Opruiming
Opruiming
Opruiming
Opruiming
fa. Ouweoeel
Huizen en
Predikbeurten
FABERY BE JONGE
Fa S. Kodde Zn
vaaren ió mijn ambt'
protestants interkerkelijke stichting voor
MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING
in zuid- en noord-beveland,
lange kerkstraat 36, goes; telefoon 01100-84 20
voor gezinsverzorging en maatschappelijk werk.
voor een ieder te bereiken op werkdagen tussen
08.30 en 10.00 uur: gezinsverzorging,
08.30 en 09.30 uur: maatschappelijk werk.
WEEKENDDIENST ARTSEN
Dit weekend doen dienst
dr. 't Hart, tel. 01107-3 38
en dr. Klein Wassink tel.
01199 - 3 04.
WATERSTANDEN
geldig voor
de noordkust
van
Noord-Beveland
hoogwater
3.37
16.01
4.09
16.33
4.41
17.05
5.12
17.37
5.42
18.12
6.19
18.53
7.07
19.46
JAN.
25 vrijdag
26 zaterdag
27 zondag
28 maandag
29 dinsdag
30 woensdag
31 donderdag
Voor zondag 27 januari '74.
Ned. Herv. Kerk Colijnsplaal
10 uur ds. G. Post van Arne-
muiden en 2.30 uur ds. E. G.
Boesenkool.
Ned. Herv. Kerk Kamperland
10 en 2.30 uur ds. Ph. M.
Becht.
Ned. Herv. Kerk Kats
9.00 uur ds. Van Duin.
Ned. Herv. Kerk Kortgene
10 uur ds. J. D. de Boer
(jeugddienst).
Ned. Herv. Kerk Wissenkerkt
10 uur ds. Boomer uit Dom
burg en 2.30 uur onbekend
(Gerf., Gec.).
Ned. Herv. Kerk Geersdijk
Gec. in de Ger. Kerk 10 uur
de heer Rouw uit Haamstede
en 2.30 uur ds. Rienstra uit
Nieuwerkerk.
Geref. Kerk Kamperland
10 en 2.30 uur ds. Coumou
uit Winterswijk.
Geref. Kerk Geersdijk
Gec. in de Ger. Kerk 10 uur
de heer Rouw uit Haamstede
en 14.30 uur ds. Rienstra uit
Nieuwerkerk.
Geref. Kerk Wissenkerke
10 en 2.30 uur prof. T. v. d.
Walt (10 uur H. A.).
Geref. Kerk Colijnsplaat
10 en 14.30 uur M. A. Lodder
uit Rotterdam
Vrijgemaakte Geref. Kerk
Veerweg 53, Kamperland.
10.45 uur ds. E. Woudt en
15.00 uur leesdienst coll. zen
ding.
Geref. Gem. Kamperland
10 en 5 uur leesdienst.
Geref. Gem. Colijnsplaat
10 en 4 uur leesdienst.
Geref. Gem. Kortgene
10, 2.30 en 6 uur leesdienst
y Op 31 januari hoopt
X kantoorhouder P.T.T.
C. de Looft
met pensioen te gaan.
Receptie wordt ge
houden in hotel „De
Kroon" te Wissen
kerke, op 31 januari
van 19.30-21.00 uur.
I
Voor de vele felicitaties,
bloemen en cadeau's ont
vangen op mijn 90e ver
jaardag, zeg ik allen har
telijk dank.
Mevrouw
J. C. Karstanje - Brëas.
Wissenkerke, januari '74.
Huize. „Vredestein".
H Steunzolen naar maat
ook op doktersadvies. Al
le voetcorrectors in voor
raad. Voetkundige advie
zen worden gratis ver
strekt Martin Wijdemans
medisch gedipl. voetkun
dige. L. Vorststraat 18,
Goes, tel. 01100-75 26.
P. van de Vreugde
en
J. H. van de Vreugde-
Priester
Zeggen mede namens alle
kinderen hartelijk dank
voor de vele gelukwensen
op 22 december.
Voor de vele blijken van
medeleven, die wij moch
ten ontvangen bij het
overlijden van onze ge
liefde man, pleegvader
en opa
Izaak Abraham Heijboer,
zeggen wij allen hartelijk
dank.
C. Heijboer - Verhulst.
A. de Fouw - Heijboer.
P. de Fouw en kinderen.
Kortgene, januari 1974.
Wilhelminastraat 14.
MANCHET
KNOPEN
DASSPELDEN
BALLPOINTS
in goud en zilver
JUWELIERS
SINDS 1834
Lange Kerkstraat 30 - Goes
Heden nam de Heere van ons weg, zacht en
kalm, na een arbeidzaam leven, onze innig
geliefde moeder, behuwd-, groot- en over
grootmoeder
Jannetje Jille
(weduwe van M. J. Wisse),
in de ouderdom van bijna 88 jaar.
Kamperland, familie Wisse.
Goes, familie Jille.
Kamperland, 21 januari 1974.
Nieuwstraat 131.
Corr.-adres: S. G. Wisse, Nieuwe Achterweg 1,
Kamperland.
De begrafenis zal plaats hebben op donder
dag 24 januari 1974 te Kamperland om 14.00
uur.
Heden nam de Heere van mij weg, mijn ge
liefde zuster, die voor mij gedaan heeft wat
zij kon.
Jannetje Wisse - Jille,
in de ouderdom van bijna 80 jaar.
Haar geliefde broer,
Abr. Jille.
Kamperland, 21 januari 1974.
Voor de behandeling van uw INKASSO'S en RECHTS
ZAKEN en het verstrekken van INFORMATIES en
ADVIEZEN hebben wij voldoende, vakbekwame me
dewerkers ter beschikking.
Wij kunnen en zullen uw opdrachten over geheel
Nederland (en event.- daarbuiten) vlot en accuraat
behandelen.
Vraagt inlichting bij
RECHTSKUNDIG-INKASSO-BUREAU
KORSTANJE - GOES.
Naereboutstraat 21 Telefoon 01100 - 61 60 83 07.
JUWELIER-HORLOGEE
Voorheen C. Harinck
Lange Vorststraat 35
GOES
TE KOOP
GEVRAAGD:
Ook kleine objecten.
Oud of bouwvallig
geen bezwaar.
Inlichtingen:
aan RODELKO N.V.
Markt 8, Veere,
Tel. 01181 - 279 - 362.
RADICALE OPRUIMING!
Dames grijp de winst! Liquida
tie van onze gehele voorraad
BONTMANTELS
b.v. bontmantels van 600,
nu 265,bontmantels van
1398,— nu 675,—, enz. Nu
krankzinnige koopjes! Kortin
gen van 25 t.e.m. 60 °/o.
Zie de etalages voor de pak-
mee-weggeef-kolder-prijzen.
Dit kan alléén de grootste en
goedkoopste bontzaak van Ne
derland:
DE BONTKONING.
Hoogstraat 97, Rotterdam-C,
Tel. 010 -117.117. En als extra
meevaller: bij koop krijgt u
reisgeld voor 2 personen (bus,
trein of auto) terugbetaald.
Dus geheel gratis reizen.
Vrijdag koopavond tot 9 uur.
'T SLIJTERIJTJE
VAN DE PLASSE
Hoofdstraat 12, Kortgene,
telefoon 01108 - 6 82
RECLAME DEZE WEEK
1 fles Montilla Sherry
a ƒ4,45
Nu 3 flessen voor 9,95
Bij 1 fles Parade Vieux
EEN GLAS CADEAU
In dé wijdevlakte van Oostelijk Flevoland ligt een half vergaan scheeps
wrak. „Op kavel F 3", zeggen de deskundigen. Een aanduiding die niet-
ingewijden geen enkele klaarheid brengt. „Ten oosten van Lelystad aan de
Zeeasterweg" is wat duidelijker taal. De omhoogstekende spanten van de romp
lijken op de ribben van een dood dier, het dek is weg-. Rondom liggen rode
bakstenen: de lading die het schip vervoerde tijdens haar laatste reis over de
Zuiderzee, een reis eindigend in een tragedie.
Toen Oostelijk Flevoland droogviel kwamen de overblijfselen van het vaar
tuig waarschijnlijk een Groninger tjalk gedeeltelijk weer aan de oppervlakte.
Vorig jaar groeven experts van het Scheepsarcheologisch Museum in Ketel
haven die verder op.
„Het schip lag nogal hoog, precies in het
maaiveld", vertelt de leider van de operatie
S. de Jong. „Eerst vonden we de boorden
en het profiel. De dekken waren er uit, op
één gangboord na. Direkt daarop stootten
we op die lading stenen. Met zes man
hebben we ze gelost. Ongeveer 40.000
stuks. Ik dacht dat er een ton of twintig
in zat. Het was rode veldoven steen, vol
gens de deskundige die erbij is geweest om
de partij te kopen.
Ze waren nog prima. De waarde bedroeg
elf cent, maar daarvoor kon hij ze niet
weghalen. Ik had de indruk dat de luiken
van de tjalk waren weggeslagen en dat de
bemanning bezig was de lading over boord
te zetten. Want er lagen ook stenen op het
maaiveld in de buurt".
Kinderschoentjes.
Toen het bouwmateriaal er eenmaal uit
was, begon het fijnere werk. Heel voor
zichtig werd de grond weggehaald. „Met
de handjes", aldus scheepsarcheoloog G. D.
v. d. Heide van de Rijksdienst IJsselmeer-
polders. Want een interessant wrak kun je
maar ten dele met een schop of graaf
machine te lijf gaan.
De kans op beschadigingen is anders veel
te groot. Het duurde niet lang of de eerste
vondsten kwamen tevoorschijn: scherven,
ijzerwerk, touw..^,.." In het achterschip
vonden we een complete huishouding", ver
telt de heer De Jong. „Ontzettend veel
aardewerk. Maar alles was kapot, op één
porseleinen beeldje na. Verder lagen er een
strijkijzer, koperen ketels, een kolenfornuis
en drie paar schaatsen". Deze laatsten wor
den in de meeste jongere schepen aange
troffen, weet de heer Van der Heide te
vertellen. „Te oordelen naar het vele aar
dewerk moet er een heel gezin aan boord
zijn geweest," vervolgt zijn collega.
„We hebben trouwens ook kinderschoen
tjes aangetroffen."
Er werd nog meer gevonden, zoals naai
gerei, dominostenen en geldstukjes.
Nederlands, maar ook Duitse en Belgische.
De jongste dateren van 1882. De schip
breuk moet dan ook rond 1890 hebben
plaatsgehad, schatten de deskundigen.
„In het voorschip, in het kabelgat, lagen
katrollen en gereedschap. Daar tussenin,
precies of hij er was neergelegd, vond ik
een porceleinen pijp. Volkomen gaaf. Er
stond een zeilbootje op en een tekst: „Het
vaaren is mijn ambt. Op het water moet
ik bouwen. Ik zal mijn schip en goed aan
God de Heer vertrouwen", aldus de heer
De Jong.
De vondsten werden naar Ketelhaven ge
bracht en nauwkeurig gerestaureerd. Op die
manier kreeg men maanden later een goed
inzicht in wat een tjalk eind vorige eeuw
aan boord had. Waardevol zijn de stukken
nauwelijks, maar interessant wel, omdat het
museum tot nu toe niet beschikte over een
zo volledige scheepsinventaris anno 1890.
Het wrak lieten de archeologen op de vind
plaats achter, om het publiek een indruk
te geven van de staat waarin vergane sche
pen worden aangetroffen.
Zeehond.
Hoewel de inventaris misschien in eerste
instantie de meeste aandacht kreeg, ging de
belangstelling toch hoofdzakelijk uit naar
het schip zelf. Dat is het belangrijkste voor
een scheepsarcheoloogisch museum.
Nadat ze het verweerde casco goed had
den bekeken, kwamen de deskundigen tot
de konklusie dat het een Groninger tjalk
was. „Het heeft nogal hoge kop en een
mooi besneden achtersteven", merkte de
heer De Jong op. „Het schip is heel fijn
van bouw. De lengte is 23 meter en dat is
vrij lang voor een tjalk.
Het verblijf van de bemanning lag achter
in waarschijnlijk onderdeks. Het vaartuig
had geen hoge opbouw". Hoe interessant
deze gegevens ook zijn, over de identiteit
zeggen ze niets. Toch is die met vrij grote
zekerheid vastgesteld.
„Een van de eerste dingen die we in
het achterschip vonden, was een lange lat:
met erop geschilderd W. Venema 1878. Hij
was gebroken en later vond ik het andere
stuk. Hierop stond A. Koets. Voor en achter
de namen was een klaverblad afgebeeld.
Toen we alles hadden opgegraven vond ik
nog een plankje met „De Zeehond".
Het was leuk bewerkt. Ik heb de indruk
dat één van de mensen aan houtsnijden
deed.
Pogingen om in Groningen de herkomst
van de Zeehond vast te stellen, heeft het
museum niet gedaan. De heer Van der
Heide geeft de reden: „We hebben over het
algemeen niet zulke jonge schepen. Meest
al zijn ze uit de veertiende tot de negen
tiende eeuw. Daardoor besteden we niet
zoveel aandacht aan de nieuwere wrakken.
Wij benaderen de zaak bovendien scheeps
bouwkundig. Wie erop hebben gezeten in
teresseert ons minder, tenzij de familie meer
informatie over het schip zou kunnen
geven.
Meestal zijn de nabestaanden niet bekend
en het kost teveel tijd hen op te zoeken. Als
ze te vinden zijn! Wij hebben wel eens ge
probeerd een stoomschip te achterhalen,
via het stoomwezen".
Een schipper was niet bang.
Inderdaad bleek het onmogelijk de nabe
staanden van de schipper van de Zeehond
terug te vinden. Profiel belde met de ge
meente-archieven van Groningen en Oude
Pekela, met het Zeemanscollege, met schip
persverenigingen, een verzekeringsmaat
schappij en de scheepvaartinspectie, met
particulieren die óf deskundig waren of
telgen uit redersgeslachten. Oude beman-
ningsregisters werden uitgeplozen, scheeps-
almanakken nagelezen, maar de Zeehond
en haar bemanning bleven onvindbaar. Wan
neer het schip als zeeschip geregistreerd was
geweest, bestond er meer kans, maar nu
niet. Langzamerhand werd wél een beeld
gevormd van de tjalkvaart in vroeger dagen.
De oud-conservator van het Noordelijk
Scheepvaartmuseum J. Tecnsma (71), vroe
ger havenmeester van Groningen, had daar
een belangrijk aandeel in.
Hij stamt uit een Groningse schippers-
familie „mijn grootvader en overgroot
vader hadden een galjoot" en spreekt
bijna uit eigen ervaring.
Het waren overigens niet alleen varens
gasten in het noorden, maar ook scheeps
bouwers. „Praktisch in ieder dorp dat aan
het water lag, was rond 1870 wel een
scheepswerf. In Oude en Nieuwe Pekela,
Veendam, Wildervank, Groningen, Hoog-
zand, Appingedam, Winsum, DelfzijlEr
waren ongeveer tachtig werven in de pro
vincie Groningen. Ze maakten zowel sche
pen voor de zee- als voor de binnenvaart.
Daarbij was een groot aantal tjalken. De
bouw van deze vaartuigen was overigens
geen Gronings privilege. Ze kwamen overal
vandaan, zelfs uit België en Duitsland. Men
werkte niet van tekeningen. De scheeps
bouwers wisten hoe een tjalk gebouwd
moest worden en deze kunst ging van vader
op zoon over. Er waren dus wel eens onder
linge verschillen. Karakteristiek waren ech
ter de ronde kop en het ronde achterschip,
alsmede het aangebouwde roer, aldus de
oud-conservator. Het woongedeelte lag soms
geheel onderdeks achterin. Zoals ook bij
de Zeehond. Later maakte men een ver
hoogde leefruimte en tenslotte kregen bijna
alle tjalken een roef.
Hier leefde de bemanning. Meestal be
stond die uit de schipper en een knecht.
„Vaak zijn zoon of een andere handige
jongen van een jaar of zestien. En wanneer
de schipper een beetje flinke vrouw aan
boord had, was er zelfs geen extra hulp.
Op de grote tjalken met een laadver
mogen van honderd tot honderdtwintig
ton voeren namelijk ook de gezinnen
mee. De kinderen bleven op het schip tot
ze naar school moesten. En ook nog wel
daarna", vertelde de heer Teensma. (Een van
de vondsten in de Zeehond was een paar
-kinderschoentjes.) „Het gezinsleven speelde
zich af in de ene ruimte onderdeks. Vanaf
het dek ging je met een trap naar beneden.
Aan de voorkant stond een kachel met
daarnaast de bedstee van de ouwelui. Langs
de wanden in de rondingen van het achter
schip waren kooien en kasten met zitbanken
aangebracht. Soms hadden ze ook een tafel
en een paar stoelen. De kinderen sliepen
in de kooien. Het verhaal gaat dat er soms
acht jongens naast elkaar sliepen. De oudste
lag in het midden. Op z'n zij met de knieën
opgetrokken. Halverwege de nacht verveelde
dat en dan maakte hij de anderen wakker:
„Ree, we gaan over!". En iedereen draaide
zich op de andere zij. De babies lagen in
een kistje in de bedstee. Ja, meestal hadden
de schippers grote gezinnen".
Het „gemak" voorin.
Sanitaire voorzieningen waren er nauwe
lijks aan boord. „Als de mannen wat kwijt
moesten deden ze dat overboord", vertelt de
heer Teensma. „En voorin het kabelgat
stond „het gemak" voor de vrouwen. Hei-
was een grote kist met een verzonken dek
sel, waarin een gat zat. Daarop paste weer
een deksel, er onder stond een emmer,
waarvan je de inhoud overboord kon mik
ken. "En wat het wassen aangaat, „dat
deden de mannen bovendeks en de vrouwen
onderdeks. Zolang ze op zoet water voeren,
gebruikten ze „buitenboords" water, want
de schippers waren zuinige mensen. En
als ze op zee zaten haalden ze water uit
een paar tonnetjes, die ze bij zich hadden.
1-Iet leven lijkt nogal primitief maar de
heer Teensma ontkent met klem dat de.
schippers in de zeventiger en tachtiger jaren
armoedzaaiers waren.
„De Groningse schippers kwamen meestal
uit de dorpen. Daar kende men geen luxe.
Ze waren dus gewend aan eenvoud. Maar
dat ze erg arm waren, nee. Als een schipper
een behoorlijk verstand had, zijn zaken be
hartigde en niet aan de drank was, dan
had hij een behoorlijke boterham. Hij be
hoorde tot de middenstand. Maar je kunt
het natuurlijk niet vergelijken met de toe
standen van nu. Het waren vroeger familie
bedrijfjes. De schipper was tevens eigenaar.
Hij had één schip en als hij ouder was zat
hij misschien nog met geld in het schip van
zijn zoon, maar dat was zijn hele hebben
en houen. Er was een groot verschil met
Holland, waar je veel reders en kooplieden
op de achtergrond had".
Turf naar Delft, Spiritus naar Antwerpen.
Het verhaal over het wassen aan boord
wijst erop dat tjalken overal heengingen.
„Vanuit Groningen voeren ze op Amster
dam, Leiden, de Zaanstreek, de IJsselstreek,
ZeelandEn binnen de eilanden door
naar Bremen en Hamburg.
Maar ook de Maas, de Schelde en de Rijn
op.
Een schipper is nooit bang geweest. Hij
ging déarheen, waar geld te verdienen was.
In de tijd rond 1880 hadden ze min of
meer vaste relaties en waren er bepaalde
routes waar ze elk jaar weer werden ge
zien. Een tjalk bracht bij voorbeeld een
voorjaarsvracht turf naar Delft en vandaar
een lading spiritus naar Antwerpen. Daar
had hij een zakenrelatie voor wie hij koffie
naar Zaandam vervoerde. De „wilde vaart"
kwam pas goed op, toen de concurrentie
van de spoorwegen en later van de vracht
auto steeds sterker werd. De zwakkeren
gingen er tussenuit en je kreeg ook al
schaalvergroting.
De duur van de reizen hing af van de
wind en of de schipper makkelijk een re
tourvracht kon krijgen. Ze zorgden er wel
voor tegen de winter thuis te zijn. Wat
moest je? Je kon alleen varen op de Zuider
zee, als die tenminste niet al toegevroren
was. En kwam je voor Amsterdam, dan
lag daar alles dicht, 's Winters leefden de
gezinnen van wat 's zomers werd verdiend.
Niet veel ongelukken.
De tjalken waren goede, stevige schepen,
vertelde de heer Teensma. „Als er ongeluk
ken mee gebeurden, was het in de regel op
de Zuiderzee en de Zeeuwse wateren.
Meestal doordat de schepen te zwaar be
laden waren of door een slechte afdekking
van de luiken. Wanneer de lading niet ge
voelig was voor waterschade zoals Jzand,
stenen, vaten en ijzer waren de schippers
gewend hun luiken niet goed te sluiten.
Zolang ze op de kanalen voeren gaf dat
niets, maar op de Zuiderzee was het ge
vaarlijk. Als ze bij opkomend stormweer
uit Amsterdam naar het noorden vertrok
ken, voeren ze meestal onder de Noord-
Hollandse kust tot Enkhuizen en staken dan
over. Of ze gingen direkt op Urk aan. In
het begin van de reis hadden ze weinig
last. De wind blies meestal uit het Zuid
westen en de golven konden op het kleine
stuk Zuiderzee geen aanlop nemen.
Maar bij het Enkhuizcr zand of de Val
van Urk, wanneer de wind naar het noord
westen was omgelopen en aangewakkerd,
werd het anders. De storm had daar vat op
het water, dat nu vanuit de Waddenzee op
liep. Tegen deze hoge deining moesten de
tjalken opboksen en dat lukte niet altijd.
Ze kwamen dwars op de wind, dreven af
naar lager wal en kwamen terecht in het
gebied van de Noordoostpolder en Flevo
land. Als dan de afdekking van de luiken
niet goed was, gingen eerst de dekzeilen
aan flarden. De luiken sloegen eraf en door
overslaande golven kwam er water in het
ruim, steeds meer water. Het schip „vulde",
het liep vol en zonk. V
De Zeehond werd gevonden in Oostelijk
Flevoland.
„We hebben de indruk dat de luiken
waren weggeslagen", aldus de scheepsar-
cheologen