouderlijk huis blijft vanzelfsprekend altijd voor je open; hem wil ik hier niet zien." Op 19 maart trouwden Frans ter Scheure en Ina Walsoorden. Het werd een intiem feestje, want veel familieleden waren er niet. Behalve Frans' vader was tante Dien er en een paar neven. Van Ina's kant was haar broer Kees er en haar getrouwde zus Eefje met haar man. Tenslotte een paar ooms en tantes. Kees Walsoorden kon al heel gauw uitstekend met zijn kersverse zwager overweg en ook Eefje, die hem overigens wel kende, mocht hem. Van zijn moeder had Frans een schriftelijke geluk wens ontvangen: „tVe hopen, dat je ge lukkig zult worden en met het voorbeeld van je vader voor ogen altijd een oppassende man zult blijven. Wellicht word je dan gelukkiger dan je vader en ik geweest zijn." Frans las de brief, gaf hem daarna aan zijn bruid en toen deze hem had gelezen, frommelde hij het epistel in elkaar en stak het in zijn zak. „We laten ons het plezier van deze dag niet bederven, Ina," zei hij op zachte toon. „We vergeten ge woon, dat we deze brief gekregen hebben." Ondanks Joop Walsoordens absentie voor het oog van de wereld moest hij nood zakelijk voor zijn werk op reis naar het buitenland dat voor Ina een nare bij smaak gaf, werd het voor beiden toch een fijne dag. Bijna vier jaar was ze nu met Frans getrouwd en nog geen dag spijt gehad. Joop Walsoorden was langzaam bijgedraaid, had na lang aandringen van zijn dochter het huis in Hoogerveld bezocht en gepre zen, stond op een keer onverwacht voor zijn schoonzoon, die zijn hand uitgestoken had en zonder aan het verleden te denken, op blijde toon had gezegd: „Wat een fijne verrassing, vader, dat u er bent! Hoe maakt u het?" Met enige aarzeling had Walsoorden zijn grote knuist gelegd in die van zijn schoon zoon. „Ik ehkwam eens kijken, hoe jullie 't hier hebben Frans was de voorkomendheid zelve ge weest, had gedaan alsof er nooit iets ge weest was tussen hem en zijn schoonvader, was met sigaren komen aandragen en later op de avond een borreltje en had aan het eind van de avond Joop Walsoorden uitgeleide gedaan tot zijn wagen. Reeds zittend achter het stuur had de oudere man zijn schoonzoon nog eens gemonsterd en gezegd: „Kom eens een avondje met je vrouw, Frans. Enneneem het een oude man maar niet kwalijkWaarna hij vol gas was weggereden. Maar terug in huis nam Ina haar man in de armen en kuste hem op heftige wijze. „Frans, mijn schat, wat ben jij een diplo maat! Zoals jij vader om je pink wond... ik heb er de hele avond stom verbaasd bij gezeten! Hij is omgedraaid als een blad aan de boom!" Frans keek gelukkig naar zijn knappe vrouw. „Hij heeft ons uitgenodigd een a- vondje te komen, schat. Wat denk je, zullen we de uitnodiging accepteren?" Ze keek hem ongelovig aan. „Werkelijk? Wat zal die overwinning hem wat gekost hebben, jongen. Ik ken hem immers? Diep in zijn hart is hij een schat, maar koppig. Nog erger dan opa Walsoorden indertijd..." Hij keek haar nog altijd lachend aan. „En jij? Ben jij ook koppig?" Ze speelde met zijn das. „Elke Wals oorden is koppig, Frans. Ik zal proberen me te beheersen." Ina ter Scheure sprong op van het bed, dat nog altijd opgemaakt moest worden. En passant keek ze op haar horloge en constateerde, dat het al negen uur was. Schande, zoals ik heb zitten soezen. Op schieten, want ik moet nog met de Mer cedes naar de stad. Een half uur later had ze zich gekleed, de ontbijttafel opgeruimd en liep ze naar de garage. Het portier openende, keek ze naar de vloer. „Gatsie", mompelde ze, „wat ziet die wagen er van binnen weer uit! Eerst maar stofzuigen, vóór ik hem naar de stad breng. Als vader hem zo ziet, zegt hij er misschien wat van. Waarom maken mannen altijd zo'n rommel in hun wagen?" Ze haalde de speciale auto-stofzuiger te voorschijn en ging aan het werk. Terwijl ze daarmee bezig was, dacht ze: Het hand schoenenvakje zal ook wel oorlog zijn. Laat ik dat straks ook opruimen, voor ik wegrijd. Met een half uurtje had ze de wagen weer toonbaar. Zo, nu het handschoenen vakje opruimen, tenminste als het nodig is. Ze opende het en haalde de papieren er uit. Meteen zag ze iets rose schemeren. Zeker een poetslap. Zou wel bar smerig zijn. Ze haalde het verfrommelde stukje textiel er uit. Het viel uit haar hand op de zitting. Het viel open. Met grote ogen staarde Ina nu naar het kledingstukje, want met een schok con stateerde ze, dat het een beha was. Een rose beha. Ze bekeek de binnenkant van een der cups en las het merk. Gelijk her innerde ze zich, dat ze enkele weken ge leden met Jannie Essenga, haar buurvrouw, had gewinkeld in de stad. En bij deze ge legenheid had Jannie een beha gekocht. Een rose. Deze beha. Ze herkende het aan 't merk. Versuft zakte ze neer. Met de beha in haar hand keek ze verslagen voor zich uit. Het kledingstuk was verre van schoon en het zat in het handschoenenvakje van de Mercedes, de wagen, waarmee Frans elke dag op reis ging. Hoofdstuk 5. Jannie noemt Frans een stommeling. Frans ter Scheure reed die morgen in snelle vaart de stad uit. Hij wilde omstreeks half tien in 's Hertogenbosch zijn, en dat betekende ruim anderhalf uur rijden. Daar had hij zijn eerste klant: een in aanbouw zijnde fabriek, die een aantal speciale in strumenten moest hebben. In principe wa ren ze het er al over eens geworden. Er was een afspraak gemaakt voor deze mor gen. Tien uur precies in de woning van de toekomstige directeur. In het hart van de stad. Daarom wilde hij er bijtijds zijn, want hij moest ook nog een plekje zoeken voor de auto. Op de autoweg trapte hij het gaspedaal dieper in. De motor gehoorzaamde regel matig en rustig, zodat de snelheidsmeter wees tot over dc honderdtwintig. Vrijwel konstant reed hij op de inhaalbaan. Het was een tikkeltje heiig. Voor zich zag hij een lange file, dus minderde hij vaart. In de buurt van Den Bosch keek hij op het dashboardklokje en zag, dat het net negen uur was. Mooi een poosje tijd voor een kop koffie, dacht hij tevreden. De pijp, die hij bij huis al aangestoken had, was leeggebrand. Automatisch trok hij de asbak naar voren en legde zijn pijp er in. Bij het wegrestaurant remde hij wat schielijk af voor de afrit. Bij die gelegen heid viel de pijp uit de asbak. Als-ie nu maar niet stuk was. Je wende aan dat ding. Een nieuwe moest je weer helemaal inroken. Frans parkeerde zijn wagen nabij het restaurant. De motor viel uit en hij bukte zich om de pijp op te rapen. Gelukkig nog heel. Weer legde hij hem in de asbak en toen pas ontdekte hij, dat er nog wat in lag: een half opgerookte peuk sigaar. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1974 | | pagina 2