Frïetkultuur DE in West-Europa xbbess&br :r W. GOOSSEN vijfentwintig jaar in gemeentedienst te Kortgene TACHTIG JAAR GELEDEN BEGON DE MET ALLE GEVOLGEN VAN DIEN Als u in Nederland over aardappelen spreekt moet u wèl precies zeggen wat u bedoelt; eetaardappelen (vroege, middenvroege en late), pootaardappelen of fa brieksaardappelen. In 1931 teelden wij 105.800 ha eetaardappelen en 28.800 ha fabrieksaardapplen. Maar in 1971 was dat 85.100 ha eetaardappelen en 69.000 ha fabrieksaardappelen. Maar in 1971 wau een brok welvaart en techniek weerspie geld: wij eten veel minder aardappelen maar de bereiding van zetmeel en deri vaten daarvan neemt een steeds hogere vlucht. In de laatste jaren daalt het aardappelgebruik (per hoofd per jaar) niet meer. Dat komt doordat wij i.p.v. de gekookte of opgebakken pieper andere spullen steeds meer gaan eten: meer patates frites, meer chips, sticks en meer van die moderne hapjes. In 1950 at de Nederlander jaarlijks 120 kg aardap pelen. Thans eet hij er nog slechts 85 kg van en daarbij is dan 12 kg in de vorm van frites en chips. Van al die nieuwigheden wint de patate frite het met glans. Deze gebakken aardappelschijfjes beginnen hele slierten woorden in onze taal achter te laten. Dat noemt men de frietkuituur Het begon in 1892! De aardappel is afkomstig uit Zuid-Ameri- ka en is in de 16de eeuw hier ingevoerd. Het heeft tot de 18de eeuw geduurd eer de teelt werkelijk op grote schaal werd uit gevoerd. Tot in de vorige eeuw kende men slechts enkele bereidingswijzen: koken zon der of in de schil en opbakken van vooraf gekookte aardappelen. Daarnaast werden rauwe, geraspte aardappelen wel in allerlei gerechten verwerkt, evenals gekookte, maar daar hield het dan ook mee op. Hoe kwa men wij aan de friet? Het verhaal wil (en wordt bevestigd door de Vlaamse schrijver Emile Buysse) dat in 1885 een zakenman een restaurant in Rijsel binnenstapte en gebakken aardappelen be stelde. Toevallig was er geen boter aanwe zig en, wat nog erger was, er waren ook geen gekookte aardappelen voorradig, wél rauwe, geschilde. Even toevallig stond er een grote pot rundvet op het vuur en de kok sneed in arren moede de rauwe knollen in schijven en wierp ze in het kokende vet. Het resultaat was fantastisch want de aldus ge bakken aardappeltjes smaakten voorbeeldig. De klant wenste voortaan geen andere dan deze en nadat de schijfjes waren vervangen door reepjes was de friet geboren. Voorlopig was het echter nog slechts een Vlaamse hotel-restaurant-aangelegenheid. De gewone man kwam er niet aan toe, omdat voor het bakken zoveel vet nodig was en dan geen raapolie, boter of margarine maar rund- of paardenvet. Met andere woorden: je kon wel frites bakken maar dan moest je dat min of meer kontinu doen oftewel voor de grote massa. Anders loonde het niet om zoveel rundvet (thans nagenoeg waardeloos, toen duur!) te verhitten. Aldus ontstonden in het Vlaamse land de frietkarren. Dit wa ren een soort salonwagentjes, die je aan één zijde open kon slaan en waarin een grote pot rundvet verhit kon worden. Alle aardappelen moesten geschild, gewassen en met de hand gesneden worden. Heel uitje. In 1892 verschenen de eerste frietkarren op straat in het Vlaamse Brugge en dat is dan te beschouwen als het beginpunt. Er stond er een bij het station, zo vertelt Buysse en de koopman liet 's avonds de kar door zijn vrouw huiswaarts trekken. Een jaar later was er een ondernemende Brugge- naar, die een hondekar had omgebouwd tot frietkar, kompleet met komfoor en vetpot. Daarmee trok hij 's zondags naar Sluis om daar zijn kostje te verkopen. Dat was 2,5 uur gaans en als men twee franken (toen één gulden) verdiende was men blij! Tot aan de Eerste Wereldoorlog bleef de zaak een typisch Belgische aangelegenheid. Nergens in Zeeland, Brabant of Limburg, en evenmin in Frankrijk, trok de nieuwigheid veel belangstelling. Gebakken aardappelen kon men immers thuis voldoende eten! Waarvoor zou men dan toch zijn goede geld uitgeven aan een zakje frites waarbij men voor een of twee cent minder kreeg dan een kilo aardappelen? Er speelde nog iets anders mee, behalve de armoede. Het stond niet netjes om ergens aan een kar of kraam te staan eten! Van daar dat de frites wèl voortgang maakten in de restaurants maar niet op straat. Voorts had de Nederlander veel meer trek in vis of vlees, omdat hij thuis al genoeg zetmeel- rijke kost kreeg voorgezet. En zo duurde het tot in de dertiger jaren dat de eerste patates-friteskramen in Nederland versche nen: eerst in Zeeland, toen in Limburg, ver volgens in Brabant en naderhand ook boven de grote rivieren. Veel opgang maakten ze niet. Het duurde tot 1950 eer de friet haar zegetocht kon beginnen. Toen was er name lijk weer voldoende vet beschikbaar voor de bakkerij Bintjes. Intussen was er achter de schermen het een en ander gebeurd. Het aardappelras Bintje, in 1910 in de handel gebracht, bleek door zijn platte langwerpige vorm hèt ras voor de frites te zijn. Tot onuitsprekelijke vreugde van onze telers werd dit ras in Duitsland verboden en in België uitgeban nen (tot men inzag wat het waard was). Te genwoordig is 90 °/o van alle aardappelen in het zuidwesten Bintje. Echter ook de tech niek van bakken werd sterk verbeterd. Fa brieken wasten, schraapten en sneden de knollen. Die werden na 1955 zelfs voorge bakken en diepgevroren afgeleverd, zodat de man in de frietkraam ze maar even in het kokende vet hoeft te houden of ze zijn knappend bruin. Ook het vet werd ver beterd. Behalve rund- en paardevet bevat het thans ook plantaardige vetten. Moeten wij er blij om zijn of om huilen dat de frietkramen, de frietzaakjes, de friet zakjes en de hele frietkuituur er zo in ge komen zijn? Onze aardappeltelers vinden het een uitkomst omdat anders nog veel minder aardappels gegeten zouden worden. Uit een oogpunt van dieet bezien zijn velen niet zo gelukkig met de frites. Het spul bevat alleen wat zetmeel en vet, vrij wel geen vitaminen of mineralen. Voor uw lijn is het dus beslist niet aan te bevelen. Vele kinderen eten er echt teveel van. Maar voor de rest: over de smaak valt niet te twisten. De friet met of zonde saus zal zonder de minste twijfel vele tientallen jaren tot ons volksvoedsel gaan behoren en het zal wel heel lang duren eer ze door iets anders verdrongen wordt. Want de aard appel is spotgoedkoop en de bereidingswijze is eenvoudig. Of u zich ergert aan de friet zakjes en de frietkramen of nietze zijn er. Dank zij de wanhopige kok uit Rijsel anno 1885, zegt men. (Nadruk verboden). Vijfentwintig jaar, op een mensenleven een hele tijd, maar voor de heer Goossen onbegrijpelijk vlug vergleden. Vlug en ple zierig. Met de nadruk op plezierig. Plezie rige werkkring. Plezierige omgeving, met daarnaast de kennissen, vrienden, vereni gingen en organisaties. Geven en ontvangen. Geboren en getogen in Vlissingen, vond zijn eerste kennismaking met Noord-Beve land op Kamperland plaats, waar hij een tijdlang ondergedoken was bij een paar fa milies. De oorlog, de arbeidsinzet passeren hierna de revue. Over dit laatste kan hij zeer beslist meepraten, daar hij toen werk zaam was op het gewestelijk arbeidsbureau in Middelburg. De steeds toenemende dwang tot medewerken maakte hem tot onderdui ker. Na de oorlog militaire opleiding in Frankrijk en daarna met het bataljon „Zee land" o.a. Duitsland en België. In juli 1947 afgezwaaid om zijn werk bij het arbeids bureau Middelburg te hervatten. 16 februari 1948 treedt de heer Goossen als 2e ambtenaar ter secretarie in dienst der gemeente Kortgene. Dan neemt hij zijn studie ook weer op en via de tussenliggende stations wordt hij in 1955 benoemd tot gemeentesecretaris, waarna hij zich in 1957 definitief te Kortgene vestigt. De heer Goossen spreekt graag over „Noord-Beveland". Dertien jaar Kamper- lander en bestuurder van de muziekvereni ging, het Groene Kruis, de buurtvereniging. Zestien jaar inwoner van Kortgene. Dóar zün werkkring, maar wij zien hem daar ook als voorzitter van de VVV Noord-Beveland, secretaris van het Departement tot Nut van 't Algemeen, óók secretaris van het district Zeeland van hetzelfde Nut, bestuurslid Rode Kruis, secretaris-penningmeester van de Stichting huisvesting en verzorging bejaar den, bondsconsul ANWB, secretaris open bare bibliotheek, bestuurslid Cultuursprei ding Zeeland Een man van de daad. Hij houdt niet van veel kletsen. Zijn instelling is te zakelijk. Wij kennen dit van hem uit zijn bestuurlijke functies. Éérst de zakelijke agenda afwerken en zoveel mogelijk doelgerichte besluiten nemen. Daarna pas kan men over enige gezelligheid denken. Goossen, een man „Still going strong". Zelden op de voorgrond tredend. Wars van iedere publiciteit. Tóch, door zijn grote ken nis, zijn dadendrang, zijn inzet, niet nala tend zijn stempel te drukken op datgene waaraan hij zich volledig gééft. Zijn werk als gemeentesecretaris: hij heeft het nog steeds goed naar zijn zin. De ge moedelijkheid gaat er echter wel iets af door het ingewikkelder worden van het werk. Dat vindt hij wel jammer. Men moet meer delegeren en specialiseren. De tijd dat men alles wist is lang voorbij. Ingewikkel der en drukker door de komst van .de re creatie, de zorg voor het milieu, de ruimte lijke ordening, enz. Maar hij heeft een reusachtig goed team personeel. „Team": samenbundeling, samenwerking. Alleen be reik je niets. Gevraagd naar wat hij zijn hoogtepunt vindt op Noord-Beveland komt zonder aar zeling het woord „ramp". De ramp als af sluiting van een oud tijdperk en daarnaast als start van een nieuw tijdperk. „Veel", zo zegt de heer Goossen, „is er over ons gekomen. Dat alles moest opgevangen en geleid worden. Maar de aanpassing van de bevolking is voortreffelijk geweest. En nog steeds". De toekomst van zijn gemeente ziet hij beslist niet somber in. Voor met name Co- liinsplaat komt er straks een geweldig groot gebied open waar veel op de recreatie af gestemd zal moeten worden. Dat dit niet één-twee-drie gerealiseerd zal zijn, is zon der twijfel. Plannen op niveau vragen nu eenmaal jaren van voorbereiding. Ook de andere plaatsen ziet hij in inwonertal toe nemen. Mede door de vlucht van de stad naar het platteland. Het zal wel geen „gro te" gemeente worden, en daar is hij ook eigenlijk maar blij om. Deze versnelling, dit midden in de ont wikkeling staan, vindt de heer Goossen ge weldig. Toch roept het zo af en toe ook gevoelens van weemoed op. Het geïsoleerd zijn van vroeger, het zich geborgen weten, de kalme rust, je kunt er soms zo intens naar terug verlangen. Aan de andere kant heeft deze tijd ook een verrijking gebracht. Al was het alleen maar in de omgang met het personeel. „De" secretaris van vroeger was een godje. Zonder kloppen durfde je niet binnen te gaan en achteruit lopend verliet je het vertrek weer. Nu komt het personeel vrij en onbevangen je kamer binnen. Het vraagt of geeft een opmerking. Het kan ook eens zeggen wat hun op het hart ligt. Nee, ontevreden is secretaris Goossen be paald niet. Graag wil hij verder luisteren naar mensen, open staan voor en mede werken aan nieuwe mogelijkheden. Dan zal het waarachtig wel gaan. Door eigen schuld vindt hij, dat hij te weinig tijd heeft soms om zich aan zijn liefhebberijen te wijden: lezen en luisteren naar klassieke muziek. Maar misschien komt ook dat nog wel eens. Je kunt nu eenmaal niet alles hebben in je leven zoals je het zelf wil Ter gelegenheid van dit 25-jarig ambts- bileum werd hem door de gemeente Kort gene in hotel „De Korenbeurs" een receptie aangeboden, die door een bijzonder groot aantal personen werd bezocht. Een aantal sprekers, waaronder burgemeester P. J. Evers en wethouder Bom zwaaiden de jubilaris lof toe. Wij van onze kant hebben gemeend de heer Goossen, ondanks zijn tegenkanting voor publiciteit, met dit persoonlijk artikel even voor het voetlicht te moeten halen. Wij hebben het graag gedaan en het is hem gegund. DE NIEREN FILTEREREN PER DAG ZO'N 180 LITER WATER. Onze nieren zijn zonder enige twijfel zeer belangrijke organen in ons lichaam. Tegen woordig staan in medische kringen de nie ren sterk in de belangstelling, aangezien men de strijd heeft aangebonden tegen nieraandoeningen, die tot nu toe gerekend moesten worden tot de zeer gevaarlijke ziek ten. Dat men tot slechts weinig in staat was, wanneer dergelijke ziekten optraden, vond zijn oorzaak in het feit, dat de me dische wetenschap voor kort nog maar wei nig wist van de fijnere details van de wer king van de nieren. Vooral in de Verenigde Staten en in de Westduitse Bondsrepubliek hebben onder zoekers zich beijverd, om de kennis met betrekking tot de nieren uit te breiden en men is daar redelijk in geslaagd, hetgeen onder meer heeft geleid tot aanmerkelijk betere resultaten bij de behandeling van nieraandoeningen. De nier is een bijzonder gecompliceerd samengesteld orgaan en wanneer men er iets meer van weet, dan slaat men de handen ineen van verbazing over een dergelijke verbazingwekkende struktuur en capaciteit van dit orgaan. De nier is een veelzijdig uitscheidings orgaan. De stoffen die met de urine moeten worden uitgescheiden, zijn voor een groot deel afkomstig uit onze voeding. Uit deze voeding zijn ze opgenomen in het bloed en nadat dit bloed de nodige stoffen op de verschillende plaatsen van ons lichaam heeft afgeleverd, komt het tenslotte in de nieren, alwaar de resterende, niet te ge bruiken stoffen uit het bloed worden ge filtreerd. Om deze taak naar behoren te kunnen vervullen is de nier een filtreer- orgaan van onnavolgbare struktuur. De talrijke bloedvaten die in de nier ko men, delen zich daar in vele kleine takjes en vormen vaatkluwentjes. De totale lengte van de in de nier liggende bloedvaten wordt op ongeveer 50 km geschat! Het buisjes systeem zelf is ongelooflijk fijn en heeft een gemiddelde doorsnede van slechts 10/1000 tot 15/1000 milimeter. Per dag wordt op deze wijze door de nieren 500 tot 1500 liter bloed gevoerd en daaruit wordt een hoeveelheid van ongeveer 180 liter water afgescheiden, dat vol zit met afvalstoffen en ook met nog voor het iichaam zeer nuttige bestanddelen. De nieren filtreren dit water wederom en de echte afvalstoffen, tezamen met ongeveer V/2 liter vocht wordt als urine werkelijk per dag uitgescheiden. De resterende 17872 liter wa ter met de nog nuttige stoffen wordt weer aan het lichaam teruggegeven. De terug- resorptie van het water plus nog enige an dere belangrijke processen vinden plaats in de lusvormige buisjes in het nierbekken. Elke nier bestaat uit ongeveer 1 miljoen functie-eenheden, daartoe worden gerekend de vaatkluwentjes en de lusvormige buisjes. De geleerden hebben ontdekt, dat het de nieren zijn, die o.a. de mens in staat stellen op het land te leven. Dieren die in het water leven, lopen geen kans om te verdrogen, zij die op het land leven wel. Het zijn de nieren, die er zorg voor dragen dat er heel zuinig wordt omgesprongen met het in het lichaam aanwezige vocht. Dit blijkt uit het feit, dat van de 180 liter water na filtrering er weer 1787a liter aan het lichaam wordt terugegeven. Zeedieren zijn hiertoe niet in staat. Dieren die echter in de woestijn leven, zoals de kameel en de woestijnrat bijvoorbeeld, hebben nieren die nog meer vocht vasthouden. Bij hen wordt slechts 1/100 procent als urine uitgescheiden, hetgeen neerkomt op slechts enkele druppels sterk geconcentreerde urine. Door hun spe ciale instelling zijn deze dieren in staat lange tijd zonder water te leven. De grotere kennis die de wetenschap in middels over doen en laten van de nieren heeft opgedaan, stelt haar in staat ook de nierziekten op een effectievere wijze te be strijden. NAAST EMANCIPATIE VAN DE VROUW, OOK AANDACHT VOOR. Ook de man moet het recht krijgen andere „taken" op zich te nemen. We leven op het ogenblik in een periode van revolutie en evolutie zoals de geschie denis die nog nauwelijks heeft gekend. In een betrekkelijk kort tijdsbestek voltrekken er zich veranderingen, waarover vroeger honderden jaren werd gedaan. De mens en zijn maatschappij zijn in beweging ge komen en het heeft iets weg van een een parig versnelde beweging, want de ontwik keling gaat steeds sneller. Waar een en ander toe zal gaan leiden, is nauwelijks te overzien, doch het staat wel vast, dat er zich grote veranderingen aan het voltrekken zijn, die de mens als een logische evolutie moet aanvaarden, ook al staat bijvoorbaat al vast, dat velen er wel wat moeite mee zullen hebben. Het gaat namelijk ook zo geweldig snel en het is voor de mens, met zijn betrekkelijk traag aanpassingsvermogen, een zware opgave om dit tempo van veran deringen te volgen. Het zijn vooral wetenschap en techniek die zich in een stormachtig tempo ontwik kelen. De moderne mens krijgt, uiteraard ook als gevolg van zijn betere educatie, steeds meer belangstelling voor deze zaken en dat stelt hem in staat om er kennis van te nemen en zich te verbazen. Met deze ont wikkeling lopen diverse andere ontwikke lingen synchroon en in wezen is de gehele wereld om ons heen aan het evolueren. Maar het is nu eenmaal onmogelijk dat de wereld om ons heen evolueert zonder dat wij mee evolueren. Na verloop van enige tijd zouden we er gewoon niet meer in passen en er wereldvreemd in staan met alle nare gevolgen van dien. Wij mensen van deze tijd moeten wel mee en dat is soms een moeilijke zaak. Waar het gaat om het volgen van de technische en weten schappelijke evolutie is het zo moeilijk niet, in weerwil van het feit dat de mens zich steeds weer verbaast, maar waar het gaat om sociale en maatschappelijke evolutie, daar wordt het heel wat moeilijker, omdat de mens daar zal moeten afrekenen met een aantal bij de opvoeding meegekregen oude begrippen die in de nieuwe tijd die komt niet meer houdbaar zullen blijken te zijn en het is voor velen juist zo moeilijk om die normen te vervangen. Een van die punten die in deze veran deringen meespelen is wel de emancipatie. Als we over „emancipatie" spreken, dan wordt er door vrijwel iedereen dadelijk ge dacht aan de emancipatie van de vrouw, een zaak die in wezen reeds eeuwen rom melt en die sinds het begin van onze twin tigste eeuw echt wel actueel is geworden en heeft doorgezet. Enige tientallen jaren geleden moesten de vrouwen echt nog ten strijde trekken voor hun emancipatie, doch in onze tijd is die emancipatie door vrijwel de hele mo derne beschaafde wereld geaccepteerd, ook al zijn er nog wel enkelingen die proberen met de moed der wanhoop deze ontwikke ling tegen te gaan. Het merkwaardige is, dat we de tegenstanders van emancipatie van de vrouw in de zin van volledige gelijk berechtiging niet alleen vinden bij de man nen. Bij hen toch kan men ze verwachten, want er zijn mannen die de emancipatie van de vrouw zien als een aantasting van po sitie en rechten van de man. Merkwaardig genoeg vindt men ook tegenstanders onder de vrouwen. Er zijn er velen die wel een beetje willen emanciperen, doch niets voe len voor een volledige gelijkschakeling met de man op maatschappelijk en sociaal ter rein. In het Nieuwe Burgerlijke Wetboek van Nederland is men ook overgegaan om het zinnetje te schrappen waarin staat, dat de man het hoofd van de echtevereniging is. Ook ten aanzien van de onderhoudsplicht is een en ander veranderd. De wetgever houdt hier rekening met de moderne ont wikkeling, waarbij de normale gang is, dat de vrouw in wezen evenveel zeggenschap heeft in het huwelijk en gezin als de man, dat is de praktijk in de meeste gezinnen en daaraan heeft de wet zich aangepast. Wat de onderhoudsplicht betreft, gaat deze in veel moderne gezinnen ook niet meer op. Er zijn heel wat huwelijken, waarin de vrouw meeverdient, of waarin de vrouw tijdelijk of voor lange tijd geheel alleen de kost verdient, omdat dit door omstandig heden noodzakelijk is. We behoeven hierbij maar te denken aan de vele gezinnen waar in de vrouw ook werkt, om op die manier het gezin in staat te stellen er wat luxer van te leven. Dan zijn er de gezinnen van stu denten, waar de vrouw werkt en het geld verdient, terwijl manlief studeert en even tueel voor de kinderen zorgt. Later zal de man het werk overnemen en gaan verdie nen, maar het werken van de vrouw en moeder kan soms vele jaren duren. Dan zijn er nog de gezinnen waarin de man door ziekte of invaliditeit niet in staat is om de kost te verdienen en waarin de vrouw daar voor zorgt. Een dergelijke verandering in het Burgerlijk Wetboek is dus een aanpas sing aan een in de praktijk normale toe stand. Nu wordt er wel veel gesproken over de emancipatie van de vrouw, maar het wordt hoog tijd ook te gaan spreken over de emancipatie van de man. Want bij al deze veranderingen moet de man evengoed eman ciperen als de vrouw. De vrouw krijgt het recht om mannenwerk te gaan doen, om nog maar even die oude begrippen te han teren. Maar bij de gelijkschakeling krijgt ook de man het recht om andere taken op zich te nemen en wel taken die voordien vrouwenwerk waren. Dit moet en mag de man beslist niet zien als een degradering, want dat is het niet. We moeten namelijk af van het idee, dat de vrouw minder zou zijn dan de man en dat vrouwenwerk min der zou zijn dan mannenwerk. Wie maakt dat uit? Waar haalt men de onzin vandaan dat de vrouw minder zou zijn dan de man? Is bijvoorbeeld het in verwachting zijn en het baren van een kind minderwaardig? Heel wat mannen zouden voor dit alles terugdeinzen. Op psygisch terrein is inmid dels allang bewezen, dat vrouwen eerder de meerdere zijn van mannen dan omge keerd. En het feit dat de meeste mannen wat lichaamskracht betreft de meerdere zijn van vrouwen, is tegenwoordig geen maatstaf meer. Trouwens wat dat betreft zijn de mannen van tegenwoordig geen schaduw meer van de mannen van voorbije eeuwen, dus daar kunnen we beter over zwijgen. De wetenschap heeft trouwens reeds lang uitgemaakt dat de vrouw in geen geval minder is dan de man. Dus waarom dan geen gelijkberechting? Huwelijken zullen zonder enige twijfel ook veel gelukkiger en harmonieuzer zijn, wanneer de beide part ners als gelijken alles samen doen. Samen bespreken, samen beslissen en ook samen al die dingen doen die in gezin en huwelijk gedaan moeten worden. Vooral de mannen zullen moeten emanciperen. Zij zullen gees telijk de- grootheid moeten opbrengen om in het belang van gezin en huwelijk diverse taken op zich te nemen die vroeger het uitsluitende werk van de vrouwen waren. Waarom zou het voor de man shocking zijn wanneer hij eens voor de kleine kinderen zorgt? Het zijn toch ook zijn kinderen. Maar naast deze vorm van emancipatie van de man staat dan ook, dat de vrouw eveneens bereid moet zijn te emanciperen en daarmee bedoelen we niet alleen dat zij bereid moet zijn om taken te vervullen die vroeger het terrein van de man waren, maar het houdt ook in, dat zij geestelijk moet emanciperen, zich niet mag laten voor staan op haar positie, denigrerend mag spre ken over het werk dat haar man doet e.d. In de nieuwe wereld die gaat komen zul len man en vrouw gelijkgeschakeld zijn, maar zij zullen het ook moeten kunnen op brengen om als gelijken op te trekken in de liefde, vriendschap en harmonie, in on derling begrip enwaardering. In Zweden is reeds een dergelijke eman cipatie van de man naast die van de vrouw in ontwikkeling en de Zweedse regering heeft in een rapport aan de UNO zelfs ge vraagd om medewerking „om radicale ver anderingen van diepgewortelde tradities, teneinde de werkelijke gelijkstelling van man en vrouw te verwezenlijken".

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1973 | | pagina 2