Zijn koffie, cacao en cola schadelijk? LEVEN EN DOOD Bejaardentehuizen moeten veranderen VADER NIET IEDEREEN VAART WEL BIJ DAGELIJKSE DRANKEN Koffie en thee behoren tot de dranken, die niet meer zijn weg te denken uit ons leven. Vrijwel iedere volwassene drinkt 's ochtends en 's avonds koffie, veelal wordt 's middags thee genuttigd, terwijl ook bij ontbijt en lunch vaak é6n van deze dranken wordt gekonsu'meerd. Een koffieloze dag is voor de meeste mensen even ondenkbaar als een dag zonder eten en wij kunnen ons moeilijk verplaatsen in de drinkgewoonten van onze voorouders die tot de 18e eeuw vrijwel van koffie en thee verstoken bleven. Pas in deze eeuw werden koffie, thee en cacao dankzij de Verenigde Oostindische Compagnie in ons land ingevoerd. Zijn koffie, thee, cacao en ook de coffeïne bevattende coladranken schade lijk voor de gezondheid? Op deze gestelde vraag trachten twee deskun digen, t.w. ir. F. van der Haar en prof. dr. G. A. J. Hautvast, een antwoord te geven. In het tijdschrift voor ziekenverpleging stellen zij dat gezonde mensen bij matig gebruik geen schade van deze dranken ondervinden, maar dat voor een aantal mensen beperking of zelfs onthouding gewenst is. Sportlieden die top prestaties willen leveren doen er ook goed aan geen overmatig gebruik van deze dranken te maken. Ook gezonde mensen dienen zich te be perken. Koffie en thee bevatten coffeïne, koffie iets meer dan thee. Vroeger dacht men dat alle effekten van de koffie en thee uitsluitend aan deze coffeïne moesten wor den toegeschreven. In het tijdschrift voor ziekenverpleging wordt door de twee ge noemde deskundigen nog eens duidelijk gesteld dat koffie en thee ook andere fy siologisch belangrijke stoffen bevatten, zo dat de opwekkende werking die van het gebruik van deze dranken uitgaat als een samenspel van de verschillende bestand delen moet worden opgevat. In één kop koffie zitten meer stoffen dan u denkt. Om te beginnen zo'n 100 tot 150 mg coffeïne. Van coffeïne gaat een opwekkende werking uit, voornamelijk een gevolg van een krachtiger hartslag en een verhoging van de bloeddruk. Tevens wordt het zenuwstelsel beïnvloed: koffie heeft een verfrissende werking, waardoor „denkwerk" wordt vergemakkelijkt. De ef fekten van coffeïne worden beïnvloed door de in de koffie aanwezige, zogenaamde roostprodukten, die bij het branden van de koffieboon zijn ontstaan. In de extracten van de schil van de koffieboon zijn hon derden van deze organische stoffen ge vonden, die in zeer kleine konsentraties in uw kopje koffie voorkomen. Voorts heeft analytisch onderzoek aan getoond dat in de gebrande koffieboon o.a. chlorogeenzuur voorkomt. De akute giftigheid van deze stof is gering, maar bekend is dat chlorogeenzuur een remmen de werking kan uitoefenen op de spijs vertering van bepaalde eiwitsoorten, die met de voeding worden opgenomen. Een andere stof, trigonelline, is vrijwel zeker verantwoordelijk voor de bittere smaak van koffie. Voorts zitten in koffie kleine hoeveelheden nicotinezuur en andere B- vitamines als inositol en choline. Kalorieën. Thee bevat aanzienlijk minder coffeïne (ook wel theïne genoemd) dan koffie. Het effekt van theïne kan bovendien groten deels teniet worden gedaan door melk aan de thee toe te voegen. Ook in cacao zit een werkzame stof, nl. theobromine, een stof die chemisch sterk verwant is aan coffeïne. Hoewel theobro mine op het lichaam een vrij sterke wer king kan uitoefenen, komt deze werking bij het nuttigen van cacao niet zo tot uiting door de aanwezigheid van verschillende voedingsstoffen. Ir. Van der Haar en prof. Elautvast wijzen er terecht op dat cacaobonen inte ressanter zijn uit oogpunt van voedings waarde, voornamelijk vanwege het gehalte aan cacaoboter. De vetzuursamenstelling van cacaoboter is 60% verzadigd en vrijwel géén meervoudig onverzadigd vet. Coladranken zijn ook erg geliefd. Deze dranken worden bereid met als grondstof de colanoot, een vrucht afkomstig van de colaplan ten, die in west-Afrika en tropische delen van Amerika worden geteeld. De verfrissende werking van cola moet worden toegeschreven aan de werking van coffeïne. Een klein flesje bevat plm. 70 mg coffeïne. Cola is ook uit voedingsoogpunt interes sant. Zwaarlijvigen moeten deze drank maar liefst mijden, want een glas cola bevat liefst 75 kalorieën, dat is vier keer zoveel als een kop tkoffie met suiker. Wie niet? Bij de beoordeling of de in onze dage lijkse dranken aanwezige, fysiologische werkzame stoffen schadelijk zijn, maken ir. Van der Haar en prof. Hautvast onder scheid tussen zieke en gezonde gebruikers. Zij vermelden dat b.v. in de klinische si tuatie een aantal ziekten kontra-indikatief zijn voor het gebruik van koffie, thee, cola en soortgelijke dranken. Zo zullen mensen met ernstige maag- of darmaan doeningen er goed aan doen deze dranken te laten staan. Wie last heeft van een akute leveraandoening of van een galblaas aandoening kan zich ook maar beter het gebruik van koffie e.d. zoveel mogelijk of geheel ontzeggen. Dat geldt eveneens voor degenen, die lijden aan pancreatitis (ontsteking alvleesklier). Vanwege de fysiologische werkingen van de coffeïne in koffie, thee en cola is het gebruik hiervan door patiënten met hart- aandoeningen af te raden. De (extra) bij drage in kalorieën door deze dranken is nog een reden te meer om het gébruik hiervan af te raden aan mensen, die een hartaandoening hebben. Ook zwaarlijvige mensen moeten van wege het kalorieëngehalte oppassen. Cacao en cola kunnen zij beter helemaal laten staan, koffie en thee zouden ze suikerloos moeten nuttigen. Ook lijders aan suiker ziekte moeten opletten dat zij met deze dranken niet teveel kalorieën naar binnen krijgen. En gezonden? Maar kunnen degenen, die niet aan één van bovenvermelde ziekten lijden, nu maar raak koffie, cola e.d. drinken? Ir. Van der Haar en prof. Hautvast beweren dat zeker niet. Zij menen dat iedereen, dus ook de gezonden, moet letten op het aandeel van de dagelijkse dranken in het totale kalorieëngebruik. „De bijdrage van koffie, cola en cacao aan de kalorische overvoeding, één van de grote voedings problemen in onze westerse samenleving, mag niet worden onderschat", zo stellen de beide deskundigen. Maar ook om andere redenen kan bij op zichzelf gezonden mensen het (overma tig) gebruik van bedoelde dranken niet wenselijk zijn. Sommige mensen zijn extra- gevoelig voor de werking van stoffen als coffeïne en theobromine, zonder dat zij dat van zichzelf weten. Doordat zij de werkzame bestanddelen in koffie, thee en cacao moeilijk verdragen, zouden klachten kunnen optreden zoals lichte irritatie, 's avonds hoofdpijn, slapeloosheid e.d. Zeker bij overmatig gebruik kunnen deze klach ten optreden. Vandaar dat een zekere be perking in het gebruik van deze dranken moet worden aangeraden. Ook degenen die grote lichamelijke pres taties moeten leveren, doen er goed aan zich te beperken in het gebruik van koffie, cola e.d. Bij sportlieden is b.v. bekend dat een extra belasting van het hart- en bloedvatenstelsel door de werking van cof feïne niet bevorderlijk is voor het licha melijk prestatievermogen. (Nadruk verboden). EEN KWESTIE VAN HULP TUSSEN ONGEVAL EN AANKOMST IN ZIEKENHUIS IS DIKWIJLS BESLISSEND In de cabine van een kraan op een bouwwerk, kreeg de kraanmachinist een forse elektrische schok, als gevolg van sluiting in de apparatuur. De man geraakte buiten bewustzijn en hing over het deurtje van de cabine naar buiten. Het verlenen van eerste hulp in deze situatie was een bijzonder moeilijke zaak, omdat het slacht offer zo bijzonder moeilijk te bereiken was. In dit geval was het de brandweer, die uitkomst bracht door zeer snel aanwezig te zijn met een uitschuifbare ladder en iemand die bekwaam was in het verlenen van eerste hulp. Via de ladder werd de kraanmachinist uit zijn moeilijke positie bevrijd en dadelijk kon de EHBO'er zijn werk beginnen. Er moest hier een shock toestand bestreden worden, doch door snel en deskundig optreden, kwam de man al in de ziekenauto op weg naar het zieken huis bij bewustzijn. Alles bij elkaar was het een kwestie van slechts een kwartier geweest, dank zij de zeer snelle hulp van de brandweer en de man van de eerste hulp, v^as alles ten goede gekeerd. Wanneer een en ander aanzienlijk meer tijd zou hebben gevergd, was het niet ondenkbaar geweest, dat de kraanmachinist aan dit ongeval overleden zou zijn. Bij ongevallen schuilt dikwijls het groot ste gevaar in de eerste periode na het ongeval. In dit tijdsbestek wordt er dikwijls beslist over zijn en niet zijn en dat is iets, dat wij ons zeer grondig bewust moeten zijn. In die eerste tijd na een ongeluk valt dikwijls de beslissing en leven of dood van het slachtoffer liggen dan dikwijls in handen van niet-artsen. Het hangt van hun handelen af of de slachtoffers zullen blijven leven of zullen sterven. Natuurlijk zijn er uitzonderingsgevallen, wanneer het slachtoffer zodanig is gekwetst dat er geen hulp meer baat, maar in duizenden, ja, honderdduizenden gevallen in de gehele* wereld, kan deskundige hulp in die eerste periode betekenen, dat de patiënt in leven blijft. In de Verenigde Staten sterven niet min der dan jaarlijks 100.000 mensen aan een ongeval. Bij deze 100.000 zijn er ongetwij feld, wier leven gered had kunnen worden, wanneer de bij het ongeval aanwezigen in staat waren geweest de juiste hulp te bieden. Dat staat vast! Ook in ons land komen er elk jaar duizenden ongevallen voor, waarbij de eerste hulp van het allergrootste belang is. Ook u kunt bij een dergelijk ongeval aanwezig zijn. En wat dan? Wat doet u dan? Het leven van een medemens, ja misschien wel van uw kind, van een van uw familieleden of vrienden of collega's staat dan op het spel. Wat voor nare gedachte moet het later zijn, wanneer u moet denken, dat het slachtoffer is overleden als gevolg van het feit, dat u niet in staat was de noodzake lijke juiste hulp te verlenen. Daarom is het van het allergrootste belang, dat zo veel mogelijk mensen op de hoogte zijn met het verlenen van eerste hulp. De voortdurende groei van de industrie, de voortschrijdende mechanisering, de toe name van het verkeer, zij eisen samen een steeds groter aantal slachtoffers als gevolg van ongevallen. Dit maakt, dat de behoefte aan deskundige EHBO'ers steeds groter wordt. Daarnaast zal men ook alles in het werk moeten stellen, om het alarmeringssysteem te perfectioneren, opdat hulpdiensten bin nen de kortst mogelijke tijd aanwezig kunnen zijn. Het is beslist noodzakelijk dat we daar allen ons steentje aan bij dragen. Dat geldt voor de bestuurlijke instanties die moeten zorgen voor een prefecte open: bare hulpverlening en het daarbij beho rende goede alarmeringssysteem, maar dat geldt ook voor ons allen. Ook wij dienen in staat te zijn bij eventuele aanwezigheid bij een ongeval de juiste hulp te verlenen. MEER INSPRAAK VAN BEWONERS GEWENST Tienduizenden Nederlandse bejaarden verblijven in een bejaardenoord. Vooral na 1970 zijn er in ons land talrijke pensiontehuizen voor ouderen gebouwd, bedoeld als woonruimte voor gepensioneerden, die daar ongestoord van hun levensavond zouden kunnen genieten. Het beleid in deze tehuizen wordt de laatste jaren meer en meer een punt van diskussie. Het gebeurt nogal eens dat een bejaardenpension op ongun stige wijze in het nieuws komt. In een recent manifest van de Jong-Oud- Trust, een aktiegroep die is opgericht door Humanitas, Nederlandse vereni ging voor maatschappelijke dienstverlening en samenlevingsopbouw, wordt gesteld dat bejaarden in een tehuis meer als verzorgingsbehoevenden dan als individuen worden beschouwd en behandeld. Onder het centrale gezag van een bestuurslichaam (in niet-winst beogende tehuizen) of van een eigenaar- manager (in partikuliere tehuizen) is de bejaarden vaak te weinig persoonlijke bewegingsvrijheid en leefruimte toegestaan. En dat moet nodig worden ver anderd. Hulpbehoevendheid wordt eerder aange moedigd dan afgeremd. In het manifest van Jong-Oud-Trust wordt het huidige verzorgingstehuis om schreven als „een bedrijf dat op een zo doelmatig mogelijke manier verzorging pro duceert". Elet leven in een tehuis is min of meer gestandariseerd met een vaste dagindeling, uniforme huisregels, liefst over al dezelfde vloerbedekking, een aparte ziekenafdeling, etc. etc. Een gecentraliseerd gezag moet één en ander in de hand hou den. Uitgaande van de noodzaak van ver zorging wordt de bewoners voor het groot ste deel hun zelfverantwoordelijkheid ont nomen. Een doelmatige bedrijfsvoering staat nu eenmaal niet toe rekening te houden met wat ieder zelf nog kan. Hierdoor wordt dé hulpbehoevendheid eerder aangemoedigd dan afgeremd. Het personeel heeft minder last van iemand, die echt hulpbehoevend is dan van iemand, die niet hulpbehoevend is en opkomt voor zijn individuele vrijheid. Zo iemand wordt al gauw als lastig er varen. Het aantal sociale kontakten van de meeste bejaarden is niet zo groot. Eenmaal opgenomen in een tehuis, vallen nog heel wat kontakten na korte of langere tijd weg. Het tehuis wordt dan de wereld voor de bejaarde. Een wereld die omschre ven kan worden als een vrijwel gesloten samenleving van leeftijdsgenoten die elkaar niet uitgekozen hebben en elkaar slechts met de grootste moeite kunnen vermijden. Velen blijken zich onder deze omstandig heden te gaan verschansen en trekken zich terug op hun zit-slaapkamer (in de nieuwe tehuizen een oppervlakte van hooguit 20 vierkante meter) en worden eenzaam. Ondemokratisch. In het manifest wordt opgemerkt dat vooral ook het beleid in de tehuizen de ouderen verleidt tot passiviteit en een gevoel van afhankelijkheid. Dat beleid, waartegen de bejaarden machteloos staan, wordt in het manifest van Jong-Oud-Trust scherp aan de kaak gesteld. Allereerst heeft men de niet-winstbeo- gende tehuizen, die worden beheerd door een stichtingsbestuur. Deze besturen wor den niet gekozen, vullen meestal zichzelf aan met goede bekenden en 'zijn praktisch niet te kontroleren. Het personeel heeft nauwelijks invloed op het beleid, is inge kaderd in een hiërarchie en wordt vaak door de bewoners zelf nog eens extra op zijn verzorgende taak gedrukt. Het is dui delijk dat deze strukturen veranderd moe ten worden, ook in tehuizen waar het tot dusver „aardig loopt". Want ook daar kun nen morgen een paar slechte bestuurders of een minder goede direkteur verschijnen. Deze bezwaren gelden niet alleen voor de niet-winstbeogende tehuizen met een stichtingsvorm, maar evenzeer ook de par tikuliere, winstbeogende tehuizen. De ei- genaren/direkteuren duiden deze instituten bij voorkeur aan met de mooie naam „per soonlijk geleide tehuizen". In deze tehuizen hangt het welzijn van de bewoners wel bijzonder sterk af van de personen die ze leiden. In de praktijk hebben we daar al een aantal griezelige voorbeelden van mee gemaakt. Meer openheid. In het manifest van Jong-Oud-Trust wordt aangedrongen op demokratisering van het bestuur en het beheer van de bejaarden oorden. „De bewoners mogen niet aange past worden 'noch aan de eisen van het verzorgingsbedrijf, noch aan de besluit vaardigheid van een ondemokratische leef ruimte. Allerlei beperkende huisregels die nen gezuiverd te worden, omdat zij de bewoners blokkeren in hun individuele vrij heid. De openheid van de tehuizen moet uit gangspunt worden. Zo zouden er voor zieningen behoren te komen voor tehuis bewoners en andere buurtbewoners, die de grenzen tussen binnen en buiten vervagen. Om deze openheid te bereiken moeten de besturen ook nauw gaan samenwerken met iedereen die het welzijn van de bewoners in die plaats wil bevorderen. Voorts dienen de bewoners natuurlijk macht te krijgen. Niet dat ze per se zelf in het bestuur zitting moeten nemen, maar zij moeten de bestuurders wel zelf kunnen aanwijzen en ze ook ter verantwoording kunnen roepen. Het manifest roept de be sturen van de verzorgingstehuizen op deze demokratische rechten van de bewoners te erkennen. (Nadruk verboden). HOE KOMEN WIJ AAN HET WOORD Dit is een woord, dat iedereen afleiden kan. Het komt vanouds in alle ger- maanse talen voor en het latijnse pater en het Oudgriekse patèr zijn duidelijk van dezelfde wortel afkomstig. Maar hoe komt het dan, dat wij iemand vader noemen die helemaal geen familie van ons is? „Zeg vader, je kunt me nog meer wijsmaken!" Dat is goed hedendaags Nederlands. Geleerde kolder! In de dertiger jaren kwam het gebruik op, iemand vader te noemen die het niet was. In 't eerst klonk dat leuk, later was de lol er af, maar het gebruik bleef in stand. Vermoedelijk zit dit als volgt in elkaar. Het gebruik van familienamen in affektieve zinnen was al eerder in de mode. Een bejaarde dame werd vaak een oude tante genoemd. De bastaardvloek Jezus werd verzacht tot: „Je zus(ter)!" Een knap meisje aanspreken met zus was begin deze eeuw al gewoon. Een oud vrouwtje werd moedertje, ook al had ze nooit nakomelin gen gebaard. En dus was vader óók aan de beurt. Geen nood! Ook voor deze eenvoudige verklaring werd een ingewikkelde vervanger gevonden. Vanouds is vader namelijk vol strekt geen biologisch begrip maar een rechtsbegrip. Vanouds behoort het woord OESTERS VAN EEN METER GROOT Wanneer we praten over oesters, dan denken we allereerst aan de oesters die we kunnen eten en die als een delicatesse bekend staan en ten tweede aan de oester als leverancier van parels. De oester is maar niet zo een oester. Over de gehele wereld verspreid leven ongeveer zo'n honderd oestersoorten en naar gelang de soort hebben ze hun be paalde eigenschappen. Zo zijn er oesters die slechts enkele centimeters groot zijn, maar er zijn ook geweldenaren met een doorsnee van ongeveer een meter. De bij ons bekende consumptie-oester heeft een doorsnede van zo'n acht tot tien centimeter. De oester heeft een groot nakomeling schap, want één enkele oester kan in één seizoen enkele tientallen miljoenen eieren produceren. Dat is echter ook wel nodig, want de oester heeft zeer veel vijanden en anders zou de soort snel zijn uitgestorven. HOE KOMT AMERIKA AAN ZIJN NAAM? Dat het werelddeel, gelegen tussen de Atlantische en Stille Oceaan de naam A- merika draagt, danken we aan een Duitse kaartentekenaar die aan het begin van de 16e eeuw het geweldige nieuw ontdekte land dat men in de wandeling aanvan kelijk „De nieuwe wereld" noemde, de naam „America" gaf. Hoe kwam deze man er toe om het land die naam te geven? Aan het hof te Florence leefde aan het tot de woordenschat van de ding ge meenschap. Die gemeenschap was scherp omgrensd en dus zoch men verwantschap met het Gotische fada, dat ook omheining kan betekenen. Wanneer nu iemand anno 1930 tot 1974 vader gebruikte als aan spreekvorm zonder meer, dan was dat een teruggrijpen op de taal van de ding-ge- meenschap. Men erkende dan immers, dat de toegesprokene tot deze rechtsgemeen schap behoorde en men legde hem a.h.w. verplichtingen op. Het is een kras voorbeeld van fantasie die wetenschap moet vervangen. Dat er absoluut geen verband bestaat tussen wat gangbaar was tot hooguit 800 of 900 na Chr. en wat kwajongens in 1930 bedachten is o.i. zonder meer duidelijk. W. Geldof. (Nadruk verboden). einde van de vijftiende eeuw een jongeman met de naam Amerigo Vespucci. Deze jongeman ging later varen en bij zijn terugkomst vertelde hij over zijn reizen naar de „Nieuwe Wereld" die hij had gemaakt. Hij wist er wonderlijk veel van te vertellen en zo werd hij al spoedig beschouwd als een zeer deskundig man met grote kennis over de nieuwe wereld. De grote faam van deze Amerigo Ves pucci kwam tenslotte ook de Duitse kaar tentekenaar ter ore en in een iets gewijzigde vorm gebruikte hij de voornaam van de jongeman als benaming van de nieuwe wereld. Anderen namen dit van hem over en sindsdien draag het werelddeel de naam Amerika. Achteraf blijkt echter dat er historische twijfels bestaan met betrekking tot het feit, of Amerigo Vespucci werkelijk de nieuwe wereld zelf heeft bezocht, of dat hij zijn wetenschap had van horen zeggen. COLLECTE De opbrengst van de P.I.T.-collecte in Wissenkerke bedroeg 271.40. P.V. DE BLAUWE DOFFER - KORTG. Uitslag concours St. Ghislain op 14 sept. Deelname 230 duiven. 1 P. J. Verburg 10.33.39 123.933 128.6 2 A. P. de Haze 38.53 128.834 126.4 3 A. J. Bouterse 39.29 128.955 124.2 4 P. J. Kesteloo 35.26 124.061 122 5 G. P. Geelhoed 40.11 128.836 119.8 6 W. C. Versluijs 37.22 124.614 117.6 7 v. d. Maas-Blank. 37.02 124.013 115.4 8 A. v. d. Kreeke 30.09 126.298 113.2 9 J. J. Clement 38.39 125.654 111 10 S. M. Branderhorst 39.19 126.323 108.8 Uitslag jeugd. Deelname 23 duiven. 1 O. Leendertse 10.46.51 125.437 24.6 2 O. Leendertse 47.13 2 20.5 3 L. Versluis 47.43 125.872 16.4 4 O. Leendertse 49.23 3 12.3 5 J. de Kam 11.04.15 126.289 8.2 6 J. de Kam 04.24 2 4.1 Eindstand kampioenschap Navluchten. HOK 1. I-I. J. van der Moere 1061.3 pnt. 2. A. van de Kreeke 946.4 pnt. 3. J. J. Verwei 911.9 pnt. DUIF 1. A. J. Bouterse 476017 - 387.2 pnt. 2. A. van de Kreeke 948210 - 328 pnt. 3. J. J. Verwei 2121513 - 324.3 pnt. Eindstanden kampioenschap Algemeen P. van Belzen S. M. Branderhorst - L. de Fouw Klasse A P. van Belzen S. M. Branderhorst L. de Fouw Klasse B J. J. Verwei 2. J. L. F. Minneboo 3. W. C. Versluijs Klasse C 1. Comb. Schrier-Clement 2. P. J. Wilderom 3. A. P. de Haze Klasse D van Meer J. Clement de Waal Jeugd 1. L. Versluis 2. O. Leendertse 3. J. de Kam 1. A. 2. J. 3. P. Generaal. 8123.2 pnt. 7410.5 pnt. 7117.9 pnt. 8123.2 pnt. 7410.5 pnt. 7117.9 pnt. 6817.5 pnt. 6416 pnt. 5804.8 pnt. 6072.3 pnt. 5106 pnt. 4214.4 pnt. 4521.1 pnt. 4075.6 pnt. 3593.2 pnt. 1492 pnt. 1060.5 pnt. 710.6 pnt. Bent u reeds geabonneerd op ZEELAND MAGAZINE??? een twee-maandelijks tijd schrift met actualiteiten, cultuur, evenementen, his torie en recreatie. Het geheel in 4 - kleuren omslag en alle artikelen vooralen van nog nimmer gepubliceerde foto's. Slechts 10,— per jaar. Vraag een gratis proefnum- POSTBUS 1. WISSENKERKE

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1974 | | pagina 4