VINCENT VAN GOGH
Palestijnse tragedie
Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. 22 oktober 1970 no. 3423
LIEFDE OP DE RIJN
Tussen pastorie en gekkenhuis.
Het leven van Vincent van Gogh
schijnt een bevestiging van de vaak ver
kondigde waarheid, dat het geniale een
tragisch geschenk is, dat vaak geboet
wordt met vereenzaming en eenzaamheid.
Toen de jonge Vincent uit de schemer
van de Brabantse pastorie de wereld in
trad, miste hij de kennis van de simpele
handgrepen van het dagelijkse leven en
zijn gehele leven zou het hem niet geluk
ken een plaats te veioveren in wat
we noemen de „normale" werkelijk
heidswereld. In modern jargon uitge
drukt. „Het ontbrak hem aan aanpas
singsvermogen".
Toch was Vincent aanvankelijk niet
de in zichzelf gekeerde eenling, die hij
later zou worden. Er zijn interessante
studies geschreven over de psychologie
van deze merkwaardige man, maar in
deze werken concentreren de auteurs
zich nadrukkelijk op Van Gogh's laatste
levensjaren, die hij als geesteszieke in een
psychiatrische inrichting doorbracht. Zij
trachtten de oorsprong van V. Gogh's pa
thologie te achterhalen, onder meer door
het aanwijzen van erfelijkheidsfactoren,
en onwillekeurig kreeg men op die ma
nier de indruk, dat Van Gogh zijn hele
leven een ziektegeval moet zijn geweest.
De werkelijkheid is, dat Vincent zich
aanvankelijk niet van andere leeftijd
genoten onderscheidde. Hij trad in dienst
bij de internationale kunsthandel Goupil,
werkte vier jaar in het Haagse filiaal
en stapte toen met een prima getuig
schrift op de boot, die hem naar Londen
zou brengen. Daar werkte hij bij een fi
liaal van dezelfde kunsthandel en niets
in zijn gedrag wat de brave burgerlieden
zou kunnen verontrusten. Wel leed hij
gedurende de laatste maanden van zijn
driejarig verblijf in de Britse hoofdstad
aan korte depressies, maar die hielden
vermoedelijk verband met zijn teleur
gestelde liefde voor Ursula Loyer.
Evangelist.
In mei 1875 trekt Van Gogh naar Pa
rijs. Het werk in de kunsthandel ging
hem meer en meer tegenstaan. Zijn vrije
tijd brengt hij voornamelijk door met
bijbellezen. Hij werk een jaar in een
boekhandel in Dordrecht en doet dan
plotseling iedereen paf staan door een
cursus voor evangelist te gaan volgen.
Hij predikt het evangelie in de Belgische
mijnstreek de Borinage en is diep ge
troffen door de sociale ellende, die hij
daar ziet. Hij wil net zo leven als de ar
men om hem heen, leeft van water en
brood en gaat in lompen gekleed. En dat
nemen zijn opdrachtgevers niet.
Pas op zijn 27ste begint Van Gogh te
schilderen. In tien jaar tijd zal hij een
omvangrijk oeuvre scheppen, dat pas door
het nageslacht zou worden erkend als
een supreem hoogtepunt in de Neder
landse en Europese schilderkunst.
In de jaren 1880 - 1885 trekt Vincent
rusteloos door Nederland. Hij woont een
paar keer bij zijn ouders in, vertoeft een
paar maanden "in Drente, en neemt lessen
bij Mauve in Den Haag.
Aries.
Via Antwerpen trekt hij naar Parijs,
waar zijn broer Theo woonde. Maar de
sombere Hollander voelde zich opgeslo
ten in het drukke Parijse leven en in de
schilderskring, waar figuren als Gauguin
en Toulouse Lautrec domineerde, krijgt
hij geen persoonlijke kontakten.
In februari 1888 verhuist hij naar
zuid-Frankrijk, ni. naar Aries in de Pro
vence. Er breekt nu in zijn schildersloop
baan een buitengewoon vruchtbare perio
de aan. Interieurs, stillevens en portret
ten en landschappen, hij schildert ze hier
bij tientallen. In 1890 openbaren zich bij
hem de symptomen van een hevige ze
nuwcrisis.
Hij zet heel Arles op stelten door zich
een stuk van zijn oor af te snijden en dat
bij een publieke vrouw te brengen. Hij
belandde in het krankzinnigengesticht te
Saint-Rémy, waar hij zijn schilderwerk
mocht voortzetten. (Je moet gekken be
zighouden, dachten de doktoren). Maar
ook in deze omgeving hield de gekwelde
kunstenaar het niet uit. Hij werd onder
gebracht bij de kunstzinnige arts Gachet
in Auvers sur Oise, waar hij in 1890 op
37-jarige leeftijd stierf.
Sociaal bewogen.
Vincent van Gogh wordt gerekend tot
de pre-expressionisten, die stelling na
men tegen de lichtschilders van het im
pressionisme (Monet e.a.). Van deze pre-
expressionisten, tot wie ook Cézanne en
Gauguin gerekend kunnen worden, was
van Gogh de meest revolutionaire, de
meest hartstochtelijke en de meest de
monische vernieuwer. En hij was de
meest konsekwente van hen. Niet de
uiterlijke werkelijkheid, maar de gees
telijke werkelijkheid in de mens staat bij
hem centraal.
In feite zelf buiten de maatschappij
staande en een groot deel van zijn be
staan in bittere armoede levende, ging
Van Gogh's deernis in de eerste plaats uit
naar de lijdende mens. Hij voelt zich in
nerlijk verbonden met de vernederden en
gekrenkten, met die eenvoudigen van
geest en verstand, die zeker in zijn tijd
nog in erbarmelijke omstandigheden leef
den. Van Gogh was sociaal bewogen (zijn
evangelisatieperiode in de Borinage ge
tuigt er van) en zijn boodschap is een
boodschap voor een betere societas. De
liefde voor de lijdende en strijdende mens
heeft hij voor eeuwig op het doek vast
gelegd in schilderijen als de „Aardappel
eters" en „Kolendraagsters in de Bori
nage". Ook zijn landschappen vormen
slechts een décor, waartegen zich het
China wringt zich tussen Amerika en
Rusland.
Gesteld dat het Indonesië van Soeharto
100 miljoen inwoners telt, waarvan 50
miljoen Ambonnezen. Dan zou de Indi
sche Archipel veranderen in een slagveld,
waar men honderden ziekenhuizen en
kerkhoven tekort zou hebben. Maar in
Jordanië bestaan zulke verhoudingen al
vanaf 1948! Toen annexeerde koning Ab-
doelah van Transjordanië het zogenaam
de Cisjordanië aan de overkant van de
Jordaan (men noemt het tegenwoordig de
„Westbank") en daarmee haalde hij hon
derdduizenden Palestijnen in zijn voor
malige bedoeïnenstaatje. Hij heeft het
slechts drie jaar overleefd.
Op dit ogenblik bestaat meer dan de
helft van de ongeveer 2,7 miljoen tellende
bevolking van het Hasjemietische konink
rijk uit Palestijnen. Zij wonen voor een
groot deel in vluchtelingenkampen, Ge
obsedeerd door een traumatisch verleden,
geplaagd door een heden vol ontbering en
beroofd van elk toekomstperspectief, ge
dragen zij ziich in die kampen zoals waar
schijnlijk alle mensen in soortgelijke om
standigheden zich zouden gedragen. Zij
komen in opstand tegen hun werkelijke
of vermeende onderdrukkers. Overigens
moeten we oog hebben voor de nuances
in dit beeld. Niet alle Palestijnen zitten
in kampen, niet alle Palestijnen zien in
Hoessein en zijn paladijnen hun vijand.
In het leger van Hoessein vochten Pa
lestijnen tegen hun eigen stamgenoten.
Dat geeft het leven in dit land nog een
extra dramatische demensie. De Palestij
nen vertrouwen de Bedoeïnen niet, maar
zij vertrouwen elkaar ook niet. Ieder
ogenblik kunnen zij aangegeven worden
door dezelfde mensen, wier gezelschap zij
zoeken. Er zijn ook minstens 12 verschil-
wrede leven afspeelt.
Deze aandacht voor de geestelijke wer
kelijkheid van de mens, deze sociale ge
richtheid, verklaren tevens de grote be
langstelling, die deze schilder in onze tijd
geniet. Niet omdat ze het enige facet van
zijn veelzijdig kunstenaarsschap zouden
zijn, maar wel omdat deze kant van zijn
kunst deze generatie wellicht het meest
aanspreekt.
(Nadruk verboden).
lende verzetsorganisaties, die het onder
ling niet eens zijn. Guerrillaleiders als
Habasj en Arafat zien in Hoessein en de
Israëli's hun grootste vijanden, maar
zodra ze die verdelgd hebben, zouden
ze tegen elkaar gaan vechten. Door de
recente burgeroorlog zijn zij dichter bij
elkaar komen te staan, maar ook dat is
slechts tijdelijk.
Haat tegen westen.
Wat alle Palestijnen kenmerkt is hun
diepe haat jegens de westelijke wereld,
vooral jegens Engeland. Inderdaad is de
huidige strijd in Jordanië een uitvloeisel
van Engelands imperialistische politiek.
Toen na de eerste wereldoorlog de Tur
ken zich na een 1000 jaar durende heer
schappij uit dit 'gebied terug moesten
trekken, gingen Engeland en Frankrijk de
buit verdelen. Palestina, dat is ongeveer
het huidige Israël plus de Jordaanse
„Westbank" werd een Brits mandaat en
in 1923 werd Transjordanië officieel door
Engeland erkend.
Emir Abdoellah koketteerde met de
Britten, dat het een lieve lust was. Zijn
leger werd door Britse officieren ge
traind. Ook Hoessein profiteerde van de
Britse begeleiding. Pas in 1956 moest
Glubb, de Engelse bevelhebber, onder
druk van de Palestijnen zijn biezen
pakken.
Er is geen volk dat door de Palestijnen zo
wordt gehaat als de Engelsen. Hun ach
terdocht tegen alles wat westers, ja wat
blank is vloeit hieruit voort. De Pales
tijnen beweren dat zij worden opgeof
ferd aan de schuldgevoelens, die de wes
terse wereld jegens de Israëli's, de hui
dige bewoners van een groot deel van het
voormalige Palestina koestert.
Een Amsterdams zakenman, die een
reis naai Amman en Damascus had ge
maakt, sprak met enkele Palestijnen.
En die hadden dit tegen hem gezegd: „Wij
zijn beroofd van ons land omdat jullie je
schuldgevoelens jegens de joden kwijt
willen. Jullie zijn verantwoordelijk voor
Dachau en Auschwitz. De nazi's pleegden
die miljoenenmoord, maar hebben jullie
je verzet? En nou willen jullie iets aar
digs tegen de Joden terugdoen door ze
een land te geven, waar wij recht op heb
ben. En wie steunen de Israëli's het
hardst? Dat was de regering Kiesinger
van West-Duitsland. Maar in de jaren
'33 - '45 riep Kiesinger zelf houzee te
gen de führer." Het afgrijselijke in deze
rechtlijnige redenering is, dat de Pales
tijnen niet eens helemaal ongelijk heb
ben.
En daarom hebben zij noch Abdoellah,
noch Hoessein ooit vertrouwd, ofschoon
de laatste in 1976 tégen Israël vocht.
Maar hij blijft lonken naar het westen,
menen de Palestijnen. Zelfs zijn vrouw
en kinderen stuurt hij naar Engeland. Als
het nou nog Rusland was geweest.
Kritiek op Moskou.
Maar ook de Sowjet-unie ligt bij de
Palestijnen uit de gunst. „De Russen
lieten de Arabieren in 1967 in de steek",
zo menen ze. „Terwijl Israël Egypte en
Jordanië binnenrukte, zaten de Russen in
Washington te praten. Wat kopen we
daarvoor?"
Deze teleurstelling over de Russische
politiek wordt in grote delen van de Ara
bische wereld hoorbaar. Nasser mag de
banden met Moskou nauwer hebben aan
geknoopt, in Irak, Syrië, Zuid-Jemen en
in de Palestijnse kampen wordt de kri
tiek op Moskou luider. „Rusland is niet
agressief genoeg, Moskou zoekt het te veel
in compromissen", zo klinkt het daar.
Deze kritiek op de Sowjet-unie wordt
aangewakkerd door Chinese „waarne
mers", die hun kontakten met de meest
extreme groeperingen hebben geïntensi
veerd. In de hotels van Damascus en
Bagdad is het aantal boekingen van Chi
nese gasten de laatste jaren sterk ge
stegen en onze indruk is niet dat die
Chinezen naar het nabije oosten zijn af
gereisd om er hun ongetwijfeld smake
lijke loempia's aan de man te brengen.
Het staat wel vast dat vanuit Peking al
lerlei activiteiten worden ontwikkeld om
het onbehagen van de Arabieren en Pa
lestijnen jegens Israël, het westen èn de
Sowjet-unie, aan te wakkeren.
China's rol.
Het ziet er naar uit dat niet alleen de
gespannen verhouding tussen de Ara
bische groeperingen voor nieuwe munitie
zal zorgen, maar dat in dit strategisch zo
belangrijke hart van de wereld de drie
wereldmachten een verbitterde strijd zul
len voeren om de hegemonie. En naar
mate China militair sterker wordt, zal
de kans dat vanuit het nabije oosten
de aardbol roodgloeiend zal aanlopen,
sterker worden. Immers, wanneer de Chi
nezen de extremistische groeperingen zo
als de Palestijnen achter zich proberen te
krijgen, dan is de kans groot dat ook de
Russen hun gematigd optreden zullen la
ten varen en door een agressievere poli
tiek naar de gunst van de extremisten
gaan dingen. De strijd tussen de twee
communistische grootmachten zou dan
hier tot een climax kunnen leiden. Dat
zou weer een bedreiging van Israël in
houden, waardoor Amerika gedwongen
kan worden in te grijperf' met alle ge
volgen van dien.
De door de Jordanese oorlog verscherp
te tegenstellingen kunnen op deze manier
tot catastrofale gevolgen leiden. En het
beangstigende is, dat alle partijen deze
catastrofe langzaam nader zien komen
zonder dat er een altei-natieve oplossing
voorhanden schijnt te zijn. En door de
dood van Nasser wordt die kans op een
oplossing nog gex-inger.
(Nadruk vex-boden).
80 JAAR GELEDEN OVERLEDEN
Toen tachtig jaar geleden Vincent van Gogh na een periode van geeste
lijke ontreddering te Auvers overleed, wijdde niet één krant een regel aan
zijn dood Het zou tot 1905 duren voordat zijn naam voor het eerst tot de
kunstminnaars doordrong.
In dat jaar organiseerde zijn schoonzuster (weduwe van broer Theo) een
tentoonstelling van zijn werk en dit was het begin van een ware cultus
van het werk en de pex-soon van de Brabantse domineeszoon, wiens unieke
plaats in de Hollandse schildei-kunst nu door iedereen wordt ex-kend.
Zijn tekeningen en schilderijen, die hij tijdens zijn kortstondig leven
nog niet aan de straatstenen kwijt kon, brengen nu miljoenen op en tal
loze nieuwe stromingen in de schilderkunst van kubisme tot neo-realisme
toe hebben niet kunnen verhindex-en, dat de.belangstelling voor het werk
van Van Gogh onverflauwd is gebleven.
De boodschap die Van Gogh aan de wereld heeft meegegeven, is zelfs
van een bx-andende actualiteit. Zijn sociale bewogenheid, zijn mededogen
met alle vei-worpenen en vernederden, kortom zijn streven naar een betere
maatschappij, sluit aan bij tal van groeperingen, die in onze moderne
samenleving dezelfde idealen nastreven.
OP DE ACHTERGROND DREIGT EEN WERELDCONFLICT
NIEUWE EXPLOSIEVEN LIGGEN AL KLAAR
Op 20 juli 1951 werd koning Abdoellah, grootvader van Hoessein, op de
trappen van de Omarmoskee in het hart van het oude Jeruzalem, door een
Palestijnse scherpschutter vermoord. Bijna twintig jaar later wankelt de Jor-
danese koningstroon onder het geweld van de Palestijnse guerrilla's en ver
andert de toch al door armoede, ontbex-ing en misère geplaagde hoofdstad
Amman in een slagveld, waar Ai-abiex-en schieten op Ai'abieren. De wereld
houdt de adem in, want ieder ogenblik kan dit locale conflict zich uitbrei
den, om tenslotte te escalex-en naar een voor de gehele wereld noodlottige
climax: een gewapend treffen tussen Amerika en de Sowjet-unie, die in
dit gebied tegengestelde politieke belangen nastreven.
Het stormcentrum van de wereldpolitiek heeft zich van zuidoost-Azië
naar het nabije oosten verplaatst.dat is duidelijk. In het gehele gebied van
de Nijl tot de Euphraat, van de Middellandse Zee tot de Jox-daan, liggen de
explosieven hoog opgestapeld. En wanneer straks de kruitdamp boven Jor
danië is opgetrokken en de duizenden doden zijn begraven en betreui'd, dan
zullen deze explosieven ongetwijfeld zox-gen voor nieuwe ontploffingen, die
aan de zelfbeheex-sing van Washington en Moskou opnieuw hoge eisen zullen
stellen, mede gezien in het licht van het feit dat nu ook rood-China niet
zonder succes in de Arabische wereld aan het penetreren is.
Het Palestijnse vraagstuk lijkt ver-der van zijn oplossing af dan ooit en
de guerrilla-commando's, onverholen gesteund door buurlanden als Irak en
Syrië, maken zich nu reeds op voor hun rol in de volgende akte van deze
Arabische tragedie.
FEUILLETON
De lerares schoot in een lach. „Nou ja,
u lacht er nou om buurvx-ouw. Maar ik
zal u eens een geheimpje vertellen: Ik
ben nog nooit eei'der de grens over ge
weest. Kijkt u zelf maar hij haalde
zijn pas uit de zak en legde die voor haar
neer nog geen maand oud. Dat zat er
voor ons soort mensen vroeger toch zeker
niet aan? Vakantie? Ik zal u eens wat
vex-tellen.Moet u luisteren.ik was
pas getrouwd met mijn eerste vrouw. Dat
was nog vóór de ooidog. We hadden een
huisje in nieuw west.nou ja, wat toen
nieuw west was, in de Marco Polo
straat, dat is bij de Jan Evertsenstraat,
weet u? Dat deed vijf gulden huur en
ik had bij de gemeente zes en twintig
gulden schoon. Dat was voor de oorlog
een monsteidoon, want bij de tram had
den ze er maar vier en twintig en een
half. Maar mijn vrouw zei toen. Toon
dat is m'n voornaam Toon, zei ze ik
leg elke week twee gulden weg, dat is dan
voor de vakantie. Want mijn eex-ste vi'ouw
had bij de bon-ton gediend in de Emma-
laan en ging elk jaar met meneer en me
vrouw naar Noox-dwijk. Toen zei m'n
vrouw: Noordwijk is natuurlijk te deftig
voor ons, maar een weekje Zandvoort
kunnen we er van overhouden. Nou, ik in
mei aan de baas gevraagd, wanneer ik
met vakantie kon gaan. Krijgt die vrijer
zowat een zenuwbex-oerte van de lach.
Zegt-ie: Toon, je mot je eens na laten
kijken. Is het in je bol geslagen? Jij met
vakantie? Wie vei'beelt je, dat je eigen
lijk bent? De direkteur zelf? Zegt-ie: zet
dat maar gerust uit je hoofd. Je kunt
drie dagen vrij krijgen, dat is voor-schrift,
12
door Qré de Boer
maar niet alle drie achter elkaar. Ik
zal je wel vertellen, wanneer je nemen
kunt. Ja, buurvi-ouw, zo ging het in de
dertiger jax-en. En nou ben ik vooi-man
en heb ik veertien dagen ineens en nog
eens zes snipperdagen. Een mens weet
niet meer wat 'm oveirkomt."
Na het broodeten gingen de passagiers
in groepjes aan de wal. Een gedeelte
ging naar de Sesselbaan om de Vierseeën-
blick te bestijgen, anderen gingen het
schilderachtige stadje bekijken.
De I-Iaan kende Boppart en besloot deze
avond kalm aan te doen. Hij haalde een
boek van beneden en installeerde zich op
het dek. Hij zuchtte behaaglijk. Heerlijk
was het hier. Aan de ovei'zijde ging een
goederentrein en hij keek naar de lange
sleep bruine en grijze wagens. Een sa
lonboot van de Köln-Dusseldorfer kwam
door de bocht en minderde vaart voor de
aanlegsteiger van het stadje. Het pont-
veer met een enkele auto erop dx-aaide
naar de wal, waar alweer andere mensen
wachtten voor de ovex-tocht. Op de kade
hingen stedelingen over de leuning en
kekert naar de Rijn, zoals misschien al
miljoenen mensen in de loop der eeuwen
gedaan hadden. Een klok begon te luiden
en een jong stel liep stijf gearmd onder
de bomen van de boulevard, alles om zich
heen vergetend. Ginds zag je nog sporen
van de ooi-log: een ruïne van wat eens
een kapitaal herenhuis moet zijn geweest.
Nu groeide het onkruid welig over de
brokstukken steen. Toch ademde hier
alles vrede en geluk. Nog was het hoog
seizoen en Boppart was ongetwijfeld
overvol met vreemdelingen en landge
noten. Behalve de „Geei-truida" lagen
er nog drie vakantieschepen tegen de
kade en de grote witte raderboot van de
passagiersdienst meerde aan en de eerste
opvarenden vei'lieten het schip, terwijl
anderen zich gereed maakten om verder
te reizen. De zon was achter de bergen
gezakt, waardoor de hitte van de dag
plaats maakte voor een frisse koelte, die
weldadig aandeed.
Hij stak een sigaar op en keek weer
in zijn boek. Misschien zat hij vijf mi
nuten te lezen, toen hij met een schok
bemei-kte, dat er iemand naast hem stond.
Hij zag wel een paar welgevormde benen
en toen hij omhoog keek, blikte hij in het
lachende gezicht van de lex-ares.
„Dat moet wel een boeiend boek zijn,"
vei'ondex'stelde ze, „want u was zo ver
diept, dat u me niet eens hoorde aanko
men."
„Werkelijkbegon hij, maar de
vrouw trok een stoel bij en ging zitten.
„Laat maar." Ze wuifde met haar hand.
„Heerlijk is het hier, he?"
Hij knikte. „De stad bekeken?"
Ze schoot in een lach. „Stad zei u toch?
Maar.het is hier toch wel mooi.
Ik heb een stel kaarten gepost, bij het
station. Doch ik durfde niet verder te
gaan, bang, dat ik zou vex-dwalen."
„Kom, kom, er is hier maar èèn winkel
straat van betekenis en die loopt even
wijdig met de Rijn. Moest u niet mee
met de Sesselbaan?"
„Ik heb dat ding op een kaart gezien.
Ti'ouwens, je kunt hem van hieruit ook
bekijken. Mij te griezelig. Ik ben niet zo'n
held."
„Maandag in Rüdesheim, daar zijn het
halfdichte cabines en die gaan ook niet
zo hoog van de grond. Dan durft u het
wel," moedigde hij haar aan.
„Ik moet het eerst nog zien."
„Nog plannen voor vanavond? Zin om
te dansen?"
Ze schudde haar hoofd en accepteerde
de sigaret die hij haar gaf. Ze zoog vuur
on keck hem aan. „Dan gaat u weer geld
voor me uitgeven. Overigens, hier kun
nen we ook wel wat te drinken krijgen.
Bovendien is het hier heerlijk op het dek.
U was toch niet van plan om weg te
gaan?"
„Ik ken Boppart. Bovendien, mox-gen
heb ik de hele dag om de stad te be
kijken, als ik wil."
Ze leunde zuchtend achterover. „Wel,
dan blijven we hier lekker luiex-en. En
een beetje babbelen. Als ik u tenminste
niet stoor."
Hij klapte het boek dicht. „Uw gezel
schap is mij meer waard dan alle boeken,
die ik meegenomen heb."
Ze schudde haar hoofd. „Als u nu twin
tig was geweest, zou ik dit complimentje
getolereex-d hebben, Maar nu...."
„Juffrouw Verleun, ik meen het."
De ander lachte even. „Al goed. Ik stel
het op prijs. Ik.enfin, u zult het wel
gemerkt hebben: ik was woest op u, gis-
tex-avond. In Bonn. Ik vond u imper-
tinent. Maar vandaagik heb er over
nagedacht. Over uw woorden. En in mijn
hut. Ik dacht: Cobie, je bent een draak.
Die meneer De Haan heeft zich voor je
uitgesloofd, je laten genieten van al het
moois, dat er op deze reis te zien is.
En als hij wat zegt, kruip je meteen in
je schulp en doe je lelijk. Sorry, meneer
De Haan, van gisteravond. Ik heb ex-
spijt van."
„Kom, kom," antwoordde hij verlegen,
„dat ben ik al vergeten. Ik ben veel te
blij dat de haimonie tussen ons hex-steld
is. Ik vind uw gezelschap prettig. Dat
moogt u gex-ust weten."
„Meneer De Haan, dë sympathie is we-
derzijdig. Ik wil daax-om nu eens een on
bescheiden vraag stellen. Mag dat?"
„U is bij vooi-baat alles toegestaan."
„U had het gistex-avond over mij. Ik
kon er natuurlijk zo ineens geen antwoord
op geven. U krijgt dat misschien morgen,
misschien vanavond nog. Uw woorden
hebben mij doen nadenken. En ik draaide
het om. Ik ben u vandaag eens gaan ob
serveren. U hebt een slag geslagen naar
mijn leeftijd en u was een heer, want u
schatte me jonger: ik ben di-ie en dertig.
Waarom zou ik mijn werkelijke leeftijd
vex-bergen. Doch Meneer De Haan heeft
getrouwde kinderen, is volgens zijn
eigen woorden al grootvader, dus zal
hij zo ongeveer vijftig zijn. U bent we
duwnaar, voorzover ik het uit uw uitla
tingen heb kunnen meiiien, al enige
jaren. Uw kindex-en zijn gehuwd, u hebt
een behoorlijk bedrijf, dus ik mag aan
nemen, dat u er financieel behoorlijk
voorstaat. Uw leeftijd is aanmex-king ne
mende, ziet u er repx-esentabel uit. Hiel
en daar een paar gi-ijze hax-en, maar dat
flatteert juist. Bovendien hebt u iets over
zich, dat een vx-ouw imponeert. En nu
komt de onbescheiden vraag: waax-om
ben u nooit hertrouwd, meneer De Haan?
Temeer omdat u, zoals wij vrouwen dat
doorgaans uitdrukken, een behoorlijke
partij bent voor een bepaalde categorie
vrouwen?"
Hij legde het boek naast zich neer in
een andere stoel en x-ichtte zich half op.
„Juffrouw Vei-leun, wellicht gelooft u
het niet, wat ik ga zeggen, maar zolang
ik weduwnaar ben, is het nog geen mo
ment in me opgekomen om nog eens aan
een tweede huwelijk te denken. Ik heb
een toegewijde huishoudster, ik heb mijn
werk, dat me zowat de hele dag opeist, ik
heb m'n kinderen, waar ik af en toe eens
op bezoek kom. Wat moet ik dan nog
meer?"
Ze glimlachte fijntjes. „Meneer De
Haan, ik dank u voor dit antwoord, want
u hebt nu zelf ook het antwoord gegeven
op de vragen, die u mij gisteravond
stelde. Ik heb een goede baan, wex-k, wat
me lief is. Ik ben op en top onderwijzeres
en ik ho.ud van m'n meisjes in de klas,
van allemaal zonder uitzondering. Ik ga
prettig om met m'n collega's, met de
directrice, met mijn hospita. Financieel
heb ik geen zorgen. Ik heb weinig nodig
voor mezelf en ik kan dus sparen. Ik kan
me een behoorlijke vakantie pei-mittei-en
en ik kan er voor zorgen, dat ik goed
gekleed ga. In m'n vrije tijd studeer ik
nog wat en dan heb ik een hobby: gramo-
foonplaten. Ik bezoek regelmatig con
certen en heb zelf een vei-zameling klas
sieken. Dus mijn antwooi'd aan u: wat
moet ik nog meer?"
Wordt vervolgd.