1973
OPEL
VOORJAARSSHOW
Vervolg raadsvergadering Kortgene
zou inhouden, dat de vervuiler, degene die
betaalt en dat wordt vrijwel iedereen, te
maken krijgt met een lichaam, waarin hij
nog een heel klein beetje mag meepraten
(tenslotte vormt hij slechts de minderheid
in de besturen!) dat hem in het geheel niet
aanspreekt en waar in hoofdzaak wordt
gesproken over zaken die hem niet interes
seren, zoals zeewaterkering, beheersing van
de kwantiteit van het polderwater, beheer
cn onderhoud van wegen, e.d.
Wij vragen ons af of dit nu zo'n goede
oplossing is. Immers de vervuilers, die straks
zeer aanzienlijke bedragen per persoon moe
ten gaan opbrengen, zouden toch wel recht
hebben op een lichaam, dat zich voor 100%
inzet voor de zuivering van water.
Wanneer we bedenken, dat in 1966 de wet
gemeenschappelijke regelingen zo is gewij
zigd, dat voortaan ook gemeenschappelijke
regelingen tussen gemeenten en waterschap
pen mogelijk zijn, waardoor de deur wagen
wijd openstaat voor een zuiveringschap,
moeten wij ons weer afvragen: waarom
niet gezocht naar een betere opzet dan dc
huidige?
Zoals u in het bovenstaande ongetwijfeld
onmiddellijk is opgevallen is er in de voor
gestelde opzet geen plaats ingeruimd voor
de vertegenwoordigers van de gemeenten,
die toch op het onderhavige terrein de pio
niers van het eerste uur zijn geweest.
Ligt een zuiveringschap niet meer voor de
hand? Ongetwijfeld zullen hieraan zowel na-
als voordelen verbonden zijn. Als evidente
voordelen zien we het volgende:
a. Het is mogelijk een sterk zuivering
schap voor de hele provincie te maken. In
dat zuiveringschap /zullen vertegenwoordigers
van o.m. waterschap en gemeente zitting
hebben. De door de gemeente afgevaardigde
vertegenwoordigers zijn aangewezen door
de gemeenteraad, een orgaan, dat in directe
verkiezingen door alle burgers is gekozen
en niet door alleen hen die bepaalde belan
gen hebben, zoals bij het waterschap. Hier
mee is naar onze mening wellicht een gro
tere mate van democratie gewaarborgd.
In dit verband zij opgemerkt, dat gede
puteerde staten de schaal van Zeeland zo
gering achten evenals de meeste gemeen
tebesturen dat zij liever geen gewesten
of als het moet één gëwest zouden zien.
Uitgaande van dit standpunt ligt één sterk
zuiveringschap wel zeer voor de hand.
b. Een zuiveringschap heeft slechts één
taak en niet zoals de voorgestelde water
schappen „nieuwe stijl" meerdere taken
(oude waterschapstaak en zuivering).
Als het meest voor de hand liggend be
zwaar tegen een zuiveringschap zou kunnen
worden geopperd: alweer een bestuursin-
stantie. Dat is inderdaad waar, maar be
dacht dient te worden, dat er geen nieuwe
bestuurslaag wordt gevormd. Immers het
waterschap is ook een bestuursinstatie die
niet in de kolom rijk, provincie, gemeente
voorkomt, maar er naast staat.
Een andere oplossing zou zijn, dat de pro
vincie in verband met de geringe schaal de
taak in het geheel niet delegeert, maar die
door haar eigen diensten (provinciale wa
terstaat?) doet uitvoeren. Ook hier is er
dan weer sprake van, dat binnen één dienst
meerdere belangen behartigd moeten wor
den, die beslist niet parallel hoeven te lo
pen. Ook hier zou de vertegenwoordiging
van de vervuiler, de betaler, niet gewaar
borgd zijn.
In het bovenstaande hebben we vragen
nesteld en vage suggesties gedaan.
Het is niet aan ons om een gedetailleerde
oplossing aan te bieden.
Wij benaderen de stof op deze manier
om u een inzicht te geven van de twijfels
die bij ons ten aanzien van de door gede
puteerde staten gewenste opzet zijn gerezen.
Waarom niet meer invloed van de ver
vuiler? Waarom niet een lichaam, dat zich
voor de volle 100% kan wijden aan die ene
belangrijke taak? Waarom geen regeling
waarbij de gemeenten meer invloed, waar
zij naar ons oordeel op grond van de ge
groeide situatie bepaald recht op hebben,
kunnen uitoefenen?
En vooral: waarom een zo eenzijdige
benadering van het provinciaal bestuur?
Waarom geen uiteenzetting van de andere
mogelijkheden, het voor en na ervan?
In dat licht achten wij het voorstel be
paald onbevredigend. Wij zullen het zeer op
prijs stellen, indien u aan de hand van
onze opmerkingen uw mening kenbaar wilt
maken.
Burgemeester en wethouders.
Bij de presentatie van bovenstaande, wil
de voorzitter onderstrepen, dat dit zéér be
slist niet gezien moet worden als een aanval
op het oude waterschap. Wij vinden dat
het oude waterschap haar taak altijd goed
heeft vervuld en nog steeds. Alleen, wij zijn
tegen de nieuwe taak, die haar opgelegd zal
worden. De basis van de nota is: G.S. zien
in hun voorstel alleen het waterschap, ze
noemen alleen maar voordelen en geen enkel
nadeel. Er is geen enkel alternatief Zo ook
prof. Steenbeek vorige week in De Prins van
Oranje te Goes.
Nogmaals peen enkele wanklank tegen
over het waterschap. Maar de zuivering is
een uiterst belangrijke zaak. Ook een kost
bare zaak. Omdat ze ingewikkeld is. De
voorzitter zegt dat er voor Noord-Beveland
een enorm zware taak staat te wachten en
vraagt zich af of dit voor het waterschap
wel een welkome taak zal zijn. Hij wil hier
achter een groot vraagteken plaatsen. Bo
vendien vraagt hij zich af: is de basis wel
breed genoeg?
Hierna verkrijgt Welleman het woord, die
het volgende zegt:
Om te beginnen zijn we erkentelijk voor
de duidelijke nota die het college over dit
onderwerp heeft opgesteld.
We zien hier bijv., dat G.S. de voorkeur
geven aan de waterschappen. Ieder heeft het
recht zijn mening bekend te maken, maar
als G.S. zeggen, dat de minister van ver
keer cn waterstaat van oordeel is dat de
waterschappen de meest aangewezen orga
nen zijn om het aktieve zuiveringsbehcer
van oppervlaktewater aan op te dragen. Dit
is in strijd met de werkelijkheid. De minister-
is zelfs van oordeel dat niet zonder meer
kan worden gesteld dat de waterschappen
zouden moeten worden aangemerkt als de
meest geschikte organen voor de taak van de
kwalitatieve waterbeheersing. Het lijkt er op
dat G.S. er de voorkeur aan geven, dat niet
alle mogelijkheden worden onderzocht, om
dan maar aan de waterschappen te delegeren.
De gemakkelijkste weg of de weg van de
minste weerstand.
Onze fraktie is een andere mening toe
gedaan. Vooral bij een zo belangrijk onder
werp als het onderhavige, dienen alle voor-
en nadelen, benevens de-demokratische tot
stand gekomen colleges van uitvoering bij
het onderzoek betrokken te worden. Ook de
deskundigheid van het uitvoerend lichaam
speelt een grote, zo niet de grootste rol.
In tegenstelling tot de waterschappen zijn
juist de gemeenten meer deskundig, omdat
deze al enige jaren ervaring hebben met
waterzuivering.
Wat de demokratische samenstelling van
de waterschapsbesturen betreft, deze zijn
gekozen door een kleine groep grondbezit
ters en de burgerij, die mee moet betalen,
heeft geen stem in het kapittel. En dat vin
den we onaanvaardbaar. De grootste ver
vuiler en praktisch geen invloed in de or
ganisatie is ondemocratisch.
Veel grotere invloed van de gemeente is
een voorwaarde en die is met de huidige
procedure bij het samenstellen van de water
schapsbesturen niet te verwezenlijken. Van
daar dat we voorstander zijn van een zui
veringschap. Dit is trouwens al mogelijk
gemaakt door de wijziging van de wet ge
meenschappelijke regelingen 1966.
De vereniging van Nederlandse Gemeen
ten meent ook, dat de bestuurssamenstelling
zodanig moet zijn, dat de vervuilers, en dus
de betalers in voldoende mate vertegen
woordigd zijn. Het is wenselijk, dat bij
verdere uitwerking van de te treffen maat
regelen de gemeenten in ruime mate ver
tegenwoordigd zijn.
Voor een waterschap is het een nieuwe
taak waarop men niet is ingesteld. We plei
ten voor een instantie die zich alleen met
de zuivering bezig houden kan cn die daar
voor wel is ingesteld. Met nadruk verklaren
we niet te twijfelen aan de integriteit van
de besturen der waterschappen en aan de
deskundigheid op het terrein waar ze werk
zaam zijn. We distantiëren ons dan ook van
de uitlatingen in een circulaire van het
aktiecomité „Open Oosterschelde".
Alleen de totale ontbreking van inspraak
door de grootste vervuiler die wel mag mee
betalen maar niet mag meebeslissen, de
volledige inbreng van dc vertegenwoordigers
van het gebouwd, hebben ons doen besluiten
de voorkeur te geven aan een zuiveringschap.
Hierna komt De Smit aan het woord met
het volgende:
Allereerst geloof ik niet, dat de water
schappen de juiste organen zijn om de func
tie van waterzuivering toe te delen.
Kwantiteit en kwalitatieve beheersing zijn
aparte begrippen en vooral de kwaliteits
beheersing eist grote deskundigheid, die toch
elders ingeroepen moet worden, daar mijns
inziens het waterschap er niet over beschikt.
Het waterschan is en zal voorzeker een be
langengroep blijven.
Het „wij onderhandelen met u, over u
en zonder u" is verleden tijd. Trouwens al
lerlei zaken zullen met dit waterzuiverings
lichaam te maken krijgen, zoals kostenver
deling, eventueel vestigen van nieuwe of an
dersoortige bedrijven, zal van de beoordeling
van het te vormen zuiveringschap afhangen.
Een democratische vorm van opzet is daar
om zeer gewenst. Voor mij is tot op heden,
zover ik kan beoordelen, de conclusie:
DONDERDAG 15 MAART
VRIJDAG 16 MAART
ZATERDAG 17 MAART
WIJ TONEN IN ONS BEDRIJF ALLE OPEL-MODELLEN 1973
O.A. KADETT - ASCONA - MANTA - REKORD
'X\
Een groot zuiveringschap kan pas opti
maal functioneren. Daarin zullen sterk in
moeten zijn vertegenwoordigd de gemeenten
met daarnaast vertegenwoordigers van direct
belanghebbenden. De zuiveringschappen, als
die provinciaal gevormd worden, zullen on
derling met andere provinciale of geweste
lijke schappen behoorlijk contact moeten
hebben. Het op hoog niveau kunnen onder
handelen met diverse instanties is een niet
te onderschatten belangrijke zaak.
Ik vraag me ook af of straks deze zaken
niet ondergebracht zullen worden bij een
te vormen ministerie van milieuzaken.
Van der Maas heeft op de toelichting van
b. en w. het volgende te zeggen:
In uw laatste zin voor de ondertekening
stelt u dat u naar aanleiding van uw op
merkingen gaarne onze mening kenbaar ge
maakt wilt zien.
Temeer omdat ik banden heb met dc
waterschapswereld en met het waterschap
waarin deze gemeente ligt, in het bijzonder,
zou ik er in dit stadium prijs op stellen
niet in het openbaar over deze materie
te spreken. Mijn woorden zouden zo gauw
kunnen worden begrepen als te zijn gezegd
door iemand die voor eigen parochie preekt.
Waar echter uw nota naar mijn mening
wel veel vragen oproept, maar toch ook
blijk geeft van een bepaald „niet weten hoe
het zit", acht ik het toch gewenst u een
aantal opmerkingen te doen toekomen die
wellicht u een juistere mening kunnen laten
vormen.
Vele malen hebt u het woord „bedenking"
en het woord „twijfel" gebruikt. Deze woor
den komen wel erg veel in uw nota voor en
ik vraag me af of de oorzaak niet moet
worden gezocht in uw uitlating zoals u die
weergeeft in de eerste alinea op blz. 4:
„Moeten de gemeenten geheel buiten spel
worden gezet, zoals in de opzet van Gedepu
teerde Staten is geschied."
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken
dat het daarom draait zowel bij u als bij
verschillende anderen die twijfels over de
voorstellen van Gedeputeerde Staten heb
ben. Het gaat echter niet om gemeentebe
langen, het gaat in deze om het gehele leef
gebied en om de belangen van de inwoners
privé.
Ik wil graag uw nota op de voet volgen.
Op blz. 1 stelt u dat de provincie de be
treffende taak heeft opgedragen gekregen;
deze taak kan worden gedelegeerd aan an
dere lichamen. U moet uw standpunt ken
baar maken aan Gedeputeerde Staten gelet
op de datum voor de indiening ervan wordt
deze materie hier wel zeer laat behandeld.
U beticht het college van Gedeputeerde
Staten van onvolledige voorlichting, daar
aan de verschillende oplossingen behalve
die van hun voorstel geen woord wordt
gespendeerd. Met deze laatste opmerking
doet u naar mijn mening de waarheid wat
geweld aan, hoewel inderdaad de oplossin
gen niet zijn uitgewerkt. Gedeputeerde Sta
ten wensen het kwaliteits- en het kwanti-
teitsbeheer in een hand te brengen.
Als oplossing zijn mogelijk: le. de pro
vincie voert de taak zelf uit. 2e. er worden
enkele zuiveringschappen geformeerd. 3e de
taak wordt aan de waterschappen opge
dragen.
Indien de provincie de taak uitvoert, hoe
zal dat dan in zijn werk gaan? De bestuurs
laag provincie zal dan beslissen hoe gewerkt
wordt. Behalve bij lozing op rijkswater zal
de zuiveraar zichzelf moeten controleren.
In de praktijk zal men uiteraard mede
gelet op de waterstaatkundige begrenzingen
in een soort districtenstelsel de taak uit
voeren. Met uitzondering van Zeeuws-Vlaan-
deren zouden die destricten zeer waarschijn
lijk samen moeten vallen met de huidige
waterschappen.
Naar alle waarschijnlijkheid zal de pro
vincie voor de technologische aspecten een
dienst met één laboratorium instellen. De
provincie zal voorts een personeelsdienst
voor de exploitatie van de zuiveringen in
stellen dan wel de bediening daarvan en de
bemonsteringen kunnen laten uitvoeren door
bijvoorbeeld die waterschappen die met de
districten samenvallen.
Als men vorenstaande oplossing niet kiest,
dan zou men een of meerdere zuivering
schappen kunnen instellen. Eén zuivering
schap benadert wel zeer de vorige oplossing,
met uitzondering van de controle bevoegd
heden. Het zuiveringschap zou verantwoor
delijkheden uitvoeren onder toezicht van de
provincie. Ook het zuiveringschap zou een
laboratorium exploiteren en het zal weer
met als uitgangspunt de waterstaatkundige
toestand in Zeeland met een soort dis
trictenstelsel, het beheer moeten uitvoeren.
Uitgaande van de veronderstelling, dat
meerdere bijvoorbeeld drie zuivering
schappen worden ingesteld, dan zouden zich
hiervoor lenen: le. Zeeuws-Vlanaderen; 2e.
Midden-Zeeland, te weten de Bevelanden
en Walcheren; 3e Noord-Zeeland, zijnde
Schouwen-Duiveland, Tholen en St. Philips-
land. Beziet men de werking van deze op
lossing, dan is weer een goede controle
mogelijk. Gevormd zullen worden of drie of
één technologische dienst met drie of één
laboratia.
Niet onwaarschijnlijk is dat men beheers-
technisch binnen zo'n zuiveringschap met als
voorbeeld Midden-Zeeland een soort distric
ten zal vormen zoals reeds eerder genoemd.
Het zuiveringschap het zij u niet ont
houden is volgens de wet cn zoals het
gereglementeerd moet worden een water
schap in de meest zuivere zin, n.l. een wa
terschap met één taak.
Beide voorgeschetste oplossingen hebben
één belangrijk nadeel: het kwantitatieve en
het kwalitatieve beheer van het oppervlakte
water is niet in dezelfde hand. Zowel Ge
deputeerde Staten, als de ministers als de
deskundigen van hogere orde achten dit
het meest gewenst. Het moet u naar ik
aanneem wel duidelijk zijn, dat de kwan
titatieve beheerder veel kan bijdragen tot
een betere gemiddelde kwaliteit van het
water.
Als u en deze overweging en datgene wat
is te zeggen over de beide oplossingen pro
vincie en zuiveringschap(pen) overweegt,
dan kunt u wellicht meer begrip opbrengen
voor de idee van Gedeputeerde Staten de
taak aan de bestaande Zeeuwse water
schappen op te dragen. De zorg voor de
waterkwaliteit wordt dan gelegd bij de be
heerder van het water.
Uiteraard hadden de bewindslieden bij
de behandeling van de betreffende wet res
tricties over de mogelijkheid de taak op te
dragen aan de bestaande waterschappen. U
citeert deze o.a. op blz. 2. Deze restricties
golden met name die provincies waar nog
vele tientallen en soms enkele honderden
waterschappen van zeer kleine omvang aan
wezig waren.
Het ware wenselijk dat l?et waterschap,
waarin deze gemeente ligt, ca. 50% groter
zou zijn. Dan nog bleef een overzichtelijk
waterschap aanwezig en was het draagvlak
wat groter. Niettemin slaan m.i. zeer bepaald
de restricties van de bewindslieden niet op
de Zeeuwse situatie. Uiteraard is hier recent
een belangrijke concentratie doorgevoerd.
De waterstaatkundige begrenzingen zijn
hierbij vooral bepalend geweest voor de
omvang van de gevormde waterschappen.
In dit licht bezien meen ik dat Gedepu
teerde Staten inderdaad kunnen stellen, dat
de minister van verkeer en waterstaat van
oordeel is, dat de waterschappen de meest
aangewezen organen zijn om het actieve
zuiveringsbeheer van het oppervlaktewater
uit te voeren. Het lijkt me toch ook wel
erg dubieus dat u concludeert dat Gede
puteerde Staten de weg van de minste weer
stand hebben gekozen, zoals u op blz. 3
doet. U mag toch veronderstellen dat ook
beide eerdergenoemde oplossingen door Ge
deputeerde Staten zijn overwogen. Ik meen
zelfs, dat dit toch in de loop van de tijd
al wel uit perspublicaties is gebleken.
Gedeputeerde Staten hebben de materie
zodanig overwogen, dat ze de waterschap
oen de aangewezen instanties achten; voor
het technologisch aspect stellen zij aan die
zelfde waterschappen een eis, nl. dit ge
deelte van de taak dient gezamenlijk te
worden georganiseerd.
Op blz. 3 maakt u nog een opmerking
over de specifieke deskundigheid. Daarbij
stelt u dat u van mening bent dat deze.
zo er in Zeeland sprake van is, niet bij de
waterschappen maar wel bij de gemeenten
aanwezig is. Uw mening is hier onjuist;
beide instellingen hebben technici welke op
dit punt een deskundigheid bezitten; in
beide gevallen is ook sprake van een beper
king, nl. op het technologische vlak. Uw
veronderstelling is in feite een soort onder
waardering van de Zeeuwse waterschappen.
Het feit dat u en met u nog een aantal
gemeentebesturen zich in feite wantrouwig
opstelt tegenover de Zeeuwse waterschappen
acht ik met name een teleurstellend gebaar.
Als u al geen juist inzicht hebt kunnen
verkrijgen, waarom hebt u dan niet aan
Gedeputeerde Staten of aan anderen om
nadere informatie gevraagd.
Of moet werkelijk worden aangenomen
dat, zoals u op blz. 4 stelt, u bezorgd bent,
dat de gemeenten „buiten spel" worden
gezet, en is hierin de oorzaak van alle twij
fel te zoeken? Ik hoop dat deze vraag niet
bevestigend moet worden beantwoord.
Bij de oplossing van Gedeputeerde Staten
staan inderdaad de gemeenten terzijde; ech
ter de vervuiler kan in de besturen worden
gekozen. Inderdaad heeft bij een waterschap
de belanghebbende actief en passief kies
recht zij het overigens dan nog binnen
zekere grenzen. Waar echter iedere bewoner
straks belanghebbende is, moet ook juist die
bewoner zijn geluid kunnen laten klinken.
Dit zou bijvoorbeeld door verkiezingen mo
gelijk zijn. Als dat zo is, dan is de gemeente
inderdaad geen partij. Het is uiteraard mo
gelijk om de raad der gemeenten personen
te doen aanwijzen die de bestuurszetels be
zetten. Bepaald onjuist is hierbij de ver
onderstelling dat de gemeente die namens
de vervuilers moet bezetten.
Voor het overige zij opgemerkt, dat alle
waterschapsbestuurders of zij nu als
vervuilers zitten of uit anderen hoofde
allen vervuilers zijn en in dit opzicht deze
belangen mee zullen wensen te behartigen.
In de diverse waterschapsbesturen hebben
gemeentelijke vertegenwoordigers zitting.
Beseft dient te worden dat zij hun zetel
steeds bezetten als veregenwoordiger van
het gebouwde eigendom en nimmer namens
de gemeente. Zij dienen voor alle gebouwd
in hun district en breder nog zoals ook
overigens gebruikelijk is voor het water
schap te zitten.
Op de blz. 4 en 5 geeft u dan aan dat
u de zetelverdeling onjuist acht. U zou naar
ik heb opgemerkt de vervuilers sterker wil
len doen vertegenwoordigen. Het zij zo, u
moet nogmaals herhaal ik dit toch
wel veronderstellen dat ook de huidige soort
waterschapsbestuurders met zorgvuldigheid
aandacht aan de zuiveringstaak zal willen
geven. In de eerste plaats omdat de be
stuurders trachten de hen opgedragen taken
naar behoren te vervullen en in de tweede
plaats omdat zij in persoon allen vervuiler
zijn. Daarenboven moet u niet de zuive
ringstaak gaan verheffen tot de belangrijkste
waterschapstaak.
Ten tijde van de investeringen zal een be
langrijk bedrag worden gevergd, daarna zal
de exploitatie een eenvoudiger zaak zijn.
De lasten zullen voor een groot deel her
gevolg zijn van rente en aflossing.
De hoofdtaak van de waterschappen blijft
de waterkering; overigens volgen onmid
dellijk dc waterbeheersing en in dit gewest
de wegenzorg. Een onderdeel van die water
beheersing nu is de waterkwaliteitszorg.
Dit onderdeel is belangrijk, echter zijn de
oude taken niet minder belangrijk. Als dan
al de vervuiler één of meerdere speciale
plaatsen krijgt toegewezen, dan is daarmee
wel volledig recht gedaan aan zijn belangen.
De vraag kan nog gesteld worden of die
vervuiler bij aanpak door de provincie of
bii een zuiveringschap meer inbreng zou
hebben? Ik dacht dat het niet moeilijk is
deze vraag ontkennend te beantwoorden.
Ik heb in het vorenstaande getracht u te
informeren op dat gebied waar de nota
van het college m.i. te kort schiet. Ik heb
geen ondergraving gepleegd aan het instituut
remeentc. Deze instelling heeft een zeer
brede bijna allesomvattende taak,
welke zeer gevarieerd is. Nieuwe aspecten
worden in het algemeen aan het gemeentelijk
pakket toegevoegd, bijv. industrie en recrea
tie.
Het komt me echter voor dat u zich zon
der meer een verkeerd beeld had gevormd
toen u ook de waterzuivering als een onder
deel van de gemeentelijk taak of sfeer be
schouwde.
Nu ik zoveel van uw tijd heb gevergd,
wil ik u ook nog de mening doorgeven van
een zeer belangrijke deskundige op dit ge
bied, nl. prof. v. d. Linden, welke dezer da
gen een aantal belangwekkende uitspraken
heeft gedaan.
Evenals prof. Steenbeek, welke dezer da
gen in onze provincie was, is hij in deze
materie zeer goed thuis. Met mijn woorden
geef ik u zijn mening weer:
1. De taak van de waterkering, waterhuis
houding en waterkwaliteitsbeheer moeten in
één hand, de waterschapshand, worden ge
legd.
2. De betreffende waterschappen omvatten
het gehele boezem- of stroomgebied, of
eilanden, alles binnen één waterkerende ring
gelegen.
3. In gebieden waar deze taken binnen veel
kleine eenheden functioneren, moet men een
goede onderverdeling met bevoegdheden in
stellen.
4. Als te kleine all-round eenheden ontstaan,
dan moeten ze worden ondergebracht in
een groter geheel.
5. Waar aldus eenheden ontstaan die te
klein zijn voor bijv. technologie, moet voor
deze taak worden samengewerkt.
6. Afvalwaterzuivering moet worden bezien
in de fase dat alles klaargebouwd is; lood
zware technologische apparaten zijn over
bodig.
7. Er is een gevaar dat technici door hun
kennismonopolie beleidsbepalend gaan op
treden. Dit gevaar is groter bij grotere een
heden.
8. Voor het bevorderen van een goede coör
dinatie (en ook het saneringsplan) moet elke
provincie een goede technologische inbreng
hebben. Dit is niet het R.I.Z.A., dit adviseert
de Kroon.
9. In elke provincie moeten onder het pro
vinciaal apparaat minstens twee zuiverings
waterschappen en twee technologische dien
sten komen.
10. Waar zuiveringschappen zijn opgericht
die los staan of waar provincies de taak zelf
uitvoeren, moet dit een tijdelijke zaak zijn
en moet de taak tezijnertijd aan goede wa
terschappen worden overgedragen.
De lezing van prof. v. d. Linden zal bin
nenkort wel in de vakpers verschijnen, maar
ik meende dat het nu wel juist en belangrijk
was u hierop te wijzen, zij het nogmaals,
aan de hand van mijn aantekeningen.
Voorzitter, ik hoop dat u allen zich een
mening kunt vormen.
Door een late toevloed van advertenties
moeten zeer tot onze spijt een aantal
berichten en het slot van de raadsvergade
ring van Kortgene tot het volgend nummer
blijven overstaan.
De uitgever.