Dorp te koop: De oude theecultus Strafrechtelijk minderjarigen Verzekeren is reeds oud in Frankrijk gebeurt dat TOENEMENDE KRIMINALITEIT ONDER VEEL JONGEREN VAN 12-18 JAAR ONDER JUSTITIEKLANTEN Aan de jeugd is niet alleen de toekomst, maar blijkbaar ook de krimina- liteit. Het aandeel van de jongeren in de totale kriminaliteit is de laatste decennia opvallend sterk gestegen, in 1960 viel in ons land 37% van het aantal veroordelingen wegens een misdrijf in de jongerengroep (12 t/m 24 jaar). In 1971 was dit percentage reeds gestegen tot bijna 57! Zorgwekkend is vooral de toeneming van het aantal zeer jonge delinkwenten in de leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar. Het percentage veroordeelden in deze leeftijdsgroep is nu al groter dan een dienovereenkomstig percentage in de leeftijdsgroep van 30 tot en met 39 jaar. Dat is een zorgwekkende ont wikkeling, want het gaat hier tenslotte niet om doorgewinterde misdadigers, maar in zekere zin nog om kinderen, die strafrechterlijk minderjarig zijn en dus voor de kinderrechter moeten terechtstaan. Kinderstrafrecht kent vele sankties. Het aandeel van de jongeren (12 t/m 24 jaar) in het totale pakket van strafrech telijke veroordelingen is groot en stijgt nog voortdurend. Niet altijd gaat het om geringe misdrijven zoals kruimeldiefstallen, baldadigheid, vernieling, e.d. Ook zeer ern stige delikten zoals misdrijven tegen leven en persoon komen voor. Een recent voorbeeld is de lustmoord op een 8-jarig jongetje, die kortgeleden op Terschelling werd gepleegd door een 18-jarige pupil van een tehuis voor moeilijk opvoedbare jongens. Deze knaap was, toen hij nog geen 18 jaar was en dus strafrech terlijk nog minderjarig, ook al wegens zedendelikten met de justitie in aanraking geweest. In het Tijdschrift voor de Politie toont de Groningse kriminoloog prof. dr. R. W. Jongman nog eens met cijfers aan, hoe groot het percentage veroordeelden is bin nen de jeugdige leeftijdsgroepen. De meest recente cijfers dateren uit 1971. In dat jaar werd 0,62% van alle jon geren tussen 12 en 18 jaar wegens een delikt uit het wetboek van strafrecht ver oordeeld (in 1950 was dat nog maar 0.45%). De hoogste kriminaliteit wordt genoteerd in de leeftijdsgroep van 18 tot en met 21 jaar. Dat was in 1971 1,53tegen 0,98% in 1950. Onder de groep 21-24 jarigen bleef het percentage veroordeelden in de periode 1950—1971 vrijwel konstant (plm. 0,95%), in de leeftijdsgroep 30—39 was er zelfs sprake van een opmerkelijke daling (0,86% in 1950 tegen 0,43% in 1971). Uit deze gegevens blijkt dus zonneklaar dat de jeug digen (12 tot en met 24 jaar) de meest kriminele leeftijdsgroep vormen, dat hun aandeel in de totale kriminaliteit vooral stijgt door de kriminele aktiviteiten van de leeftijdsgroep 12—18 en 18—21 jaar en dat anderzijds het aantal strafrechtelijke veroordelingen van ouderen opmerkelijk is gedaald. Vooral stelen. Beperken we ons nu tot de groep van strafrechtelijk minderjarigen (12—18 jaar): vermogensdelikten als diefstal, inbraak e.d. geven bij deze groep de toon aan. In 1971 werd in ons land ongeveer 1 op de 200 jongeren wegens een vermogensmisdrijf door een Nederlandse rechter veroordeeld. Het percentage veroordeelden voor vermo gensdelikten in de jongste leeftijdsgroep steeg sinds 1950 met rond 50%. Maar ook bij geweldsdelikten zijn steeds meer jongeren betrokken. In de leeftijdsgroep 1218 jaar steeg het percentage veroor deelden voor misdrijven tegen leven en persoon van 0,03% in 1950 tot 0,05% in 1971. Ook bij andere delikttypes zijn in toenemende mate strafrechtelijke minder jarigen betrokken. Enige uitzondering vor men de misdrijven tegen de zeden. Maar de veroordelingen voor dit type delikt dalen in alle leeftijdsgroepen. Voor de kinderrechter. Hoe kan het strafrecht nu optreden tegen kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, die een misdrijf hebben ge pleegd? Tegen kinderen beneden 12 jaar kunnen in het geheel geen strafrechtelijke stappen worden ondernemen. Volgens de bepalingen van het Nederlandse kinder strafrecht kan een kind beneden de 12 jaar niet worden vervolgd wegens een misdrijf of overtreding. Is een kind tijdens het begaan van een strafbaar feit wel 12 jaar oud, maar heeft het de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt, dan is het straf rechtelijk minderjarig en kan alleen de kinderrechter het veroordelen. Tegen hem kunnen in dat geval alleen kinderstraffen en -maatregelen worden toegepast. Het ver warrende is helaas, dat voor een kind van 16 of 17 jaar een uitzondering kan worden gemaakt. Is dat kind naar het oordeel van de rechter en gelet op het door hem gepleegde delikt erg „vroegrijp", dan kan het volwassenen-strafrecht wel op hem worden toegepast. De rechter zal zijn af wijking van de principiële grens van 18 jaar moeten motiveren, maar hoe het ook zij: in principe kan dus een 16-jarige tot levenslang worden veroordeeld, al komt dit in de praktijk nagenoeg niet of in het geheel niet voor. Anderzijds heeft de rechter de bevoegdheid het kinderstrafrecht nog toe te passen jegens de 19 tot 21- jarigen in geval van „kinderlijkheid". Welke straffen? Ons kinderstrafrecht kent verschillende kinderstraffen. Allereerst hebben we de be risping, welke in feite bestaat uit een vermanende „preek" van de kinderrechter. Wordt deze berisping uitgedeeld op een officiële terechtzitting, dan volgt wel een aantekening op het strafblad. Voorts kunnen strafrechtelijke minder jarigen veroordeeld worden tot een geld boete van minimaal 50 cent en maximaal 150 gulden. Het maximum ligt laag, maar hierbij is uiteraard rekening gehouden met het geringe inkomen of het karige zakgeld van de jongeren. Voorts kent het kinder strafrecht het z.g. arrest. Deze vrijheids straf van minimaal 4 dagen of maximaal 14 dagen is bedoeld als een ernstige waar schuwing voor jongeren, die een misdrijf of meerdere misdrijven hebben gepleegd. De zwaarste straf die aan strafrechtelijke minderjarigen kan worden opgelegd is plaatsing in een tuchtschool, dit voor de termijn van minimaal één maand en maxi maal 6 maanden. De tuchtschool dient niet verward te worden met de z.g. jeugdge vangenis. Dat laatste instituut is bedoeld voor jeugdige delinkwenten boven de 18 jaar, die door de gewone strafrechter zijn veroordeeld maar die men niet wil op sluiten met verstokte misdadigers. Helaas gebeurt dat tijdens het voorarrest in een huis van bewaring wel! Maatregelen. Evenals het volwassenenstrafrecht kent het kinderstrafrecht naast straffen ook maatregelen, die in de eerste plaats een (her)opvoedend oogmerk hebben. De on schuldigste maatregel in het kinderstraf recht is de ondertoezichtstelling, inhoudende de benoeming van een gezinsvoogd, die als taak heeft het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind te bevorderen, terwijl plaatsing buiten het eigen gezin niet nodig lijkt. Bij de z.g. terbeschikkingstelling voor minderjarigen is een heropvoeding buiten het gezin juist wel de bedoeling. Toch kan men deze „jeugdterbeschikking- stelling" niet vergelijken met de terbeschik kingstelling, die aan volwassen delinkwenten kan worden opgelegd. De meest ingrijpende maatregel jegens jeugdige delinkwenten is de z.g. plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling. Deze plaatsing is wel vergelijkbaar met de volwassen t.b.r.! Ze is bedoeld om geestelijk gestoorde jongeren, die misdrijven hebben begaan, in een inrichting op te vangen. Men kan hier spreken van dwangverpleging, die soms jaren kan duren en waarmee beoogd wordt de betrokkenen zodanig te behan delen, dat zij later niet wederom op het kriminele pad geraken. (Nadruk verboden). DE MENS HEEFT ALTIJD GEZOCHT NAAR ZEKERHEID IEDERE DAG RREKEN 350 BOEREN OP PLATTELAND RAAKT ONTVOLKT. HELE GEHUCHTEN STAAN LEEG Zo staat het in de advertentiekolommen van regionale bladen en bieden makelaars het lokkend aan: „Dorp te koop, uitstekend onderhouden, prijs gunstig, met zeer veel mogelijkheden". Maar voormalige bewoners die het achterlieten zagen die perspektieven kennelijk niet meer. Hun vertrek vormt dan ook een dramatische onderdeel van een weinig bekende tragedie die zich thans op Frankrijks platteland voltrekt. En president Giscard d'Estaings nieuwe regering ziet zich daarmee voor een van de dringendste binnenlandse problemen gesteld waarvoor op korte termijn raad geschaft moet worden. De vlucht van het platteland neemt der mate grote vormen aan dat hele streken ontvolkt raken en tal van dorpen en gehuchten volkomen leeg gaan staan. VROEGER WAREN DE NEDERLANDSE DAMES DE THEEDRINKSTERS VAN EUROPA Velen denken, dat verzekeren een zaak is, die voortvloeit uit onze moderne samen leving. Dat men dit denkt is uiteraard niet zo raar, want onze gehele moderne samen leving is voor een belangrijk deel op ver zekeringen gebouwd. We behoeven hierbij maar te denken aan onze sociale wetten, zoals de AOW, AWW, de ziekte-, ongevals- en werkeloosheidswet, ze zijn in feite alle maal op verzekeringsbasis gegrondvest en het zijn nog maar enkele voorbeelden uit velen. Ook bij de ziekenfondsen vinden we dit systeem. Onze maatschappij is er mee doordrenkt, om nog te zwijgen over alle privéverzeke- ringen die de meeste mensen afsluiten, zoals levensverzekeringen, verzekeringen voor auto, brommer, tegen brand, diefstal, wettelijke aansprakelijkheid en wat al niet meer. Een deel van die verzekeringen is zelfs een verplichte zaak, zoals die voor de sociale wetten en verkeersmiddelen als de auto, scooter en brommer, waarbij men minstens voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd dient te zijn. Toch is het verzekeren geen uitvinding van deze tijd. Men zou bijna mogen zeggen dat het een van de oudste beschavings vormen is, want reeds in de oudheid kende men het systeem van het gezamenlijk dra gen van risico's, hetgeen verzekeren toch eigenlijk is. Men weet volgens de statistieken of de ervaring, dat er per jaar van elke honderd mensen een bepaald aantal dood zullen gaan, autoschade of brand krijgen. De deelnemers behoeven er alleen maar voor te zorgen, dat ze gezamenlijk per jaar zoveel premie betalen, dat de uitkeringen aanwezig zijn voor die mensen die overlijden of schade hebben. Dat is heel simpel en in het kort het principe van verzekeren. Alle deelnemers weten dan, dat ze zich althans financieel geen zorgen behoeven te maken en dat als het noodlot hen zal tref fen, hun nabestaanden het vastgestelde bedrag krijgen of dat zij bepaalde schade krijgen vergoed. Reeds in de oudheid bestond er zoiets. In dit geval was er eigenlijk meer sprake van een soort lijfrente, gekoppeld aan een uitkering bij overlijden. Het oudst bekende systeem is van 205 v. Christus en wel van de stad Milete, gelegen in het tegen woordige Turkije. De stad had een nijpend gebrek aan geld en toen ontstond deze merkwaardige vorm van lijfrente. De in woners werden in de gelegenheid gesteld een bepaald bedrag in de stadskas te stor ten. Daarbij verplichte de stad zich per jaar een rente van tien procent uit te betalen. Men kreeg dus per jaar een leuke som van het kapitaal in de hand. Bij over lijden verviel het grootste deel van de gestorte som aan de stad, doch de nabe staanden kregen toch nog 150 drachmen uitgekeerd. Op die basis ontstond een soort lijfrente. Een van de bekendste latere vormen van collectief risico's dragen vindt men terug bij de middeleeuwse gilden. Handwerkers die een beroep uitoefenden, waren verenigd in een soort vakbonden die men toen gilden noemde. Zo kende men bijvoorbeeld gilden van bakkers, schoenmakers, bierbrouwers, timmerlieden, slagers, enzovoort. Elk gilde had zeer strenge regels en bij dit systeem van ordening behoorde ook het collectief dragen van risico's in dit geval dat van Een tiental emigreerde. Alleen al in de afgelopen zeven maanden zijn in de provincie Ardèche, du Card, Hé- rault, Lozere, Hautes Alpes en het aan trekkelijke Dordogne meer dan 180 uit gestorven en van mens en dier verlaten plaatjes openlijk te koop aangeboden. En het aanbod is veel groter dan de vraag, want wie heeft zin zich in een gemeente te vestigen waar het raadhuis op slot is, de brandweer nooit meer zal uitrukken, de laatste middenstander de winkel dicht deed en ergst van al zelfs het plaatselijk café geen fles wijn meer uit de kelder zal halen? Toch gebeurt het, af en toe, dat de staatsdienst, die zich met de leegkomende dorpen bezig houdt, een aantal gegadigden vindt voor een te koop staand dorpje. In de Haute Loire was dat het geval toen een tiental stedelingen besloot in groeps verband te emigreren naar een gehucht dat ook volslagen verlaten was. Een man van de spoorwegen, die buiten wilde wo nen, een apotheker, een gepensioneerde, een bankbediende en nog wat kennissen van de families waagden de stap en meldden zich bij de rijksdienst aan. Zij mochten VOOR DE VROUW In onze moderne tijd heeft bij velen de koffie de voorkeur en is het theedrinken een bijkomstigheid geworden. Vroeger was dat anders. Tegenwoordig komt het nog wel voor, dat we iemand 's middags op de thee vragen. Het wordt een bezoekje waarbij enkele kopjes thee worden gedronken, ver gezeld van een koekje en daar houdt het dan mee op. Toch is dit nog een overblijfsel van de oude theecultus, die dikwijls uitdraaide op ware „theeorgiën" van vroeger. In de zeventiende eeuw kenden onze voormoeders de theekransjes, het theesalet en daar moe ten we naar blijkt, niet te min over den ken. Dat was wel iets anders dan het kopje thee dat wij schenken voor iemand die 's middags even bij ons op visite komt. Omstreeks 1640 werd de thee voor het eerst in ons land genoten. In de daarop volgende jaren werd de thee steeds meer populair en met de uitbreiding van het gebruik ontstond er in navolging van de maatschappelijke toplaag, een ware thee cultus, die ook oversloeg op de gewone burgerij. Groepjes dames vormden zich en om beurten kwam men 's middags of 's avonds bij elkaar voor een gezellig theekransje. Men schaarde zich gezellig rond de tafel en de gastvrouw haalde uit een speciale theekast de kopjes en schoteltjes. Er werd gekozen uit diverse soorten thee. Die werd dan gezet en de tafel werd gevuld met allerlei heerlijkheden die bij de thee dien den te worden gebruikt. Was de thee gezet dan kon de pret beginnen. Aanvankelijk werd de thee meestal ge mengd met safraan en met suiker gedron ken. eerst omstreeks 1680 kwam men op de gedachte, de min of meer bittere smaak weg te nemen door toevoeging van een scheutje melk. De thee werd in de kopjes geschonken, maar men dronk er niet uit. Neen, men schonk de thee uit het kopje over op het schoteltje of een speciaal bakje en slurpte luidruchtig hieruit het heerlijke vocht op. Nu moet men niet denken, dat dit thee partijtje zich beperkte tot het nuttigen van enkele kopjes. Geoefende theedrinksters dronken tijdens zo'n bijeenkomst zeker 20 tot 25 kopjes thee. Daarnaast lieten ze zich de vele heerlijkheden, die daarbij wer- de dood en de zorg voor de nagelaten betrekkingen van de gildebroeders. De bijdragen daarvoor werden gestort in de zogenaamde „gildebus". Dit woord „bus" als centrale plaats van ontvangen geld van gezamenlijke stortingen, vinden we later terug. Slechts enkele tientallen jaren geleden sprak men nog over de „dodenbus" (de verzekering voor een uitke ring bij overlijden) en men sprak van „de ziekenbus" waar het ging om de collec tieve verzekering tegen de financiële ge volgen van ziekte, wat wij tegenwoordig het ziekenfonds noemen. Zo zien we, dat het verzekeren en wat daarmee samenhangt een in wezen al zeer oude zaak is, die echter in onze tijden op zeer sterk uitgebreide schaal wordt toegepast. Was er vroeger slechts inciden teel sprake van een vorm van verzekering, tegenwoordig is iedereen voor van alles en nog wat verzekerd, want verzekeren hoort bij ons maatschappelijk gedragspatroon. voor een gunstig tarief, aldus de bankbe diende, zich eigenaar noemen van het dorp en betrokken de beste huizen. De centrale overheid bleek ingenomen met deze verhuizing en liet er ruchtbaar heid aan geven, men bemoeit zich ook in andere gevallen graag met de plannen van Fransen die van elders naar het leeg gelopen platteland willen komen. En geen wonder, want dagelijk verlaten niet minder dan 350 Franse boeren hun hoeven. De dorpen die leeg komen te staan zijn dan ook in hoofdzaak agrarisch. Maar als de boeren eenmaal weg zijn, heeft het weinig zin de winkels open te houden o'f de school onderwijs te laten verzorgen voor leerlingen die niet meer komen. Huisvestingsproblemen. Dat de Franse boerenstand per dag met honderden agrariërs vermindert, bewijst dat ook landbouw en veeteelt in Frankrijk, evenals tuinbouw en fruitteelt, al zijn er dan allerlei semi-subsidiërende maatregelen van de overheid, het niet meer kunnen rooien. De uitdunning van vooral de kleine en middelgrote bedrijven neemt dermate extreme vormen aan dat in kleinere Franse den gepresenteerd, zoals confituren, marse pein en allerlei andere zoetigheden, zeer goed smaken. En inmiddels wisselde men de nieuwtjes uit. Kroniekschrijvers uit de Gouden Eeuw weten te vertellen dat der gelijke bijeenkomsten uitgebreide roddel samenkomsten waren. Het was traditie, dat men het thee partijtje, wanneer de stemming er eenmaal in was, beëindigde met andere dranken. Had men de nodige thee geslurpt, dan kwam de gastvrouw een zogenaamd „secje" pre senteren, een alkoholisch drankje, gevolgd DE NIEUWE De vrijwilliger-oude stempel in het re- classeringswerk was vooral de gevangenis bezoeker. Nu de gedetineerde is omringd door professionele krachten zowel in als buiten de gevangenis of huis van bewaring en er bovendien in vergelijking met vroeger veel minder gedetineerden zijn, ontstaat de behoefte aan heel andere hulp van vrij willigers. Tachtig procent van de vonnissen die de strafrechter uitspreekt betreft een voor waardelijke veroordeling. Dat betekent dat na een eventueel ver blijf in een huis van bewaring, bij opnieuw plegen van een delict de gevangenisstraf ten uitvoer kan worden gelegd die naar aanleiding van een vorig delict voorwaar delijk was opgelegd. Hulp tijdens zo'n voorwaardelijke periode is daarom uiter mate belangrijk. Heel langzamerhand begint in samen werking met de reclasseringsinstellingen de vrijwilligershulp weer op gang te komen. Wat doen die nieuwe vrijwilligers? Zij komen via de instellingen in aanraking met mensen die er behoefte aan hebben contact te hebben met buitenstaanders die niets hebben te maken met de justitiële sfeer waarbinnen zich alle andere contacten afspelen ook die met de reclassering. Want hoe we het ook draaien of keren: iemand komt tot op heden alleen maar in aanraking met de reclassering via de justitie en meestal is dat contact niet vrij willig gekozen. Daarom kan het een verademing bete kenen mensen te ontmoeten die geen enkel steden zelfs een woningprobleem dreigt te ontstaan voor boeren die hun hoeve ach terlieten en in de stad gaan werken. Zij willen dicht bij hun nieuwe arbeidsveld onderdak, maar op een toeloop van dui zenden boeren en hun gezinnen is men niet overal berekend. Vaak trekken boeren uit tal van gelijktijdig leegrakende dorpen op één en dezelfde plaats, die in het verleden een centrumfunktie vervulde, aan. De Franse staat heeft een Nationale Raad voor huisvestingsproblemen van de platte landsbevolking in het leven geroepen. Die moet zich in de eerste plaats bezighouden met het lot van boerengezinnen die de boerderij en het platteland voorgoed vaar wel gezegd hebben. Soms slaagt men er in de vertrekkende boeren over te halen te blijven, of, als ze al eenmaal weg zijn, toch weer op het platteland te gaan wonen. Boeren die hun oude vak toch niet kunnen vergeten krijgen land toegewezen, maar meestal is de animo voor het boerenbedrijf zo gering geworden dat men er niets voor voelt elders opnieuw te beginnen. Vooral veel jonge boeren gooien definitief de pet in het varkenshok, veel oudere boeren melden zich aan voor be drijfsbeëindiging waardoor de achterblij vende boeren uit de middelbare leeftijds klasse ook steeds minder inspiratie ont vangen in een halfleeg dorp door te gaan. Aanpassingsproblemen. De raad die zich met de misère van de „voortvluchtige" boeren bezighoudt, is er trots op dat men er in geslaagd is in totaal een kleine 2500 gezinnen er toe te bewegen toch maar weer op het platte land te gaan wonen. De vraag is nog maar of het een blijvend besluit is, want het feit dat veel kennissen van vroeger, met wie men jarenlang in het dorp lief en leed deelde, verhuisd zijn, blijkt ook voor de genen die bleven of terugkeerden van na delige invloed. En het botert ook lang niet altijd tussen boeren en nieuwkomers uit de stad die zich op het platteland een ander leefpatroon aangemeten hebben dan de oor spronkelijke bewoners. Het uitsterven van de vaak pittoreske Franse dorpjes is een drama dat soms ont roerende aspekten toont, er zijn oude boe rengezinnen die haast met geweld er toe gebracht moeten worden naar elders te gaan. Zij vormen de achterhoede van een dorpsbevolking die allang vertrok, de een zaam achtergebleven bejaarden vinden ner gens in hun omgeving meer de faciliteiten die zij nodig hebben om in leven te blijven. De ontvolking van het platteland wordt niet alleen door de afnemende interesse voor het boerenbedrijf in de hand gewerkt, heel wat dorpelingen worden gedwongen te verhuizen omdat ze bij het bereiken van een kritische inwonersbestand wel ge noodzaakt zijn elders emplooi te zoeken. En hetzelfde geldt voor nieuwkomers, ook al is men financieel onafhankelijk bij vestiging in een dorp dat zichzelf te koop aanbiedt, dan nog zal men samen met anderen moeten komen om althans iets van een leefgemeenschap met onderling dienstbetoon te kunnen opbouwen. In Parijs zegt men: „De leegloop van het platteland is een ontwikkeling die haast niet te keren is, wij moeten er alles aan gaan doen om onze dorpen levend te hou den." Maar stop maar eens per dag 350 boeren (Nadruk verboden). door een „het anijsje" en tenslotte „het afzakkertje", bestaande uit een kom, boor devol 'met brandewijn met suiker en rozij nen. Dit laatste noemde men het „banket" en bij deze dranken werden dan marsepein en zoete krakelingen of ook wel koeken en soms knappende, warme, oud-Hollandse wafels gepresenteerd. Nu moet men niet denken, dat deze theecultus zich beperkte tot de dames uit de betere standen. Aanvankelijk was dat natuurlijk wel het geval, maar toen tegen het einde van de zeventiende eeuw de thee zodanig ingeburgerd en gemeengoed was geworden, vond men dergelijke theekransjes ook bij de heel gewone lieden. Daar kwamen de vrouwen dan in het pothuis of voorhuis bijeen en ook al ging het er minder luxe aan toe. toch volgde men in principe het zelfde patroon als hier genoemd. Lang voordat de Engelsen de grote thee drinkers en theegebruikers werden, waren de Nederlandse dames de grootste thee drinksters van geheel Europa. Coby. VRIJWILLIGER professioneel belang hebben bij een derge lijk contact. Het is prettig zomaar eens ergens te kunnen aanlopen als je er behoefte aan hebt. Samen te schaken, te vissen, een biertje te drinken, misschien zelfs te pra ten over je moeilijkheden maar dat hoeft niet. Als dat, wat aanvankelijk niet meer dan een gezelligheidscontact was, goed verloopt, kan er een vriendschap uit voortvloeien en dan komen die moeilijkheden vanzelf wel aan de orde. Maar het is ook weer niet nodig dat er een levenslange vriendschap uit voort vloeit. Het kan bij een tijdelijk contact blijven. Iets wat gedurende een bepaalde periode zin had en daarna niet meer. Als het goed is zullen beide partijen dat be grijpen. Gastgezin zijn is een andere vorm van vrijwilligershulp. Heel wat jongeren die met justitie in aanraking zijn geweest lopen na een verblijf in een jeugdgevangenis stroomloos rond. Te weten dat je in het week-einde ergens welkom bent, is al heel wat. Ook via jeugdsociëteiten is er contact mogelijk. De leider weet meestal wel wie van zijn bezoekers behoefte heeft aan aanspraak. En van het een komt het ander. Verder zijn er gespreksgroepen in huizen van bewaring en gevangenissen. Ook langs die weg kan men het isolement doorbreken van mensen die daar, door welke omstandigheid ook, in zijn geraakt. I.M.A.R.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1974 | | pagina 2