1973 OPEL VOORJAARSSHOW Vervolg raadsvergadering Kortgene zou inhouden, dat de vervuiler, degene die betaalt en dat wordt vrijwel iedereen, te maken krijgt met een lichaam, waarin hij nog een heel klein beetje mag meepraten (tenslotte vormt hij slechts de minderheid in de besturen!) dat hem in het geheel niet aanspreekt en waar in hoofdzaak wordt gesproken over zaken die hem niet interes seren, zoals zeewaterkering, beheersing van de kwantiteit van het polderwater, beheer cn onderhoud van wegen, e.d. Wij vragen ons af of dit nu zo'n goede oplossing is. Immers de vervuilers, die straks zeer aanzienlijke bedragen per persoon moe ten gaan opbrengen, zouden toch wel recht hebben op een lichaam, dat zich voor 100% inzet voor de zuivering van water. Wanneer we bedenken, dat in 1966 de wet gemeenschappelijke regelingen zo is gewij zigd, dat voortaan ook gemeenschappelijke regelingen tussen gemeenten en waterschap pen mogelijk zijn, waardoor de deur wagen wijd openstaat voor een zuiveringschap, moeten wij ons weer afvragen: waarom niet gezocht naar een betere opzet dan dc huidige? Zoals u in het bovenstaande ongetwijfeld onmiddellijk is opgevallen is er in de voor gestelde opzet geen plaats ingeruimd voor de vertegenwoordigers van de gemeenten, die toch op het onderhavige terrein de pio niers van het eerste uur zijn geweest. Ligt een zuiveringschap niet meer voor de hand? Ongetwijfeld zullen hieraan zowel na- als voordelen verbonden zijn. Als evidente voordelen zien we het volgende: a. Het is mogelijk een sterk zuivering schap voor de hele provincie te maken. In dat zuiveringschap /zullen vertegenwoordigers van o.m. waterschap en gemeente zitting hebben. De door de gemeente afgevaardigde vertegenwoordigers zijn aangewezen door de gemeenteraad, een orgaan, dat in directe verkiezingen door alle burgers is gekozen en niet door alleen hen die bepaalde belan gen hebben, zoals bij het waterschap. Hier mee is naar onze mening wellicht een gro tere mate van democratie gewaarborgd. In dit verband zij opgemerkt, dat gede puteerde staten de schaal van Zeeland zo gering achten evenals de meeste gemeen tebesturen dat zij liever geen gewesten of als het moet één gëwest zouden zien. Uitgaande van dit standpunt ligt één sterk zuiveringschap wel zeer voor de hand. b. Een zuiveringschap heeft slechts één taak en niet zoals de voorgestelde water schappen „nieuwe stijl" meerdere taken (oude waterschapstaak en zuivering). Als het meest voor de hand liggend be zwaar tegen een zuiveringschap zou kunnen worden geopperd: alweer een bestuursin- stantie. Dat is inderdaad waar, maar be dacht dient te worden, dat er geen nieuwe bestuurslaag wordt gevormd. Immers het waterschap is ook een bestuursinstatie die niet in de kolom rijk, provincie, gemeente voorkomt, maar er naast staat. Een andere oplossing zou zijn, dat de pro vincie in verband met de geringe schaal de taak in het geheel niet delegeert, maar die door haar eigen diensten (provinciale wa terstaat?) doet uitvoeren. Ook hier is er dan weer sprake van, dat binnen één dienst meerdere belangen behartigd moeten wor den, die beslist niet parallel hoeven te lo pen. Ook hier zou de vertegenwoordiging van de vervuiler, de betaler, niet gewaar borgd zijn. In het bovenstaande hebben we vragen nesteld en vage suggesties gedaan. Het is niet aan ons om een gedetailleerde oplossing aan te bieden. Wij benaderen de stof op deze manier om u een inzicht te geven van de twijfels die bij ons ten aanzien van de door gede puteerde staten gewenste opzet zijn gerezen. Waarom niet meer invloed van de ver vuiler? Waarom niet een lichaam, dat zich voor de volle 100% kan wijden aan die ene belangrijke taak? Waarom geen regeling waarbij de gemeenten meer invloed, waar zij naar ons oordeel op grond van de ge groeide situatie bepaald recht op hebben, kunnen uitoefenen? En vooral: waarom een zo eenzijdige benadering van het provinciaal bestuur? Waarom geen uiteenzetting van de andere mogelijkheden, het voor en na ervan? In dat licht achten wij het voorstel be paald onbevredigend. Wij zullen het zeer op prijs stellen, indien u aan de hand van onze opmerkingen uw mening kenbaar wilt maken. Burgemeester en wethouders. Bij de presentatie van bovenstaande, wil de voorzitter onderstrepen, dat dit zéér be slist niet gezien moet worden als een aanval op het oude waterschap. Wij vinden dat het oude waterschap haar taak altijd goed heeft vervuld en nog steeds. Alleen, wij zijn tegen de nieuwe taak, die haar opgelegd zal worden. De basis van de nota is: G.S. zien in hun voorstel alleen het waterschap, ze noemen alleen maar voordelen en geen enkel nadeel. Er is geen enkel alternatief Zo ook prof. Steenbeek vorige week in De Prins van Oranje te Goes. Nogmaals peen enkele wanklank tegen over het waterschap. Maar de zuivering is een uiterst belangrijke zaak. Ook een kost bare zaak. Omdat ze ingewikkeld is. De voorzitter zegt dat er voor Noord-Beveland een enorm zware taak staat te wachten en vraagt zich af of dit voor het waterschap wel een welkome taak zal zijn. Hij wil hier achter een groot vraagteken plaatsen. Bo vendien vraagt hij zich af: is de basis wel breed genoeg? Hierna verkrijgt Welleman het woord, die het volgende zegt: Om te beginnen zijn we erkentelijk voor de duidelijke nota die het college over dit onderwerp heeft opgesteld. We zien hier bijv., dat G.S. de voorkeur geven aan de waterschappen. Ieder heeft het recht zijn mening bekend te maken, maar als G.S. zeggen, dat de minister van ver keer cn waterstaat van oordeel is dat de waterschappen de meest aangewezen orga nen zijn om het aktieve zuiveringsbehcer van oppervlaktewater aan op te dragen. Dit is in strijd met de werkelijkheid. De minister- is zelfs van oordeel dat niet zonder meer kan worden gesteld dat de waterschappen zouden moeten worden aangemerkt als de meest geschikte organen voor de taak van de kwalitatieve waterbeheersing. Het lijkt er op dat G.S. er de voorkeur aan geven, dat niet alle mogelijkheden worden onderzocht, om dan maar aan de waterschappen te delegeren. De gemakkelijkste weg of de weg van de minste weerstand. Onze fraktie is een andere mening toe gedaan. Vooral bij een zo belangrijk onder werp als het onderhavige, dienen alle voor- en nadelen, benevens de-demokratische tot stand gekomen colleges van uitvoering bij het onderzoek betrokken te worden. Ook de deskundigheid van het uitvoerend lichaam speelt een grote, zo niet de grootste rol. In tegenstelling tot de waterschappen zijn juist de gemeenten meer deskundig, omdat deze al enige jaren ervaring hebben met waterzuivering. Wat de demokratische samenstelling van de waterschapsbesturen betreft, deze zijn gekozen door een kleine groep grondbezit ters en de burgerij, die mee moet betalen, heeft geen stem in het kapittel. En dat vin den we onaanvaardbaar. De grootste ver vuiler en praktisch geen invloed in de or ganisatie is ondemocratisch. Veel grotere invloed van de gemeente is een voorwaarde en die is met de huidige procedure bij het samenstellen van de water schapsbesturen niet te verwezenlijken. Van daar dat we voorstander zijn van een zui veringschap. Dit is trouwens al mogelijk gemaakt door de wijziging van de wet ge meenschappelijke regelingen 1966. De vereniging van Nederlandse Gemeen ten meent ook, dat de bestuurssamenstelling zodanig moet zijn, dat de vervuilers, en dus de betalers in voldoende mate vertegen woordigd zijn. Het is wenselijk, dat bij verdere uitwerking van de te treffen maat regelen de gemeenten in ruime mate ver tegenwoordigd zijn. Voor een waterschap is het een nieuwe taak waarop men niet is ingesteld. We plei ten voor een instantie die zich alleen met de zuivering bezig houden kan cn die daar voor wel is ingesteld. Met nadruk verklaren we niet te twijfelen aan de integriteit van de besturen der waterschappen en aan de deskundigheid op het terrein waar ze werk zaam zijn. We distantiëren ons dan ook van de uitlatingen in een circulaire van het aktiecomité „Open Oosterschelde". Alleen de totale ontbreking van inspraak door de grootste vervuiler die wel mag mee betalen maar niet mag meebeslissen, de volledige inbreng van dc vertegenwoordigers van het gebouwd, hebben ons doen besluiten de voorkeur te geven aan een zuiveringschap. Hierna komt De Smit aan het woord met het volgende: Allereerst geloof ik niet, dat de water schappen de juiste organen zijn om de func tie van waterzuivering toe te delen. Kwantiteit en kwalitatieve beheersing zijn aparte begrippen en vooral de kwaliteits beheersing eist grote deskundigheid, die toch elders ingeroepen moet worden, daar mijns inziens het waterschap er niet over beschikt. Het waterschan is en zal voorzeker een be langengroep blijven. Het „wij onderhandelen met u, over u en zonder u" is verleden tijd. Trouwens al lerlei zaken zullen met dit waterzuiverings lichaam te maken krijgen, zoals kostenver deling, eventueel vestigen van nieuwe of an dersoortige bedrijven, zal van de beoordeling van het te vormen zuiveringschap afhangen. Een democratische vorm van opzet is daar om zeer gewenst. Voor mij is tot op heden, zover ik kan beoordelen, de conclusie: DONDERDAG 15 MAART VRIJDAG 16 MAART ZATERDAG 17 MAART WIJ TONEN IN ONS BEDRIJF ALLE OPEL-MODELLEN 1973 O.A. KADETT - ASCONA - MANTA - REKORD 'X\ Een groot zuiveringschap kan pas opti maal functioneren. Daarin zullen sterk in moeten zijn vertegenwoordigd de gemeenten met daarnaast vertegenwoordigers van direct belanghebbenden. De zuiveringschappen, als die provinciaal gevormd worden, zullen on derling met andere provinciale of geweste lijke schappen behoorlijk contact moeten hebben. Het op hoog niveau kunnen onder handelen met diverse instanties is een niet te onderschatten belangrijke zaak. Ik vraag me ook af of straks deze zaken niet ondergebracht zullen worden bij een te vormen ministerie van milieuzaken. Van der Maas heeft op de toelichting van b. en w. het volgende te zeggen: In uw laatste zin voor de ondertekening stelt u dat u naar aanleiding van uw op merkingen gaarne onze mening kenbaar ge maakt wilt zien. Temeer omdat ik banden heb met dc waterschapswereld en met het waterschap waarin deze gemeente ligt, in het bijzonder, zou ik er in dit stadium prijs op stellen niet in het openbaar over deze materie te spreken. Mijn woorden zouden zo gauw kunnen worden begrepen als te zijn gezegd door iemand die voor eigen parochie preekt. Waar echter uw nota naar mijn mening wel veel vragen oproept, maar toch ook blijk geeft van een bepaald „niet weten hoe het zit", acht ik het toch gewenst u een aantal opmerkingen te doen toekomen die wellicht u een juistere mening kunnen laten vormen. Vele malen hebt u het woord „bedenking" en het woord „twijfel" gebruikt. Deze woor den komen wel erg veel in uw nota voor en ik vraag me af of de oorzaak niet moet worden gezocht in uw uitlating zoals u die weergeeft in de eerste alinea op blz. 4: „Moeten de gemeenten geheel buiten spel worden gezet, zoals in de opzet van Gedepu teerde Staten is geschied." Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het daarom draait zowel bij u als bij verschillende anderen die twijfels over de voorstellen van Gedeputeerde Staten heb ben. Het gaat echter niet om gemeentebe langen, het gaat in deze om het gehele leef gebied en om de belangen van de inwoners privé. Ik wil graag uw nota op de voet volgen. Op blz. 1 stelt u dat de provincie de be treffende taak heeft opgedragen gekregen; deze taak kan worden gedelegeerd aan an dere lichamen. U moet uw standpunt ken baar maken aan Gedeputeerde Staten gelet op de datum voor de indiening ervan wordt deze materie hier wel zeer laat behandeld. U beticht het college van Gedeputeerde Staten van onvolledige voorlichting, daar aan de verschillende oplossingen behalve die van hun voorstel geen woord wordt gespendeerd. Met deze laatste opmerking doet u naar mijn mening de waarheid wat geweld aan, hoewel inderdaad de oplossin gen niet zijn uitgewerkt. Gedeputeerde Sta ten wensen het kwaliteits- en het kwanti- teitsbeheer in een hand te brengen. Als oplossing zijn mogelijk: le. de pro vincie voert de taak zelf uit. 2e. er worden enkele zuiveringschappen geformeerd. 3e de taak wordt aan de waterschappen opge dragen. Indien de provincie de taak uitvoert, hoe zal dat dan in zijn werk gaan? De bestuurs laag provincie zal dan beslissen hoe gewerkt wordt. Behalve bij lozing op rijkswater zal de zuiveraar zichzelf moeten controleren. In de praktijk zal men uiteraard mede gelet op de waterstaatkundige begrenzingen in een soort districtenstelsel de taak uit voeren. Met uitzondering van Zeeuws-Vlaan- deren zouden die destricten zeer waarschijn lijk samen moeten vallen met de huidige waterschappen. Naar alle waarschijnlijkheid zal de pro vincie voor de technologische aspecten een dienst met één laboratorium instellen. De provincie zal voorts een personeelsdienst voor de exploitatie van de zuiveringen in stellen dan wel de bediening daarvan en de bemonsteringen kunnen laten uitvoeren door bijvoorbeeld die waterschappen die met de districten samenvallen. Als men vorenstaande oplossing niet kiest, dan zou men een of meerdere zuivering schappen kunnen instellen. Eén zuivering schap benadert wel zeer de vorige oplossing, met uitzondering van de controle bevoegd heden. Het zuiveringschap zou verantwoor delijkheden uitvoeren onder toezicht van de provincie. Ook het zuiveringschap zou een laboratorium exploiteren en het zal weer met als uitgangspunt de waterstaatkundige toestand in Zeeland met een soort dis trictenstelsel, het beheer moeten uitvoeren. Uitgaande van de veronderstelling, dat meerdere bijvoorbeeld drie zuivering schappen worden ingesteld, dan zouden zich hiervoor lenen: le. Zeeuws-Vlanaderen; 2e. Midden-Zeeland, te weten de Bevelanden en Walcheren; 3e Noord-Zeeland, zijnde Schouwen-Duiveland, Tholen en St. Philips- land. Beziet men de werking van deze op lossing, dan is weer een goede controle mogelijk. Gevormd zullen worden of drie of één technologische dienst met drie of één laboratia. Niet onwaarschijnlijk is dat men beheers- technisch binnen zo'n zuiveringschap met als voorbeeld Midden-Zeeland een soort distric ten zal vormen zoals reeds eerder genoemd. Het zuiveringschap het zij u niet ont houden is volgens de wet cn zoals het gereglementeerd moet worden een water schap in de meest zuivere zin, n.l. een wa terschap met één taak. Beide voorgeschetste oplossingen hebben één belangrijk nadeel: het kwantitatieve en het kwalitatieve beheer van het oppervlakte water is niet in dezelfde hand. Zowel Ge deputeerde Staten, als de ministers als de deskundigen van hogere orde achten dit het meest gewenst. Het moet u naar ik aanneem wel duidelijk zijn, dat de kwan titatieve beheerder veel kan bijdragen tot een betere gemiddelde kwaliteit van het water. Als u en deze overweging en datgene wat is te zeggen over de beide oplossingen pro vincie en zuiveringschap(pen) overweegt, dan kunt u wellicht meer begrip opbrengen voor de idee van Gedeputeerde Staten de taak aan de bestaande Zeeuwse water schappen op te dragen. De zorg voor de waterkwaliteit wordt dan gelegd bij de be heerder van het water. Uiteraard hadden de bewindslieden bij de behandeling van de betreffende wet res tricties over de mogelijkheid de taak op te dragen aan de bestaande waterschappen. U citeert deze o.a. op blz. 2. Deze restricties golden met name die provincies waar nog vele tientallen en soms enkele honderden waterschappen van zeer kleine omvang aan wezig waren. Het ware wenselijk dat l?et waterschap, waarin deze gemeente ligt, ca. 50% groter zou zijn. Dan nog bleef een overzichtelijk waterschap aanwezig en was het draagvlak wat groter. Niettemin slaan m.i. zeer bepaald de restricties van de bewindslieden niet op de Zeeuwse situatie. Uiteraard is hier recent een belangrijke concentratie doorgevoerd. De waterstaatkundige begrenzingen zijn hierbij vooral bepalend geweest voor de omvang van de gevormde waterschappen. In dit licht bezien meen ik dat Gedepu teerde Staten inderdaad kunnen stellen, dat de minister van verkeer en waterstaat van oordeel is, dat de waterschappen de meest aangewezen organen zijn om het actieve zuiveringsbeheer van het oppervlaktewater uit te voeren. Het lijkt me toch ook wel erg dubieus dat u concludeert dat Gede puteerde Staten de weg van de minste weer stand hebben gekozen, zoals u op blz. 3 doet. U mag toch veronderstellen dat ook beide eerdergenoemde oplossingen door Ge deputeerde Staten zijn overwogen. Ik meen zelfs, dat dit toch in de loop van de tijd al wel uit perspublicaties is gebleken. Gedeputeerde Staten hebben de materie zodanig overwogen, dat ze de waterschap oen de aangewezen instanties achten; voor het technologisch aspect stellen zij aan die zelfde waterschappen een eis, nl. dit ge deelte van de taak dient gezamenlijk te worden georganiseerd. Op blz. 3 maakt u nog een opmerking over de specifieke deskundigheid. Daarbij stelt u dat u van mening bent dat deze. zo er in Zeeland sprake van is, niet bij de waterschappen maar wel bij de gemeenten aanwezig is. Uw mening is hier onjuist; beide instellingen hebben technici welke op dit punt een deskundigheid bezitten; in beide gevallen is ook sprake van een beper king, nl. op het technologische vlak. Uw veronderstelling is in feite een soort onder waardering van de Zeeuwse waterschappen. Het feit dat u en met u nog een aantal gemeentebesturen zich in feite wantrouwig opstelt tegenover de Zeeuwse waterschappen acht ik met name een teleurstellend gebaar. Als u al geen juist inzicht hebt kunnen verkrijgen, waarom hebt u dan niet aan Gedeputeerde Staten of aan anderen om nadere informatie gevraagd. Of moet werkelijk worden aangenomen dat, zoals u op blz. 4 stelt, u bezorgd bent, dat de gemeenten „buiten spel" worden gezet, en is hierin de oorzaak van alle twij fel te zoeken? Ik hoop dat deze vraag niet bevestigend moet worden beantwoord. Bij de oplossing van Gedeputeerde Staten staan inderdaad de gemeenten terzijde; ech ter de vervuiler kan in de besturen worden gekozen. Inderdaad heeft bij een waterschap de belanghebbende actief en passief kies recht zij het overigens dan nog binnen zekere grenzen. Waar echter iedere bewoner straks belanghebbende is, moet ook juist die bewoner zijn geluid kunnen laten klinken. Dit zou bijvoorbeeld door verkiezingen mo gelijk zijn. Als dat zo is, dan is de gemeente inderdaad geen partij. Het is uiteraard mo gelijk om de raad der gemeenten personen te doen aanwijzen die de bestuurszetels be zetten. Bepaald onjuist is hierbij de ver onderstelling dat de gemeente die namens de vervuilers moet bezetten. Voor het overige zij opgemerkt, dat alle waterschapsbestuurders of zij nu als vervuilers zitten of uit anderen hoofde allen vervuilers zijn en in dit opzicht deze belangen mee zullen wensen te behartigen. In de diverse waterschapsbesturen hebben gemeentelijke vertegenwoordigers zitting. Beseft dient te worden dat zij hun zetel steeds bezetten als veregenwoordiger van het gebouwde eigendom en nimmer namens de gemeente. Zij dienen voor alle gebouwd in hun district en breder nog zoals ook overigens gebruikelijk is voor het water schap te zitten. Op de blz. 4 en 5 geeft u dan aan dat u de zetelverdeling onjuist acht. U zou naar ik heb opgemerkt de vervuilers sterker wil len doen vertegenwoordigen. Het zij zo, u moet nogmaals herhaal ik dit toch wel veronderstellen dat ook de huidige soort waterschapsbestuurders met zorgvuldigheid aandacht aan de zuiveringstaak zal willen geven. In de eerste plaats omdat de be stuurders trachten de hen opgedragen taken naar behoren te vervullen en in de tweede plaats omdat zij in persoon allen vervuiler zijn. Daarenboven moet u niet de zuive ringstaak gaan verheffen tot de belangrijkste waterschapstaak. Ten tijde van de investeringen zal een be langrijk bedrag worden gevergd, daarna zal de exploitatie een eenvoudiger zaak zijn. De lasten zullen voor een groot deel her gevolg zijn van rente en aflossing. De hoofdtaak van de waterschappen blijft de waterkering; overigens volgen onmid dellijk dc waterbeheersing en in dit gewest de wegenzorg. Een onderdeel van die water beheersing nu is de waterkwaliteitszorg. Dit onderdeel is belangrijk, echter zijn de oude taken niet minder belangrijk. Als dan al de vervuiler één of meerdere speciale plaatsen krijgt toegewezen, dan is daarmee wel volledig recht gedaan aan zijn belangen. De vraag kan nog gesteld worden of die vervuiler bij aanpak door de provincie of bii een zuiveringschap meer inbreng zou hebben? Ik dacht dat het niet moeilijk is deze vraag ontkennend te beantwoorden. Ik heb in het vorenstaande getracht u te informeren op dat gebied waar de nota van het college m.i. te kort schiet. Ik heb geen ondergraving gepleegd aan het instituut remeentc. Deze instelling heeft een zeer brede bijna allesomvattende taak, welke zeer gevarieerd is. Nieuwe aspecten worden in het algemeen aan het gemeentelijk pakket toegevoegd, bijv. industrie en recrea tie. Het komt me echter voor dat u zich zon der meer een verkeerd beeld had gevormd toen u ook de waterzuivering als een onder deel van de gemeentelijk taak of sfeer be schouwde. Nu ik zoveel van uw tijd heb gevergd, wil ik u ook nog de mening doorgeven van een zeer belangrijke deskundige op dit ge bied, nl. prof. v. d. Linden, welke dezer da gen een aantal belangwekkende uitspraken heeft gedaan. Evenals prof. Steenbeek, welke dezer da gen in onze provincie was, is hij in deze materie zeer goed thuis. Met mijn woorden geef ik u zijn mening weer: 1. De taak van de waterkering, waterhuis houding en waterkwaliteitsbeheer moeten in één hand, de waterschapshand, worden ge legd. 2. De betreffende waterschappen omvatten het gehele boezem- of stroomgebied, of eilanden, alles binnen één waterkerende ring gelegen. 3. In gebieden waar deze taken binnen veel kleine eenheden functioneren, moet men een goede onderverdeling met bevoegdheden in stellen. 4. Als te kleine all-round eenheden ontstaan, dan moeten ze worden ondergebracht in een groter geheel. 5. Waar aldus eenheden ontstaan die te klein zijn voor bijv. technologie, moet voor deze taak worden samengewerkt. 6. Afvalwaterzuivering moet worden bezien in de fase dat alles klaargebouwd is; lood zware technologische apparaten zijn over bodig. 7. Er is een gevaar dat technici door hun kennismonopolie beleidsbepalend gaan op treden. Dit gevaar is groter bij grotere een heden. 8. Voor het bevorderen van een goede coör dinatie (en ook het saneringsplan) moet elke provincie een goede technologische inbreng hebben. Dit is niet het R.I.Z.A., dit adviseert de Kroon. 9. In elke provincie moeten onder het pro vinciaal apparaat minstens twee zuiverings waterschappen en twee technologische dien sten komen. 10. Waar zuiveringschappen zijn opgericht die los staan of waar provincies de taak zelf uitvoeren, moet dit een tijdelijke zaak zijn en moet de taak tezijnertijd aan goede wa terschappen worden overgedragen. De lezing van prof. v. d. Linden zal bin nenkort wel in de vakpers verschijnen, maar ik meende dat het nu wel juist en belangrijk was u hierop te wijzen, zij het nogmaals, aan de hand van mijn aantekeningen. Voorzitter, ik hoop dat u allen zich een mening kunt vormen. Door een late toevloed van advertenties moeten zeer tot onze spijt een aantal berichten en het slot van de raadsvergade ring van Kortgene tot het volgend nummer blijven overstaan. De uitgever.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1973 | | pagina 2