FLATNEUROSE Topsport op heilloze weg Roofovervallers zoeken andere objekten ALLES WORDT OPGEOFFERD AAN "PRESTATIEDRANG" ZELFS "KINDERARBEID" GEWOON VERSCHIJNSEL Toen Anton Geesink een jaar of tien geleden het ene daverende internationale judo-sukses op het andere liet volgen, nam het aantal beoefenaren van de judo-sport aanzienlijk toe. Ook andere topsporters als Ard Schenk, Johan Cruyff, het Amerikaanse schaakfenomeen Fischer en de Belgische wielerkoning Eddie Merckx stimuleerden tienduizenden jongeren om de sport te gaan beoefenen, waarin deze cracks uitblonken. Bestuurderen van sportverenigingen komen dan ook vaak aan met de be wering dat een krachtige bevordering van de prestaties talloze mensen stimu leert om ook sport te gaan bedrijven. De vraag is echter of dit soort bewe ringen worden gelanceerd omdat nauwkeurig is vastgesteld of ze werkelijk op zonneklare feiten berusten, of dat de bonzen in de sport zoeken naar een fraaiklinkend alibi om de bijna tyrannieke opdrijverij van sportprestaties te rechtvaardigen. Top en basis groeien uit elkaar. In het maandblad „Jeugd en Samenle ving" wierp drs. B. J. Crum, wetenschap pelijk medewerker aan de Interfakulteit Lichamelijke Opvoeding van de Vrije Uni versiteit te Amsterdam, kortgeleden de vraag op of topsport inderdaad wel zo'n sterke stimulans betekent voor een blij vende breedtesport-beoefening. Hij ontkent niet dat de suksessen van topsporters vele jonge mensen stimuleren om ook een sport te gaan beoefenen, maar terecht vraagt hij zich af, of deze explosies van impulsief enthousiasme ook blijvende gevolgen heeft gehad. „Wat is er over van het „Fanny-effekt", wat van het „Geesink-effekt" en wat zal er straks nog over zijn van de schaats en schaakgolf? Drs. Crum stelt dat wan neer niet ernst wordt gëmaakt met de zorg voor opvangmogelijkheden (akkomodatie, kader, enz.) de enthousiasme-golf meestal snel wegebt. Men kan zich niet blind blij ven staren op een kampioen. Men komt er gewoon niet als men alleen maar geld investeert in de begeleiding van een paar topsporters en onvoldoende middelen heeft voor de basis. Bovendien meent drs. Crum dat de topprestaties stellig niet iedereen stimuleren om zelf wat te gaan doen. „Er zijn prestatiegerichte mensen die door het aanschouwen van een topverrich- ting uitgedaagd worden te trachten zelf iets te bereiken, maar anderen worden daaren tegen beheerst door de angst om te falen en dat dringt hen juist in de risikover- mijdende passiviteit. Zij kunnen het toch niet zo goed als de gevierde helden en doen daarom liever niets. Sportorganisaties zullen hiermee rekening moeten houden. Wanneer als gevolg van een in het oog lopende prestatie een golf van enthousiasten zich aanmeldt, zullen de organisaties zich moeten realiseren dat de meeste van deze door het klatergoud verlokten vroeg of laat zullen merken niet tot de top te kunnen doordringen. Als er dan niet voldoende opvang is, verdwijnen de meesten snel." Kinderarbeid. Topsport is dus wel een stimulans, maar in veel betrekkelijker zin als vaak wordt beweerd. Tegenwoordig zien we dat de top zich meer en meer los van de basis ont wikkeld. Er ontstaat een enorme prestatie- kloof tussen de „uitverkorenen" en de rest. Als deze tendens zich voortzet en daar ziet het voorlopig wel naar uit helaas dan houdt de topsport op nog een stimulans te zijn. Maar zelfs al zou de topsport een stimu lans zijn voor blijvende sportbeoefening voor vele tienduizenden, dan nog is het de vraag of het ethisch verantwoord is dat een klein aantal topsporters sport be drijft op een manier die onaanvaardbare psychische, fysieke en sociale risiko's met zich meebrengt. Sfeer tussen bewoners belangrijker dan de flat zelf. Eigenlijk zullen maar heel weinig Neder landse burgers tevreden zijn over hun hui dige woonsituatie. Onderzoekingen hebben trouwens al eens uitgewezen, dat 1/3 van alle gezinnen graag direkt zou verhuizen als ze iets beters zouden kunnen krijgen. Eigenlijk zou de doorsnee Nederlander het Drs. Crum vestigt in het maandblad „Jeugd en Samenleving" ook de aandacht op wat hij de „kinderarbeid" in de sport noemt. Wil iemand later tot topprestaties komen in de sport, dan zal hij op steeds jeugdiger leeftijd moeten beginnen. Dat impliceert dat soms zeer jonge kinderen vele uren per dag hard moeten trainen en zich allerlei dingen moeten ontzeggen. Op deze manier worden zij opgefokt tot sport beoefenaren, die straks hun grote prestaties geacht worden te kunnen leveren. Drs. Crum wijst in dit verband o.a. op de Oostduitse en Russische topturnster- tjes vrijwel allen zeer jonge meisjes die vaak blijvende kwetsuren aan het be- Vooral Amsterdam een onveilige stad. Tot 1965 was de bankoverval in Neder land een onbekend strafbaar feit. In dat jaar begon de reeks met een overval op een AMRO-bank in Tilburg: totale buit 900.000,—. Nog drie soortgelijke over vallen werden dat jaar gepleegd, in 1966 volgen 10 overvallen op geldinstituten, in 1967 acht, in 1968 eenendertig, in 1969 achtenveertig, in 1970 zesenveertig, in 1971 honderdzestien, in 1972 honderdze- ventien, in 1973 honderdnegenentwintig. De rovers kwamen zelden met lege han den thuis. In 1971 bedroeg hun gezamen lijke buit 2,7 miljoen gulden, vorig jaar was dat bedrag reeds meer dan verdubbeld. Deze buit werd niet alleen vergaard bij geldinstituten. maar ook bij andere ob- Iiefst in een vrijstaand huis wonen met een tuin voor en achter, waar hij niet teveel last van het verkeer heeft, de buren niet kan horen praten en waar hij zijn televisie hard en zijn grammofoon nog harder kan zetten. Maar zulke droompaleisjes zijn slechts voor weinigen weggelegd, de opper vlakte van ons land is trouwens veel te krap om iedereen zulk een riante woon situatie te kunnen bezorgen. wegingsapparaat oplopen (circa 50% over komt dat). Bij de talentjes uit eigen land, nu opgeborgen in een turninternaat, is het niet veel anders. En deden zich twee jaar geleden bij de Westduitse roeiers niet reeds duidelijke hartletsels voor? „Frontsoldaten". Drs. Crum meent daarom dat de inter nationale topsport zich op een heilloze weg bevindt. Soms neemt volgens hem de training van kinderen vormen aan die ver- geïijkbaar zijn met de kinderarbeid uit vorige eeuwen. Vooral bij sporten als zwem men. turnen en kunstrijden op de schaats doet zich deze ontwikkeling voor, maar in geringere vormen toch ook al bij andere sporten. Drs. Crum haalt een uitspraak aan van de chef-mission van de Nederlandse zwem ploeg, die deelnam aan de Olympische Spe len in München. Deze meneer zou gezegd hebben, dat de jeugdige zwemstertjes kei hard zouden moeten knokken. „Er moet geen gelegenheid zijn om te huilen, er moet doorgeknokt worden, door de pijngrens heen." Wie een dergelijke uitspraak leest, zou veronderstellen dat het hier niet om zwem- meisjes gaat maar om frontsoldaten. Deze dressuur van zwemmeisjes is dan ook beslist onverdedigbaar maar geeft ondertussen wel aan in welk een zorgwekkend degeneratie proces de topsport zich bevindt. Drs. Crum wijst verder op aan een week blad gedane uitlatingen door de technische chef van de atletiekunie, die het toedienen van zeer schadelijke maar prestatieverho- gende stoffen „medische begeleiding" pleegt te noemen. Ook dit soort hoogst bedenke lijke uitlatingen bevestigt dat de topsport grotelijks schade kan berokkenen aan de genen, die ze beoefent. Tom Noddy. (Nadruk verboden). jekten. De aktiviteiten van de roofover vallers verplaatsten zich, sinds de banken betere beveiligingsmaatregelen hebben ge troffen, meer en meer naar partikuliere bedrijven. In 1971 werden 71 overvallen op niet-geldinstituten gepleegd, in 1973 reeds 140. Kommissaris Van Straten vermeldt in het Tijdschrift voor Politie tot welk soort objekten roofovervallers zich het meest voelen aangetrokken. In 1973 werden 9 juweliers overvallen, 33 benzinestations, 63 diverse partikuliere bedrijven zoals uit zendbureau^, supermarkten, winkels en kan toren. 23 woningen/boerderijen, 2 NS-kan- toren en een tiental berovingen op straat (taxichauffeurs, etc.). Verontrustend is zonder meer dat de politie lang niet alle roofovervallen heeft Toen na de jongste wereldoorlog onze bevolking kich snel uitbreidde en bovendien een steeds groter deel van de bevolking naar de stad trok, stond men voor de taak om zo efficiënt mogelijk om te springen met de krappe bouwgrond. Op zoveel vier kante meters moesten zoveel mensen wonen en de oplossing werd gezocht in het bou wen van (hoogbouw)flats, die men thans in alle grote en kleine steden kan aan treffen. In deze flat-nieuwbouwwijken huist zelfs een zeer groot deel van onze bevolking en ook nu nog trekken er dage lijks mensen uit de oude, soms verkrotte woonbuurten weg naar een flatwoning. Reeds jaren wordt er gesproken over de vraag of nieuwbouw (geestelijk) ongezond maakt. Geruchten als zouden psychoneu- rotische klachten in een nieuwe wijk meer voorkomen dan men op grond van het landelijk gemiddelde zou verwachten, wer den aanvankelijk bevestigd door enkele wetenschappelijke onderzoekingen. Afreageren op flat. Alle binnenlandse en buitenlandse onder zoekingen toonden aan dat flatbewoners vaak minder tevreden zijn dan bewoners van eengezinswoningen, maar dat betekent nog niet dat de flatsituatie een ziekmakende invloed zou hebben. Een onderzoek uit 1967 onder vrouwen en kinderen van Britse militairen, die in Duitsland gelegerd waren en ten dele in flats woonden, toonde aan dat het ziektecijfer bij flatbewoners 57% hoger lag dan bij bewoners van eengezins huizen. Vooral psychische klachten en a- demhalingsstoornissen kwamen bij flatbe woners veel meer voor dan bij bewoners van eengezinswoningen. Ieder die het be staan van flatneurose wilde aantonen, be riep zich toen direkt op dit onderzoek. Maar inmiddels begon men ook in Ne derland met sociale onderzoekingen onder flatbewoners. Een onderzoek in een Bre kunnen oplossen. Vorig jaar bijvoorbeeld werden van iedere 100 overvallen slechts 43 door de politie opgehelderd. Dit bete kent dat er op dit moment nog talloze zware jongens, die dit soort misdrijven plegen, op vrije voeten rondlopen. Wapens. Roofovervallers gedragen zich zelden zo als meesterkraker Aage M. als een heer in het kriminele verkeer. Veelal intimideren zij hun slachtoffers met wapengebruik. In het Tijdschrift voor Politie staat vermeld welke wapens het meest werden gebruikt. In 1973 werd in 196 gevallen gebruik ge maakt van vuistvuurwapens, in 19 gevallen van een geweer, in 36 gevallen van steek wapens en in 15 gevallen van slagwapens. Overigens maakten de roofovervallers in 1973 minder dode en gewonde slachtoffers dan in 1972. De meeste roofovervallen in het tijdvak 1971—1974 werden gepleegd in de Randstad- Holland. In 1973 werden in de provincie Noord-Holland 104 overvallen gepleegd en in Zuid-Holland 58. Noord-Brabant is een „goede" derde met 43 overvallen. Dan is het in Zeeland (1 overval in 1973!) en in de drie noordelijke provincies (totaal 9 overvallen) heel wat veiliger. In Overijssel, Gelderland, Utrecht en Limburg met resp. 14, 13, 12 en 15 overvallen, is de situatie ongunstiger, maar nu ook weer niet direkt alarmerend. In Utrecht en Limburg liep het aantal roofovervallen ten opzichte van 1972 zelfs terug. In het staatje van de grote en middel grote steden komt naar voren dat Am sterdam veruit de meeste overvallen heeft gehad. In 1972 werden in de hoofdstad 47 roofovervallen gepleegd, vorig jaar zelfs 72, wat meteen het hoge cijfer voor de provincie Noord-Holland verklaart. Zonder overdrijving mogen we Amsterdam een on veilige stad noemen. Tegenover de 72 roofovervallen in Am sterdam (1973) staan slechts 16 en 12 over vallen in resp. Rotterdam en Den Haag. De tweede onveilige stad van Nederland dase nieuwbouwwijk (1972) leidde tot de slotkonklusie dat woning, woonomgeving en sociale kontakten in de buurt wel dege lijk iets te maken hebben met (psycho sociale) gezondheid. Bewoners van flats zouden volgens dit onderzoek ontevredener zijn dan bewoners van andere huizen en die ontevredenheid zou toch weer een na delige invloed op de gezondheid hebben. Andere konklusies. Maar een in 1971 gepubliceerd onderzoek over de bewoners van de Utrechtse nieuw bouwwijk Overvecht (minstens 45.000 be woners) leidde tot heel andere konklusies. De onderzoekers vonden géén duidelijke verschillen in gezondheid tussen bewoners van (hoogbouw)flats en van eengezinshuizen. Ook de woonhoogte bleek niet van invloed op de gezondheid. Kortom, dit onderzoek leidde tot heel andere konklusies dan andere onderzoekingen en dat is op zijn minst een reden om ons niet al te zeer vast te leggen op het verband tussen het wonen in een flat en iemands gezondheidstoestand. Helaas gaan zoveel mensen al bij voorbaat uit van dit verband, dat het daarom steeds moeilijker wordt ze dit nog uit het hoofd te praten. Als iedereen nu maar zegt dat je van het wonen in een flat neurotisch wordt, dan gaat op de duur iedere flatbewoner dat nog geloven ook. Heeft hij dan eens een keer klachten, dan krijgt de woning de schuld. Zeer treffend is een opmerking van de psycholoog M. J. Danz en de socio loog W. Th. L. van Wetten, die in het blad Stedebouw en Volkshuisvesting het volgende poneerden: „Zo is ook ontevredenheid over de woonsituatie niet zelden een kanaal waarlangs men ontevredenheid met zaken als een huwelijk of andere persoonlijke re laties afreageert. Maar je kunt niet onge nuanceerd allerlei psychische en lichamelijke klachten afschuiven op de flat." schijnt Eindhoven te zijn met 13 overvallen in 1973. Nog één overval meer dan in het veel grotere Den Haag dus! Twee grote steden, t.w. Tilburg en Groningen, bleven vorig jaar geheel verschoond van roof overvallen, Nijmegen kwam er met één overval ook goed af. Slachtoffers. Het wapengebruik van roofovervallers kan gemakkelijk slachtoffers maken. In 1972 vielen hierdoor twee doden, 12 zwaarge wonden, 39 lichtgewonden. Voorts werden 26 slachtoffers vastgebonden, 21 opgeslo ten en 2 gegijzeld. Deze gegevens wijzen duidelijk uit, dat de roofovervallers geen „kinderachtige" jongens zijn en als het moet geweld niet schuwen. Kommissaris Van Straten meent dat de beveiligingsmaatregelen in bankkantoren en bij geldtransporten toch wel vruchten heb ben afgeworpen. Het aantal bankovervallen is in 1973 in ieder geval nauwelijks meer gestegen. Maar hij houdt er rekening mee dat de moeilijkheden zich nu zullen ver plaatsen. Partikuliere bedrijven als uitzend- bureau's, supermarkten, winkels, kantoren, etc. moeten er rekening mee houden dat zij nu wel eens het slachtoffer kunnen worden van een overval. In deze sector is reeds een stijging van het aantal over vallen te melden. Van Straten meent daar om dat waarschuwing en voorlichting in het kader van de misdaadpreventie aan dit soort bedrijven op zijn plaats is. De voortdurende daling van het oplos singspercentage noemt hij een zorgelijke zaak. Het personeelsgebrek bij de diverse rechercheonderdelen zal hieraan niet vreemd zijn. Bovendien moet bedacht worden dat ook „de kleine misdaad" steeds meer groeit en veel tijd van de politie in beslag neemt. Dat neemt niet weg dat een roof overval volgens kommissaris Van Straten nooit als een routine-misdrijf mag worden afgedaan. Daar is dit soort misdrijven veel te ernstig voor. (Nadruk verboden). Wie woont bij wie? Drs. Danz en drs. Van Wetten menen dat de problemen rond de flatwijken vooral op sociaal terrein liggen. Het toewijzen van een flatwoning in de meeste gemeenten ge schiedt volgens het principe van: op rij volgens de inschrijvingslijst volmaken. Het gevolg van zo'n beleid is dat mensen van totaal verschillende levens- en woonstijl in eikaars nabijheid kunnen komen wonen. Dit kan gemakkelijk aanleiding geven tot spanningen. Die verschillen in levensstijl komen bijvoorbeeld tot uitdrukking in ver schillen in opvoedingsmethoden en in ver schillen ten aanzien van burenkontakten. Wonen er dus in een wijk mensen met heel verschillende sociale achtergronden en levensopvattingen (en dat is in vele nieuwe wijken juist het geval), dan ontstaan bij vele bewoners gevoelens van onvrede. Die gevoelens worden dan al heel gauw gepro- jekteerd op andere aspekten van de woon situatie. In feite zijn vele flatbewoners niet eens zo ontevreden over hun flat, maar veeleer over het sociale leven in hun wijk en dat is toch een heel andere zaak. In het blad Stedebouw en Huisvesting wordt stelling genomen tegen de opvattin gen van allerlei artsen, architckten, stede bouwkundigen, c.d., die veelal suggereren dat als alle bewoners van de wijk nu maar veel sociale kontakten met elkaar hebben, ze zich ook gelukkiger zullen voelen met hun woonsituatie. „Belangrijker is dat men sen zich veilig voelen temidden van de om wonenden en zich vanuit dat gevoel kunnen ontplooien." Kortom, het is wellicht voor de gezond heid van iemand belangrijker temidden van wie hij woont dan in wat voor huis hij precies woont. Daarom moeten niet in de eerste plaats de materiële aspekten van de woonsituatie verbeterd worden (al is dat op zichzelf niet onbelangrijk) maar vooral de sociale aspekten. (Nadruk verboden). IS WONEN IN EEN FLAT ONGEZOND WERKELIJKHEID OF FIKTIE In het Nederlandse spraakgebruik is de laatste jaren het woord „flatneu rose" helemaal ingeburgerd. Onder flatneurose wordt verstaan het geheel van lichamelijke en vooral psychische klachten, die in het bijzonder bewoners van flats zouden hebben. Vooral mensen die in hoogbouwflats wonen zouden gezondheidsklachten uiten, welke rechtstreeks verband houden met hun woon situatie. Het spreekt daarom haast vanzelf dat er onder de bevolking grote belangstelling voor het verschijnsel „flatneurose" bestaat, want honderdduizen den Nederlanders wonen in een (hoogbouw)flat of hebben familie, vrienden of kennissen, die in een flat wonen. Voorts zijn er tienduizenden woningzoeken den, die wachten op toewijzing van een flat. Toch is het de grote vraag of „flatneurose" werkelijk bestaat of dat deze term niet meer is dan een kreet, die niet door wetenschappelijk onderzoek wordt gerechtvaardigd. Het eigenaardige is dat er onderzoekingen bestaan, waarin het bestaan van flatneurose wordt aangetoond en dat er eveneens onderzoekingen zijn gedaan, waarin het bestaan van flatneurose juist wordt ontkend NU BANKEN BETER BEVEILIGD ZIJN. LOPEN PARTIKÜLIEREN MEER RISIKO De zware geweldskriminaliteit is ook in Nederland in opmars. Het aantal moorden en doodslagen is de laatste jaren nauwelijks toegenomen (alleen in de eerste helft van 1974 was er sprake van een stijging), maar veront rustend was wel het toenemend aantal roofovervallen en met name één van de spektakulairste vormen hiervan: de bankovervallen. In 1965 werd in ons land de eerste bankoverval gepleegd en sindsdien hebben vele zware jongens ontdekt dat de bankoverval één van de mogelijkheden is om snel rijk te worden. Vorig jaar werden 129 (gewapende) overvallen op geldinstituten gepleegd plus nog eens 140 roofovervallen op andere objekten. Totale buit: 5,5 miljoen gulden. Nochtans stelt J. van Straten, kommissaris van rijkspolitie, in het Tijdschrift voor Politie dat de in de afgelopen jaren getroffen beveiligingsmaatregelen in bankkantoren en bij geldtransporten hun vruchten gaan afwerpen. Het aantal overvallen op geldinstituten stijgt nu nog maar heel gering. Niet denk beeldig is dat de roofovervallers hun aktiviteiten gaan verplaatsen naar de niet-geldinstituten en partikuliere bedrijven. HOE ZIT DE RECLAS Ons land telt 5 grote en 25 kleine reclasseringsinstellingen. Zij zijn verenigd in de Vereniging van Reclasseringsinstel lingen (V.v.R.I.). Het Nederlands Genoot schap tot Reclassering, de Katholieke Re- classeringsvereniging, de Protestants Chris telijke Reclasseringsvereniging, de Dr. F. S. Meyersvereniging en de Stichting Maat schappelijke Begeleiding Militairen zijn on langs gaan samenwerken in de stichting Samenwerkende Reclasseringsinstellingen (SRI). Zij hebben een landelijk bureau in 's Hertogenbosch. De afdeling reclassering van het Leger des Heils en de Federatie van instellingen voor zorg voor alcoholisten en druggebruik- sters (FZA) werken nauw samen met de SRI. Het landelijk bureau in 's Hertogenbosch verleent service aan de leden van de VvRI, het bepaalt in grote lijnen het beleid op reclasseringsgebied en ontwikkelt initiatie ven inzake werkinhoud, scholing en oplei ding, psychiatrische zorg, voorlichting over reclassering, enz. Verder organiseert het de landelijke na tionale reclasseringsactie. In totaal werken bij de reclasseringsinstellingen ruim zes honderd maatschappelijk werkers. Vroeger heetten zij „reclasseringsambtenaren", te genwoordig reclasserings-maatschappelijk werkers. Zij zijn opgeleid aan een sociale academie of hebben, na eerst een andere funktie te hebben vervuld (bijv. bij de politie) een urgentie-opleiding aan een so ciale academie gevolgd. Niet alleen de reclasseringsinstellingen, maar ook het ministerie van justitie heeft reclasserings maatschappelijk werkers in dienst. Het werk van de reclasseringsinstellingen die in ieder arrondissement hun afdelingen hebben, maar steeds meer gaan samen werken, wordt gesubsidieerd door het mi nisterie van justitie. Daarnaast wordt een jaarlijkse kollekte gehouden die dient om activiteiten te bedrijven die niet subsidiabel zijn. Daartoe behoren o.a.: het stichten van een opvangcentrum ERING IN ELKAAR voor jonge reclassenten in Heerlen; het stichten van een „slaaphuis" voor dezelfde groep in Utrecht; een vrijwilligersprojekt in Haarlem. Dit betreft een groep vrijwilligers die zich intensief wil bezig houden met gedeti neerden; het werk van de zgn. „buitengroep" in Groningen. Dit betreft de opvang van de moeilijkst denkbare jongeren die met justitie in aanraking zijn geweest. De „buitengroep" beschikt over een pand waar in de inventaris nog zo goed als ontbreekt; direkte financiële steun aan cliënten. Voordat sociale voorzieningen in werking treden kunnen reclassenten in een materiële nood verkeren die onmiddellijk dient te worden opgelost ter voorkoming van reci dive; stichting van een landelijk fonds ten behoeve van slachtoffers. Ook in reclas- seringskring is men ervan overtuigd dat slachtoffers van geweldmisdrijven dringend behoefte hebben aan materiële, maar vooral ook aan immateriële (geestelijke) steun en begeleiding; steun aan buitenlandse gedetineerden. Door het ontbreken van lectuur in de eigen landstaal komen veel buitenlandse gedetineerden in een isolement te verkeren dat nog aanzienlijk groter is dan van hun Nederlandse medegedetineerden. Abonne menten op buitenlandse dagbladen en ge- illustreerde bladen zou dit isolement kunnen doorbreken. In het Huis van Bewaring in Amsterdam verblijven ^ongeveer dertien na tionaliteiten. Eén dagblad en één weekblad in iedere taal zou ongeveer ƒ2500.— per jaar kosten. Zo zijn er nog veel meer zaken te be denken die zouden kunnen bijdragen tot een wezenlijke verbetering van begrip tus sen ons en „die anderen". Ons zal nooit overkomen wat die anderen is gebeurd, maar één keer agressie afreageren in een roekeloze inhaalmanoeuvre waarbij doden of gewonden vallen en het is zover. I.M.A.R.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1974 | | pagina 2