Vervolg raadsvergadering Kortgene Ziekenhuisverblijf kan schadelijk zijn Waar komt zo'n nitdrukking vandaan beslissing zal de vereniging op korte ter mijn, voor eigen rekening een aantal ver beteringen aanbrengen. Wat die vereniging precies voor ogen staat, is nog niet be kend. In de tot nu toe plaats gevonden hebbende kontakten is alleen de bereidheid naar voren gekomen. Op korte termijn zul len verdere onderhandelingen plaats vinden. Aldus is mij verzekerd. 1973 was voor de huisvesting weer een belangrijk, weer een goed jaar. Het is verheugend te kunnen konstateren dat dorpelingen, eertijds door het ontbreken van huisvestings-mogelijkheden naar andere gemeenten vertrokken thans weer konden worden opgevangen. Het aantal in 1973 voltooide en thans in aanbouw zijnde woningen, zowel in de overheidssfeer als in de particuliere sektor, met of zonder premie, stemt beslist tot tevredenheid. In dit verband is door de Provinciale Commissie „Problematiek Noord- Beveland" goed werk verricht. Ik heb het al meer gezegd maar ik herhaal dit graag. Het mooiste, het beste resultaat van die Commissie bestaat n.m.m. hierin, dat zij heeft meegewerkt aan het weer geloven in de eigen streek, de eigen woonoorden. M.a.w. de toewijzingen in de overheids sector hebben er toe bijgedragen dat de particuliere bouw weer van de grond kwam. Een moeilijk punt vormt nog het beter bewoonbaar maken van de oude kom Co- lijnsplaat. Het zou, naar de mening van het college, een goede zaak zijn de struktuur van de oude kom te handhaven en daarbij de bewoonbaarheid te verbeteren en te ver ruimen. In nauw overleg met de P.P.D. wordt thans door de Technische Dienst een studie gemaakt van de mogelijkheden om, met toepassing van zowel de rehabili tatie-regeling als de saneringsregeling voor een gedeelte van de kom Colijnsplaat (Oost Havenstraat Irenestraat plus Havelaar- straat) een aanvaardbare oplossing te vin den. Het laat zich aanzien dat de Com missie Recreatie en Ruimtelijke Ordening hier op korte termijn zal kunnen adviseren. Over commissies gesproken, het is, meen ik, goed te memoreren dat in 1973 de door u ingestelde commissies bijzonder aktief zijn geweest. De ervaring yan het College met het werken met deze commissies, een er varing welke uiteraard een eerste is, is positief. Natuurlijk, er zal nog geschaafd, er zal nog bijgeslepen moeten worden, maar vast staat wel dat de instelling een goede zaak is geweest, een zaak die de demo cratische werking bevordert. Een minder goede zaak is geweest de stij ging van de criminaliteit. 1973 was in dit opzicht een niet al te best jaar, al zullen er beslist gemeenten zijn waar het aantal misdrijven en overtredingen procentsgewijze hoger zal liggen. In onze gemeente waren in 1973, volgens opgaaf van de politie 33 aangiften van diefstal (misdrijf). Waarvan 12 konden worden opgelost. Dit betekent dat er 21 tot op heden onopgelost bleven. Zeker is dat staat voor mij vast dat dit niet aan het personeel heeft gelegen. De groep Noord-Beveland van de Rijkspolitie heeft zijn uiterste best gedaan. Vele uren, ook buiten de reglementair voorgeschreven, zijn hier door de mensen aan hun taak besteed. Vooral voor de bereidheid ook eigen vrije uren voor het werk beschikbaar te stellen, komt hen onze bijzondere erkentelijkheid toe. Een oplossingspercentage van 35 (voor Kortgene dus) is alleszins aanvaardbaar. Naast de behandeling van deze misdrijf- aangifte, kwamen er voor onze gemeente in 1973 nog 48 aanrijdingen voor, waar voor proces-verbaal moest worden opge maakt (die gevallen waarvoor de politie werd ingeschakeld doch waarvoor een pro ces-verbaal niet nodig was buiten beschou wing gelaten dus). Ter completering van de opsomming van de werkzaamheden van het politie-apparaat kunnen we nog aangeven dat 29 transakties inzake verboden par keren werden uitgereikt en 37 in totaal. Als hoofd van de plaatselijke politie spreek ik op dit moment gaarne mijn te vredenheid uit voor het in 1973 door het politie-apparaat gepresteerde-. Ik hoop dat in de vakature, ontstaan door het vertrek van de heer Stroo, spoedig zal kunnen worden voorzien; het moeten missen van een post- commandant, wnd. Groepscom. is een moei lijk te aanvaarden situatie. Deze dient zo kort mogelijk te zijn. Ik meen, mijne heren, dat ik 1973 en 1974, geweest en wat nog komen moet, althans voor wat de voornaamste aange legenheden, onze gemeente betreffende, wat gemengd geserveerd heb. Een probleem, be gonnen in 1973 en de draagwijdte op dit moment nog niet geheel te overzien, heb ik nog niet aangeroerd. Het probleem zal u, al of niet via Wim Kan op oudejaars avond, bekend zijn. Of die olie-crisis ook voor de gemeente gevolgen zal hebben is moeilijk te voorspellen. Zo op het eerste gezicht zal deze vraag, wanneer oplossing van die crisis voorlopig niet in zicht mocht komen toch wel bevestigend beantwoord moeten worden. Recreatie en vervoer zijn nauw bij elkaar betrokken. Het is niet wel denkbaar dat die benzine-distributie bij een voortzetting en/of eventuele ver scherping, aan onze gemeente voorbij zou gaan. Persoonlijk ben ik niet pessimistisch gestemd. Er zonder meer aan voorbijgaan zou, dacht ik evenwel ook niet juist zijn. Laat ons hopen dat aan het probleem, zowel voor ieder persoonlijk want wie heeft de dag van vandaag nu niets met benzine uit te staanals voor onze ge meente spoedig een einde komt. Ik wens u, mijne heren, voor uw werk als raadslid en commissielid, dus voor uw werk ten behoeve van de gemeente, maar ook voor u persoonlijk, voor uw gezin en verdere familie het allerbeste toe in het reeds aangevangen 1974. Als oudste raadslid beantwoordt de heer Klaassen de voorzitter. Hij zei: Mijnheer de voorzitter, mijne heren. Hartelijk dank voor uw welkomstwoorden en uw goede wensen voor het jaar 1974 aan ons gericht. Ik wil u en het college van burgemeester en wethouders wederkerig mede namens alle raadsleden onze beste wensen aanbieden voor dit nog zo pas begonnen jaar en de hoop uitspreken, dat wij samen in dit laatste jaar van deze zittingsperiode be reid zijn onze beste krachten en gaven in te zetten voor de belangen van de ge meente Kortgene. Vele jaren zijn wij gewoon geweest, dat het ene jaar geruisloos in het andere over ging en wisten wij mogelijk wel dat er een z.g. midden-oosten was, maar rond de laatste jaarwisseling zijn wij er wel bijzonder bij bepaald, dat deze wereld waarin wij mensen en volken mogen leven en werken zo kwetsbaar en dat wij zo afhankelijk van elkaar zijn, doordat wij bepaalde grondstoffen nodig hebben om onze economie op peil te houden. Er is inmiddels een distributie op ben zine van toepassing. De gevolgen hiervan zijn momenteel nog niet te overzien, maar dat het naar alle waarschijnlijkheid flink uit de hand zal lopen wordt steeds dui delijker. Dat de olieproducerende landen een enorm succes hebben geboekt met hun boycot is een vaststaand feit, hoe zouden wij ooit anders de prijzen van hun pro- dukten zo hoog kunnen opvoeren, op de vrije markt zou dat nooit gelukt zijn. Het lijkt mij helemaal niet zo denk beeldig, dat er achter deze machtsconcen tratie nog een veel grotere machtsblok in z'n vuistje lacht, omdat mede hierdoor een geweldige bres is geslagen in de vertrou- wensfeer in de samenwerkende E.E.G.- landen. Zolang macht en egoïsme de grondcijfers van deze wereld en van ons bestaan zijn, zullen wij nog wel geduld moeten hebben voor een beter leefbare wereld. Internationaal zijn er nog maar weinig lichtpuntjes te bespeuren die heen wijzen naar een vredige, harmonische samenleving, maar die zijn wij ruimschoots beloofd op nationaal niveau, door onze slechts enkele maanden oude, nieuwe regering. Tot dusvei hebben wij nog weinig positiefs gemerkt van alle mooie beloften, maar ik ben nuchter genoeg om te weten dat geen enkele andere regering het op het ogenblik gemakkelijk zou hebben, omdat er zoveel problemen te gelijk op hen af komen, dat deze niet in een korte tijd op te lossen zijn en ook „Patiënt kan, mag en doet niets". Dat het verblijf in een ziekenhuis scha delijk is, is voor haast iedereen een vreemde gedachte. Men gaat immers naar een zie kenhuis voor herstel, eventueel voor onder zoek naar de oorzaak van een klacht. Hoe dan ook, het „verbeterende" aspekt van een verblijf in een ziekenhuis staat voorop. Dr. Offerhaus ontkent niet, dat de behandeling in een ziekenhuis of inrichting een posi tief effekt kan hebben, maar daar staat dan tegenover, dat het verblijf in een ziekenhuis allerlei schadelijke gevolgen kan hebben. Dr. Offerhaus herinnert er aan, dat bij voorbeeld in de kindergeneeskunde reeds lang bekend is, dat ziekenhuisverblijf iemand schade doet. Kinderen, die langere tijd in een ziekenhuis vertoeven, worden huilerig, slapen slecht, vermageren en ver tonen bij benadering door anderen vaak een vreemd gedrag. Minder bekend is het feit, dat na een opname van één jaar of langer bij het kind groeistoornissen, be wegingsstoornissen en traag reageren op prikkels uit de buitenwereld optreden. De kindergeneeskunde kent deze situatie en tracht daarom de opnameduur zo kort mo gelijk te houden. Dat ziekenhuisverblijf schadelijk is geldt overigens niet alleen voor kinderen. Aan getoond is dat het evenzeer schadelijk is voor bejaarden en voor psychisch la- bielen. Klein wereldje. Wanneer mensen voor lange tijd in een ziekenhuis of inrichting vertoeven, gaan ze wennen aan het kleine leventje in de ziekenhuiswereld. Alleen de gebeurtenissen binnen dat wereldje zijn nog belangrijk. De wereld van de patiënt is verkleind tot de ziekenzaal. Men ziet dan ook dat de pa tiënten na verloop van tijd minder zelf standig worden, ook hun aktiviteit en inte resse voor wat er buiten de inrichting ge beurt neemt gaandeweg af. In de geneeskunde spreekt men van het „hospitaalsyndroom". Dit syndroom wordt door de gehele gang van zaken in het ziekenhuis nog versterkt. In het zieken huis, zo konstateert dr. Offerhaus, is het geïnvalideerde leven tot norm verheven. „Je mag niet uit je bed of jezelf wassen, je mag geen kleren dragen of boodschappen doen, je bent ziek; dus je hoort in bed, niets te doen of hooguit een wollen pop petje te maken. Deze norm van „de patiënt kan, mag en doet niets" is dermate' als „gewoon" aanvaard, dat zaken als welfare- werk en arbcidsterapie in het ziekenhuis en omdat het ene probleem een logisch gevolg is van het andere. Ik heb alle respekt voor het streven naar nivellering van de lonen en het toezien op de prijzen. Heel merkwaardig zijn het de ministers Boersma en Lubbers, die vooraf geen be loften hebben gedaan, maar die voor deze problemen wel de grootste bijdrage moe ten leveren. Wie nauwlettend de pers en andere media volgt kan wel raden wie van de voorgestelde maatregelen de dupe zal worden, n.l. de kleine middenstander, die door zijn veelal te kleine omzet automatisch van het toneel verdwijnt. De zopas aange nomen machtigingswet zal nu haar be staan moeten waarmaken. Ook hier op nationaal terrein is door de aanneming van deze wet een grote aanval gedaan op onze (vrije) democratie. Zelfs in de regio's schijnt men daar niet aan te kunnen ontkomen. Ook wij raadsleden worden telkens weer geconfronteerd met voorstellen van b. en w„ tot het delegeren van machtiging aan b. en w. voor bepaalde zaken, om deze z.g. wat vlugger af te handelen. Dit zijn meest al niet zulke ingrijpende bevoegdheden, dit geef ik toe. Waar ik het wel moeilijk mee heb om eens een konkreet feit te noemen, dat is waar en in welke dorpsgemeenschap de toe gewezen nieuwe woningen worden gebouwd. Zolang ik raadslid ben kan ik mij niet her inneren, dat de raad als hoogste instantie van de gemeente, geen enkele, keer enige inspraak heeft gehad of gevraagd is door b. en w. bij een eventuele verdeling. Wij hebben nu diverse commissies en nog steeds bepaald b. en w. bij hun aanvragen waar ze nodig zijn en gebouwd zullen wor den, medebepalend is dan ook de voorzie ning van de bestemmingsplannen. Gelet nu op de niet voldoende voorzie ning van bestemmingsplannen houd ik mijn hart vast wanneer straks b. en w. met de mededeling komt waar 40 woningen voor 1974 zullen worden gebouwd. Meneer de voorzitter, ik heb geprobeerd in alle een voud en bescheidenheid de zaken en de pro blemen die wij vandaag beleven te onder kennen en daar mijn persoonlijke visie op te geven, maar ook duidelijk te stellen, dat ik tegen elke vorm van macht en po larisatie ben, omdat ik overtuigd ben, dat elke overheid en uiteindelijk elk mens ge roepen is, niet om te heersen, maar om te dienen. In het nummer van volgende week be steden we aandacht aan de behandelde punten in de raad. de inrichting als een belangrijke aanwinst worden gezien, terwijl het in wezen na tuurlijke surrogaten zijn waarbij de patiënt als onmondige wat onvrijwillige aktiviteit mag verrichten." Iets is natuurlijk beter dan niets, maar nochtans meent dr. Offerhaus dat meer dan 75 van de inrichtingspatiënten en meer dan de helft van de A-ziekenhuispatiënten met een verblijf van ongeveer 6 uur per dag in het instituut evenveel behandeling en onderzoek krijgen dan nu. „En misschien wel meer." Dienstverlening? Maar onze ziekenhuizen met hun 800 of meer bedden zijn opgezet voor een ver blijf voor de gehele dag. Dus ligt de pa tiënt in bed en stroomt het ziekenhuis- bedrijf bij hem langs gedurende de tijd die voor het personeel het efficiëntste is. Dat gezondheidszorg een deel van de sektor dienstverlening is, is volgens dr. Offerhaus in de ziekenhuiswereld een betrekkelijk iets. „Tot op heden is daar zelden of nooit re kening mee gehouden." Een ander punt is, dat de patiënt in een ziekenhuis vrijwel niets heeft te vertellen. Ook dat komt zijn mondigheid niet ten goede. Er zijn in het ziekenhuis en de inrichtingen twee groepen personen: de gezagsdragers of „beslissingsbevoegden" en de rest (patiënten, lager personeel, enz.). Volgens dr. Offerhaus zou deze konstruk- tie, waarbij de patiënt wordt bestuurd door- artsen en verpleging (ook in zijn niet zieke aspekten ten aanzien van bezoek, ver lof, vertrek) leiden tot afhankelijkheid, uniformiteit en verveling. „Wie bezwaar maakt tegen deze konstruktie wordt ge steld voor de keuze: aanpassen of ophoe pelen, en in de psychiatrische inrichting: aanpassen of isoleren." Op grond van de medische deskundigheid wordt dus een totaal gezag opgeëist over de patiënten, een totaal gezag dat volgens dr. Offerhaus vaak helemaal geen behan- delingsnut heeft. Hij noemt als voorbeeld het feit dat iemand met een zware hersen schudding vaak zes wekeh plat in bed moet liggen, hoewel dat aantoonbaar schadelijk is bij een aantal patiënten. Er wordt dan met chronische hoofdpijn gedreigd als de patiënt een andere mening heeft. Geen behandeling. Nog scherper is dr. Offerhaus' kritiek op de gemiddelde psychiatrische inrichting. Daar is geen sprake van een negatief ver- blijfsaspekt met een positief behandelings- aspekt. Er is namelijk geen behandeling. Dus rest slechts de schade van het lang durige en oneindige verblijf." Van de rond 27.000 psychiatrische pa tiënten zit 45 °/o langer dan 10 jaar(!) in een inrichting, 14% langer dan 5 jaar, 12 langer dan 2 jaar en 8 langer dan een jaar. In de psychiatrische ziekenhuizen is het hospitaalsyndroom dan ook nog dui delijker aan te tonen dan in de gewone ziekenhuizen. De patiënten leiden daar een beperkt leven en zien allerlei regels van bovenaf opgelegd.. „Iemand door een ringetje kunnen halen". Wanneer iemand er keurig gekleed en ver- Protesteren heeft niet veel zin en vele patiënten gaan er zich op de duur nog veilig voelen ook, want er wordt immers voor hen gedacht. Gelukkig is de kritiek op dit soort toestanden de laatste jaren flink op gang gekomen (denkt u maar e&ns aan Foudraines „Wie is van hout"), maar voors hands zal het hospitalisatiesyndroom in onze ziekenhuizen een levensgroot probleem blijven, juist omdat vele gezagdragers het nog steeds niet onderkennen. (Nadruk verboden). 2e klas heren A: Wiska Ovisa II om 15.30 uur in Wissenkerke. PATIËNTEN ZIJN ONMONDIG Een Oostburgse kontrole-arts konstateerde kortgeleden dat in een Zeeuws ziekenhuis verschillende patiënten langer werden vastgehouden dan gezien hun gezondheidstoestand redelijk was te noemen. Hij gelastte dat deze patiënten onmiddellijk het ziekenhuis moesten verlaten. Motief van de ziekenhuisleiding: „Als alle bedden bezet zijn, betaalt het ziekenfonds meer Dergelijke absurde situaties komen in onze gezondheidszorg wellicht meer voor dan we veronderstellen en dan te bedenken dat het ziekenhuis- of in- richtingsverblijf vaak schadelijk is voor de patiënten. Die mening wordt al thans vertolkt door de zenuwarts dr. R. E. Offerhaus. In het vakblad „Medisch Kontakt" beschrijft hij vooral de psychologische gevolgen van een langdurig verblijf in een ziekenhuis of een psychiatrische inrichting. Bij langdurige op name, aldus deze psychiater, ontstaat bij mensen verlies aan zelfstandigheid, aktiviteit en interesse, die de positieve aspekten van een opname soms geheel te niet doen gaan. WETEN WE WEL WAT WE ZEGGEN DIKWIJLS VAN ZEER OUDE OORSPRONG. Taal is eigenlijk een merkwaardige zaak wanneer men er eens wat dieper op door denkt. Waarom zeggen wij tegen zo'n ding in de huiskamer op vier poten „tafel"? Waarom heet een bepaald stuk gereedschap „tang"? En zo zouden we kunnen voort gaan. Steeds duikt weer die vraag op; waarom heet zo'n ding niet anders? Hier voor hebben taaldeskundigen wel een uit leg, maar dikwijls blijven er toch nog vragen. Zo hebben we iets soortgelijks met be paalde uitdrukkingen, die we al van kinds af leren. We kennen het begrip wel en weten wat er mee wordt bedoeld, maar de vraag is dikwijls: waar komt zo'n uitdruk king vandaan? Hoe is hij ontstaan? We zullen voor de aardigheid eens een aantal veel gebruikte uitdrukkingen onder de loep nemen en nader verklaren. „Kip! Ik heb je!" Is bijvoorbeeld een uit drukking, die wij gebruiken, wanneer we iets te pakken krijgen en velen menen, dat de uitdrukking is ontstaan uit het grijpen van kippen, zoals de kippenhouder moet hebben gedacht, wanneer hij voor een slachthen in het hok komt, alle kippen opvliegen en hij tenslotte er één pakt. In deze uitdrukking heeft „kip" echter niets met het zelfstandig naamwoord te maken, doch is het de stam van het werk woord „kippen", een oud werkwoord, dat grijpen, vangen, pakken, betekende. „Iemand een schrobbering geven". Hierme de bedoelen we, iemand op fikse wijze een standje geven, op zijn plaats zetten, kort om fors terecht wijzen. Wat betekent nu het woord „Schrobbering"? Wel, het is een vorm van „boenen", „schrobben". Wanneer wij in het bad zou den zitten en iemand behandelde onze huid met een boeder en schrobde die flink af, dan zou dat ongetwijfeld erg pijn doen. Nu, zo is de uitdrukking bedoeld. Een oude term is: iemand beschrobben, hetgeen betekende iemand de les lezen, de mantel uitvegen, enzovoort. Een schrobbe of schrobbing, ook wel schrobbering, was deze uitbrander. „Van wanten weten". Dit zeggen we, wan neer iemand uitstekend van alles op de hoogte is, kort om een vakman, een insider is. In het Vlaams verklaart men deze uit drukking door 'er nog iets aan toe te voe gen en wel: weten' wat een paar wanten kost, al heeft men in geen kousenwinkel gewoond. De uitdrukking is echter al heel oud en we mogen vermoeden, dat de fraaie Vlaamse uitleg niet de oorspronkelijke is. Er zijn enkele 17e eeuwse uitdrukkingen, die ons wat dat betreft te denken geven. Zo is er „Zijn want wel kennen". Hetgeen ge zegd werd van een vakbekwaam zeeman, die uitstekend op de hoogte was met het want, het uitgebreide touwwerk op de oude zeilschepen. Daarmee komt ook overeen de uitdrukking uit diezelfde tijd: „De wanten stellen", hetgeen in wezen betekende, be velen hoe de zeilen moesten worden ge zet, ook wel de baas spelen, de leider zijn. Dit laatste houdt in dat men goed met alles op de hoogte was. „Van wanten weten", zou in dit-verband een zeemansuitdrukking kunnen zijn aan „Zijn want wel kennen", op de hoogte zijn, zijn vak goed verstaan. „Iets aan de balk schrijven". Dit zegt men van iets dat weinig voorkomt of zeldzaam is. Vroeger en in sommige streken nog, schreef men merkwaardige gebeurtenissen aan de balken van de zoldering, waar het niet kon worden afgeveegd en gemakkelijk in het oog viel. Zo tekent men in Friesland in de herbergen nog aan de balk, wie het eerst over ijs op schaatsen of met paard en slee is aangekomen. „Iemand het hof maken". Vooral gezegd van een man tegenover een vrouw, wanneer hij haar eer bewijst, complimentjes maakt e.d. Vroeger sloeg dit speciaal op leden van het hof, die op deze wijze probeerden bij hun meerderen in het gevlij te komen. Een andere uitleg is, dat de uitdrukking aanvankelijk luidde: „Zijn hof bij iemand maken", waarbij het woordje hof zou be tekenen, woonstede, vast plaatsje. In dat geval zou de uitdrukking letterlijk neer komen op, zich door bepaalde maniertjes en handelswijze een plaatsje in iemands hart veroveren. „De kous op dc kop krijgen". Een mis lukking moeten incasseren is de betekenis van deze uitdrukking. In vroeger tijden was het beslist onbetamelijk om zonder hoofd deksel op straat te komen, ja zelfs in huis droeg men dikwijls dit nuttig attribuut nog. Wanneer iemand grote tegenvallers had moeten incasseren en daardoor berooid was geworden, zodat hij zelfs geen hoed meer had om op zijn hoofd te zetten, dan zette hij desnoods een kous op zijn hoofd, aan gezien men beter barrevoets op straat kon komen, dan zonder hoofddeksel. De uit drukking geeft dan ook wel zeer duidelijk aan, dat hier gedoeld wordt op een zeer grote mislukking of tegenvaller, die de betrokkene ernstig treft. zorgd uitziet, wordt deze uitdrukking wel voor hem of haar gebruikt. Wat moet dat nu met dat door een ringetje kunnen halen? Wel, vroeger had men namelijk wel de ge woonte, om aan te tonen dat stoffen van een bijzonder fijne kwaliteit waren en van heel fijn weefsel door ze samengevouwen door een kleine ring te halen. Met goed kopere, grovere en dikkere stoffen kon dit natuurlijk niet. In die tijd betekende dat iets dat door een ringetje gehaald kan wor den, van een fijne, dure en goede kwaliteit was. Figuurlijk kan men dit dus ook zeg gen van iemand die er duur en goed ver zorgd uitziet. „Op een schopstoel zitten". Uiteraard kennen we allen de betekenis van deze uit drukking. Hiermede wordt gezegd, dat iemand kans loopt binnenkort en geheel onverwacht te moeten vertrekken, even tueel zijn plaats aan een ander moet af staan e.d. In het algemeen komt het er op neer, dat iemands plaats of positie wankel is en binnenkort verlaat of verliest. De „schopstoel" was vroeger een straf werktuig, waarop vagebonden, kinderdieven, overspelers e.d. werden gestraft. Het was een soort wip, waaruit men met de han den op de rug gebonden, omhoog werd geslingerd. Dus, plotseling en onverwacht ging men deze stoel verlaten op een minder prettige manier. Figuurlijk geldt dit eveneens voor iemand die in een wankele positie verkeert. Van daar de uitdrukking. „Hij is de zondebok". Onder de zonde bok verstaan we iemand, die alle kwaad dat er plaats vindt wordt verweten en die alles op zijn rekening krijgt. Een en ander- vindt zijn oorsprong in de Bijbel, Lev. XVI 8, 10, 22, 23, waar we lezen dat op grote verzoendag twee bokken zouden worden geslacht. Een werd als zonoffer geslacht, bij de andere legde de hogepriester, nadat hij belijdenis had gedaan van de zonden van het volk, de beide handen op de kop van het dier, als zinnebeeld, dat dit als het ware werd beladen met de ongerech tigheden van het volk.. Flij gaf het daarna over aan een man, die het de woestijn in dreef, waar de boze geest Azazel geacht werd te wonen. Dit dier belast met alle zonden van het gehele volk was de „zonde bok". Iemand die dus een zondebok is, is iemand die alles wordt verweten wat er aan naars gebeurt. „Iets is spiksplinternieuw". Hiermede be doelen we, dat iets nog niet gebruikt is en zo uit de winkel komt. Het wordt echter al wat duidelijker wanneer we weten, dat met „spik" het woord spijker wordt bedoeld. Hierdoor krijgt het geheel de betekenis van: „nieuw tot elke spijker en splinter hout". Dus volkomen nieuw en ongebruikt. VOLLEYBAL Zaterdag speelde beide damesteams een competitiewedstrijd in de Vlissingse sport hal. Wiska 2 verloor met 3 - 0 van het nog ongeslagen Marathon 3. Ondanks deze rui me nederlaag hebben de Wiskadames een leuke wedstrijd gespeeld, waarin ze zo goed mogelijk tegenstand hebben geboden (set standen 15-9, 15-3, 15-6). Wiska 1 speelde in de degradatiepoule van de eerste klas een wedstrijd tegen E.V.V.C M 2. Doordat de voorafgaande wedstrijd niet op tijd afgelopen was werd een half uur later dan gepland begonnen. In de eerste set had Wiska weinig moeite met E.V.V.C./M-dames. Door een goede verdediging en leuke aanvallen werd het een 8 -15 setoverwinning. De tweede set speelde Wiska veel slordiger. Er werd veel tekort op het net gespeeld zodat de aanval niet goed afgemaakt kon worden. Deze ging dan ook naar E.V.V.C./M met 15-11 (1-1). In de derde set was de tegenstander vol ledig van slag af zodat Wiska weinig moeite had om door te gaan tot 2-15 (1-2). Dc vierde set gaf het omgekeerde beeld te zien. Nu een Wiskaploeg die van slag af was zodat deze set naar E.V.V.C./M ging met 15-5 (2-2). In de vijfde set ging de strijd lange tijd ge lijk op. Een voorsprong van Wiska (0 - 7) werd teniet gedaan en Wiska haalde een 10 - 7 achterstand weer op naar 10 -10. E.V.V.C./M liep uit tot 13 -10, maar het was ondertussen zo laat geworden dat de zaalbeheerder geen toestemming gaf deze set nog uit te spelen. De wedstrijd werd bij de stand 2 - 2 (13 -10 in de vijfde set in het voordeel van E.V.V.C./M 2) afgebroken. Programma 26 januari a.s. 2e klas dames A: Wiska 2 Ovisa om 14.00 uur te Wissenkerke.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1974 | | pagina 2