Vervolg raadsvergadering Kortgene
Ziekenhuisverblijf
kan schadelijk zijn
Waar komt zo'n nitdrukking vandaan
beslissing zal de vereniging op korte ter
mijn, voor eigen rekening een aantal ver
beteringen aanbrengen. Wat die vereniging
precies voor ogen staat, is nog niet be
kend. In de tot nu toe plaats gevonden
hebbende kontakten is alleen de bereidheid
naar voren gekomen. Op korte termijn zul
len verdere onderhandelingen plaats vinden.
Aldus is mij verzekerd.
1973 was voor de huisvesting weer een
belangrijk, weer een goed jaar. Het is
verheugend te kunnen konstateren dat
dorpelingen, eertijds door het ontbreken
van huisvestings-mogelijkheden naar andere
gemeenten vertrokken thans weer konden
worden opgevangen.
Het aantal in 1973 voltooide en thans in
aanbouw zijnde woningen, zowel in de
overheidssfeer als in de particuliere sektor,
met of zonder premie, stemt beslist tot
tevredenheid. In dit verband is door de
Provinciale Commissie „Problematiek Noord-
Beveland" goed werk verricht. Ik heb het
al meer gezegd maar ik herhaal dit graag.
Het mooiste, het beste resultaat van die
Commissie bestaat n.m.m. hierin, dat zij
heeft meegewerkt aan het weer geloven in
de eigen streek, de eigen woonoorden.
M.a.w. de toewijzingen in de overheids
sector hebben er toe bijgedragen dat de
particuliere bouw weer van de grond kwam.
Een moeilijk punt vormt nog het beter
bewoonbaar maken van de oude kom Co-
lijnsplaat. Het zou, naar de mening van het
college, een goede zaak zijn de struktuur
van de oude kom te handhaven en daarbij
de bewoonbaarheid te verbeteren en te ver
ruimen. In nauw overleg met de P.P.D.
wordt thans door de Technische Dienst
een studie gemaakt van de mogelijkheden
om, met toepassing van zowel de rehabili
tatie-regeling als de saneringsregeling voor
een gedeelte van de kom Colijnsplaat (Oost
Havenstraat Irenestraat plus Havelaar-
straat) een aanvaardbare oplossing te vin
den. Het laat zich aanzien dat de Com
missie Recreatie en Ruimtelijke Ordening
hier op korte termijn zal kunnen adviseren.
Over commissies gesproken, het is, meen
ik, goed te memoreren dat in 1973 de door
u ingestelde commissies bijzonder aktief zijn
geweest. De ervaring yan het College met
het werken met deze commissies, een er
varing welke uiteraard een eerste is, is
positief. Natuurlijk, er zal nog geschaafd,
er zal nog bijgeslepen moeten worden, maar
vast staat wel dat de instelling een goede
zaak is geweest, een zaak die de demo
cratische werking bevordert.
Een minder goede zaak is geweest de stij
ging van de criminaliteit. 1973 was in dit
opzicht een niet al te best jaar, al zullen
er beslist gemeenten zijn waar het aantal
misdrijven en overtredingen procentsgewijze
hoger zal liggen.
In onze gemeente waren in 1973, volgens
opgaaf van de politie 33 aangiften van
diefstal (misdrijf). Waarvan 12 konden
worden opgelost. Dit betekent dat er 21
tot op heden onopgelost bleven. Zeker is
dat staat voor mij vast dat dit niet
aan het personeel heeft gelegen. De groep
Noord-Beveland van de Rijkspolitie heeft
zijn uiterste best gedaan. Vele uren, ook
buiten de reglementair voorgeschreven, zijn
hier door de mensen aan hun taak besteed.
Vooral voor de bereidheid ook eigen vrije
uren voor het werk beschikbaar te stellen,
komt hen onze bijzondere erkentelijkheid
toe. Een oplossingspercentage van 35 (voor
Kortgene dus) is alleszins aanvaardbaar.
Naast de behandeling van deze misdrijf-
aangifte, kwamen er voor onze gemeente
in 1973 nog 48 aanrijdingen voor, waar
voor proces-verbaal moest worden opge
maakt (die gevallen waarvoor de politie
werd ingeschakeld doch waarvoor een pro
ces-verbaal niet nodig was buiten beschou
wing gelaten dus). Ter completering van de
opsomming van de werkzaamheden van het
politie-apparaat kunnen we nog aangeven
dat 29 transakties inzake verboden par
keren werden uitgereikt en 37 in totaal.
Als hoofd van de plaatselijke politie
spreek ik op dit moment gaarne mijn te
vredenheid uit voor het in 1973 door het
politie-apparaat gepresteerde-. Ik hoop dat in
de vakature, ontstaan door het vertrek van
de heer Stroo, spoedig zal kunnen worden
voorzien; het moeten missen van een post-
commandant, wnd. Groepscom. is een moei
lijk te aanvaarden situatie. Deze dient zo
kort mogelijk te zijn.
Ik meen, mijne heren, dat ik 1973 en
1974, geweest en wat nog komen moet,
althans voor wat de voornaamste aange
legenheden, onze gemeente betreffende, wat
gemengd geserveerd heb. Een probleem, be
gonnen in 1973 en de draagwijdte op dit
moment nog niet geheel te overzien, heb
ik nog niet aangeroerd. Het probleem zal
u, al of niet via Wim Kan op oudejaars
avond, bekend zijn. Of die olie-crisis ook
voor de gemeente gevolgen zal hebben is
moeilijk te voorspellen. Zo op het eerste
gezicht zal deze vraag, wanneer oplossing
van die crisis voorlopig niet in zicht mocht
komen toch wel bevestigend beantwoord
moeten worden. Recreatie en vervoer zijn
nauw bij elkaar betrokken. Het is niet
wel denkbaar dat die benzine-distributie
bij een voortzetting en/of eventuele ver
scherping, aan onze gemeente voorbij zou
gaan. Persoonlijk ben ik niet pessimistisch
gestemd. Er zonder meer aan voorbijgaan
zou, dacht ik evenwel ook niet juist zijn.
Laat ons hopen dat aan het probleem,
zowel voor ieder persoonlijk want wie
heeft de dag van vandaag nu niets met
benzine uit te staanals voor onze ge
meente spoedig een einde komt.
Ik wens u, mijne heren, voor uw werk
als raadslid en commissielid, dus voor uw
werk ten behoeve van de gemeente, maar
ook voor u persoonlijk, voor uw gezin en
verdere familie het allerbeste toe in het
reeds aangevangen 1974.
Als oudste raadslid beantwoordt de heer
Klaassen de voorzitter. Hij zei:
Mijnheer de voorzitter, mijne heren.
Hartelijk dank voor uw welkomstwoorden
en uw goede wensen voor het jaar 1974
aan ons gericht.
Ik wil u en het college van burgemeester
en wethouders wederkerig mede namens alle
raadsleden onze beste wensen aanbieden
voor dit nog zo pas begonnen jaar en de
hoop uitspreken, dat wij samen in dit
laatste jaar van deze zittingsperiode be
reid zijn onze beste krachten en gaven
in te zetten voor de belangen van de ge
meente Kortgene.
Vele jaren zijn wij gewoon geweest, dat
het ene jaar geruisloos in het andere over
ging en wisten wij mogelijk wel dat er
een z.g. midden-oosten was, maar rond
de laatste jaarwisseling zijn wij er wel
bijzonder bij bepaald, dat deze wereld
waarin wij mensen en volken mogen leven
en werken zo kwetsbaar en dat wij zo
afhankelijk van elkaar zijn, doordat wij
bepaalde grondstoffen nodig hebben om
onze economie op peil te houden.
Er is inmiddels een distributie op ben
zine van toepassing. De gevolgen hiervan
zijn momenteel nog niet te overzien, maar
dat het naar alle waarschijnlijkheid flink
uit de hand zal lopen wordt steeds dui
delijker.
Dat de olieproducerende landen een
enorm succes hebben geboekt met hun
boycot is een vaststaand feit, hoe zouden
wij ooit anders de prijzen van hun pro-
dukten zo hoog kunnen opvoeren, op de
vrije markt zou dat nooit gelukt zijn.
Het lijkt mij helemaal niet zo denk
beeldig, dat er achter deze machtsconcen
tratie nog een veel grotere machtsblok in
z'n vuistje lacht, omdat mede hierdoor een
geweldige bres is geslagen in de vertrou-
wensfeer in de samenwerkende E.E.G.-
landen.
Zolang macht en egoïsme de grondcijfers
van deze wereld en van ons bestaan zijn,
zullen wij nog wel geduld moeten hebben
voor een beter leefbare wereld.
Internationaal zijn er nog maar weinig
lichtpuntjes te bespeuren die heen wijzen
naar een vredige, harmonische samenleving,
maar die zijn wij ruimschoots beloofd op
nationaal niveau, door onze slechts enkele
maanden oude, nieuwe regering. Tot dusvei
hebben wij nog weinig positiefs gemerkt van
alle mooie beloften, maar ik ben nuchter
genoeg om te weten dat geen enkele andere
regering het op het ogenblik gemakkelijk
zou hebben, omdat er zoveel problemen te
gelijk op hen af komen, dat deze niet in
een korte tijd op te lossen zijn en ook
„Patiënt kan, mag en doet niets".
Dat het verblijf in een ziekenhuis scha
delijk is, is voor haast iedereen een vreemde
gedachte. Men gaat immers naar een zie
kenhuis voor herstel, eventueel voor onder
zoek naar de oorzaak van een klacht. Hoe
dan ook, het „verbeterende" aspekt van een
verblijf in een ziekenhuis staat voorop. Dr.
Offerhaus ontkent niet, dat de behandeling
in een ziekenhuis of inrichting een posi
tief effekt kan hebben, maar daar staat dan
tegenover, dat het verblijf in een ziekenhuis
allerlei schadelijke gevolgen kan hebben.
Dr. Offerhaus herinnert er aan, dat bij
voorbeeld in de kindergeneeskunde reeds
lang bekend is, dat ziekenhuisverblijf
iemand schade doet. Kinderen, die langere
tijd in een ziekenhuis vertoeven, worden
huilerig, slapen slecht, vermageren en ver
tonen bij benadering door anderen vaak
een vreemd gedrag. Minder bekend is het
feit, dat na een opname van één jaar of
langer bij het kind groeistoornissen, be
wegingsstoornissen en traag reageren op
prikkels uit de buitenwereld optreden. De
kindergeneeskunde kent deze situatie en
tracht daarom de opnameduur zo kort mo
gelijk te houden.
Dat ziekenhuisverblijf schadelijk is geldt
overigens niet alleen voor kinderen. Aan
getoond is dat het evenzeer schadelijk is
voor bejaarden en voor psychisch la-
bielen.
Klein wereldje.
Wanneer mensen voor lange tijd in
een ziekenhuis of inrichting vertoeven, gaan
ze wennen aan het kleine leventje in de
ziekenhuiswereld. Alleen de gebeurtenissen
binnen dat wereldje zijn nog belangrijk. De
wereld van de patiënt is verkleind tot de
ziekenzaal. Men ziet dan ook dat de pa
tiënten na verloop van tijd minder zelf
standig worden, ook hun aktiviteit en inte
resse voor wat er buiten de inrichting ge
beurt neemt gaandeweg af.
In de geneeskunde spreekt men van het
„hospitaalsyndroom". Dit syndroom wordt
door de gehele gang van zaken in het
ziekenhuis nog versterkt. In het zieken
huis, zo konstateert dr. Offerhaus, is het
geïnvalideerde leven tot norm verheven.
„Je mag niet uit je bed of jezelf wassen,
je mag geen kleren dragen of boodschappen
doen, je bent ziek; dus je hoort in bed,
niets te doen of hooguit een wollen pop
petje te maken. Deze norm van „de patiënt
kan, mag en doet niets" is dermate' als
„gewoon" aanvaard, dat zaken als welfare-
werk en arbcidsterapie in het ziekenhuis en
omdat het ene probleem een logisch gevolg
is van het andere.
Ik heb alle respekt voor het streven naar
nivellering van de lonen en het toezien op
de prijzen.
Heel merkwaardig zijn het de ministers
Boersma en Lubbers, die vooraf geen be
loften hebben gedaan, maar die voor deze
problemen wel de grootste bijdrage moe
ten leveren. Wie nauwlettend de pers en
andere media volgt kan wel raden wie van
de voorgestelde maatregelen de dupe zal
worden, n.l. de kleine middenstander, die
door zijn veelal te kleine omzet automatisch
van het toneel verdwijnt. De zopas aange
nomen machtigingswet zal nu haar be
staan moeten waarmaken. Ook hier op
nationaal terrein is door de aanneming van
deze wet een grote aanval gedaan op onze
(vrije) democratie. Zelfs in de regio's schijnt
men daar niet aan te kunnen ontkomen.
Ook wij raadsleden worden telkens weer
geconfronteerd met voorstellen van b. en w„
tot het delegeren van machtiging aan b.
en w. voor bepaalde zaken, om deze z.g.
wat vlugger af te handelen. Dit zijn meest
al niet zulke ingrijpende bevoegdheden, dit
geef ik toe.
Waar ik het wel moeilijk mee heb om
eens een konkreet feit te noemen, dat is
waar en in welke dorpsgemeenschap de toe
gewezen nieuwe woningen worden gebouwd.
Zolang ik raadslid ben kan ik mij niet her
inneren, dat de raad als hoogste instantie
van de gemeente, geen enkele, keer enige
inspraak heeft gehad of gevraagd is door
b. en w. bij een eventuele verdeling.
Wij hebben nu diverse commissies en nog
steeds bepaald b. en w. bij hun aanvragen
waar ze nodig zijn en gebouwd zullen wor
den, medebepalend is dan ook de voorzie
ning van de bestemmingsplannen.
Gelet nu op de niet voldoende voorzie
ning van bestemmingsplannen houd ik mijn
hart vast wanneer straks b. en w. met de
mededeling komt waar 40 woningen voor
1974 zullen worden gebouwd. Meneer de
voorzitter, ik heb geprobeerd in alle een
voud en bescheidenheid de zaken en de pro
blemen die wij vandaag beleven te onder
kennen en daar mijn persoonlijke visie
op te geven, maar ook duidelijk te stellen,
dat ik tegen elke vorm van macht en po
larisatie ben, omdat ik overtuigd ben, dat
elke overheid en uiteindelijk elk mens ge
roepen is, niet om te heersen, maar om te
dienen.
In het nummer van volgende week be
steden we aandacht aan de behandelde
punten in de raad.
de inrichting als een belangrijke aanwinst
worden gezien, terwijl het in wezen na
tuurlijke surrogaten zijn waarbij de patiënt
als onmondige wat onvrijwillige aktiviteit
mag verrichten."
Iets is natuurlijk beter dan niets, maar
nochtans meent dr. Offerhaus dat meer dan
75 van de inrichtingspatiënten en meer
dan de helft van de A-ziekenhuispatiënten
met een verblijf van ongeveer 6 uur per
dag in het instituut evenveel behandeling
en onderzoek krijgen dan nu. „En misschien
wel meer."
Dienstverlening?
Maar onze ziekenhuizen met hun 800
of meer bedden zijn opgezet voor een ver
blijf voor de gehele dag. Dus ligt de pa
tiënt in bed en stroomt het ziekenhuis-
bedrijf bij hem langs gedurende de tijd
die voor het personeel het efficiëntste is.
Dat gezondheidszorg een deel van de sektor
dienstverlening is, is volgens dr. Offerhaus
in de ziekenhuiswereld een betrekkelijk iets.
„Tot op heden is daar zelden of nooit re
kening mee gehouden."
Een ander punt is, dat de patiënt in een
ziekenhuis vrijwel niets heeft te vertellen.
Ook dat komt zijn mondigheid niet ten
goede. Er zijn in het ziekenhuis en de
inrichtingen twee groepen personen: de
gezagsdragers of „beslissingsbevoegden" en
de rest (patiënten, lager personeel, enz.).
Volgens dr. Offerhaus zou deze konstruk-
tie, waarbij de patiënt wordt bestuurd door-
artsen en verpleging (ook in zijn niet
zieke aspekten ten aanzien van bezoek, ver
lof, vertrek) leiden tot afhankelijkheid,
uniformiteit en verveling. „Wie bezwaar
maakt tegen deze konstruktie wordt ge
steld voor de keuze: aanpassen of ophoe
pelen, en in de psychiatrische inrichting:
aanpassen of isoleren."
Op grond van de medische deskundigheid
wordt dus een totaal gezag opgeëist over
de patiënten, een totaal gezag dat volgens
dr. Offerhaus vaak helemaal geen behan-
delingsnut heeft. Hij noemt als voorbeeld
het feit dat iemand met een zware hersen
schudding vaak zes wekeh plat in bed moet
liggen, hoewel dat aantoonbaar schadelijk
is bij een aantal patiënten. Er wordt dan
met chronische hoofdpijn gedreigd als de
patiënt een andere mening heeft.
Geen behandeling.
Nog scherper is dr. Offerhaus' kritiek op
de gemiddelde psychiatrische inrichting.
Daar is geen sprake van een negatief ver-
blijfsaspekt met een positief behandelings-
aspekt. Er is namelijk geen behandeling.
Dus rest slechts de schade van het lang
durige en oneindige verblijf."
Van de rond 27.000 psychiatrische pa
tiënten zit 45 °/o langer dan 10 jaar(!)
in een inrichting, 14% langer dan 5 jaar,
12 langer dan 2 jaar en 8 langer dan
een jaar. In de psychiatrische ziekenhuizen
is het hospitaalsyndroom dan ook nog dui
delijker aan te tonen dan in de gewone
ziekenhuizen. De patiënten leiden daar een
beperkt leven en zien allerlei regels van
bovenaf opgelegd..
„Iemand door een ringetje kunnen halen".
Wanneer iemand er keurig gekleed en ver-
Protesteren heeft niet veel zin en vele
patiënten gaan er zich op de duur nog
veilig voelen ook, want er wordt immers
voor hen gedacht. Gelukkig is de kritiek op
dit soort toestanden de laatste jaren flink
op gang gekomen (denkt u maar e&ns aan
Foudraines „Wie is van hout"), maar voors
hands zal het hospitalisatiesyndroom in
onze ziekenhuizen een levensgroot probleem
blijven, juist omdat vele gezagdragers het
nog steeds niet onderkennen.
(Nadruk verboden).
2e klas heren A: Wiska Ovisa II om
15.30 uur in Wissenkerke.
PATIËNTEN ZIJN ONMONDIG
Een Oostburgse kontrole-arts konstateerde kortgeleden dat in een Zeeuws
ziekenhuis verschillende patiënten langer werden vastgehouden dan gezien hun
gezondheidstoestand redelijk was te noemen. Hij gelastte dat deze patiënten
onmiddellijk het ziekenhuis moesten verlaten. Motief van de ziekenhuisleiding:
„Als alle bedden bezet zijn, betaalt het ziekenfonds meer
Dergelijke absurde situaties komen in onze gezondheidszorg wellicht meer
voor dan we veronderstellen en dan te bedenken dat het ziekenhuis- of in-
richtingsverblijf vaak schadelijk is voor de patiënten. Die mening wordt al
thans vertolkt door de zenuwarts dr. R. E. Offerhaus. In het vakblad „Medisch
Kontakt" beschrijft hij vooral de psychologische gevolgen van een langdurig
verblijf in een ziekenhuis of een psychiatrische inrichting. Bij langdurige op
name, aldus deze psychiater, ontstaat bij mensen verlies aan zelfstandigheid,
aktiviteit en interesse, die de positieve aspekten van een opname soms geheel
te niet doen gaan.
WETEN WE WEL WAT WE ZEGGEN
DIKWIJLS VAN ZEER OUDE OORSPRONG.
Taal is eigenlijk een merkwaardige zaak
wanneer men er eens wat dieper op door
denkt. Waarom zeggen wij tegen zo'n ding
in de huiskamer op vier poten „tafel"?
Waarom heet een bepaald stuk gereedschap
„tang"? En zo zouden we kunnen voort
gaan. Steeds duikt weer die vraag op;
waarom heet zo'n ding niet anders? Hier
voor hebben taaldeskundigen wel een uit
leg, maar dikwijls blijven er toch nog
vragen.
Zo hebben we iets soortgelijks met be
paalde uitdrukkingen, die we al van kinds
af leren. We kennen het begrip wel en
weten wat er mee wordt bedoeld, maar de
vraag is dikwijls: waar komt zo'n uitdruk
king vandaan? Hoe is hij ontstaan?
We zullen voor de aardigheid eens een
aantal veel gebruikte uitdrukkingen onder
de loep nemen en nader verklaren.
„Kip! Ik heb je!" Is bijvoorbeeld een uit
drukking, die wij gebruiken, wanneer we
iets te pakken krijgen en velen menen, dat
de uitdrukking is ontstaan uit het grijpen
van kippen, zoals de kippenhouder moet
hebben gedacht, wanneer hij voor een
slachthen in het hok komt, alle kippen
opvliegen en hij tenslotte er één pakt.
In deze uitdrukking heeft „kip" echter
niets met het zelfstandig naamwoord te
maken, doch is het de stam van het werk
woord „kippen", een oud werkwoord, dat
grijpen, vangen, pakken, betekende.
„Iemand een schrobbering geven". Hierme
de bedoelen we, iemand op fikse wijze een
standje geven, op zijn plaats zetten, kort
om fors terecht wijzen. Wat betekent nu
het woord „Schrobbering"?
Wel, het is een vorm van „boenen",
„schrobben". Wanneer wij in het bad zou
den zitten en iemand behandelde onze huid
met een boeder en schrobde die flink af,
dan zou dat ongetwijfeld erg pijn doen. Nu,
zo is de uitdrukking bedoeld. Een oude term
is: iemand beschrobben, hetgeen betekende
iemand de les lezen, de mantel uitvegen,
enzovoort. Een schrobbe of schrobbing, ook
wel schrobbering, was deze uitbrander.
„Van wanten weten". Dit zeggen we, wan
neer iemand uitstekend van alles op de
hoogte is, kort om een vakman, een insider
is. In het Vlaams verklaart men deze uit
drukking door 'er nog iets aan toe te voe
gen en wel: weten' wat een paar wanten
kost, al heeft men in geen kousenwinkel
gewoond.
De uitdrukking is echter al heel oud en
we mogen vermoeden, dat de fraaie Vlaamse
uitleg niet de oorspronkelijke is. Er zijn
enkele 17e eeuwse uitdrukkingen, die ons
wat dat betreft te denken geven. Zo is
er „Zijn want wel kennen". Hetgeen ge
zegd werd van een vakbekwaam zeeman,
die uitstekend op de hoogte was met het
want, het uitgebreide touwwerk op de oude
zeilschepen. Daarmee komt ook overeen de
uitdrukking uit diezelfde tijd: „De wanten
stellen", hetgeen in wezen betekende, be
velen hoe de zeilen moesten worden ge
zet, ook wel de baas spelen, de leider zijn.
Dit laatste houdt in dat men goed met alles
op de hoogte was. „Van wanten weten",
zou in dit-verband een zeemansuitdrukking
kunnen zijn aan „Zijn want wel kennen",
op de hoogte zijn, zijn vak goed verstaan.
„Iets aan de balk schrijven". Dit zegt men
van iets dat weinig voorkomt of zeldzaam
is. Vroeger en in sommige streken nog,
schreef men merkwaardige gebeurtenissen
aan de balken van de zoldering, waar het
niet kon worden afgeveegd en gemakkelijk
in het oog viel. Zo tekent men in Friesland
in de herbergen nog aan de balk, wie het
eerst over ijs op schaatsen of met paard
en slee is aangekomen.
„Iemand het hof maken". Vooral gezegd
van een man tegenover een vrouw, wanneer
hij haar eer bewijst, complimentjes maakt
e.d.
Vroeger sloeg dit speciaal op leden van
het hof, die op deze wijze probeerden bij
hun meerderen in het gevlij te komen.
Een andere uitleg is, dat de uitdrukking
aanvankelijk luidde: „Zijn hof bij iemand
maken", waarbij het woordje hof zou be
tekenen, woonstede, vast plaatsje. In dat
geval zou de uitdrukking letterlijk neer
komen op, zich door bepaalde maniertjes en
handelswijze een plaatsje in iemands hart
veroveren.
„De kous op dc kop krijgen". Een mis
lukking moeten incasseren is de betekenis
van deze uitdrukking. In vroeger tijden was
het beslist onbetamelijk om zonder hoofd
deksel op straat te komen, ja zelfs in huis
droeg men dikwijls dit nuttig attribuut nog.
Wanneer iemand grote tegenvallers had
moeten incasseren en daardoor berooid was
geworden, zodat hij zelfs geen hoed meer
had om op zijn hoofd te zetten, dan zette
hij desnoods een kous op zijn hoofd, aan
gezien men beter barrevoets op straat kon
komen, dan zonder hoofddeksel. De uit
drukking geeft dan ook wel zeer duidelijk
aan, dat hier gedoeld wordt op een zeer
grote mislukking of tegenvaller, die de
betrokkene ernstig treft.
zorgd uitziet, wordt deze uitdrukking wel
voor hem of haar gebruikt. Wat moet dat
nu met dat door een ringetje kunnen halen?
Wel, vroeger had men namelijk wel de ge
woonte, om aan te tonen dat stoffen van
een bijzonder fijne kwaliteit waren en van
heel fijn weefsel door ze samengevouwen
door een kleine ring te halen. Met goed
kopere, grovere en dikkere stoffen kon dit
natuurlijk niet. In die tijd betekende dat
iets dat door een ringetje gehaald kan wor
den, van een fijne, dure en goede kwaliteit
was. Figuurlijk kan men dit dus ook zeg
gen van iemand die er duur en goed ver
zorgd uitziet.
„Op een schopstoel zitten". Uiteraard
kennen we allen de betekenis van deze uit
drukking. Hiermede wordt gezegd, dat
iemand kans loopt binnenkort en geheel
onverwacht te moeten vertrekken, even
tueel zijn plaats aan een ander moet af
staan e.d. In het algemeen komt het er op
neer, dat iemands plaats of positie wankel
is en binnenkort verlaat of verliest.
De „schopstoel" was vroeger een straf
werktuig, waarop vagebonden, kinderdieven,
overspelers e.d. werden gestraft. Het was
een soort wip, waaruit men met de han
den op de rug gebonden, omhoog werd
geslingerd. Dus, plotseling en onverwacht
ging men deze stoel verlaten op een minder
prettige manier.
Figuurlijk geldt dit eveneens voor iemand
die in een wankele positie verkeert. Van
daar de uitdrukking.
„Hij is de zondebok". Onder de zonde
bok verstaan we iemand, die alle kwaad
dat er plaats vindt wordt verweten en die
alles op zijn rekening krijgt. Een en ander-
vindt zijn oorsprong in de Bijbel, Lev. XVI
8, 10, 22, 23, waar we lezen dat op grote
verzoendag twee bokken zouden worden
geslacht. Een werd als zonoffer geslacht,
bij de andere legde de hogepriester, nadat
hij belijdenis had gedaan van de zonden
van het volk, de beide handen op de kop
van het dier, als zinnebeeld, dat dit als
het ware werd beladen met de ongerech
tigheden van het volk.. Flij gaf het daarna
over aan een man, die het de woestijn in
dreef, waar de boze geest Azazel geacht
werd te wonen. Dit dier belast met alle
zonden van het gehele volk was de „zonde
bok". Iemand die dus een zondebok is,
is iemand die alles wordt verweten wat er
aan naars gebeurt.
„Iets is spiksplinternieuw". Hiermede be
doelen we, dat iets nog niet gebruikt is
en zo uit de winkel komt. Het wordt echter
al wat duidelijker wanneer we weten, dat
met „spik" het woord spijker wordt bedoeld.
Hierdoor krijgt het geheel de betekenis
van: „nieuw tot elke spijker en splinter
hout". Dus volkomen nieuw en ongebruikt.
VOLLEYBAL
Zaterdag speelde beide damesteams een
competitiewedstrijd in de Vlissingse sport
hal.
Wiska 2 verloor met 3 - 0 van het nog
ongeslagen Marathon 3. Ondanks deze rui
me nederlaag hebben de Wiskadames een
leuke wedstrijd gespeeld, waarin ze zo goed
mogelijk tegenstand hebben geboden (set
standen 15-9, 15-3, 15-6).
Wiska 1 speelde in de degradatiepoule van
de eerste klas een wedstrijd tegen E.V.V.C
M 2.
Doordat de voorafgaande wedstrijd niet
op tijd afgelopen was werd een half uur
later dan gepland begonnen.
In de eerste set had Wiska weinig moeite
met E.V.V.C./M-dames. Door een goede
verdediging en leuke aanvallen werd het
een 8 -15 setoverwinning. De tweede set
speelde Wiska veel slordiger. Er werd veel
tekort op het net gespeeld zodat de aanval
niet goed afgemaakt kon worden. Deze
ging dan ook naar E.V.V.C./M met 15-11
(1-1).
In de derde set was de tegenstander vol
ledig van slag af zodat Wiska weinig
moeite had om door te gaan tot 2-15
(1-2).
Dc vierde set gaf het omgekeerde beeld
te zien. Nu een Wiskaploeg die van slag
af was zodat deze set naar E.V.V.C./M ging
met 15-5 (2-2).
In de vijfde set ging de strijd lange tijd ge
lijk op. Een voorsprong van Wiska (0 - 7)
werd teniet gedaan en Wiska haalde een
10 - 7 achterstand weer op naar 10 -10.
E.V.V.C./M liep uit tot 13 -10, maar het
was ondertussen zo laat geworden dat de
zaalbeheerder geen toestemming gaf deze
set nog uit te spelen.
De wedstrijd werd bij de stand 2 - 2
(13 -10 in de vijfde set in het voordeel van
E.V.V.C./M 2) afgebroken.
Programma 26 januari a.s.
2e klas dames A: Wiska 2 Ovisa om
14.00 uur te Wissenkerke.