Het vermolmde voetstuk-
BLANK, BRUIN OF ZU/ART
door Maartje Zeldenrijk
OVER HUIDSKLEUR GESPROKEN
DE VOOR HET LICHAAM NOODZAKELIJKE VORMING VAN VITAMINE-D,
SPEELT EEN BELANGRIJKE ROL
De mensheid op aarde bestaat uit een
groot aantal rassen. Velen daarvan zijn
te onderscheiden door een verschil in
huidskleur en ruw gesproken kunnen we
stellen, dat er naast het blanke ras men
sen zijn met een zwarte, een bruine en
een gele huid. Lange tijd is het ook
voor de wetenschap een raadsel geweest,
hoe die verschillende huidskleuren eigen
lijk zijn ontstaan
Voor de leek is de donkere huidskleur
van in warme, zonnige gebieden wonende
mensen en de lichte huidskleur van in
zonarme, koude streken wonende vol
keren, eigenlijk maar een merkwaardig
verschijnsel. De donkere huid neemt
alle wax-mte op, terwijl de lichte huid
veel warmte terugkaatst en dus zou men
verwachten, dat het juist omgekeerd
zou moeten zijn, zodat de huidskleur
een handje zou Ixelpen bij de warmte-
regeling. Maar we zien in de praktijk,
dat het anders is en dat we, wanneer
we aan de zon worden blootgesteld een
donkerder huidskleur krijgen. Het is
duidelijk, dat dit verschijnsel de be
doeling heeft ons lichaam op de een of
andere manier te beschermen tegen in
vloeden, die met de zonnestraling sa
menhangen en die bij een lichtkleurige
huid schadelijke gevolgen zouden heb
ben.
Uitgebreide wetenschappelijke onder
zoekingen hebben uitgewezen, dat dit in
derdaad zo is en dat het hier gaat om
de vorming van vitamine-D.
Vitamine-D is een voor het menselijk
organisme zeer belangrijke stof, die na
melijk een grote rol speelt bij de soli
diteit van ons beendergestel. Een tekort
leidt tot slappe, zwakke beenderen, met
als gevolg onder andere rachitis (Engelse
ziekte). Een teveel wordt echter door het
lichaam niet afgevoerd, doch gebruikt
en heeft aderverkalking en bijvoorbeeld
de vorming van nierstenen tot gevolg.
Het is dus van het grootste belang vooi
een goede gang van zaken, dat de vor
ming van vitaminen-D in het lichaam
binnen bepaalde perken blijft. Nu wordt
vitamine-D in het lichaam zelf gevormd
en wel onder de huid in een bepaalde
laag. Voor die vox-ming is echter ultra
violet licht nodig, dat meekomt in de
zonnestraling. Hoe meer de huid dooi
de zon wordt beschenen, hoe meer vita
mine-D er wordt aangemaakt. In zonrijke
streken, kan dit dus leiden tot een te
veel met alle bovengeschetste gevolgen
van dien. De natuur helpt ons daarbij en
onder invloed van het zonlicht vormt
zich pigment, waardoor de huid zich
donkerder kleurt en deze pigmentlaag
voi-mt een prachtige filter, die belang
rijke delen van het opvallende ultravio-
lette licht tegenhoudt. Hoe donkei-der de
huid, hoe meer ulti-aviolet licht er wordt
tegengehouden. Op die manier wordt er
in de lichamen van donkergekleurde
mensen, die in zom-ijke streken leven,
niet teveel vitamine-D gevormd. De
mensen in noordelijke streken, die het
met aanmerkelijk minder zon moeten
doen, profiteren van elk beetje opvallend
ultraviolet licht, omdat er een minimale
pigmentlaag aanwezig is, zodat er zoveel
mogelijk ultraviolet licht wordt door
gelaten voor de vorming van vitamine-D.
Op die manier krijgt iedereen op natuur
lijke wijze zijn portie.
Vanaf de oudste tijden der mensheid,
heeft dit proces gespeeld met als gevolg,
dat er reeds vroeg vei-schillende huids
kleuren ontstonden, die samenhingen met
de hoeveelheid zonlicht die men ter
plaatse ontving.
Het is interessant na te gaan hoe in
pi-ehistorische tijden zich deze ontwik
keling heeft voltrokken. We weten vrij
wel zeker, dat de bakermat der mens
heid in tropische gebieden heeft gelegen
en voor zover de wetenschap heeft
kunnen nagaan, hadden deze eerste men
sen dus een donkere huidskleur en
daarnaast een zware beharing, ook op
het lichaam. Een dei-gelijke beharing
bood bovendien ook een pi-achtige be
scherming tegen een teveel aan ultra
violet licht. De toen in die streken le
vende mensen, waren dus wat huidskleur
en beharing betreft precies ingesteld op
het leven in dergelijke zonrijke tropische
streken.
Toen de mensheid zich na verloop van
tijd verder over de aarde ging ver
spreiden, trad er een proces van natuur
lijke selectie op
De mensen die naar het noorden trok
ken, kwamen in een gebied terecht waar
zij aanmerkelijk minder zonlicht kregen
en als gevolg van hun donkere huid
en zware beharing, kregen ze ernstig
tekoi-t aan vitamine-D. Het gevolg hier
van was het veelvuldig opti-eden van
bijvoor-beeld i-achitis, koi-tom een ernstige
achtei-uitgang van de lichaamsconditie.
In die tijden, toen men nog echt een
fikse strijd om het bestaan moest le
veren, die slechts was vol te houden met
een krachtig en gezond lichaam, vielen
er velen af en bleven zij, die het minst
behaard waren en de lichtste huidskleur
hadden over. Voor hen waren de om
standigheden het gunstigst. Zij kregen
door een minimum aan beharing en een
lichte huidskleur nog de meeste vita-
mine-D. Zo selecteerden deze mensen in
de loop der duizenden jaren naar een
minimale behai-ing en een zo licht moge
lijke huidskleur. Daar kwam nog een
faktor bij, die deze ontwikkeling sterk
stimuleerde. In deze koude streken ging
de mens zich het lichaam bedekken met
dierenhuid e.d., om op die manier de
lichaamswarmte zoveel mogelijk vast
te houden. Hierdoor werd een belangrijk
deel van de huidoppervlakte onttrokken
aan bestraling door de zon. Het overge
bleven onbedekte deel, moest dus in
staat zijn zoveel ultraviolet licht door te
laten, dat het lichaam aan een voldoende
hoeveelheid vitamine-D kwam. De huid
moest dus zo licht mogelijk zijn en ook
hier deed de natuurlijke selectie weer
haar wex-k.
Bij de oerbevolking, die naar nog
warmer en zonrijker streken trok, speelde
zich een tegengestelde natuurlijke se
lectie af. Daar bleken de donkerste indi
viduen de beste levenskansen te hebben
en dus ontwikkelden die volkeren zich tot
sterk donkerhuidigen. Op deze wijze
moeten de volkeren van verschillende
huidskleuren zich hebben ontwikkeld.
Dit betekent overigens niet, dat donker
gekleurde mensen niet in koude streken
kunnen leven en dat blanken niet in tro
pische gebieden kunnen verblijven. De
praktijk van alle dag wijst wel uit, dat
dit heel goed mogelijk is, maar dan die
nen deze mensen, willen zij gezond blij
ven, wel bepaalde dingen in acht te ne
men. De blanke in de tx-open zal zich zo
veel mogelijk tegen directe zonnestraling
moeten beschermen en de donkerkleurige
mens zal in het koude noorden er voor
moeten zorgen, dat hij de noodzakelijke
hoeveelheid vitamine-D krijgt, door
eventueel extra toevoeging, bijvooi'beeld
door gebruik van levertx-aan e.d. Wan
neer men op die manier de balans in
ovenwicht weet te houden, behoeven er
geen problemen te ontstaan. Een voor
beeld hiervan vox-men de Eskimo's, een
volk met een donkere huidskleur van
het mongoolse ras, dat zich echter sinds
mensenheugenis in het barx-e, koude noor
den weet te handhaven, dank zij een zeer
gx'oot gebruik van vis en visolie, die rijk
zijn aan vitamine-D. Het gebrek aan
ander voedsel in dat barre poolgebied,
heeft deze mensen wel gedwongen zich
hoofdzakelijk met zeebewoners te voeden
en dat heeft dit volk in staat gesteld
(overigens onbewust) de problemen te
ontlopen. Zouden zij zich met ander
voedsel hebben moeten voeden, dan zou
ook daar in de loop der tijden, de na
tuurlijke selectie gaan meespelen en
zouden de mensen die wij nu kennen als
Eskimo's aanzienlijk lichter van huids
kleur zijn.
DE SUIKERZIEKE EN ZIJN OGEN
MOGELIJKHEID TOT VOORKOMING VAN SLECHT ZIEN EN BLINDHEID.
Het leven van de suikerzieke was
vroeger, als gevolg van de ineenstorting
van de normale stofwisseling, voortdu
rend in gevaar en vroeg of laat, meest
al vroeg, kwam het einde.
Door de moderne middelen, die de
medici ten dienste staan, zoals insuline
e.d., is dat gevaar afgewend. Een sui-
kex-zieke behoeft zich nu niet zoveel
zorgen te maken, mits hij of zij de me
dische voorschriften promt opvolgt, op
tijd de medicamenten neemt en zich
keurig aan het voorgeschreven dieet
houdt.
Dit neemt echter niet weg, dat de
suikerzieke toch nog bedreigd wordt door
later optredende complicaties, zoals bij
voorbeeld door bloedstoox-nissen in de
achterzijde van het oog, daar waar zich
het netvlies bevindt.
Het merkwaardige is, dat hiertegen
met de normale medicijnen die de sui
kerzieke krijgt, weinig is te doen. Dieet
wil nog wel eens een gunstige invloed
hebben, maar helaas zijn er nog vrij
veel suikerzieken, die wel trouw hun
medicijnen nemen, maar met het dieet
wel eens het handje lichten, waardoor
het effect dat het dieet zou kunnen heb
ben in dit geval verloren gaat.
Men heeft uit onderzoekingen vastge
steld, dat de doorbloedingsstoornissen van
het netvlies, die eventueel tot blindheid
zouden kunnen leiden, meestal al in be
scheiden vorm aanwezig zijn bij het be
gin van de suikerziekte. Aanvankelijk
merkt men weinig of niets, maar na
ver-loop van tijd komen de klachten over
vermindering van het gezichtsvermogen.
Men kan het begin van deze ontwikke
ling reeds in het beginstadium van de
suikerziekte aantonen. Men spuit dan
een fluoriserende stof in het bloed van
de patiënt en deze stof komt via de
bloedbaan ook in de heel kleine, fijne
bloedvaatjes die het netvlies voeden. Met
speciale apparatuur kunnen, dank zij
deze fluox-iserende stof, deze fijne bloed
vaatjes zichtbaar worden gemaakt en
bestudeerd.
Het voordeel is nu, dat men bij het
constateren van suikerziekte eventueel
dadelijk de ogen van de patiënt op deze
wijze kan onderzoeken en dus tijdig op
de hoogte kan zijn van eventuele door
bloedingsstoornissen. Nu is men in staat,
om tijdig in te grijpen. Men kan de
schade aan het gezichtsvermogen dan
herstellen door middel van lichtcoagu-
latie.
Het systeem van de licht-coagulatie,
dat ontdekt en gebruikt werd door de
Duitse professor, dr. Meyer-Schwickerath,
vond een nuttige toepassing bij de ablatio
retinae, loslating van het netvlies van
het oog. Door middel van de licht-
coagulatie-methode, werd dit netvlies
weer vastgezet en werd de verbinding
met de oogachtex-wand hersteld. Deze
methode blijkt ook zeer geschikt om ge
nezing te brengen in gevallen als de
doox-bloedingsstoornissen in het oog van
suikerzieken. De resultaten hebben uit
gewezen, dat er aan deze operatie vrij
wel geen risico is vei-bonden, want het
gezichtsvermogen heeft niets te lijden
van de ingx-eep. De ingreep is niet van
dien aard, dat de patiënt er werkelijk
onder lijdt en de resultaten zijn bij
zonder goed. Zelfs vetafzettingen op de
oogachterwand verdwijnen, ook al liggen
ze niet op de plaats van de coagulatie.
Het is daarom van groot belang, dat
men in staat is de stoox-nissen tijdig te
constateren en passende maatregelen te
nemen, waardoor het ooglijden van sui
kerzieken voorkomen kan worden.
NU LOOPT DE ESVW
In aansluiting op de berichten over de
veiligheidsauto's ziet de lezer hier de
eerste foto van de ESVW (in goed Ne
derlands: Expex-imental Safety Volks
wagen) op de openbare weg. Het is de
eerste rijklare auto van de fabriek, die
na bijna twee jaar studie (de ontwikke
ling begon in de herfst van 1970) aan
daadwerkelijke beproevingen wordt prijs
gegeven.
Na de eerste rit in Wolfsburg en om
geving, waar de auto geproduceerd is,
ging de ESVW 1 naar de internationale
verkeerstentoonstelling Transpo 72 in
Washington. De wagen zal in deze vorm
nooit in gx-ote aantallen worden gepro
duceerd. Nietemin levert zij een goede
bijdrage op het punt van auto-veiligheid,
omdat de verworvenheden bij de voor
bereiding van de produktie en de bij de
produktie zelf ook in sex-iebouw van de
„gewone" modellen kunnen worden ge
bruikt.
De veiligheidsauto, die 1.442 kilogram
weegt en 4,73 meter lang is, wex-d zo
gekonstrueerd dat er vier inzittenden
een frontale botsing tegen een vaste hin
dernis kunnen ovex-leven, ook al be
draagt de snelheid tachtig kilometer
per uur. De auto wordt aangedreven door
een achterin geplaatste motor met een
vermogen van honderd pk.
SCHOOLREIS MAVO KORTGENE
Op 5, 6 en 7 juni xnaakten de leerlin
gen van de derde en vierde klas van de
mavo een schoolreis naar Duitsland. Het
doel van de reis was de burcht „Stex-n-
berg" in de buurt van Detmold in het
Lippisch bergland.
Op de eerste dag voerde de tocht via
alle grote x-ivierbruggen, over Maas,
Waal en Rijn naar Duitsland, waar de
grensovergang Emmerik gepasseerd werd.
Over allerlei binnenwegen wex-d naar
Münster gereden. Daarna ging het dwars
door het Teutoburgerwóud, een middel
gebergte. In dit dunbevolkte gebied wa
ren nog resten te zien van de Gex-maanse
cultuur, die hier tweeduizend jaar ge
leden bloeide.
's Avonds bezochten de leerlingen een
schilderachtig plaatsje in de buurt van
de burcht „Sternberg".
De tweede dag werd de Realschule
(mavo) in Bösingfeld bezocht. Nadat de
klassen een muziekles op de school bij
gewoond hadden, volgde een discussie
met de leex-lingen van de hoogste klas en
een bezichtiging van de school. Vervol-
gens werd een toneelstuk opgevoex-d, ge
titeld „De rattenvanger van Hameien".
Voorafgaande hieraan heetten de direk-
teur van de school en de bux-gemeester
van Bösingfeld de Nederlandse schoolie-
ren hartelijk welkom, terwijl de wethou
ders eveneens bij de ontvangst aanwezig
waren. Alle deelnemers aan de school
reis kregen een speldje met het wapen
van Bösingfeld, en voor de school was er
een wandbord.
Tot besluit van het bezoek werd een
voetbalwedstrijd tegen een schoolelftal
gespeeld, waarvan de uitslag 2-2 was.
's Middags werd de oude Germaanse
„zonnewacht", de Exex*nsteine, bezocht.
Daarna ging het naar het „Hermanns-
denkmal", de plaats waar de Germanen
indertijd de Romeinen versloegen. Hier
vandaan had men een prachtig uitzicht
op het rondom gelegen bergland.
's Avonds had de school in Bösingfeld
een avondje met dans georganiseerd,
waax-bij ook enkele leraren en de direk-
teur van de school aanwezig waren. De
ze avond leidde tot nauwe kontakten
tussen Duitse en Nederlandse scholieren,
waarbij taalmoeilijkheden al spoedig vol
komen wegvielen.
Op de laatste dag van de schoolreis
werd de oude Hanzestad Lemgo bezocht,
terwijl onderweg verschillende karakte-
x-istieke Duitse plaatsjes bekeken werden,
zodat de leerlingen een aardige indruk
konden krijgen van dit deel van Duits
land.
FEUILLETON 13
Rustig begon ze een boterham te
smeren. „Het is net, zoals je zegt: je
bent enkel een beetje verliefd, meer niet.
Maar dat hindert niet. We hebben wat
in te halen, althans jij. Ik kwam niet
tekort in Engeland, hoor. Ik heb zelfs
twee keer een huwelijksaanzoek gehad.
Maar ik hield niet genoeg van ze."
„Vertel es.... natuurlijk mannen met
geld, he?"
„Ja. Kan ik het helpen? Door m'n
werk leerde ik ze kennen. Het waren
beiden klanten van de zaak. Ik was
receptioniste. De een was veertig en had
een mooi'dhuis in Londen en een buiten
huis in Kent. En een goede zaak. O, ik
ben een keer met hem mee geweest naar
huis. Bang was ik nooit, ik kon terdege
op mezelf passen.
Als ik niet wilde had geen man kans
bij me. Trouwens, nu nog niet. Daar ben
ik veel te nuchter voor. O, ik liet me
zoenen en aanhalen, waarom niet? Dat
vleide me. Ik kon alles van hem krijgen,
wat ik wilde. Maar hij was me te oud.
Misschien, als ik wat meer voor hem
gevoeld had, dat ik toegestemd had. Maar
soms griezelde ik van hem en zijn be
weeglijke handen bezorgden me rillingen.
Een paar maanden liet ik me op sleep
touw nemen, toen maakte ik er kort en
bondig een eind aan. En omdat hij bleef
komen, nam ik m'n ontslag en ging
naar een andere zaak. Een jaar later was
er weer een ander, ook een klant, die
regelmatig kwam. Van die nieuwe zaak
dus. Een neef van de baas. Veel jonger,
ik meen dertig. Ik was toen 23. Hij had
een auto en een rijvergunning, dat moest
je hebben in verband met de benzine-
schaarste. Hij woonde net buiten Londen,
nog bij zijn ouders. Er waren een paar
zusters en ik vond het al gauw leuk om
met hem mee te gaan. Z'n ouders waren
heel aardig voor me. De zussen trouwens
ook. Maar voor hem, Frank heette-ie,
was ik een beetje bang. Niet dat hij din
gen deed of wilde, die onbetamelijk wa
ren, vast niet. Hij was een keurig opge
voede jongen, het prototype van de En
gelse gentleman. Maar een soort zesde
zintuig waarschude me voor hem."
„Wat was er dan met hem?"
„Stil nou, daar kom ik ook aan toe.
Vier maanden gingen we met elkaar,
toen begon hij over trouwen. Hij was
niet bepaald gefortuneerd, maar had wel
een goeie baan. We reden een keer door
een der buitenwijken van Londen en
daar wees hij me een leegstaand huisje.
„Dit is van ons," zei hij, „als we gaan
ti-ouwen." Hij had de sleutels, dus we
gingen naar binnen en bekeken het. Het
was erg mooi, modern ingericht, echt op
z'n Engels, met open haard en zo. En
een mooi onderhouden tuin erbij. Om
voor te knielen. Hij maakte natuurlijk
meteen gebruik van de gelegenheid, de
sfeer en het romantische moment: vroeg
me ten huwelijk. Maar ik ben altijd erg
voorzichtig, dat weet je. Ik vroeg be
denktijd: een paar weken. Daarmee ging
hij akkoox-d. Doch in m'n hax-t had ik al
besloten. Niet, dat ik erg verliefd was.
Ik mocht hem en ik deed het misschien
om geborgen te zijn. Hij was in elk ge
val knap en beschaafd. En een heer. Ab
soluut een heer. Zoiets trekt in elk geval.
Ik dacht: op den duur ga ik wel meer
van hem houden. Enfin, op een of andere
manier kwam m'n baas er achter. Zoals
ik al zei was hij een oom van Frank.
Hij zei gehoord te hebben, dat Frank
en ik trouwplarxnen hadden, maar ik
moest goed bedenken, dat hij al getrouwd
was geweest en een vx~ouw had met twee
kinderen, waarvan hij was gescheiden.
En die hij ook moest ondex'houden. Ik
geloofde hem niet, maar hij gaf me het
adres van die vrouw. Ik ben er heen ge
gaan Het klopte. Ik heb toen dingen ge
hoord, waarna ik mezelf gelukkig prees
zo voox'zichtig te zijn geweest. Ik zal
maar niet in bijzonderheden* treden.
Laat ik enkel zeggen: hij was een sadist.
Ja. daar hoor je van op, he? Zulke men
sen bestaan er, die zich in de intimiteit
ontpopten in een vreselijk mens. Na
tuurlijk maakte ik het meteen uit. En dat
waren m'n Engelse ervaringen."
Hij had belangstellend geluisterd. „En
toen had je zeker genoeg van de Engel
se mannen?"
„Je raadt het. O, daarna ben ik nog
wel eens enkele keren uit geweest. Ook
met Nederlanders, die er werkten en
woonden. Ook met Nederlandse militai
ren. Alleen maar een avondje uit en een
zoentje als beloning, waarom niet? Maar
geen verdere afspraken meer. Ik dacht:
eens wordt het toch weer vx-ede en dan
ga ik terug naar Holland. Daai- zal ik
wel m'n levenspartner vinden."
Siem schoof zijn bord een eindje van
zich af. Hij bood de vrouw een sigaret
en stak er ook een op. „Ik denk over
een kontx-akt, van een jaar of vijf. Voox--
lopig wil ik je nog niet kwijt, begrijp
je?"
De vrouw begon vaag te lachen. „Een
kontrakt is niet nodig, Siem. Voorlopig
blijf ik, wat ik ben. De herinnering aan
wat ik ontdekte, toen ik in Holland te
rugkwam, zijn nog te vers. Ik heb het
nog altijd niet helemaal kunnen verwer
ken. Te moeten ontdekken, dat je hele
maal alleen ovei-gebleven bent, he? Nie
mand meer terugzien: je vader, je moe
der, m'n broertjes, tantes, ooms, neven
en nichten, oude buren, vriendinnen,
oude kennissen, niemand meer.... Die
eerste paar dagen heb ik maar rondge
zworven rond de plek waar ons huis
heeft gestaan.En gevraagd: Heb je die
nog wel eens gezientante Saar, ome
Louis Savelman, tante Eef van de Recht-
boomsloot enne Lénna Osseberg, m'n
vriendin enne noem maar op.... Nie
mand heeft ze na de oorlog nog gezien.
Het is immers een nachtmeiTie voor
me.... hoe kom ik daar overheen? Die
dag dat ik jou ontmoette en je voorstelde
om verder die dag door te brengen, dacht
ik laat ik het doen. Misschien is dit de
methode om die nare gedachten kwijt te
raken, er overheen te komen. Vergetel
heid, afleiding. Ik was in elk geval blij
tenminste één oude kennis van vroeger
ontmoet te hebben en daarom ook al
wilde ik je niet meteen loslaten. Ik
dacht: Misschien kan hij me wat ver-
tellen, bijzonderheden over dat wegvoe
ren. Natuurlijk lazen wij ervan in de
Engelse kranten en hoorden we het door
de radio. Van die razzia's, die kampen
in Duitslandmaar het was ooi'log
en je nam alles met een korretje zout.
Ik veronderstelde, dat er ook wel wat
propaganda bij zou komen. Weet je wel;
de vijand zo zwart mogelijk afschilderen,
hem in z'n afschuwelijkste gedaante den
vollce voortovei'en. In m'n hart zei ik:
Het zal wel erg zijn, maar toch niet zo
erg, als ze ons proberen wijs te maken.
Om dan in Nederland aan de ontgooche
lende werkelijkheid te moeten wennen.
Alles was waar, nog duizendmaal ex-ger
als wij in Engeland vermoedden. Daar
moest ik overheen zien te komen, maar
hoe? Weet jij dat? Heb jij dat dan niet?"
„Ik zat er dichterbij, Tanja. Dag aan
dag hoorde ik,, wat er allemaal gebeur
de op nog geen twintig kilometer afstand
van mijn onderduik adres. We hoorden
het op alle mogelijke manieren. Maar
ik was in bepaalde opzichten net als jij:
ik wilde het niet aanvaarden; ik zei ook
tot mezelf: zoiets bestaat eenvoudig niet;
je kunt zomaar niet een heel volk van de
aarde wegvagen."
De vrouw keek voor zich op haar bord.
„Ze hebben het gepresteerd, die beesten,
die schoften. Waarom hebben ze dat hele
vervloekte land niet meteen na de oor
log in bx-and gestoken? Wax-en we voor
goed en radicaal van ze af geweest."
„Als we dat gedaan hadden, zouden
we geen haar beter zijn geweest," ant-
woorde hij zacht.
Ze zuchtte diep. „Laten we er over op
houden en de avond van deze mooie dag
niet bederven, Siem. Het is jouw dag
vandaag, jouw zaak is weer open. De
xxachtmerrie ligt ver achter ons. Wij le
ven nog, jij en ik. En waarvoor?"
„We zullen daar wel een keer ant-
wooi-d op krijgen, Tanja. Het is enkel
we moeten weer leren leven. Er is voor
ons enkel een toekomst. Dat moeten we
vasthouden."
„Jij ziet het wat gemakkelijker. Enfin,
jij hebt je zaak nog. Wat heb ik over
gehouden? Alleen wat ik meebracht uit
Engeland: m'n kleren en wat kleinig
heden."
Over tafel heen stak hij zijn hand uit.
„Jij hoort voortaan bij mij, Tanja. Dit
huis.... het is nu ook voor jou. Samen
gaan we het proberen. Misschien kun
nen we elkaar tot steun zijn."
Haar greep omklemde zijn hand. „Fijn,
dat ik jou weer heb, Siem. Enneer
kwam een ondeugende tinteling in haar
ogen, „ik denk, dat je nu wel droog ge
noeg achter je oren zult zijn. Als je me
soms wilt uitnodigen voor vanavond....
ik' zal je niet uitschelden voor snot
tert
Daarop schoten ze beiden in een be
vrijdende lach.
(wordt vervolgd).