Het wederzijdse wantrouwen
Balans van een gijzeling
Het mysterie van het ond worden
DE TERREUR GAAT DOOR
MENINGEN VERSCHILLEN OVER BESTRIJDING VAN TERRORISTEN
Nu Nederland zelf betrokken is geweest
bij een groot gijzelingsdrama, zijn ook in
ons land de stemmen gaan spreken. Men
is nu van nabij op de keiharde feiten ge
drukt en dat heeft de Nederlandse bevol
king wakker geschud.
In weerwil van de gelukkige omstandig
heid, dat alle gijzelaars ongedeerd zijn vrij
gekomen, heerst er onder veel Nederlanders
een onbevredigende stemming. Er is niet
voldaan aan het rechtsgevoel en dat is een
bijzonder belangrijke zaak. Het feit dat
de terroristen zich in Damascus aan de
autoriteiten hebben overgegeven, is voor
velen geen bevrediging, omdat uit de prak
tijk is gebleken, dat terroristen die over
gegeven werden aan het Palestijnse be
vrijdingsfront, voor zover bekend nooit wer
den berecht. Men heeft nimmer meer iets
van deze zaken gehoord.
Uit diverse commentaren blijkt duidelijk,
dat er verschil van mening bestaat over
de wijze waarop dergelijke terreurakties zou
den moeten worden aangepakt. Velen me
nen dat het leven en de vrijheid van de
onschuldige gijzelaars zonder meer voorop
moet staan en dat men bij gebrek aan
mogelijkheden zoveel concessies aan de
terroristen moeten doen, dat in ieder geval
deze gijzelaars ongedeerd in vrijheid komen.
Het ellendige feit dat de misdadigers on
gestraft blijven, moet men dan maar op
de koop toe nemen.
Veel anderen zijn echter van mening
dat men de harde lijn dient te volgen en
ondanks het gevaar voor het leven van
de gijzelaars moet worden getracht de
terroristen gevangen te nemen of te doden.
De voorstanders van de concessies gaan
uit van het humane standpunt. Het leven
en de vrijheid van de gijzelaars achten zij
primair en velen van hen zijn bovendien
van mening, dat de terroristen in feite
zielige gefrustreerde zielepoten zijn, die
door onze maatschappijstructuur, aanleg en
karakter door contactarmoede tot hun ter
roristische en anarchistische aktiviteiten
zijn gekomen. Medelijden en begrip dus
voor alle betrokkenen, waarbij getracht
wordt een zachte soepele weg te bewandelen
om alle betrokkenen te sparen.
De voorstanders van de harde lijn gaan
van een totaal ander standpunt uit. Zij
menen dat de menselijke samenleving voor
een goede gang van zaken nu eenmaal
bepaalde spelregels nodig heeft en die
spelregels moeten worden nageleefd. Wie
dat niet doet, moet daaruit de konsekwen-
ties trekken.
Terroristen houden zich niet aan de re
gels van een geordende maatschappij, dus
dienen zij voor hun daden te worden be
straft. Dat staat primair. Dat dit overigens
zou kunnen betekenen dat gijzelaars daar
van het slachtoffer worden en als repre
saille door de terroristen zouden kunnen
worden vermoord of tijdens een gevecht
om de terroristen uit te schakelen zouden
kunnen worden gedood, is bijzonder naar,
maar een droevige bijkomstigheid om het
recht te doen zegevieren.
Zie daar de zwart-wit-schets van de ba
lans van het gijzelingsdrama in Den Haag.
Natuurlijk liggen daartussen nog diverse
variaties, maar in principe kiest men af
hankelijk van de omstandigheden voor het
een of voor het ander.
De Nederlandse overheid heeft in samen
werking met de Franse regering getracht
onder de gegeven omstandigheden het op
timale resultaat te behalen en dat is ook
gelukt. Men ging echter uit van het zachte
standpunt (leven en vrijheid van de gijze
laars stonden primair). Men heeft over een
aantal bijkomstige zaken wel gemarchan
deerd, zoals onder meer over het geldbe
drag dat de terroristen eisten, maar men
heeft er geen onoverkomelijk bezwaar in
gezien dat de misdadigers zouden ontko
men.
Wat heeft dit voor konsekwenties? Ne
derland moet met de volgende harde fei
ten rekening houden. De Japanse terro
risten kozen reeds de Franse ambassade
in Nederland en niet in een ander land,
omdat Nederland voor hen bepaalde voor
delen bood. Ons volk en onze regering staan
bekend om hun tolerante houding. De
controle aan de Nederlandse grenzen op
inkomende en uitgaande personen is zeer
oppervlakkig en als derde factor; het Ne
derlandse politionele apparaat is ernstig
onderbezet, vooral in de grote steden. Het
risico van ontdekking voordat men tot
aktie kon overgaan was dus minimaal.
Eenmaal in aktie parsiteerde de terroristen
op de bekende humane instelling van onze
overheid, die ongetwijfeld alles in het werk
zou stellen om de gijzelaars levend in vrij
heid te krijgen.
De psychologische basis van hun plan
bleek voortreffelijk te kloppen. Zoals de
gegijzelde Franse ambassadeur later ver
klaarde bleken de terroristen voortreffelijk
getraind te zijn en meesters in het onder
handelen. Zij hebben hun aktie met succes
bekroond gezien.
Nederland heeft zich zelfs bij de afwik
keling van het drama in de laatste fase
een volkomen betrouwbare tegenpartij ge
toond, die zich hield aan de gemaakte
afspraken en geen lagen en listen gebruikte
om alsnog de terroristen in handen te
krijgen. Wij hebben zonder enige twijfel
bij terroristenorganisaties in de wereld veel
goodwill opgebouwd. Dit betekent, dat hoe
naar het ook moge zijn, Nederland een
ideaal operatieterrein is geworden voor
terroristische aktiviteiten. Zonder enige
twijfel zullen we binnen kortere of langere
tijd weer een of andere aktie op ons grond
gebied kunnen verwachten. En daar staan
we dan met een levensgroot probleem.
Wat moeten we doen ter bestrijding
van het terrorisme? Blijven we ook bij
volgende aktiviteiten de zachte lijn volgen,
dan zullen we vrij regelmatig met derge
lijke akties in ons land worden geconfron
teerd. Niemand wil dit, ook niet de voor
standers van de zachte lijn. De oorzaak
van het ontstaan van terrorisme moet wor
den weggenomen zegt men, dan is het
probleem uit de wereld. Natuurlijk zou
ieder weldenkend mens dit wensen, maar
ten eerste is men het niet eens over de
wijze waarop dit zou moeten gebeuren en
ten tweede zijn dergelijke diepingrijpende
veranderingen niet op korte termijn in
onze huidige structuur in de wereld te
realiseren. We behoeven hierbij maar te
denken aan bijvoorbeeld het Arabisch ter
rorisme (oplossing van de Palestijnse kwes
tie) en het Ierse terrorisme (oplossing van
het Ierse probleem).
Zo eenvoudig ligt dat niet. Wat het Ja
panse Rode Leger betreft wordt het nog
moeilijker, omdat deze lieden geen duide
lijk omschreven idealen nastreven en zich
in feite alleen maar afzetten tegen alles
in de wereld. Dit terrorisme is niet bij
de wortel aan te pakken. Wat blijft ons
dan nog voor alternatief? Trachten derge
lijke akties te voorkomen door uitbreiding
van de politionele aktiviteiten, inschakeling
van veiligheidsdiensten e.d.
Op dat punt staat Nederland bijzonder
zwak. Ons huidige politionele apparaat is
te bescheiden en te onderbezet om een
dergelijke gigantische taak op zich te ne
men. Onze veiligheidsdiensten zijn klein
en ook niet toegerust voor dergelijke taken.
Daarin zou men kunnen trachten verbe
tering te brengen, maar dat kost tijd,
evenals de plannen die er bestaan om
ter bestrijding van het terrorisme te komen
tot meer en betere internationale samen
werking.
Een lofwaardig streven en aan alle deze
facetten zal zonder meer moeten worden
gewerkt, maar vast staat wel dat men
toch niet elke aktiviteit in de toekomst
zal kunnen voorkomen, zeker niet in de
naaste toekomst. De vraag blijft dan weer;
welke lijn gaan we dan volgen?
In Israël is duidelijk aangetoond, dat
men het terrorisme het best bestrijdt
door niet toe te geven aan de eisen. De
terroristen staan dan met de rug tegen de
muur. Zij zullen uit wraak gijzelaars doden,
maar zich wel bedenken voordat ze in een
land waar ze weten hun zin niet te krijgen,
weer een aktie gaan ondernemen, omdat
zij er geen behoefte aan hebben een neder
laag te ondergaan. Dat is het standpunt
van de voorstanders van de harde lijn.
In dat geval vallen er slachtoffers, dat
staat vast. De Arabische, Ierse en Japanse
terroristen beschouwen zich echter als sol
daten. Zij zijn in oorlog ende wereld
is hun slagveld.
Dit betekent, dat ook wij Nederland en
de Nederlanders dus betrokken zijn in die
oorlog en in een oorlog vallen er ook helaas
slachtoffers onschuldige burgers. Van dat
standpunt gaan de terroristen uit en daar
om doden zij ook gijzelaars zonder bezwaar.
De oorlog wordt ons opgedrongen en we
zullen hem moeten accepteren anders ver
liezen we de ene slag na de andere.
Geleerden menen: Oud worden zou een ziekte kunnen zijn!
De Amerikaanse wetenschappelijke onder
zoeker, dr. Roy L. Walford, vraagt zich af
of het ouder worden van mens en dier
misschien zijn oorzaak zou kunnen vinden
in ontsporing van het zogenaamde immuni
teitssysteem. Als dat inderdaad zo is, dan
zou het ouder worden in een soortgelijk
vlak liggen als bepaalde ziekten die ont
staan door het ontsporen van dit systeem.
In dat geval zou men zelfs kunnen zeggen,
dat ouder worden in principe „een ziekte"
is.
Alvorens echter dieper in te gaan op
het vermoeden van dr. Walford, is het nuttig
even iets naders te vertellen over het „im
muniteitssysteem".
Iedereen weet tegenwoordig wel, dat
wanneer men een infektieziekte heeft gehad,
de kans groot is, dat men voorgoed of
althans gedurende geruime tijd immuun
is voor deze ziekte. Deze immuniteit berust
op het verschijnsel, dat het lichaam van
de patiënt op de infektie reageert met
het vormen van bepaalde eiwitachtige stof
fen, de zogenaamde antilichamen of anti
stoffen. We kunnen deze antistoffen be
schouwen als de soldaten die ons lichaam
produceert. Deze soldaten binden de strijd
aan met de binnengedrongen of binnen
dringende vreemde stoffen, die de infektie
veroorzaken. Deze gang van zaken kennen
we allang en de medici maken er dankbaar
gebruik van. We behoeven maar te denken
aan de inentingen, waarbij op kunstmatige
wijze ons lichaam wordt opgewekt tot
het produceren van antistoffen tegen een
bepaalde ziekte.
Wanneer men daarna door deze ziekte
wordt getroffen, zijn de soldaten in het
lichaam aanwezig en zij kunnen meteen
de strijd aanbinden met de indringers.
Zouden ze er nog niet zijn, dan hebben
de indringers voorlopig eerst vrij spel, tot
dat er antistoffen zijn geproduceerd en
in die eerste tijd kan er soms onherstelbare
schade zijn aangericht.
De wetenschap heeft de laatste jaren
ontdekt, dat het met betrekking tot de
immuniteit niet alleen gaat om dat wat
wij bij infekties zien gebeuren. Het vormen
van antistoffen door het lichaam blijkt
een verschijnsel te zijn, dat zich bij mens
en dier voortdurend afspeelt en wel ter
eliminering van vreemde stoffen in het
algemeen.
Zonder dat we er ons van bewust zijn,
functioneert het immuniteitssysteem elke
dag, van vroeg tot laat. Het vormt anti
stoffen tegen dit en antistoffen tegen dat.
Het staat vast, dat wij gespaard blijven
voor diverse ernstige ziekten, dankzij de
werking van dit immuniteitssysteem in ons
lichaam. Wanneer dit systeem plotseling
fouten maakt of het op een bepaald ge
bied laat afweten, wojden we ernstig ziek
en kan de ziekte zo ernstige vormen aan
nemen, dat de dood er op volgt.
Er zijn onderzoekers, die van mening
zijn, dat het niet op de juiste wijze func
tioneren van ons verdedigingssysteem oor
zaak kan zijn van het plotseling optreden
van bijvoorbeeld kanker. Volgens deze me
dici zouden wij dus voor kanker gespaard
blijven, zolang ons immuniteitssysteem goed
werkt.
Het is een bekend feit, dat de chemische
systemen in het menselijk lichaam in zekere
zin kunnen „ontsporen". Hoe meer gespe
cialiseerd zo'n systeem is, hoe gecompli
ceerder en subtieler zijn funkties, hoe ern
stiger dan meestal de gevolgen van zo'n
ontsporing kunnen zijn.
Zo zijn er ook ontsporingen van het
immuniteitssysteem, die bijzonder ernstige
ziekten kunnen veroorzaken. We doelen
hier op plotseling optredende storingen,
waarbij het lichaam begint met het maken
van antistoffen, zonder dat er antistoffen
nodig zijn. Deze niet noodzakelijke anti
stoffen worden dan aktief en tasten het
lichaam aan.
Voorbeelden hiervan zijn de chronische
gewrichtsreuma, chronische ontsteking van
de schildklier, chronische ontsteking aan
de lever of nieren en bijvoorbeeld de zelf
vernietiging van rode bloedlichaampjes.
Dergelijke ziekten kunnen drie oorzaken
hebben.
A. Er kunnen eiwitstoffen door bescha
diging van cellen in ons lichaam uit deze
beschadigde cellen in de bloedbaan komen
en daarmee in het immuniteitssysteem. De
ze eiwitstoffen, die normaal in de cellen
blijven, zijn voor het immuniteitssysteem
onbekende stoffen. Natuurlijk gaat het li
chaam tegen die zogenaamde vreemde stof
fen antistoffen maken. Het worden anti
stoffen tegen eiwitstoffen. Het gevolg hier
van kan dan zijn, dat de antistoffen zich
tegen alle eiwitstoffen keren, ook tegen
die in de nog intakt zijnde cellen. Hierdoor
kunnen uiteraard ernstige en gevaarlijke
situaties ontstaan.
B. In het lichaam behorende en aan het
immuniteitssysteem bekende eiwitstoffen,
kunnen verbindingen met andere eiwit
stoffen in het lichaam aangaan, waardoor
er eiwitstoffen ontstaan, die door het im
muniteitssysteem niet als lichaamseigen
worden herkend. Prompt begint dan de
produktie van antistoffen, met alle gevol
gen van dien. Men vermoedt, dat deze gang
van zaken de oorzaak zou kunnen zijn van
bijvoorbeeld multiple sclerose.
C. Het muterën van cellen van het im
muniteitssysteem kan er toe leiden, dat
dit systeem zijn herkenningsvermogen ver
liest. Dat betekent dat het niet meer in
staat is vreemde en lichaamseigen stoffen
van elkaar te onderscheiden. Het gevolg
hiervan kan zijn, dat er in het geheel geen
antistoffen meer worden gevormd, althans
niet tegen bepaalde vreemde stoffen, waar
door ook gevaarlijke situaties kunnen ont
staan of er worden ongecontroleerd anti
stoffen gevormd, ook tegen lichaamseigen
stoffen en dat leidt uiteraard ook tot ern
stige complicaties.
Het is duidelijk, dat een dergelijk gespe
cialiseerd, gecompliceerd en subtiel wer
kend systeem als het immuniteitssysteem,
dat uur in uur uit van ons gehele leven
werkt, om het populair te zeggen, de kans
loopt „stuk te gaan". Enkele voorbeelden
daarvan hebben we hierboven reeds ge
noemd. Er ontstaan op de een of andere
manier defecten en dan krijgt het proces
een andere wending.
Hoe langer de duur van het functioneren
(leeftijdsduur van het individu), hoe meer
kans op ontsporingen. Hoe intensiever het
immuniteitssysteem heeft moeten werken,
hoe meer kans op ontsporingen. Dat zijn
een paar factoren die we goed in het oog
moeten houden bij de theorie van dr. Wal
ford.
Deze onderzoeker ontdekte namelijk, dat
bij tropische vissen die luj in twee aquaria
hield, er een duidelijk te onderscheiden
verschil was waar te nemen in ontwikkeling
en te bereiken leeftijd. Aangezien de beide
bakken identiek waren en de omstandig
heden gelijk, op de temperatuur na (een
bak 16 graden Celsius, de andere bak con
stant 22 graden Celsius), was het duidelijk,
dat het geconstateerde verschijnsel bij de
vissen zijn oorzaak moest vinden in dit
temperatuursverschil.
De vissen in de koudste bak groeiden
het best en werden het oudst. Men kan dus
ook zeggen, bleven het langst jong! Hierop
haakte dr. Walford in. Het is namelijk be
kend, dat het immuniteitssysteem het
minst wordt belast bij lage temperaturen.
Zoals wij boven reeds opmerkten, is dan
de kans op ontsporingen het kleinst. Lage
temperaturen, minder belasting van het
immuniteitssysteem betekent minder kans
op ontsporingen.
Dr. Walford is van mening, dat de kortere
levensduur van zijn vissen in het warme
aquarium, alsook het bekende feit, dat
volkeren in warme gebieden sneller oud
worden, hun oorzaak wel eens kunnen heb
ben in de mogelijkheid, dat bij hogere
temperaturen het immuniteitssysteem ak-
tiever is en meer mogelijkheden heeft tot
ontsporen.
Hiermede beweert deze onderzoeker twee
belangrijke zaken. Ten eerste dat lagere
temperaturen de mens langer jong zouden
houden en ten tweede, dat het ouder wor
den een ziekte zou kunnen zijn, die het
gevolg; is van het ontsporen van het
immuniteitssysteem.
Het is een stoute theorie en toekomstige
onderzoekingen zullen moeten uitwijzen of
dr. Roy L. Walford gelijk heeftof niet.
HENGELWEDSTRIJD
Op zaterdag 5 oktober 1974 hield de
Noord-Bevelandse hengelsportvereniging
haar 6e competitiewedstrijd in de Ooster-
schelde in de omgeving van Colijnsplaat.
De vrij stevige bries uit het noordwesten,
gepaard gaande met af en toe wat regen,
speelde ons deze middag parten. De weers
omstandigheden waren niet alleen heel
wat minder dan bij de vorige wedstrijd,
ook de vangsten en de deelname aan deze
wedstrijd was heel wat minder. Het aantal
pechvogels daarentegen was gestegen van
16 naar 24.
Na afloop bleek dat er toch nog 52
boven- en 13 ondermaatse vissen gevangen
waren. Eén der deelnemers ving een pracht
van een zeebaars die hem 750 punten en de
le prijs opleverde. In totaal werden er
9.425 wedstrijdpunten bijeen gevist.
De 15 mooie prijzen werden tenslotte
toegekend aan:
1. H. Filius, Colijnsplaat 750 pnt.
2. J. J. de Haze, Kamperland 680 pnt.
3. J. B. van Gilst, Colijnsplaat 635 pnt.
4. P. J. Kasteleih Mz„ Geersdijk 560 pnt.
5. N. Tramper, Colijnsplaat 550 pnt.
6. Im. Lamse, Colijnsplaat 530 pnt.
7. Anth. Koole, Kamperland 4S0 pnt.
8. K. Begthel, Geersdijk 405 pnt.
9. L. de Visser, Kamperland 400 pnt.
10. H. Warren, Colijnsplaat 375 pnt.
11. P. M. Kastelein, Geersdijk 360 pnt.
12. M. G. de Smit, Kamperland 345 pnt.
13. C. Huibrechts, Putte 330 pnt.
14. J. J. Lamse, Colijnsplaat 315 pnt.
15. P. v. d. Moere, Kamperland 295 pnt.
Door de voorzitter P. v. d. Vreugde
werden in café „Juliana" te Colijnsplaat
de prijzen aan de winnaars uitgereikt. Hij
bedankte de deelnemers voor hun opkomst
en hoopte bij de volgende wedstrijd op
2 november 1974 op betere weersomstan
digheden en wat betere vangsten.
De wedstrijd wordt gehouden te Colijns
plaat. Er wordt gevist van 14.00 tot 16.30
door Gré de Boer
FEUILLETON
Voorzichtig gooide ze er een balletje over
op, maar Joop Walsoorden wees deze sug
gestie zonder meer van de hand. „Geen
vreemde vrouwen bij mij over de vloer.
Die werkster is al mooi genoeg. Als ik zin
heb, kook ik mijn eigen potje wel en anders
eet ik ergens in de stad. Wat maak je je
ineens zorgen over mij? Toen je met het
plan om met Frans te trouwen op de prop
pen kwam, heb je ook geen rekening ge
houden met mijn gevoelens. Bemoei je als
jeblieft met je eigen zaken, wil je?"
„Oké, stijfkop, dop dan zelf je boontjes
maar, als ik weg ben. Dat zal me evenwel
niet weerhouden te doen, wat ik van plan
ben." Daarna had ze er niet meer over
gesproken.
Begin februari was hun nieuwe huis klaar.
Frans had het koopkontrakt' getekend, het
geld betaald minus een hypotheek van
twintigduizend, want hij wilde ook nog
wat geld overhouden voor de inrichting
van het huis. Waarna het paar besloot in
maart te trouwen.
Nog diezelfde avond vertelde Ina kort en
bondig: „We gaan 19 maart trouwen. Vol
gende week tekenen we aan. Wat wordt
het? Oorlog? Of accepteert u het feit zon
der meer? Dat zou ik nu wel graag willen
weten, begrijpt u? Ik wil u nog één ding
zeggen: als u volhardt in uw halsstarrige
houding en soms het plan mocht hebben
om op onze trouwdag weg te blijven, dan
bereikt u precies het tegendeel, wat u van
plan bent. Want dan gaat de goegemeente
denken: waarom blijft joop Walsoorden
weg bij het huwelijk van zijn dochter?
Dan gaan ze wroeten. En nadenken. Als
je in modder gaat roeren, gaat het stinken.
Ze zullen zich dan uiteindelijk het verleden
van Frans' vader herinneren. Maar als jij
je als een normaal mens gedraagt tijdens
ons huwelijk, is er niets aan de hand."
Walsoorden schudde het hoofd. „Je gaat
je gang maar. Iedereen is immers tegen
me? Goed, je doet maar. Maar ik wil er
niets mee te maken hebben, versta je?
Enneherinner je later, als het mis
gaat, dat ik je gewaarschuwd heb. Dan
hoef je bij mij niet met hangende pootjes
terug te komen. Het ouderlijk huis blijft
vanzelfsprekend altijd voor je open; hem
wil ik hier niet zien."
Op 19 maart trouwden Frans ter Scheure
en Ina Walsoorden. Het werd een intiem
feestje, want veel familieleden waren er
niet. Behalve Frans' vader was tante Dien
er en een paar neven. Van Ina's kant was
haar broer Kees er en haar getrouwde zus
Eefje met haar man. Tenslotte een paar
ooms en tantes. Kees Walsoorden kon al
heel gauw uitstekend met zijn kersverse
zwager overweg en ook Eefje, die hem
overigens wel kende, mocht hem. Van zijn
moeder had Frans een schriftelijke geluk
wens ontvangen: „tVe hopen, dat je ge
lukkig zult worden en met het voorbeeld
van je vader voor ogen altijd een oppassende
man zult blijven. Wellicht word je dan
gelukkiger dan je vader en ik geweest zijn."
Frans las de brief, gaf hem daarna aan
zijn bruid en toen deze hem had gelezen,
frommelde hij het epistel in elkaar en
stak het in zijn zak. „We laten ons het
plezier van deze dag niet bederven, Ina,"
zei hij op zachte toon. „We vergeten ge
woon, dat we deze brief gekregen hebben."
Ondanks Joop Walsoordens absentie
voor het oog van de wereld moest hij nood
zakelijk voor zijn werk op reis naar het
buitenland dat voor Ina een nare bij
smaak gaf, werd het voor beiden toch
een fijne dag.
Bijna vier jaar was ze nu met Frans
getrouwd en nog geen dag spijt gehad.
Joop Walsoorden was langzaam bijgedraaid,
had na lang aandringen van zijn dochter
het huis in Hoogerveld bezocht en gepre
zen, stond op een keer onverwacht voor
zijn schoonzoon, die zijn hand uitgestoken
had en zonder aan het verleden te denken,
op blijde toon had gezegd: „Wat een fijne
verrassing, vader, dat u er bent! Hoe
maakt u het?"
Met enige aarzeling had Walsoorden zijn
grote knuist gelegd in die van zijn schoon
zoon. „Ik ehkwam eens kijken, hoe
jullie 't hier hebben
Frans was de voorkomendheid zelve ge
weest, had gedaan alsof er nooit iets ge
weest was tussen hem en zijn schoonvader,
was met sigaren komen aandragen en later
op de avond een borreltje en had aan
het eind van de avond Joop Walsoorden
uitgeleide gedaan tot zijn wagen. Reeds
zittend achter het stuur had de oudere
man zijn schoonzoon nog eens gemonsterd
en gezegd: „Kom eens een avondje met je
vrouw, Frans. Enneneem het een oude
man maar niet kwalijkWaarna hij
vol gas was weggereden.
Maar terug in huis nam Ina haar man
in de armen en kuste hem op heftige wijze.
„Frans, mijn schat, wat ben jij een diplo
maat! Zoals jij vader om je pink wond...
ik heb er de hele avond stom verbaasd
bij gezeten! Hij is omgedraaid als een blad
aan de boom!"
Frans keek gelukkig naar zijn knappe
vrouw. „Hij heeft ons uitgenodigd een a-
vondje te komen, schat. Wat denk je, zullen
we de uitnodiging accepteren?"
Ze keek hem ongelovig aan. „Werkelijk?
Wat zal die overwinning hem wat gekost
hebben, jongen. Ik ken hem immers? Diep
in zijn hart is hij een schat, maar koppig.
Nog erger dan opa Walsoorden indertijd..."
Hij keek haar nog altijd lachend aan.
„En jij? Ben jij ook koppig?"
Ze speelde met zijn das. „Elke Wals
oorden is koppig, Frans. Ik zal proberen
me te beheersen."
Ina ter Scheure sprong op van het bed,
dat nog altijd opgemaakt moest worden.
En passant keek ze op haar horloge en
constateerde, dat het al negen uur was.
Schande, zoals ik heb zitten soezen. Op
schieten, want ik moet nog met de Mer
cedes naar de stad.
Een half uur later had ze zich gekleed,
de ontbijttafel opgeruimd en liep ze naar
de garage. Het portier openende, keek ze
naar de vloer. „Gatsie", mompelde ze,
„wat ziet die wagen er van binnen weer
uit! Eerst maar stofzuigen, vóór ik hem
naar de stad breng. Als vader hem zo ziet,
zegt hij er misschien wat van. Waarom
maken mannen altijd zo'n rommel in hun
wagen?"
Ze haalde de speciale auto-stofzuiger te
voorschijn en ging aan het werk. Terwijl
ze daarmee bezig was, dacht ze: Het hand
schoenenvakje zal ook wel oorlog zijn.
Laat ik dat straks ook opruimen, voor ik
wegrijd.
Met een half uurtje had ze de wagen
weer toonbaar. Zo, nu het handschoenen
vakje opruimen, tenminste als het nodig
is. Ze opende het en haalde de papieren
er uit. Meteen zag ze iets rose schemeren.
Zeker een poetslap. Zou wel bar smerig
zijn. Ze haalde het verfrommelde stukje
textiel er uit. Het viel uit haar hand op
de zitting. Het viel open.
Met grote ogen staarde Ina nu naar het
kledingstukje, want met een schok con
stateerde ze, dat het een beha was. Een
rose beha. Ze bekeek de binnenkant van
een der cups en las het merk. Gelijk her
innerde ze zich, dat ze enkele weken ge
leden met Jannie Essenga, haar buurvrouw,
had gewinkeld in de stad. En bij deze ge
legenheid had Jannie een beha gekocht.
Een rose. Deze beha. Ze herkende het aan
't merk.
Versuft zakte ze neer. Met de beha in
haar hand keek ze verslagen voor zich uit.
Het kledingstuk was verre van schoon en
het zat in het handschoenenvakje van de
Mercedes, de wagen, waarmee Frans elke
dag op reis ging.
Hoofdstuk 5.
Jannie noemt Frans een stommeling.
Frans ter Scheure reed die morgen in
snelle vaart de stad uit. Hij wilde omstreeks
half tien in 's Hertogenbosch zijn, en dat
betekende ruim anderhalf uur rijden. Daar
had hij zijn eerste klant: een in aanbouw
zijnde fabriek, die een aantal speciale in
strumenten moest hebben. In principe wa
ren ze het er al over eens geworden. Er
was een afspraak gemaakt voor deze mor
gen. Tien uur precies in de woning van
de toekomstige directeur. In het hart van
de stad. Daarom wilde hij er bijtijds zijn,
want hij moest ook nog een plekje zoeken
voor de auto.
Op de autoweg trapte hij het gaspedaal
dieper in. De motor gehoorzaamde regel
matig en rustig, zodat de snelheidsmeter
wees tot over dc honderdtwintig. Vrijwel
konstant reed hij op de inhaalbaan. Het
was een tikkeltje heiig. Voor zich zag hij
een lange file, dus minderde hij vaart.
In de buurt van Den Bosch keek hij op
het dashboardklokje en zag, dat het net
negen uur was. Mooi een poosje tijd voor
een kop koffie, dacht hij tevreden.
De pijp, die hij bij huis al aangestoken
had, was leeggebrand. Automatisch trok
hij de asbak naar voren en legde zijn pijp
er in. Bij het wegrestaurant remde hij wat
schielijk af voor de afrit. Bij die gelegen
heid viel de pijp uit de asbak. Als-ie nu
maar niet stuk was. Je wende aan dat ding.
Een nieuwe moest je weer helemaal inroken.
Frans parkeerde zijn wagen nabij het
restaurant. De motor viel uit en hij bukte
zich om de pijp op te rapen. Gelukkig nog
heel. Weer legde hij hem in de asbak en
toen pas ontdekte hij, dat er nog wat in
lag: een half opgerookte peuk sigaar.
(Wordt vervolgd).