Meer bejaardenwoningen LIEFDE OP DE RIJN Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. 17 september 1970 no. 3418 HET JAAR 2000 PLAATSING IN TEHUIZEN VAAK EEN KWESTIE VAN ONMACHT. DAN VERDWIJNT HET PROBLEEM VAN „BEDDENTEKORT". „Ik kom in legio plaatsen waar veel oude en slechte woningen staan. Wat gaan ze er doen? Meteen een verzorgingstehuis bouwen, terwijl ie dereen op zijn vingers kan natellen dat er alleen behoefte is aan goede woningen. Maar dat vindt men niet interessant! Een verzorgingstehuis is aardiger. Dat geeft status aan zo'n plaats". Aldus mej. drs. W. van Neck, adviseuze bejaardenwerlc in Noord-Hol land, in het blad „Op Leeftijd", het orgaan van de Nederlandse Federatie voor Bejaardenzorg. Zij meent dat het bouwen van bejaardenwoningen op een ontstellende manier is achtergebleven. „De problematiek van bejaarden wordt voor driekwart gevormd door een slechte en ondoelmatige woonsituatie", zo meent deze deskundige. „Het stoken van oude kolenkachels, een tochtig huis, daar hebt u de feitelijke situatie, waardoor vele bejaarden wel moe ten zeggen: ik ga naar een verzorgingstehuis". Daarom zullen er meer bejaardenwoningen gebouwd moeten worden. Veel meer nog dan het ministerie van volkshuisvesting heeft gepland. Nieuwe generatie ouderen zal het niet meer nemen. Momenteel hebben we 45.000 bejaar denwoningen. Er is een tekort van 215.000 woningen. Dat betekent dat er over vijf jaar verdeeld, 43.000 woningen per jaar gebouwd moeten worden. Daar komt nog bij dat we in 1975 160.000 bejaarden meer zullen hebben dan nu. Dat betekent nog eens zo'n 6.400 woningen per jaar. Noodzakelijk is dus dat er in de komende vijf jaren 50.000 woningen per jaar wor den gebouwd. Mej. Van Neck is niet bang dat zij met deze becijfering de hele begroting van Volkshuisvesting ontwricht. Zij meent dat de grote winst van een dergelijk plan is dat er een geweldige doorstro mingsmogelijkheid komt voor jonge echt paren. Veel woningen die nu te groot zijn voor een bejaard echtpaar, maar die qua huurprijs tamelijk goedkoop zijn, komen dan vrij voor jonge echtparen en gezin nen met kleine kinderen. Mej. Van Neck toont zich geërgerd over het feit dat over het probleem van de bejaarden woningen in de Tweede Kamer niet geïnterpelleerd wordt, „maar wel over het tekort aan bedden in de tehui zen". Zij stelt dat er afgezien van enkele plaatsen en streken in ons land beslist voldoende bedden zijn. Maar men bijt zich vast op het punt van de bejaarden tehuizen. Men denkt daarmee het „be jaarden vraagstuk" te kunnen oplossen. Die oplossing ziet zij veeleer in het bou wen van geschikte woningen, waardoor de tehuizen bestemd kunnen worden voor het opnemen van die mensen, die werke lijk verzorging nodig hebben. Actief blijven. Drs. Van Neck vindt het principieel onjuist dat er zoveel mensen naar een verzorgingstehuis moeten, zonder dat ze er aan toe zijn. Gelukkig groeien we toe naar een nieuwe generatie ouderen, die straks wel wat anders zal willen dan zijn leven te slijten in één kamer(tje). Men wil en terecht een zit- èn een slaap kamer. Ook daarom zijn be j aarden wo- nigen zoveel prettiger. Maar helaas wordt het belang van be jaardenwoningen nog steeds onderschat. De ervaring van deze deskundige is, dat bewoners van be jaar den woningen veel mogelijkheden tot onderlinge kontakten hebben. Bovendien kunnen zij huishou delijk actief blijven, hetgeen de bewoners in een verzorgingstehuis vanzelfspre kend niet meer kunnen. Daardoor krijg je in tehuizen te snel het verschijnsel, dat de mensen alle zorgen afgenomen worden. Dat zij niet meer de dingen kun nen doen, die zij in hun eigen huis wel konden doen. Alleenstaanden. Mej. Van Neck acht het ook een be treurenswaardig feit, dat de relatief wei nig bejaarden woningen die in Nederland zijn, maar zelden worden bewoond door alleenstaanden. Nog ernstiger vindt zij het feit, dat een alleenblijvende bejaar de vaak gedwongen wordt zijn bejaar denwoning te verlaten om naar een ver zorgingstehuis te trekken. De besturen van tehuizen waarbij wo ningen gelegen zijn bepalen namelijk dikwijls, dat de woningen alleen door echtparen betrokken kunnen worden Dus moet de alleenstaande naar een tehuis of hij er in hoort of niet. Dat is belabberd. Maar men slikt het gewoon. Men zou volgens mej. Van Neck veel krachtdadiger tegen dit soort auto ritaire bepalingen moeten protesteren. „Ronduit schandalig vind ik de methoden, die veel besturen hanteren om echtparen die een bejaardenwoning betrekken een verklaring te laten tekenen, dat ze deze woning weer moeten verlaten zodra een van beiden overlijdt". Mej. Van Neck noemt dit „misbruik maken van macht" en zij stelt terecht dat een dergelijke be paling in strijd is met de wet. Er is huur- bescherming, waarbij bepaald is dat je je woning niet behoeft te verlaten Helaas weten vele bejaarden dat niet, anders zou- Zullen wij lichamelijk verkommeren? Aangezien het hier vooral gaat om een gevolg van de motorisering, is het niet overbodig zich af te vragen wanneer men gedwongen moet worden tot een contigentering resp. beperking van auto's en andere motorvoertuigen m.i.v. jet- vliegtuigen. De enorme ontwikkeling van compu ters en andere rekentuigen vergemakke lijkt en verbetert weliswaar ons weten schappelijk en technisch kunnen en ken nen, maar houdt ook nare beloften in. Het gemak zal de mens zodanig dienen, dat zijn persoonlijk denken verslapt met als uiteindelijk gevolg: een vermindering van zijn denkvei-mogen. De automatise ring zal hem tot op grote hoogte van zijn routinedenkarbeid verlossen vooral als we er straks in zullen slagen „denkende" den zij kunnen procederen en dat proces zeker winnen. Openbaarheid. „Miljonairs in vrije tijd", zo betitelt drs. Van Neck de besturen van bejaar dentehuizen. „Ik heb alle waardering voor wat deze mensen in hun vrije tijd doen, maar ik dacht dat het in deze tijd niet goed meer was als men zijn beleid niet openbaar maakte. Welk een voldoening is het niet voor bestuursleden om te mogen bepalen hoe „zijn" tehuis, dat vaak miljoenen kost, gebouwd wordt, wie erin mag, enz? Het is nu eenmaal zo in onze samenleving, beschikken we over geld, dan krijgen we al gauw macht en als we over macht beschikken gaat er zich geheimhouding ontwikkelen. We houden alles onder ons, zoals opnemingsbeleid en samenstelling van personeel, terwijl uiteindelijk de oe- j aarden niet weten waar zij aan toe zijn". Wachtlijst. Drs. Van Neck meent dat wanneer er een goed en openbaar opnemeingsbeleid wordt gevoerd, de wachtlijsten afgeschaft kunnen worden. „Die wachtlijsten hoeft gewoon vaak niet. Het hebben van lege kamers vindt men een belediging, („dan denkt men dat wij niet goed zijn"). Ter wijl lege kamers het bewijs kunnen vor men dat men dan pas een goed tehuis is, dat rekening houdt met de werkelijke noodgevallen". Volgens mej. Van Neck moet iemand die 80 is en beroerd woont een bejaar denwoning kunnen krijgen en niet die lege plaats in het verzorgingstehuis. Dat is er niet ter vervanging van een ondoel matige woonsituatie. Mej. Van Neck stelt tenslotte dat be sturen die een werkelijk goed en open baar opnemingsbeleid willen, zichzelf ter discussie moeten stellen. De geheimzin nigheid moet er uit. De mensen moeten weten waar zij aan toe zijn. Bij de be sturen van de meeste tehuizen weten zij dat helaas niet. en „scheppende" robots te maken. Dit geldt ook voor zijn spierarbeid. Alles wordt immers nu voor hem gedaan: wassen, lopen, melken, spitten, hakken, etc. etc. Als hij evenals in het mentale geval daartegenover niets kan stellen, zal hij onherroepelijk lichamelijk ver slappen en verkommeren. Voorbereiden. De technische revolutie sluit ook nog een ander nagenoeg onopgemerkt geble ven gevaar in t.w. toeneming van de vrije tijd door het vrijkomen van allerlei ar beid en door de winning van tijd. Wan neer deze niet wordt opgevuld kan de mens ontsporen, gedachtig het aloude gezegde: ledigheid is des duivels oorkus sen. De mens moet geestelijk erop voor bereid worden, anders benut hij de vrije tijd voor anti-sociale d.w.z. tegen eigen samenleving indruisende activiteiten, met als onafwendbaar gevolg: grotere mis dadigheid en maatschappelijke onrust, beide ondermijnende krachten voor mens heid en mens. Een en ander kan inderdaad tot een catastrofale toestand leiden, waarom we nu al leren moeten zinvol ermee te le ven, willen we ons straks staande hou den (en aangepast) in een maatschappij, waar door ver doorgevoerde automatise ring en robotisering, ons spierzenuwstel- sel geen prikkels genoeg meer ontvangt. Aanpassing. Wat ons in de komende drie decennia aan technisch raffinement, apparaturen en wetenschappelijke kennis nog ten deel kan vallen varieert van een automatische kok of huisvi-ouw tot een doeltreffende ingreep in het erfelijke bestel van de mens, van elektronische robots tot maan- toerisme en dit alles zal op zijn beurt weer schommelen tussen het aloude leven en de aloude dood, doch dan in een ander ritme en met een andere amplitudo. Wie zich hieraan niet kan aanpassen of het antwoord op de uitdaging schuldig blijft, wordt onherroepelijk door het leven zelf teruggewezen. De mens heeft zijn lot in eigen hand. De greep op zijn lot moet stevig zijn, anders wordt het noodlot. Een nieuwe dreiging volgt diezelfde mens op zijn le vensweg: naast vervuiling, vergiftiging, ledigheid, zich zelf begraven onder een last van gevaarlijke produkten als slaap poeders, kalmeringsmiddelen, antizwan- gerschapspillen LSD, opiumprepara ten en niet in de allerlaatste plaats langs natuurlijke weg onvernietigbare plastics, staat daar als een spook in de nacht: de groeiende overbevolking. Overbevolking. Uitgaande van de huidige wereldbevol king en van het huidige geboorte-over schot zal het inwonertal onzer aarde te gen 2000 ongeveer zijn vertweevoudigd en gebracht op niet minder dan 7 miljard zielen. Dit komt neer op een aanwas van 200.000 zielen per dag. Elke dag komt, anders gezegd, een stad bij ter grootte van Groningen of Haarlem, van Bonn- of Genève! Waar moet dat heen? Kunnen we al die nieuwkomers wel behoorlijk voeden en kleden? Blijkbaar gaat dit niet zo gemakkelijk. Ondanks alle inspanning is het tot nu toe niet gelukt de helft van de mensheid van ondervoeding te red den. Steeds meer dienen de hongerenden zich aan. Het wordt eerder erger dan minder. De hulpverlening schijnt niet juist en geëigend te zijn. We schijnen niet tegen de honger op te kunnen roeien. Waarschijnlijk zijn de ingrepen nog niet radicaal en drastisch genoeg. De spanning tussen hongerenden en welgevoeden zal in de wereld stijgen met alle gevolgen van dien. Eens slaat de fatale vonk over. Het even merkwaar dige als paradoxale is, dat honger als uitvloeisel van de overbevolking te wij len is aan de enorme vooruitgang van de medische wetenschap, die immers inmid dels al zo vele ziekten en gebreken heeft overweldigd. Controle. Ondanks alle goede bedoelingen heeft deze vooruitgang een soort evenwichts- storing gegeven tussen mens en zijn om geving, waardoor de leefbaarheid be hoorlijk in de knel is gekomen. Alleen de geneeskunde, die dit ongewild heeft veroorzaakt, kan het goed maken, o.a. door de ontwikkeling en toepassing van een ideale risicoloze geboortecontrole. Gebeurt dit niet dan zullen honger en onrust niet alleen troef zijn, maar zal ook het aantal zenuwzieken sterk stijgen. Proeven in het laboratorium met mui zen en ratten hebben reeds aangetoond dat de dieren, gehouden in overbevolkte kooien, minder goed leerden en veel va ker „zenuwziek" werden dan de con trole-exemplaren. Er staat ons dus wel heel wat te wachten op onze reis naar het jaar 2000. Maar daarom nog niet ge treurd. Wij kennen de konsekwenties, maar ook het antwoord op deze uit de hand lopende ontwikkeling. Wie verder menswaardig wil leven zal zich geestelijk erop moeten voorbereiden. Jean Hugo. RECLASSERINGS ACTIE. Het Nationaal Bureau voor Reclasse ring voert van 14 september tot en met 27 september zijn jaarlijkse actie. In de meeste Nederlandse gemeenten zal in die periode een huis-aan-huis of straatcol- lecrte worden gehouden. Weliswaar subsidieert de overheid het reclasseringswerk voor een groot deel, maar bijzondere projecten worden nog steeds uit de opbrengst van de collecte gefinancierd. Tot deze projecten behoort onder meer het uitbrengen van een film met als onderwerp de reclassering, het uitgeven van voorlichtingsmateriaal en het finan cieel steun verlenen aan groeperingen in de Nederlandse bevolking, die de reclas- seringsgedachte in woord en daad willen uitdragen. Wij noemen als voorbeeld van het laatste de medewerking aan jonge ren-congressen waar de reclassering als thema aan de orde komt. Een zeker niet minder belangrijk doel van de actie is het begrip kweken voor de relatie veroordeeldesamenleving. Steeds meer wint het inzicht veld dat er een wisselwerking tussen beiden be staat en dat het niet langer aangaat al leen de veroordeelde „schuldig" te ver klaren. Burgerlijke stand WISSENKERKE Geboren: 8 aug. 1970: Clazina Cornelia Judith de Winter, d.v. P. de Winter en C. M. Goense. 11 aug. 1970: Danny Ber- nardus Marinus, z.v. P. J. Moreauw en D. L. Hoogerheide. 18 aug. 1970: Hendrik Nicolaas, z.v. N. de Kater en G. P. de Feijter. Ondertrouwd: 3 aug. 1970: Izaak Tim merman, oud 24 jaai, te Zierikzee en Wilhelmina Maria Korshuize, oud 20 jr. 7 aug. 1970: Izak Stokman, oud 33 jaar en Maria Cornelia Ketelaar, oud 28 jaar, te Vlissingen. 26 aug. 1970: Frans de Bruijn, oud 24 jaar te Veere en Wille- mina Clement, oud 22 jaar. Getrouwd: 14 aug. 1970: Marinus Cor nells Kouwer, oud 24 jaar en Neeltje de Bruine, oud 20 jaar. 21 aug. 1970: Izaak Timmerman, oud 24 jaar te Zierikzee en Wilhelmina Maria Korshuize. oud 21 jr. 28 aug. 1970: Izak Stokman, oud 34 jaar en Maria Cornelia Ketelaar, oud 29 jaar. Overleden: 23 aug. 1970: Frans Meu- lenberg, oud 82 jaar, echtgenoot van Paulina Pieternella van der Weele. Bij de Postcommandant der Rijkspolitie te Kampei-land, Nieuwstraat 59, Telefoon 01107 - 3 26, zijn nadere inlichtingen te verkrijgen over de volgende gevonden voorwerpen een kinderbrilletje, een knipmes, enkele bossen sleutels, een heren-polshorloge, een zegelring, een zonnebril, een duim stok, een regenbroek, een regenjas en een polshorloge. IIOUDT OOK NARE BELOFTEN IN De mens heeft zijn lot in eigen hand. Meer dan ooit staat hij thans voor de beslissende tweesprong. De ene weg leidt naar een hogere evolutie resp. mensheidsontwikkeling, de andere naar de stamdood Kort geleden heeft de Amerikaanse president Nixon nog gewaarschuwd dat de mens bezig is zijn eigen leefmilieu zodanig te vergifttigen, resp. te vervuilen, dat hij, naargelang de aard der verontreiniging, op een gegeven ogenblik in een niet al te verre toekomst of dood vriest of verdrinkt. Om een voorbeeld te noemen: door teveel kooldioxide (koolzuurgas) via fabrieksschoorstenen en uitlaatbuizen van auto's, vliegtuigen en andere motoren in de atmosfeer te spuien, zal het hierdoor ontketende broeikas effect de polen doen smelten tengevolge waarvan grote delen van het landoppervlak onder water zullen komen te liggen. Geleerden hebben erop gewezen dat het koolzuurgehalte omstreeks het magische jaar 2000 met 25% zal zijn gestegen wat neerkomt op een verwarming van de at mosfeer resp. verhoging van de wereldtemperatuur met gemiddeld 7 gr. C. Dit nu zal onherroepelijk leiden tot gedeeltelijk wegsmelten van de pool kappen tengevolge waarvan het niveau der wereldzeeën zal stijgen met ruim 3 m. Rekening houdend met een steeds grotere behoefte aan energie en produkten, mogen we zelfs een grotere temperatuursstijging verwach ten en dus ook een grotere stijging van de zeespiegel. FEUILLETON Hij keek haar van terzijde aan. „Bent u onderwijzeres?" Ze legde haar handen onder het hoofd. „Was ik. Ik ben later weer gaan leren. Nu ben ik op een huishoudschool. Het is wel zo interessant." „Dus u bent lerares." „Och ja, zo noemt men dat. 't Maakt weinig uit. Het verschil is, dat je kin deren groter zijn. Niet meer zo nuchter. Dat heeft z'n voordelen, maar ook z'n nadelen. Ze voelen zich en je kunt ze nu eenmaal niet zo behandelen als op de lagere school. Vooral de tegenwoordige meisjes nemen dat niet meer. Daar moet je nu eenmaal rekening mee houden. In het begin had ik er nog wel eens moeite mee. Die overgang van het lager-naar het nijverheidsonderwijs. Geleidelijk aan groei je mee en pas je je aan. Vroeger gaf je een lastig kind een dx-aai om de oren. Dat moet je eens proberen met zo'n blaag van twaalf, dertien jaar. Heb je dezelfde dag nog de moeder op je dak. Ze zijn te groot voor servet en te klein voor tafellaken." Hij lachte even. „Mijn moeder zei vroe ger ook wel zoiets." Ze draaide zich naar hem toe. „Hoe vindt u het gezin Jansen? Die man met z'n bieten. Hij knikte. „Een eenvoudig, zonnig mens. Ongecompliceerd. We kunnen mis schien nog wel meer genoegen aan hem beleven." .Gistermiddag zat hij naast me op het dek. Vertelde van zijn werk. Weet u, wat hij doet voor de kost?" „Geen idee." „Vuilnis ophalen in Amsterdam. Je door Qré de Boer maakt op zo'n reis ook met allerlei slag mensen kennis." „Het lijkt me nuttig wexic. En tegen- woox-dig, met die moderne roltrommels." „Dat zei hij ook. Ik kan, zei hij, gerust in m'n zondagse pak m'n werk doen. Komt er geen smetje op. Alles is tegen woordig hygiënisch. Hij is al van zijn zestiende jaar af aan de gemeente. En nu is hij verleden jaar bevorderd tot voorman of zoiets." „Ja, dat zei hij ook tegen mij." Ze gingen de spooi-bi-ug onderdoor, waarover net een trein reed. Toen de bel ging voor de koffie, zei ze nogmaals: „Ik bedank vanmorgen. Ik blijf hier rus tig zitten." Hij kwam overeind. „Ik heb er even min trek in. We zullen het even melden, zodat de meisjes niet voor niets inschen ken." Hij liep naar de salon en pakte zijn doos sigaax-tjes, die hij bij het raam had laten liggen. Daarna ging hij even naar zijn hut en nam een pakje sigaret ten uil de slof. Een paar minuten latex- was hij weer aan dek. „Een appel?" bood ze aan. „Graag. Dank u wel. Fx-uit is beter voor me als koffie." Ze aten enige tijd zwijgend, terwijl ze naar de oevers keken, naar de grote be drijven en het verkeer op het water. „U bent zeker al vaker in Duitsland geweest?" Hij knikte. „Vi-oeger, toen m'n vrouw nog leefde, gingen we ieder jaar een paar weken. Maar ik ben er nu in lange tijd niet geweest. Het laatst een jaar of vier geleden, voor zaken." Ze aai'zelde even. „Ikmisschien lacht u ex-om.... ik ben voor het eerst van mijn leven in het buitenland. Vorige week kreeg ik mijn pas. Ik weet niet hoe het komt, maar het idee, een buiten landse reis maken, kwam eigenlijk nooit in me op. M'n collega's gingen naar de Ardennen, naar het Zwarte Woud en onze directrice is dit jaar zelfs naar de Rivièra. En dan vertelden ze na de vakantie van hun belevenissen en lieten foto's zien. Ik ging altijd alleen maar in pension, ergens op de hei of zo. Of naar zee. Dit jaar evenwel kreeg ik zin in een reis over de grens. Ik ben op kamei-s in U- trecht. En m'n hospita is vex-leden jaar met zo'n Rijnreis mee geweest. Die gaf er hoog van op, dat het zo mooi was. Toen kreeg ik de smaak te pakken. Eh voila, nu ben ik een buitenlandse toe- riste geworden." „U zult over een paar dagen uw ogen uitkijken, als u eerst maar eens het mooie gedeelte ziet. Eigenlijk is er hier nog niet veel aan. Straks als we het Roer gebied gepasseex-d zijn, is alles weer vlak, net als bij ons. Doch over een paar dagen, bij Königswinter, en later voox-bij Koblenz. Dan hebt u ogen te weinig." „Ik vex-heug me er op. De folders heb ben we zo vaak bekeken, mijn hospita en ik. En als het maar half zo mooi is, als op die plaatjes, dan zal ik de pi'et- tigste vakantie van m'n leven hebben." Ze hadden hun appel op en De Haan presenteerde haar een sigaret. Hij gaf haar vuur en stak zelf een sigaar op. „Sigaretten is voor mij voorlopig taboe," zei hij. De vrouw keek hem ondex-zoekend aan. „Teveel gex-ookt?" Hij haalde zijn schouders op. „Mis schien. Mijïx dokter vond het beter, als ik voorlopig geen sigai-etten x-ookte. Ik was een beetje over m'n toeren heen. Een druk seizoen achter de rug en zo. Veel werk, teveel eigenlijk, en niet vol doende personeel. Dat schept moeilijk heden.... Nu ja, de dokter vond het beter, als ik maar eens een dag of wat vakantie nam." „Hebt u een eigen bedx-ijf?" De Haan knikte nadenkend. „Klein fabx-iekje, van souvenix-s namelijk. Le peltjes bijvoorbeeld. Maar ook molentjes van hout. Voox-ts prentbriefkaarten. We zijn veelzijdig. Alles, wat de moeite waard is, maken we. Uit de aard dei- zaak werken we in hoofdzaak voor va kantiecentra." Ze rookte en streek een pluk hax-en voor haar gezicht weg. „Dat lijkt me interessant. Vooral in de tegenwoordige tijd, nu zo ongeveer iedereen met vakan tie gaat, zult u de wind wel in de zeilen hebben." „Inderdaad. En we zouden nog veel meer kunnen doen, maar ja.... pei-so- neel En ik moet mensen hebben met een beetje ax-tistieke aanleg. Dat valt niet mee." „Hoe verkoopt u dat? Ik bedoel: stuurt u zo eens aan deze of gene winkelier een exemplaar? Een lepeltje bijvoor beeld?" Hij schudde zijn hoofd. „Mijn twee zoons reizen. Ieder heeft een helft van het land. Ze komen wekelijks met bergen orders thuis. Soms help ik nog wel eens mee in de fabriek. Per slot van rekening ben ik indertijd in m'n eentje begonnen." „En nu?" „Ruim dei-tig man personeel. Dertig mensen, want er zijn vrouwen bij. Sinds enkele jaren hebben we ook een eigen drukkerij, voor de kaarten. Als u nagaat, dat we nu al bezig zijn met de nieuw- jaai-skaa'rlen." Ze schoot in een lach. „Dan bent u vast niet te laat." „Vergist u zich niet. We moeten ze uiterlijk zo omstreeks begin november levex-en. We hebben nu eind augustus, dus ik heb nog ongeveer twee maanden voor anderhalf miljoen kaarten." Ze keek verbaasd op. „Anderhalf mil joen! Maar die x-aakt u toch zeker niet in één winter kwijt?" „Toch wel", antwoordde hij glimla chend. „Dit aantal is namelijk al voor negentig procent in bestelling. De rest raken we in november en begin decem ber wel kwijt." Ze keek hem met ontzag aan. „Dan bent u min of meer groot-industrieel." De Haan schudde zijn hoofd. „Zo'n vaart loopt dat niet. We hebben voordeel van deze periode van hoogconjunctuur en logischerwijs profiteren wij daarvan zoveel als mogelijk is. Maar ja, zoals gezegd: het personeelsprobleem remt het weer af." De stem van de kapitein klonk dooi de luidspreker en men passeerde hét stadje Kaiserwerth met oude stadsmuren en een ruïne. Iedereen stond op en keek naar de huisjes aan de kade en de wal len. „Met een goed half uurtje zullen we Dusseldorf passex-en," besloot de stem. De Haan keek naar zijn buurvrouw en zei: „Kom, ik ga nog even naar beneden. Ik vond het prettig met u gebabbeld te hebben, juffi-ouw Vex-leun. We zullen in de komende dagen daarvoor wel vaker gelegenheid hebben." Hoofdstuk 6. In Keulen is het pi-ettig. Toen de „Geertruida" Keulen naderde en de kapitein meldde, dat de Dom al in zicht was, richtte ieder, die een kijker had, zich naar de riviereinder. De Haan had de twee torens al ontdekt en gaf zijn kijker aan Jansen, die naast hem zat. De kijker ging nog een paar keer in andere handen over, zodat iedereen de bei-oemde kerktorens kon zien. Terwijl men aan de broodmaaltijd zat, meerde de „Geertruida" aan de kade. De reisleidster vertelde, dat men de volgen de morgen na het ontbijt de Dom zou kunnen bezichtigen en dat men zich nu kon opgeven. Na de maatlijd ging iede- ï-een de wal op, De Haan eveneens. Hij stak een sigaar op en wachtte een poosje voor hij gelegenheid kreeg de drukke rijweg over te steken. Daai-na vei-dween hij in de binnenstad. Het was ruim half zeven, dus ae meeste winkels zouden al wel gesloten zijn. Hij herinnei-de zich de winkelgalerij in het station, die dag en nacht geopend was. Daar was tevens een postkantoor, zodat hij daar zijn eerste kaarten maar zou kopen en vei-zenden. Het was niet vei-, dus Berends zou zich geen zorgen behoeven te maken over de lengte van zijn wandeling. Bovendien, als hij vermoeid werd, zou hij altijd nog met de bus of een ti-am kunnen gaan. (Wordt vei-volgd).

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1970 | | pagina 3