Dorp te koop:
De oude theecultus
Strafrechtelijk
minderjarigen
Verzekeren is reeds oud
in Frankrijk gebeurt dat
TOENEMENDE KRIMINALITEIT ONDER
VEEL JONGEREN VAN 12-18 JAAR ONDER JUSTITIEKLANTEN
Aan de jeugd is niet alleen de toekomst, maar blijkbaar ook de krimina-
liteit. Het aandeel van de jongeren in de totale kriminaliteit is de laatste
decennia opvallend sterk gestegen, in 1960 viel in ons land 37% van het
aantal veroordelingen wegens een misdrijf in de jongerengroep (12 t/m 24
jaar). In 1971 was dit percentage reeds gestegen tot bijna 57!
Zorgwekkend is vooral de toeneming van het aantal zeer jonge delinkwenten
in de leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar. Het percentage veroordeelden in
deze leeftijdsgroep is nu al groter dan een dienovereenkomstig percentage
in de leeftijdsgroep van 30 tot en met 39 jaar. Dat is een zorgwekkende ont
wikkeling, want het gaat hier tenslotte niet om doorgewinterde misdadigers,
maar in zekere zin nog om kinderen, die strafrechterlijk minderjarig zijn
en dus voor de kinderrechter moeten terechtstaan.
Kinderstrafrecht kent vele sankties.
Het aandeel van de jongeren (12 t/m 24
jaar) in het totale pakket van strafrech
telijke veroordelingen is groot en stijgt
nog voortdurend. Niet altijd gaat het om
geringe misdrijven zoals kruimeldiefstallen,
baldadigheid, vernieling, e.d. Ook zeer ern
stige delikten zoals misdrijven tegen leven
en persoon komen voor.
Een recent voorbeeld is de lustmoord
op een 8-jarig jongetje, die kortgeleden
op Terschelling werd gepleegd door een
18-jarige pupil van een tehuis voor moeilijk
opvoedbare jongens. Deze knaap was, toen
hij nog geen 18 jaar was en dus strafrech
terlijk nog minderjarig, ook al wegens
zedendelikten met de justitie in aanraking
geweest.
In het Tijdschrift voor de Politie toont
de Groningse kriminoloog prof. dr. R. W.
Jongman nog eens met cijfers aan, hoe
groot het percentage veroordeelden is bin
nen de jeugdige leeftijdsgroepen. De meest
recente cijfers dateren uit 1971.
In dat jaar werd 0,62% van alle jon
geren tussen 12 en 18 jaar wegens een
delikt uit het wetboek van strafrecht ver
oordeeld (in 1950 was dat nog maar 0.45%).
De hoogste kriminaliteit wordt genoteerd
in de leeftijdsgroep van 18 tot en met 21
jaar. Dat was in 1971 1,53tegen 0,98%
in 1950. Onder de groep 21-24 jarigen bleef
het percentage veroordeelden in de periode
1950—1971 vrijwel konstant (plm. 0,95%),
in de leeftijdsgroep 30—39 was er zelfs
sprake van een opmerkelijke daling (0,86%
in 1950 tegen 0,43% in 1971). Uit deze
gegevens blijkt dus zonneklaar dat de jeug
digen (12 tot en met 24 jaar) de meest
kriminele leeftijdsgroep vormen, dat hun
aandeel in de totale kriminaliteit vooral
stijgt door de kriminele aktiviteiten van
de leeftijdsgroep 12—18 en 18—21 jaar en
dat anderzijds het aantal strafrechtelijke
veroordelingen van ouderen opmerkelijk is
gedaald.
Vooral stelen.
Beperken we ons nu tot de groep van
strafrechtelijk minderjarigen (12—18 jaar):
vermogensdelikten als diefstal, inbraak e.d.
geven bij deze groep de toon aan. In 1971
werd in ons land ongeveer 1 op de 200
jongeren wegens een vermogensmisdrijf
door een Nederlandse rechter veroordeeld.
Het percentage veroordeelden voor vermo
gensdelikten in de jongste leeftijdsgroep
steeg sinds 1950 met rond 50%. Maar
ook bij geweldsdelikten zijn steeds meer
jongeren betrokken. In de leeftijdsgroep
1218 jaar steeg het percentage veroor
deelden voor misdrijven tegen leven en
persoon van 0,03% in 1950 tot 0,05% in
1971. Ook bij andere delikttypes zijn in
toenemende mate strafrechtelijke minder
jarigen betrokken. Enige uitzondering vor
men de misdrijven tegen de zeden. Maar de
veroordelingen voor dit type delikt dalen
in alle leeftijdsgroepen.
Voor de kinderrechter.
Hoe kan het strafrecht nu optreden
tegen kinderen beneden de leeftijd van
achttien jaar, die een misdrijf hebben ge
pleegd? Tegen kinderen beneden 12 jaar
kunnen in het geheel geen strafrechtelijke
stappen worden ondernemen. Volgens de
bepalingen van het Nederlandse kinder
strafrecht kan een kind beneden de 12 jaar
niet worden vervolgd wegens een misdrijf
of overtreding. Is een kind tijdens het
begaan van een strafbaar feit wel 12 jaar
oud, maar heeft het de leeftijd van 18
jaar nog niet bereikt, dan is het straf
rechtelijk minderjarig en kan alleen de
kinderrechter het veroordelen. Tegen hem
kunnen in dat geval alleen kinderstraffen
en -maatregelen worden toegepast. Het ver
warrende is helaas, dat voor een kind van
16 of 17 jaar een uitzondering kan worden
gemaakt. Is dat kind naar het oordeel
van de rechter en gelet op het door hem
gepleegde delikt erg „vroegrijp", dan kan
het volwassenen-strafrecht wel op hem
worden toegepast. De rechter zal zijn af
wijking van de principiële grens van 18
jaar moeten motiveren, maar hoe het ook
zij: in principe kan dus een 16-jarige tot
levenslang worden veroordeeld, al komt
dit in de praktijk nagenoeg niet of in
het geheel niet voor. Anderzijds heeft de
rechter de bevoegdheid het kinderstrafrecht
nog toe te passen jegens de 19 tot 21-
jarigen in geval van „kinderlijkheid".
Welke straffen?
Ons kinderstrafrecht kent verschillende
kinderstraffen. Allereerst hebben we de be
risping, welke in feite bestaat uit een
vermanende „preek" van de kinderrechter.
Wordt deze berisping uitgedeeld op een
officiële terechtzitting, dan volgt wel een
aantekening op het strafblad.
Voorts kunnen strafrechtelijke minder
jarigen veroordeeld worden tot een geld
boete van minimaal 50 cent en maximaal
150 gulden. Het maximum ligt laag, maar
hierbij is uiteraard rekening gehouden met
het geringe inkomen of het karige zakgeld
van de jongeren. Voorts kent het kinder
strafrecht het z.g. arrest. Deze vrijheids
straf van minimaal 4 dagen of maximaal
14 dagen is bedoeld als een ernstige waar
schuwing voor jongeren, die een misdrijf
of meerdere misdrijven hebben gepleegd.
De zwaarste straf die aan strafrechtelijke
minderjarigen kan worden opgelegd is
plaatsing in een tuchtschool, dit voor de
termijn van minimaal één maand en maxi
maal 6 maanden. De tuchtschool dient niet
verward te worden met de z.g. jeugdge
vangenis. Dat laatste instituut is bedoeld
voor jeugdige delinkwenten boven de 18
jaar, die door de gewone strafrechter zijn
veroordeeld maar die men niet wil op
sluiten met verstokte misdadigers. Helaas
gebeurt dat tijdens het voorarrest in een
huis van bewaring wel!
Maatregelen.
Evenals het volwassenenstrafrecht kent
het kinderstrafrecht naast straffen ook
maatregelen, die in de eerste plaats een
(her)opvoedend oogmerk hebben. De on
schuldigste maatregel in het kinderstraf
recht is de ondertoezichtstelling, inhoudende
de benoeming van een gezinsvoogd, die als
taak heeft het geestelijk en lichamelijk
welzijn van het kind te bevorderen, terwijl
plaatsing buiten het eigen gezin niet nodig
lijkt. Bij de z.g. terbeschikkingstelling voor
minderjarigen is een heropvoeding buiten
het gezin juist wel de bedoeling.
Toch kan men deze „jeugdterbeschikking-
stelling" niet vergelijken met de terbeschik
kingstelling, die aan volwassen delinkwenten
kan worden opgelegd. De meest ingrijpende
maatregel jegens jeugdige delinkwenten is
de z.g. plaatsing in een inrichting voor
buitengewone behandeling. Deze plaatsing
is wel vergelijkbaar met de volwassen
t.b.r.! Ze is bedoeld om geestelijk gestoorde
jongeren, die misdrijven hebben begaan,
in een inrichting op te vangen. Men kan
hier spreken van dwangverpleging, die
soms jaren kan duren en waarmee beoogd
wordt de betrokkenen zodanig te behan
delen, dat zij later niet wederom op het
kriminele pad geraken.
(Nadruk verboden).
DE MENS HEEFT ALTIJD GEZOCHT NAAR ZEKERHEID
IEDERE DAG RREKEN 350 BOEREN OP
PLATTELAND RAAKT ONTVOLKT. HELE GEHUCHTEN STAAN LEEG
Zo staat het in de advertentiekolommen van regionale bladen en bieden
makelaars het lokkend aan: „Dorp te koop, uitstekend onderhouden, prijs
gunstig, met zeer veel mogelijkheden". Maar voormalige bewoners die het
achterlieten zagen die perspektieven kennelijk niet meer. Hun vertrek vormt
dan ook een dramatische onderdeel van een weinig bekende tragedie die
zich thans op Frankrijks platteland voltrekt.
En president Giscard d'Estaings nieuwe regering ziet zich daarmee voor
een van de dringendste binnenlandse problemen gesteld waarvoor op korte
termijn raad geschaft moet worden. De vlucht van het platteland neemt der
mate grote vormen aan dat hele streken ontvolkt raken en tal van dorpen
en gehuchten volkomen leeg gaan staan.
VROEGER WAREN DE NEDERLANDSE DAMES DE
THEEDRINKSTERS VAN EUROPA
Velen denken, dat verzekeren een zaak is,
die voortvloeit uit onze moderne samen
leving. Dat men dit denkt is uiteraard niet
zo raar, want onze gehele moderne samen
leving is voor een belangrijk deel op ver
zekeringen gebouwd. We behoeven hierbij
maar te denken aan onze sociale wetten,
zoals de AOW, AWW, de ziekte-, ongevals-
en werkeloosheidswet, ze zijn in feite alle
maal op verzekeringsbasis gegrondvest en
het zijn nog maar enkele voorbeelden uit
velen. Ook bij de ziekenfondsen vinden
we dit systeem.
Onze maatschappij is er mee doordrenkt,
om nog te zwijgen over alle privéverzeke-
ringen die de meeste mensen afsluiten,
zoals levensverzekeringen, verzekeringen
voor auto, brommer, tegen brand, diefstal,
wettelijke aansprakelijkheid en wat al niet
meer. Een deel van die verzekeringen is
zelfs een verplichte zaak, zoals die voor de
sociale wetten en verkeersmiddelen als de
auto, scooter en brommer, waarbij men
minstens voor wettelijke aansprakelijkheid
verzekerd dient te zijn.
Toch is het verzekeren geen uitvinding
van deze tijd. Men zou bijna mogen zeggen
dat het een van de oudste beschavings
vormen is, want reeds in de oudheid kende
men het systeem van het gezamenlijk dra
gen van risico's, hetgeen verzekeren toch
eigenlijk is.
Men weet volgens de statistieken of de
ervaring, dat er per jaar van elke honderd
mensen een bepaald aantal dood zullen
gaan, autoschade of brand krijgen. De
deelnemers behoeven er alleen maar voor
te zorgen, dat ze gezamenlijk per jaar
zoveel premie betalen, dat de uitkeringen
aanwezig zijn voor die mensen die overlijden
of schade hebben. Dat is heel simpel en
in het kort het principe van verzekeren.
Alle deelnemers weten dan, dat ze zich
althans financieel geen zorgen behoeven te
maken en dat als het noodlot hen zal tref
fen, hun nabestaanden het vastgestelde
bedrag krijgen of dat zij bepaalde schade
krijgen vergoed.
Reeds in de oudheid bestond er zoiets.
In dit geval was er eigenlijk meer sprake
van een soort lijfrente, gekoppeld aan een
uitkering bij overlijden. Het oudst bekende
systeem is van 205 v. Christus en wel
van de stad Milete, gelegen in het tegen
woordige Turkije. De stad had een nijpend
gebrek aan geld en toen ontstond deze
merkwaardige vorm van lijfrente. De in
woners werden in de gelegenheid gesteld
een bepaald bedrag in de stadskas te stor
ten. Daarbij verplichte de stad zich per
jaar een rente van tien procent uit te
betalen. Men kreeg dus per jaar een leuke
som van het kapitaal in de hand. Bij over
lijden verviel het grootste deel van de
gestorte som aan de stad, doch de nabe
staanden kregen toch nog 150 drachmen
uitgekeerd. Op die basis ontstond een soort
lijfrente.
Een van de bekendste latere vormen van
collectief risico's dragen vindt men terug
bij de middeleeuwse gilden. Handwerkers
die een beroep uitoefenden, waren verenigd
in een soort vakbonden die men toen gilden
noemde. Zo kende men bijvoorbeeld gilden
van bakkers, schoenmakers, bierbrouwers,
timmerlieden, slagers, enzovoort. Elk gilde
had zeer strenge regels en bij dit systeem
van ordening behoorde ook het collectief
dragen van risico's in dit geval dat van
Een tiental emigreerde.
Alleen al in de afgelopen zeven maanden
zijn in de provincie Ardèche, du Card, Hé-
rault, Lozere, Hautes Alpes en het aan
trekkelijke Dordogne meer dan 180 uit
gestorven en van mens en dier verlaten
plaatjes openlijk te koop aangeboden. En
het aanbod is veel groter dan de vraag,
want wie heeft zin zich in een gemeente
te vestigen waar het raadhuis op slot is,
de brandweer nooit meer zal uitrukken, de
laatste middenstander de winkel dicht deed
en ergst van al zelfs het plaatselijk
café geen fles wijn meer uit de kelder zal
halen?
Toch gebeurt het, af en toe, dat de
staatsdienst, die zich met de leegkomende
dorpen bezig houdt, een aantal gegadigden
vindt voor een te koop staand dorpje. In
de Haute Loire was dat het geval toen
een tiental stedelingen besloot in groeps
verband te emigreren naar een gehucht
dat ook volslagen verlaten was. Een man
van de spoorwegen, die buiten wilde wo
nen, een apotheker, een gepensioneerde,
een bankbediende en nog wat kennissen
van de families waagden de stap en meldden
zich bij de rijksdienst aan. Zij mochten
VOOR DE VROUW
In onze moderne tijd heeft bij velen
de koffie de voorkeur en is het theedrinken
een bijkomstigheid geworden. Vroeger was
dat anders. Tegenwoordig komt het nog
wel voor, dat we iemand 's middags op de
thee vragen. Het wordt een bezoekje waarbij
enkele kopjes thee worden gedronken, ver
gezeld van een koekje en daar houdt het
dan mee op.
Toch is dit nog een overblijfsel van de
oude theecultus, die dikwijls uitdraaide
op ware „theeorgiën" van vroeger. In de
zeventiende eeuw kenden onze voormoeders
de theekransjes, het theesalet en daar moe
ten we naar blijkt, niet te min over den
ken. Dat was wel iets anders dan het
kopje thee dat wij schenken voor iemand
die 's middags even bij ons op visite komt.
Omstreeks 1640 werd de thee voor het
eerst in ons land genoten. In de daarop
volgende jaren werd de thee steeds meer
populair en met de uitbreiding van het
gebruik ontstond er in navolging van de
maatschappelijke toplaag, een ware thee
cultus, die ook oversloeg op de gewone
burgerij.
Groepjes dames vormden zich en om
beurten kwam men 's middags of 's avonds
bij elkaar voor een gezellig theekransje.
Men schaarde zich gezellig rond de tafel
en de gastvrouw haalde uit een speciale
theekast de kopjes en schoteltjes. Er werd
gekozen uit diverse soorten thee. Die werd
dan gezet en de tafel werd gevuld met
allerlei heerlijkheden die bij de thee dien
den te worden gebruikt. Was de thee gezet
dan kon de pret beginnen.
Aanvankelijk werd de thee meestal ge
mengd met safraan en met suiker gedron
ken. eerst omstreeks 1680 kwam men op
de gedachte, de min of meer bittere smaak
weg te nemen door toevoeging van een
scheutje melk.
De thee werd in de kopjes geschonken,
maar men dronk er niet uit. Neen, men
schonk de thee uit het kopje over op het
schoteltje of een speciaal bakje en slurpte
luidruchtig hieruit het heerlijke vocht op.
Nu moet men niet denken, dat dit thee
partijtje zich beperkte tot het nuttigen
van enkele kopjes. Geoefende theedrinksters
dronken tijdens zo'n bijeenkomst zeker 20
tot 25 kopjes thee. Daarnaast lieten ze
zich de vele heerlijkheden, die daarbij wer-
de dood en de zorg voor de nagelaten
betrekkingen van de gildebroeders.
De bijdragen daarvoor werden gestort
in de zogenaamde „gildebus". Dit woord
„bus" als centrale plaats van ontvangen
geld van gezamenlijke stortingen, vinden
we later terug. Slechts enkele tientallen
jaren geleden sprak men nog over de
„dodenbus" (de verzekering voor een uitke
ring bij overlijden) en men sprak van „de
ziekenbus" waar het ging om de collec
tieve verzekering tegen de financiële ge
volgen van ziekte, wat wij tegenwoordig
het ziekenfonds noemen.
Zo zien we, dat het verzekeren en wat
daarmee samenhangt een in wezen al zeer
oude zaak is, die echter in onze tijden
op zeer sterk uitgebreide schaal wordt
toegepast. Was er vroeger slechts inciden
teel sprake van een vorm van verzekering,
tegenwoordig is iedereen voor van alles en
nog wat verzekerd, want verzekeren hoort
bij ons maatschappelijk gedragspatroon.
voor een gunstig tarief, aldus de bankbe
diende, zich eigenaar noemen van het dorp
en betrokken de beste huizen.
De centrale overheid bleek ingenomen
met deze verhuizing en liet er ruchtbaar
heid aan geven, men bemoeit zich ook in
andere gevallen graag met de plannen
van Fransen die van elders naar het leeg
gelopen platteland willen komen. En geen
wonder, want dagelijk verlaten niet minder
dan 350 Franse boeren hun hoeven. De
dorpen die leeg komen te staan zijn dan
ook in hoofdzaak agrarisch. Maar als de
boeren eenmaal weg zijn, heeft het weinig
zin de winkels open te houden o'f de school
onderwijs te laten verzorgen voor leerlingen
die niet meer komen.
Huisvestingsproblemen.
Dat de Franse boerenstand per dag met
honderden agrariërs vermindert, bewijst dat
ook landbouw en veeteelt in Frankrijk,
evenals tuinbouw en fruitteelt, al zijn er
dan allerlei semi-subsidiërende maatregelen
van de overheid, het niet meer kunnen
rooien. De uitdunning van vooral de kleine
en middelgrote bedrijven neemt dermate
extreme vormen aan dat in kleinere Franse
den gepresenteerd, zoals confituren, marse
pein en allerlei andere zoetigheden, zeer
goed smaken. En inmiddels wisselde men
de nieuwtjes uit. Kroniekschrijvers uit de
Gouden Eeuw weten te vertellen dat der
gelijke bijeenkomsten uitgebreide roddel
samenkomsten waren.
Het was traditie, dat men het thee
partijtje, wanneer de stemming er eenmaal
in was, beëindigde met andere dranken.
Had men de nodige thee geslurpt, dan kwam
de gastvrouw een zogenaamd „secje" pre
senteren, een alkoholisch drankje, gevolgd
DE NIEUWE
De vrijwilliger-oude stempel in het re-
classeringswerk was vooral de gevangenis
bezoeker. Nu de gedetineerde is omringd
door professionele krachten zowel in als
buiten de gevangenis of huis van bewaring
en er bovendien in vergelijking met vroeger
veel minder gedetineerden zijn, ontstaat de
behoefte aan heel andere hulp van vrij
willigers.
Tachtig procent van de vonnissen die de
strafrechter uitspreekt betreft een voor
waardelijke veroordeling.
Dat betekent dat na een eventueel ver
blijf in een huis van bewaring, bij opnieuw
plegen van een delict de gevangenisstraf
ten uitvoer kan worden gelegd die naar
aanleiding van een vorig delict voorwaar
delijk was opgelegd. Hulp tijdens zo'n
voorwaardelijke periode is daarom uiter
mate belangrijk.
Heel langzamerhand begint in samen
werking met de reclasseringsinstellingen de
vrijwilligershulp weer op gang te komen.
Wat doen die nieuwe vrijwilligers?
Zij komen via de instellingen in aanraking
met mensen die er behoefte aan hebben
contact te hebben met buitenstaanders die
niets hebben te maken met de justitiële
sfeer waarbinnen zich alle andere contacten
afspelen ook die met de reclassering.
Want hoe we het ook draaien of keren:
iemand komt tot op heden alleen maar
in aanraking met de reclassering via de
justitie en meestal is dat contact niet vrij
willig gekozen.
Daarom kan het een verademing bete
kenen mensen te ontmoeten die geen enkel
steden zelfs een woningprobleem dreigt te
ontstaan voor boeren die hun hoeve ach
terlieten en in de stad gaan werken. Zij
willen dicht bij hun nieuwe arbeidsveld
onderdak, maar op een toeloop van dui
zenden boeren en hun gezinnen is men niet
overal berekend. Vaak trekken boeren uit
tal van gelijktijdig leegrakende dorpen op
één en dezelfde plaats, die in het verleden
een centrumfunktie vervulde, aan.
De Franse staat heeft een Nationale Raad
voor huisvestingsproblemen van de platte
landsbevolking in het leven geroepen. Die
moet zich in de eerste plaats bezighouden
met het lot van boerengezinnen die de
boerderij en het platteland voorgoed vaar
wel gezegd hebben.
Soms slaagt men er in de vertrekkende
boeren over te halen te blijven, of, als ze
al eenmaal weg zijn, toch weer op het
platteland te gaan wonen. Boeren die hun
oude vak toch niet kunnen vergeten krijgen
land toegewezen, maar meestal is de animo
voor het boerenbedrijf zo gering geworden
dat men er niets voor voelt elders opnieuw
te beginnen. Vooral veel jonge boeren gooien
definitief de pet in het varkenshok, veel
oudere boeren melden zich aan voor be
drijfsbeëindiging waardoor de achterblij
vende boeren uit de middelbare leeftijds
klasse ook steeds minder inspiratie ont
vangen in een halfleeg dorp door te gaan.
Aanpassingsproblemen.
De raad die zich met de misère van de
„voortvluchtige" boeren bezighoudt, is er
trots op dat men er in geslaagd is in
totaal een kleine 2500 gezinnen er toe
te bewegen toch maar weer op het platte
land te gaan wonen. De vraag is nog maar
of het een blijvend besluit is, want het feit
dat veel kennissen van vroeger, met wie
men jarenlang in het dorp lief en leed
deelde, verhuisd zijn, blijkt ook voor de
genen die bleven of terugkeerden van na
delige invloed. En het botert ook lang niet
altijd tussen boeren en nieuwkomers uit
de stad die zich op het platteland een ander
leefpatroon aangemeten hebben dan de oor
spronkelijke bewoners.
Het uitsterven van de vaak pittoreske
Franse dorpjes is een drama dat soms ont
roerende aspekten toont, er zijn oude boe
rengezinnen die haast met geweld er toe
gebracht moeten worden naar elders te
gaan. Zij vormen de achterhoede van een
dorpsbevolking die allang vertrok, de een
zaam achtergebleven bejaarden vinden ner
gens in hun omgeving meer de faciliteiten
die zij nodig hebben om in leven te blijven.
De ontvolking van het platteland wordt
niet alleen door de afnemende interesse
voor het boerenbedrijf in de hand gewerkt,
heel wat dorpelingen worden gedwongen
te verhuizen omdat ze bij het bereiken
van een kritische inwonersbestand wel ge
noodzaakt zijn elders emplooi te zoeken.
En hetzelfde geldt voor nieuwkomers,
ook al is men financieel onafhankelijk bij
vestiging in een dorp dat zichzelf te koop
aanbiedt, dan nog zal men samen met
anderen moeten komen om althans iets
van een leefgemeenschap met onderling
dienstbetoon te kunnen opbouwen.
In Parijs zegt men: „De leegloop van
het platteland is een ontwikkeling die haast
niet te keren is, wij moeten er alles aan
gaan doen om onze dorpen levend te hou
den."
Maar stop maar eens per dag
350 boeren
(Nadruk verboden).
door een „het anijsje" en tenslotte „het
afzakkertje", bestaande uit een kom, boor
devol 'met brandewijn met suiker en rozij
nen.
Dit laatste noemde men het „banket"
en bij deze dranken werden dan marsepein
en zoete krakelingen of ook wel koeken
en soms knappende, warme, oud-Hollandse
wafels gepresenteerd.
Nu moet men niet denken, dat deze
theecultus zich beperkte tot de dames uit
de betere standen. Aanvankelijk was dat
natuurlijk wel het geval, maar toen tegen
het einde van de zeventiende eeuw de thee
zodanig ingeburgerd en gemeengoed was
geworden, vond men dergelijke theekransjes
ook bij de heel gewone lieden. Daar kwamen
de vrouwen dan in het pothuis of voorhuis
bijeen en ook al ging het er minder luxe
aan toe. toch volgde men in principe het
zelfde patroon als hier genoemd.
Lang voordat de Engelsen de grote thee
drinkers en theegebruikers werden, waren
de Nederlandse dames de grootste thee
drinksters van geheel Europa.
Coby.
VRIJWILLIGER
professioneel belang hebben bij een derge
lijk contact.
Het is prettig zomaar eens ergens te
kunnen aanlopen als je er behoefte aan
hebt. Samen te schaken, te vissen, een
biertje te drinken, misschien zelfs te pra
ten over je moeilijkheden maar dat
hoeft niet.
Als dat, wat aanvankelijk niet meer dan
een gezelligheidscontact was, goed verloopt,
kan er een vriendschap uit voortvloeien en
dan komen die moeilijkheden vanzelf wel
aan de orde.
Maar het is ook weer niet nodig dat
er een levenslange vriendschap uit voort
vloeit. Het kan bij een tijdelijk contact
blijven. Iets wat gedurende een bepaalde
periode zin had en daarna niet meer. Als
het goed is zullen beide partijen dat be
grijpen.
Gastgezin zijn is een andere vorm van
vrijwilligershulp. Heel wat jongeren die met
justitie in aanraking zijn geweest lopen
na een verblijf in een jeugdgevangenis
stroomloos rond. Te weten dat je in het
week-einde ergens welkom bent, is al heel
wat.
Ook via jeugdsociëteiten is er contact
mogelijk. De leider weet meestal wel wie
van zijn bezoekers behoefte heeft aan
aanspraak. En van het een komt het
ander. Verder zijn er gespreksgroepen in
huizen van bewaring en gevangenissen.
Ook langs die weg kan men het isolement
doorbreken van mensen die daar, door
welke omstandigheid ook, in zijn geraakt.
I.M.A.R.