Eerst naar de OPRUIMINQ bij Hooftman
PD
Die éne druppel...
Kostuums vanaf
f 119.-
Kolberts vanaf f 59.-
Winterjassen vanaf
Regenjassen met bont
Terlenka pantalons
Jongens winterjassen
f 79.-
f 69.-
f 26.95
f 39.-
Dames wintermantels vanaf f 49.-
Dames jacks vanaf f 19.-
Dames 3/4 jasjes vanaf f79.-
Overhemden: 2 stuks voor f26.95
Koopjes in truien - sjaals - enz. - enz.
rtlooftman
Zie de etalages
Zie de etalages
Zie de etalages
P kleding
door Gees Giesbeek
I
PLEIN 1940 MIDDELBURG
FEUILLETON
Als het een poosje voor de wind was ge
gaan, kwam er altijd na verloop van tijd
narigheid. Die kleine vrees had haar hele
leven al vervuld. Ook na haar huwelijk met
Toon. Gelukkig bleven het doorgaans klei
nigheden, die de zorg in huis brachten.
Maar zo goed als het nu ging, had ze nog
nooit beleefd.
Ze zuchtte in zichzelf, terwijl ze de
emmers met vuil water leegde en schoon
water nam: lieve God, laat het alsjeblieft
zo blijven. We hebben het nu goed en we
zijn allemaal tevreden. Laat het alsjeblieft
zo blijven
HOOFDSTUK 2
Toon Worms haalde zijn kaart uit het rek
en prikte hem in de klok. De er op gestem
pelde tijd kontrolerend, knikte hij tevreden.
Twee en twintig jaar werkte hij nu bij de
N.V. Vreederijwielenfabriek en hij kon zich
niet herinneren in al die jaren één keer te
laat gekomen te zijn. Dat was immers niet
nodig? Zelf ging hij altijd ruimschoots op
tijd van huis, op de fiets was het een klein
kwartiertje rijden. Natuurlijk kon je met de
bus, maar als je in een rijwielfabriek werkte,
ging je fietsen; temeer omdat je als em
ployé altijd een tientje of vijf minder be
taalde voor een goeie Vreede-fiets dan in
de winkel.
Terwijl hij zijn overall aantrok, groette
hij een paar collega's. „Ajax weer netjes ge
wonnen, he?"
Toon grinnikte. „Zou ik denken. En wat
zeg je van onze club? Nul-nul gelijk. Toch
maar een prestatie tegen Sparta. Of niet
soms?"
„Ik heb 'm ook gezien. Al worden de
jongens dan geen kampioen, ze staan toch
dik boven de middenmoot."
„En de sterkste clubs hebben ze gehad.
Let es op! Ze eindigen nog op de vierde of
vijfde plaats."
„Zit er best in, ja."
De fluit maakte een eind aan hun ge
sprek. Gelijktijdig kwam de band in be
weging en iedereen begon aan zijn dagtaak.
Het betrekkelijk eenvoudige werk deed
Toon Worms al jaren. In tegenstelling tot
velen zijner collega's vond hij het niet saai.
Hij had tijdens de werkuren zo zijn eigen
gedachtengang. Over duizend-en-één dingen.
De plaatselijke voetbalclub, waarvan hij al
jaren een felle supporter was. Z'n biljart
vrienden op zaterdagmiddag. En in de zomer
zijn visserij op de vroege zaterdagmorgens
aan het kanaal of in de poel.
Hij had een fijn leven. Thuis op tijd
zijn natje en droogje, alles netjes en proper,
kinderen die geen moeilijkheden gaven en
iedereen gezondwat wil een mens nog
meer te wensen hebben. Wat het werk be
treftwerken moest je overal en altijd.
Dit werk lag hem en promotie maken vond
hij onzin. Voor die enkele guldens meer ver
antwoording hebben lag niet in zijn lijn.
Zodat de bazen hem nooit meer vroegen,
doch hem stil aan de lopende band lieten
staan.
In de eerste jaren van hun huwelijk had
Martje wel eens gemopperd, omdat hij in
het bedrijf nooit omhoog klom, maar later
had ze de moed opgegeven, dat hij nog eens
wat meer zou gaan verdienen. Als het er
niet in zit, kun je het niet dwingen begreep
ze. Toon was immers niet eerzuchtig, in
tegendeel. Hij was volkomen tevreden met
zijn leventje, zoals het reilde en zeilde. Dus
Martje zweeg er liever maar over. Het had
geen zin.
Ach ja, met Martje had hij het wel ge
troffen. De vinnige dochter van Schele Siem,
zoals vader Straatman in het dorp werd ge
noemd. Tenminste, als hij het niet hoorde,
want Siem had een flinke tuinderij en be
hoorde tot de notabelen van het dorp. Nog
een wonder eigenlijk, dat hij met één der
dochters had kunnen trouwen. Want Schele
Siem had hem in het begin helemaal niet
zien staan: letterlijk noch figuurlijk.
Met kermis had hij de kleine Martje
leren kennen. Hij was niet bepaald een
jongen, die de kermissen afliep, maar die
in het naburige dorp, waar Straatman zijn
bedrijf had, bezocht hij doorgaans, omdat
het maar een klein uurtje fietsen was van
de stad. En het er altijd dol gezellig was.
In een grote danstent was hij op haar
toegelopen. Ze zat aan een tafeltje met
twee zusters: Ceel, de ouwe Troel, die maar
weinig van mannen wilde weten en daarom
waarschijnlijk wel nooit getrouwd was. En
Tootje, het mollige zwartje, dat ^altijd
lachte. Eigenlijk had hij een oogje op dit
propje gehad, maar toen hij vlak bij haar
tafel was, kwam er een of andere boeren
jongen, die voor haar boog en even latei
draaide ze met de kinkel in het rond. Om
geen figuur te slaan, liep hij door, boog
voor Martje en deze kwam vief overeind,
haar hand op zijn schouder leggend.
Twee dansjes hadden ze gedraaid. Daarna
vroeg hij: „Wil je wat drinken?"
„Best. Maar dan gaan we apart zitten,
want m'n zus heeft vanavond de bokke-
pruik op."
Wie? Dat dikkertje?"
„Nee, m'n oudste zus. Ze houdt niet van
kermis, maar we mogen niet zonder haar
erheen."
„Dat is ook wat? Ze is dus jullie chap....
eh..:."
„Chaperonne. Zoiets ja. Maar ik heb ma
ling aan haar en blijf net zo lang als ik
wil."
„Gelijk heb je. Kan ik nog eens met je
dansen."
Later op de avond vroeg hij: „Woon je
hier?"
„Allicht. Mijn vader heeft hier een grote
tuin."
„Werk je thuis?"
„Nu niet meer. Ik ben in betrekking. Toen
ik een en twintig werd, heb ik een baan ge
zocht."
„Nou, als je meerderjarig bent, mag je
toch zeker doen en laten, wat je wilt?"
„Doe ik ook. Ceel gaat vanzelf naar huis,
als het haar begint te vervelen. Waar kom
jij eigenlijk vandaan?"
„LTit Leiden."
Ze keek hem onderzoekend aan. Hoe
wel zijn handen er behoorlijk uitzagen en
de nagels tamelijk goed schoon gemaakt,
raadde ze zo ongeveer zijn beroep."
„Doe je voor de kost?"
„Rijwielfabriek. Vreede. Wel eens van
gehoord?"
„Ik heb zelf een Vreede-fiets. Wat voor
werk doe je daar?"
„Van alles. Ik ben van alle markten
thuis," antwoordde hij, niet geheel volgens
de waarheid.
Het meisje dacht: voor vanavond wil ik
wel met hem optrekken. Maar daarna is
het afgelopen. Geen fabrieksarbeider.
Ze vermaakten zich samen, doken ver
schillende tenten in, hadden schik en Toon
raakte in de schiettent, tot zijn eigen
grote verbazing, twee keer de roos, zodat
hij beloond werd met een monstergrote
teddybeer, die hij terstond aan het meisje
gaf: „Voor jou veel leuker dan voor mij."
Ze was tamelijk opgetogen met het mon
ster. „Dank jel Wat kun jij goed schieten,
zeg
„O, in dienst schoot ik ook niet slecht.
En er komt vanzelfsprekend wat geluk bij,"
was zijn antwoord. In werkelijkheid was hij
in dienst de slechtste schutter van allemaal
geweest.
Het liep tegen énen, toen hij haar naar
huis bracht. Ze voerde hem over het land
mee naar een schuurtje, waarvan ze de
sleutel bezat. In deze schuur stonden een
paar wrakke stoelen en een afgedankte ca
napé. Waarom zijn kinderen dit ouderwetse
meubelstuk, dat hij had willen verbranden,
naar de schuur hadden gebracht, snapte
Schele Siem nooit, maar de oudere kin
deren profiteerden op bepaalde avonden van
dit meubel en ook Martje Straatman no
digde haar vrijer uit er op plaats te nemen,
waarna er een ouderwets potje werd ge
scharreld, want dat kon men in de streek.
De volgende avond liep Toon Worms op
nieuw over de kermis, maar keerde om elf
uur onverrichterzake terug naar de stad,
omdat hij geen der dochters van Schele
Siem was tegengekomen. Hij kon ook niet
weten, dat vader Straatman de afgelopen
voornacht opgebleven was tot zijn dochter
Martje tegen tweeën het huis betrad, waar
hij haar een ouderwets pak slaag gaf, om
dat ze Ceel in de steek had gelaten.
De volgende morgen, in alle vroegte, was
Martje verdwenen. Met haar hele hebben en
houden. Zonder aan haar goede betrekking
bij kruidenier Weistra te denken. De eerste
bus voerde haar naar de stad. Ze had haar
spaarbankboekje bij zich, zoveel mogelijk
kleren als ze in twee koffers had kunnen
pakken en twee stevige handen, die niet
te beroerd waren om te werken. Haar in
trek nemend in een eenvoudig hotel, had ze
binnen drie dagen een betrekking voor dag
en nacht. Dat schreef ze naar huis en
voegde er aan toe, dat ze voorlopig niet
terugkwam. Ze liet zich niet als een kind
van zestien door haar vader behandelen.
Tenslotte was ze ruim een en twintig, dus
meerderjarig en kon ze doen en laten, wat
ze wilde.
(Wordt vervolgd).