Frïetkultuur
DE
in West-Europa
xbbess&br
:r
W. GOOSSEN
vijfentwintig jaar in gemeentedienst
te Kortgene
TACHTIG JAAR GELEDEN BEGON DE
MET ALLE GEVOLGEN VAN DIEN
Als u in Nederland over aardappelen spreekt moet u wèl precies zeggen wat u
bedoelt; eetaardappelen (vroege, middenvroege en late), pootaardappelen of fa
brieksaardappelen. In 1931 teelden wij 105.800 ha eetaardappelen en 28.800 ha
fabrieksaardapplen. Maar in 1971 was dat 85.100 ha eetaardappelen en 69.000 ha
fabrieksaardappelen. Maar in 1971 wau een brok welvaart en techniek weerspie
geld: wij eten veel minder aardappelen maar de bereiding van zetmeel en deri
vaten daarvan neemt een steeds hogere vlucht.
In de laatste jaren daalt het aardappelgebruik (per hoofd per jaar) niet
meer. Dat komt doordat wij i.p.v. de gekookte of opgebakken pieper andere
spullen steeds meer gaan eten: meer patates frites, meer chips, sticks en meer
van die moderne hapjes. In 1950 at de Nederlander jaarlijks 120 kg aardap
pelen. Thans eet hij er nog slechts 85 kg van en daarbij is dan 12 kg in de
vorm van frites en chips. Van al die nieuwigheden wint de patate frite het met
glans. Deze gebakken aardappelschijfjes beginnen hele slierten woorden in onze
taal achter te laten. Dat noemt men de frietkuituur
Het begon in 1892!
De aardappel is afkomstig uit Zuid-Ameri-
ka en is in de 16de eeuw hier ingevoerd.
Het heeft tot de 18de eeuw geduurd eer
de teelt werkelijk op grote schaal werd uit
gevoerd. Tot in de vorige eeuw kende men
slechts enkele bereidingswijzen: koken zon
der of in de schil en opbakken van vooraf
gekookte aardappelen. Daarnaast werden
rauwe, geraspte aardappelen wel in allerlei
gerechten verwerkt, evenals gekookte, maar
daar hield het dan ook mee op. Hoe kwa
men wij aan de friet?
Het verhaal wil (en wordt bevestigd door
de Vlaamse schrijver Emile Buysse) dat in
1885 een zakenman een restaurant in Rijsel
binnenstapte en gebakken aardappelen be
stelde. Toevallig was er geen boter aanwe
zig en, wat nog erger was, er waren ook
geen gekookte aardappelen voorradig, wél
rauwe, geschilde. Even toevallig stond er een
grote pot rundvet op het vuur en de kok
sneed in arren moede de rauwe knollen in
schijven en wierp ze in het kokende vet. Het
resultaat was fantastisch want de aldus ge
bakken aardappeltjes smaakten voorbeeldig.
De klant wenste voortaan geen andere dan
deze en nadat de schijfjes waren vervangen
door reepjes was de friet geboren.
Voorlopig was het echter nog slechts een
Vlaamse hotel-restaurant-aangelegenheid. De
gewone man kwam er niet aan toe, omdat
voor het bakken zoveel vet nodig was en
dan geen raapolie, boter of margarine maar
rund- of paardenvet. Met andere woorden:
je kon wel frites bakken maar dan moest je
dat min of meer kontinu doen oftewel voor
de grote massa. Anders loonde het niet om
zoveel rundvet (thans nagenoeg waardeloos,
toen duur!) te verhitten. Aldus ontstonden
in het Vlaamse land de frietkarren. Dit wa
ren een soort salonwagentjes, die je aan
één zijde open kon slaan en waarin een
grote pot rundvet verhit kon worden. Alle
aardappelen moesten geschild, gewassen en
met de hand gesneden worden.
Heel uitje.
In 1892 verschenen de eerste frietkarren
op straat in het Vlaamse Brugge en dat is
dan te beschouwen als het beginpunt. Er
stond er een bij het station, zo vertelt
Buysse en de koopman liet 's avonds de kar
door zijn vrouw huiswaarts trekken. Een
jaar later was er een ondernemende Brugge-
naar, die een hondekar had omgebouwd tot
frietkar, kompleet met komfoor en vetpot.
Daarmee trok hij 's zondags naar Sluis om
daar zijn kostje te verkopen. Dat was 2,5
uur gaans en als men twee franken (toen
één gulden) verdiende was men blij!
Tot aan de Eerste Wereldoorlog bleef de
zaak een typisch Belgische aangelegenheid.
Nergens in Zeeland, Brabant of Limburg, en
evenmin in Frankrijk, trok de nieuwigheid
veel belangstelling. Gebakken aardappelen
kon men immers thuis voldoende eten!
Waarvoor zou men dan toch zijn goede
geld uitgeven aan een zakje frites waarbij
men voor een of twee cent minder kreeg
dan een kilo aardappelen?
Er speelde nog iets anders mee, behalve de
armoede. Het stond niet netjes om ergens
aan een kar of kraam te staan eten! Van
daar dat de frites wèl voortgang maakten
in de restaurants maar niet op straat. Voorts
had de Nederlander veel meer trek in vis
of vlees, omdat hij thuis al genoeg zetmeel-
rijke kost kreeg voorgezet. En zo duurde
het tot in de dertiger jaren dat de eerste
patates-friteskramen in Nederland versche
nen: eerst in Zeeland, toen in Limburg, ver
volgens in Brabant en naderhand ook boven
de grote rivieren. Veel opgang maakten ze
niet. Het duurde tot 1950 eer de friet haar
zegetocht kon beginnen. Toen was er name
lijk weer voldoende vet beschikbaar voor de
bakkerij
Bintjes.
Intussen was er achter de schermen het
een en ander gebeurd. Het aardappelras
Bintje, in 1910 in de handel gebracht, bleek
door zijn platte langwerpige vorm hèt ras
voor de frites te zijn. Tot onuitsprekelijke
vreugde van onze telers werd dit ras in
Duitsland verboden en in België uitgeban
nen (tot men inzag wat het waard was). Te
genwoordig is 90 °/o van alle aardappelen in
het zuidwesten Bintje. Echter ook de tech
niek van bakken werd sterk verbeterd. Fa
brieken wasten, schraapten en sneden de
knollen. Die werden na 1955 zelfs voorge
bakken en diepgevroren afgeleverd, zodat de
man in de frietkraam ze maar even in het
kokende vet hoeft te houden of ze zijn
knappend bruin. Ook het vet werd ver
beterd. Behalve rund- en paardevet bevat
het thans ook plantaardige vetten.
Moeten wij er blij om zijn of om huilen
dat de frietkramen, de frietzaakjes, de friet
zakjes en de hele frietkuituur er zo in ge
komen zijn? Onze aardappeltelers vinden
het een uitkomst omdat anders nog veel
minder aardappels gegeten zouden worden.
Uit een oogpunt van dieet bezien zijn
velen niet zo gelukkig met de frites. Het
spul bevat alleen wat zetmeel en vet, vrij
wel geen vitaminen of mineralen. Voor uw
lijn is het dus beslist niet aan te bevelen.
Vele kinderen eten er echt teveel van. Maar
voor de rest: over de smaak valt niet te
twisten. De friet met of zonde saus zal
zonder de minste twijfel vele tientallen
jaren tot ons volksvoedsel gaan behoren en
het zal wel heel lang duren eer ze door iets
anders verdrongen wordt. Want de aard
appel is spotgoedkoop en de bereidingswijze
is eenvoudig. Of u zich ergert aan de friet
zakjes en de frietkramen of nietze zijn
er. Dank zij de wanhopige kok uit Rijsel
anno 1885, zegt men.
(Nadruk verboden).
Vijfentwintig jaar, op een mensenleven
een hele tijd, maar voor de heer Goossen
onbegrijpelijk vlug vergleden. Vlug en ple
zierig. Met de nadruk op plezierig. Plezie
rige werkkring. Plezierige omgeving, met
daarnaast de kennissen, vrienden, vereni
gingen en organisaties. Geven en ontvangen.
Geboren en getogen in Vlissingen, vond
zijn eerste kennismaking met Noord-Beve
land op Kamperland plaats, waar hij een
tijdlang ondergedoken was bij een paar fa
milies. De oorlog, de arbeidsinzet passeren
hierna de revue. Over dit laatste kan hij
zeer beslist meepraten, daar hij toen werk
zaam was op het gewestelijk arbeidsbureau
in Middelburg. De steeds toenemende dwang
tot medewerken maakte hem tot onderdui
ker.
Na de oorlog militaire opleiding in
Frankrijk en daarna met het bataljon „Zee
land" o.a. Duitsland en België. In juli 1947
afgezwaaid om zijn werk bij het arbeids
bureau Middelburg te hervatten.
16 februari 1948 treedt de heer Goossen
als 2e ambtenaar ter secretarie in dienst
der gemeente Kortgene. Dan neemt hij zijn
studie ook weer op en via de tussenliggende
stations wordt hij in 1955 benoemd tot
gemeentesecretaris, waarna hij zich in 1957
definitief te Kortgene vestigt.
De heer Goossen spreekt graag over
„Noord-Beveland". Dertien jaar Kamper-
lander en bestuurder van de muziekvereni
ging, het Groene Kruis, de buurtvereniging.
Zestien jaar inwoner van Kortgene. Dóar
zün werkkring, maar wij zien hem daar ook
als voorzitter van de VVV Noord-Beveland,
secretaris van het Departement tot Nut van
't Algemeen, óók secretaris van het district
Zeeland van hetzelfde Nut, bestuurslid Rode
Kruis, secretaris-penningmeester van de
Stichting huisvesting en verzorging bejaar
den, bondsconsul ANWB, secretaris open
bare bibliotheek, bestuurslid Cultuursprei
ding Zeeland
Een man van de daad. Hij houdt niet van
veel kletsen. Zijn instelling is te zakelijk.
Wij kennen dit van hem uit zijn bestuurlijke
functies. Éérst de zakelijke agenda afwerken
en zoveel mogelijk doelgerichte besluiten
nemen. Daarna pas kan men over enige
gezelligheid denken.
Goossen, een man „Still going strong".
Zelden op de voorgrond tredend. Wars van
iedere publiciteit. Tóch, door zijn grote ken
nis, zijn dadendrang, zijn inzet, niet nala
tend zijn stempel te drukken op datgene
waaraan hij zich volledig gééft.
Zijn werk als gemeentesecretaris: hij heeft
het nog steeds goed naar zijn zin. De ge
moedelijkheid gaat er echter wel iets af
door het ingewikkelder worden van het
werk. Dat vindt hij wel jammer. Men moet
meer delegeren en specialiseren. De tijd dat
men alles wist is lang voorbij. Ingewikkel
der en drukker door de komst van .de re
creatie, de zorg voor het milieu, de ruimte
lijke ordening, enz. Maar hij heeft een
reusachtig goed team personeel. „Team":
samenbundeling, samenwerking. Alleen be
reik je niets.
Gevraagd naar wat hij zijn hoogtepunt
vindt op Noord-Beveland komt zonder aar
zeling het woord „ramp". De ramp als af
sluiting van een oud tijdperk en daarnaast
als start van een nieuw tijdperk. „Veel",
zo zegt de heer Goossen, „is er over ons
gekomen. Dat alles moest opgevangen en
geleid worden. Maar de aanpassing van de
bevolking is voortreffelijk geweest. En nog
steeds".
De toekomst van zijn gemeente ziet hij
beslist niet somber in. Voor met name Co-
liinsplaat komt er straks een geweldig groot
gebied open waar veel op de recreatie af
gestemd zal moeten worden. Dat dit niet
één-twee-drie gerealiseerd zal zijn, is zon
der twijfel. Plannen op niveau vragen nu
eenmaal jaren van voorbereiding. Ook de
andere plaatsen ziet hij in inwonertal toe
nemen. Mede door de vlucht van de stad
naar het platteland. Het zal wel geen „gro
te" gemeente worden, en daar is hij ook
eigenlijk maar blij om.
Deze versnelling, dit midden in de ont
wikkeling staan, vindt de heer Goossen ge
weldig. Toch roept het zo af en toe ook
gevoelens van weemoed op. Het geïsoleerd
zijn van vroeger, het zich geborgen weten,
de kalme rust, je kunt er soms zo intens
naar terug verlangen.
Aan de andere kant heeft deze tijd ook
een verrijking gebracht. Al was het alleen
maar in de omgang met het personeel. „De"
secretaris van vroeger was een godje. Zonder
kloppen durfde je niet binnen te gaan en
achteruit lopend verliet je het vertrek weer.
Nu komt het personeel vrij en onbevangen
je kamer binnen. Het vraagt of geeft een
opmerking. Het kan ook eens zeggen wat
hun op het hart ligt.
Nee, ontevreden is secretaris Goossen be
paald niet. Graag wil hij verder luisteren
naar mensen, open staan voor en mede
werken aan nieuwe mogelijkheden. Dan zal
het waarachtig wel gaan.
Door eigen schuld vindt hij, dat hij te
weinig tijd heeft soms om zich aan zijn
liefhebberijen te wijden: lezen en luisteren
naar klassieke muziek. Maar misschien komt
ook dat nog wel eens. Je kunt nu eenmaal
niet alles hebben in je leven zoals je het
zelf wil
Ter gelegenheid van dit 25-jarig ambts-
bileum werd hem door de gemeente Kort
gene in hotel „De Korenbeurs" een receptie
aangeboden, die door een bijzonder groot
aantal personen werd bezocht. Een aantal
sprekers, waaronder burgemeester P. J. Evers
en wethouder Bom zwaaiden de jubilaris lof
toe. Wij van onze kant hebben gemeend de
heer Goossen, ondanks zijn tegenkanting
voor publiciteit, met dit persoonlijk artikel
even voor het voetlicht te moeten halen. Wij
hebben het graag gedaan en het is hem
gegund.
DE NIEREN FILTEREREN PER DAG ZO'N 180 LITER WATER.
Onze nieren zijn zonder enige twijfel zeer
belangrijke organen in ons lichaam. Tegen
woordig staan in medische kringen de nie
ren sterk in de belangstelling, aangezien
men de strijd heeft aangebonden tegen
nieraandoeningen, die tot nu toe gerekend
moesten worden tot de zeer gevaarlijke ziek
ten. Dat men tot slechts weinig in staat
was, wanneer dergelijke ziekten optraden,
vond zijn oorzaak in het feit, dat de me
dische wetenschap voor kort nog maar wei
nig wist van de fijnere details van de wer
king van de nieren.
Vooral in de Verenigde Staten en in de
Westduitse Bondsrepubliek hebben onder
zoekers zich beijverd, om de kennis met
betrekking tot de nieren uit te breiden en
men is daar redelijk in geslaagd, hetgeen
onder meer heeft geleid tot aanmerkelijk
betere resultaten bij de behandeling van
nieraandoeningen.
De nier is een bijzonder gecompliceerd
samengesteld orgaan en wanneer men er iets
meer van weet, dan slaat men de handen
ineen van verbazing over een dergelijke
verbazingwekkende struktuur en capaciteit
van dit orgaan.
De nier is een veelzijdig uitscheidings
orgaan. De stoffen die met de urine moeten
worden uitgescheiden, zijn voor een groot
deel afkomstig uit onze voeding. Uit deze
voeding zijn ze opgenomen in het bloed en
nadat dit bloed de nodige stoffen op de
verschillende plaatsen van ons lichaam
heeft afgeleverd, komt het tenslotte in de
nieren, alwaar de resterende, niet te ge
bruiken stoffen uit het bloed worden ge
filtreerd. Om deze taak naar behoren te
kunnen vervullen is de nier een filtreer-
orgaan van onnavolgbare struktuur.
De talrijke bloedvaten die in de nier ko
men, delen zich daar in vele kleine takjes
en vormen vaatkluwentjes. De totale lengte
van de in de nier liggende bloedvaten wordt
op ongeveer 50 km geschat! Het buisjes
systeem zelf is ongelooflijk fijn en heeft een
gemiddelde doorsnede van slechts 10/1000
tot 15/1000 milimeter.
Per dag wordt op deze wijze door de
nieren 500 tot 1500 liter bloed gevoerd en
daaruit wordt een hoeveelheid van ongeveer
180 liter water afgescheiden, dat vol zit
met afvalstoffen en ook met nog voor het
iichaam zeer nuttige bestanddelen. De nieren
filtreren dit water wederom en de echte
afvalstoffen, tezamen met ongeveer V/2 liter
vocht wordt als urine werkelijk per dag
uitgescheiden. De resterende 17872 liter wa
ter met de nog nuttige stoffen wordt weer
aan het lichaam teruggegeven. De terug-
resorptie van het water plus nog enige an
dere belangrijke processen vinden plaats in
de lusvormige buisjes in het nierbekken.
Elke nier bestaat uit ongeveer 1 miljoen
functie-eenheden, daartoe worden gerekend
de vaatkluwentjes en de lusvormige buisjes.
De geleerden hebben ontdekt, dat het
de nieren zijn, die o.a. de mens in staat
stellen op het land te leven. Dieren die in
het water leven, lopen geen kans om te
verdrogen, zij die op het land leven wel.
Het zijn de nieren, die er zorg voor dragen
dat er heel zuinig wordt omgesprongen met
het in het lichaam aanwezige vocht. Dit
blijkt uit het feit, dat van de 180 liter water
na filtrering er weer 1787a liter aan het
lichaam wordt terugegeven. Zeedieren zijn
hiertoe niet in staat. Dieren die echter in
de woestijn leven, zoals de kameel en de
woestijnrat bijvoorbeeld, hebben nieren die
nog meer vocht vasthouden. Bij hen wordt
slechts 1/100 procent als urine uitgescheiden,
hetgeen neerkomt op slechts enkele druppels
sterk geconcentreerde urine. Door hun spe
ciale instelling zijn deze dieren in staat lange
tijd zonder water te leven.
De grotere kennis die de wetenschap in
middels over doen en laten van de nieren
heeft opgedaan, stelt haar in staat ook de
nierziekten op een effectievere wijze te be
strijden.
NAAST EMANCIPATIE VAN DE VROUW, OOK AANDACHT VOOR.
Ook de man moet het recht krijgen andere „taken" op zich te nemen.
We leven op het ogenblik in een periode
van revolutie en evolutie zoals de geschie
denis die nog nauwelijks heeft gekend. In
een betrekkelijk kort tijdsbestek voltrekken
er zich veranderingen, waarover vroeger
honderden jaren werd gedaan. De mens
en zijn maatschappij zijn in beweging ge
komen en het heeft iets weg van een een
parig versnelde beweging, want de ontwik
keling gaat steeds sneller. Waar een en
ander toe zal gaan leiden, is nauwelijks te
overzien, doch het staat wel vast, dat er
zich grote veranderingen aan het voltrekken
zijn, die de mens als een logische evolutie
moet aanvaarden, ook al staat bijvoorbaat
al vast, dat velen er wel wat moeite mee
zullen hebben. Het gaat namelijk ook zo
geweldig snel en het is voor de mens, met
zijn betrekkelijk traag aanpassingsvermogen,
een zware opgave om dit tempo van veran
deringen te volgen.
Het zijn vooral wetenschap en techniek
die zich in een stormachtig tempo ontwik
kelen. De moderne mens krijgt, uiteraard
ook als gevolg van zijn betere educatie,
steeds meer belangstelling voor deze zaken
en dat stelt hem in staat om er kennis van
te nemen en zich te verbazen. Met deze ont
wikkeling lopen diverse andere ontwikke
lingen synchroon en in wezen is de gehele
wereld om ons heen aan het evolueren.
Maar het is nu eenmaal onmogelijk dat
de wereld om ons heen evolueert zonder
dat wij mee evolueren. Na verloop van enige
tijd zouden we er gewoon niet meer in
passen en er wereldvreemd in staan met
alle nare gevolgen van dien. Wij mensen
van deze tijd moeten wel mee en dat is
soms een moeilijke zaak. Waar het gaat
om het volgen van de technische en weten
schappelijke evolutie is het zo moeilijk niet,
in weerwil van het feit dat de mens zich
steeds weer verbaast, maar waar het gaat
om sociale en maatschappelijke evolutie,
daar wordt het heel wat moeilijker, omdat
de mens daar zal moeten afrekenen met
een aantal bij de opvoeding meegekregen
oude begrippen die in de nieuwe tijd die
komt niet meer houdbaar zullen blijken te
zijn en het is voor velen juist zo moeilijk
om die normen te vervangen.
Een van die punten die in deze veran
deringen meespelen is wel de emancipatie.
Als we over „emancipatie" spreken, dan
wordt er door vrijwel iedereen dadelijk ge
dacht aan de emancipatie van de vrouw,
een zaak die in wezen reeds eeuwen rom
melt en die sinds het begin van onze twin
tigste eeuw echt wel actueel is geworden
en heeft doorgezet.
Enige tientallen jaren geleden moesten
de vrouwen echt nog ten strijde trekken
voor hun emancipatie, doch in onze tijd is
die emancipatie door vrijwel de hele mo
derne beschaafde wereld geaccepteerd, ook
al zijn er nog wel enkelingen die proberen
met de moed der wanhoop deze ontwikke
ling tegen te gaan. Het merkwaardige is,
dat we de tegenstanders van emancipatie
van de vrouw in de zin van volledige gelijk
berechtiging niet alleen vinden bij de man
nen. Bij hen toch kan men ze verwachten,
want er zijn mannen die de emancipatie van
de vrouw zien als een aantasting van po
sitie en rechten van de man. Merkwaardig
genoeg vindt men ook tegenstanders onder
de vrouwen. Er zijn er velen die wel een
beetje willen emanciperen, doch niets voe
len voor een volledige gelijkschakeling met
de man op maatschappelijk en sociaal ter
rein.
In het Nieuwe Burgerlijke Wetboek van
Nederland is men ook overgegaan om het
zinnetje te schrappen waarin staat, dat de
man het hoofd van de echtevereniging is.
Ook ten aanzien van de onderhoudsplicht
is een en ander veranderd. De wetgever
houdt hier rekening met de moderne ont
wikkeling, waarbij de normale gang is, dat
de vrouw in wezen evenveel zeggenschap
heeft in het huwelijk en gezin als de man,
dat is de praktijk in de meeste gezinnen
en daaraan heeft de wet zich aangepast.
Wat de onderhoudsplicht betreft, gaat
deze in veel moderne gezinnen ook niet
meer op. Er zijn heel wat huwelijken, waarin
de vrouw meeverdient, of waarin de vrouw
tijdelijk of voor lange tijd geheel alleen de
kost verdient, omdat dit door omstandig
heden noodzakelijk is. We behoeven hierbij
maar te denken aan de vele gezinnen waar
in de vrouw ook werkt, om op die manier
het gezin in staat te stellen er wat luxer van
te leven. Dan zijn er de gezinnen van stu
denten, waar de vrouw werkt en het geld
verdient, terwijl manlief studeert en even
tueel voor de kinderen zorgt. Later zal de
man het werk overnemen en gaan verdie
nen, maar het werken van de vrouw en
moeder kan soms vele jaren duren. Dan zijn
er nog de gezinnen waarin de man door
ziekte of invaliditeit niet in staat is om de
kost te verdienen en waarin de vrouw daar
voor zorgt. Een dergelijke verandering in
het Burgerlijk Wetboek is dus een aanpas
sing aan een in de praktijk normale toe
stand.
Nu wordt er wel veel gesproken over de
emancipatie van de vrouw, maar het wordt
hoog tijd ook te gaan spreken over de
emancipatie van de man. Want bij al deze
veranderingen moet de man evengoed eman
ciperen als de vrouw. De vrouw krijgt het
recht om mannenwerk te gaan doen, om
nog maar even die oude begrippen te han
teren. Maar bij de gelijkschakeling krijgt
ook de man het recht om andere taken op
zich te nemen en wel taken die voordien
vrouwenwerk waren. Dit moet en mag de
man beslist niet zien als een degradering,
want dat is het niet. We moeten namelijk
af van het idee, dat de vrouw minder zou
zijn dan de man en dat vrouwenwerk min
der zou zijn dan mannenwerk. Wie maakt
dat uit? Waar haalt men de onzin vandaan
dat de vrouw minder zou zijn dan de man?
Is bijvoorbeeld het in verwachting zijn
en het baren van een kind minderwaardig?
Heel wat mannen zouden voor dit alles
terugdeinzen. Op psygisch terrein is inmid
dels allang bewezen, dat vrouwen eerder
de meerdere zijn van mannen dan omge
keerd. En het feit dat de meeste mannen
wat lichaamskracht betreft de meerdere zijn
van vrouwen, is tegenwoordig geen maatstaf
meer. Trouwens wat dat betreft zijn de
mannen van tegenwoordig geen schaduw
meer van de mannen van voorbije eeuwen,
dus daar kunnen we beter over zwijgen.
De wetenschap heeft trouwens reeds lang
uitgemaakt dat de vrouw in geen geval
minder is dan de man. Dus waarom dan
geen gelijkberechting? Huwelijken zullen
zonder enige twijfel ook veel gelukkiger en
harmonieuzer zijn, wanneer de beide part
ners als gelijken alles samen doen. Samen
bespreken, samen beslissen en ook samen
al die dingen doen die in gezin en huwelijk
gedaan moeten worden. Vooral de mannen
zullen moeten emanciperen. Zij zullen gees
telijk de- grootheid moeten opbrengen om
in het belang van gezin en huwelijk diverse
taken op zich te nemen die vroeger het
uitsluitende werk van de vrouwen waren.
Waarom zou het voor de man shocking zijn
wanneer hij eens voor de kleine kinderen
zorgt? Het zijn toch ook zijn kinderen.
Maar naast deze vorm van emancipatie
van de man staat dan ook, dat de vrouw
eveneens bereid moet zijn te emanciperen
en daarmee bedoelen we niet alleen dat zij
bereid moet zijn om taken te vervullen die
vroeger het terrein van de man waren,
maar het houdt ook in, dat zij geestelijk
moet emanciperen, zich niet mag laten voor
staan op haar positie, denigrerend mag spre
ken over het werk dat haar man doet e.d.
In de nieuwe wereld die gaat komen zul
len man en vrouw gelijkgeschakeld zijn,
maar zij zullen het ook moeten kunnen op
brengen om als gelijken op te trekken in
de liefde, vriendschap en harmonie, in on
derling begrip enwaardering.
In Zweden is reeds een dergelijke eman
cipatie van de man naast die van de vrouw
in ontwikkeling en de Zweedse regering
heeft in een rapport aan de UNO zelfs ge
vraagd om medewerking „om radicale ver
anderingen van diepgewortelde tradities,
teneinde de werkelijke gelijkstelling van
man en vrouw te verwezenlijken".