Meer bejaardenwoningen
LIEFDE OP DE RIJN
Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. 17 september 1970 no. 3418
HET JAAR 2000
PLAATSING IN TEHUIZEN VAAK EEN KWESTIE VAN ONMACHT.
DAN VERDWIJNT HET PROBLEEM VAN „BEDDENTEKORT".
„Ik kom in legio plaatsen waar veel oude en slechte woningen staan.
Wat gaan ze er doen? Meteen een verzorgingstehuis bouwen, terwijl ie
dereen op zijn vingers kan natellen dat er alleen behoefte is aan goede
woningen. Maar dat vindt men niet interessant! Een verzorgingstehuis is
aardiger. Dat geeft status aan zo'n plaats".
Aldus mej. drs. W. van Neck, adviseuze bejaardenwerlc in Noord-Hol
land, in het blad „Op Leeftijd", het orgaan van de Nederlandse Federatie
voor Bejaardenzorg.
Zij meent dat het bouwen van bejaardenwoningen op een ontstellende
manier is achtergebleven. „De problematiek van bejaarden wordt voor
driekwart gevormd door een slechte en ondoelmatige woonsituatie", zo
meent deze deskundige. „Het stoken van oude kolenkachels, een tochtig
huis, daar hebt u de feitelijke situatie, waardoor vele bejaarden wel moe
ten zeggen: ik ga naar een verzorgingstehuis".
Daarom zullen er meer bejaardenwoningen gebouwd moeten worden.
Veel meer nog dan het ministerie van volkshuisvesting heeft gepland.
Nieuwe generatie ouderen zal het niet
meer nemen.
Momenteel hebben we 45.000 bejaar
denwoningen. Er is een tekort van 215.000
woningen. Dat betekent dat er over vijf
jaar verdeeld, 43.000 woningen per jaar
gebouwd moeten worden. Daar komt nog
bij dat we in 1975 160.000 bejaarden
meer zullen hebben dan nu. Dat betekent
nog eens zo'n 6.400 woningen per jaar.
Noodzakelijk is dus dat er in de komende
vijf jaren 50.000 woningen per jaar wor
den gebouwd.
Mej. Van Neck is niet bang dat zij
met deze becijfering de hele begroting
van Volkshuisvesting ontwricht. Zij meent
dat de grote winst van een dergelijk
plan is dat er een geweldige doorstro
mingsmogelijkheid komt voor jonge echt
paren. Veel woningen die nu te groot zijn
voor een bejaard echtpaar, maar die qua
huurprijs tamelijk goedkoop zijn, komen
dan vrij voor jonge echtparen en gezin
nen met kleine kinderen.
Mej. Van Neck toont zich geërgerd over
het feit dat over het probleem van de
bejaarden woningen in de Tweede Kamer
niet geïnterpelleerd wordt, „maar wel
over het tekort aan bedden in de tehui
zen". Zij stelt dat er afgezien van enkele
plaatsen en streken in ons land beslist
voldoende bedden zijn. Maar men bijt
zich vast op het punt van de bejaarden
tehuizen. Men denkt daarmee het „be
jaarden vraagstuk" te kunnen oplossen.
Die oplossing ziet zij veeleer in het bou
wen van geschikte woningen, waardoor
de tehuizen bestemd kunnen worden voor
het opnemen van die mensen, die werke
lijk verzorging nodig hebben.
Actief blijven.
Drs. Van Neck vindt het principieel
onjuist dat er zoveel mensen naar een
verzorgingstehuis moeten, zonder dat ze
er aan toe zijn. Gelukkig groeien we toe
naar een nieuwe generatie ouderen, die
straks wel wat anders zal willen dan
zijn leven te slijten in één kamer(tje).
Men wil en terecht een zit- èn een slaap
kamer. Ook daarom zijn be j aarden wo-
nigen zoveel prettiger.
Maar helaas wordt het belang van be
jaardenwoningen nog steeds onderschat.
De ervaring van deze deskundige is, dat
bewoners van be jaar den woningen veel
mogelijkheden tot onderlinge kontakten
hebben. Bovendien kunnen zij huishou
delijk actief blijven, hetgeen de bewoners
in een verzorgingstehuis vanzelfspre
kend niet meer kunnen. Daardoor krijg
je in tehuizen te snel het verschijnsel,
dat de mensen alle zorgen afgenomen
worden. Dat zij niet meer de dingen kun
nen doen, die zij in hun eigen huis wel
konden doen.
Alleenstaanden.
Mej. Van Neck acht het ook een be
treurenswaardig feit, dat de relatief wei
nig bejaarden woningen die in Nederland
zijn, maar zelden worden bewoond door
alleenstaanden. Nog ernstiger vindt zij
het feit, dat een alleenblijvende bejaar
de vaak gedwongen wordt zijn bejaar
denwoning te verlaten om naar een ver
zorgingstehuis te trekken.
De besturen van tehuizen waarbij wo
ningen gelegen zijn bepalen namelijk
dikwijls, dat de woningen alleen door
echtparen betrokken kunnen worden Dus
moet de alleenstaande naar een tehuis of
hij er in hoort of niet.
Dat is belabberd. Maar men slikt het
gewoon. Men zou volgens mej. Van Neck
veel krachtdadiger tegen dit soort auto
ritaire bepalingen moeten protesteren.
„Ronduit schandalig vind ik de methoden,
die veel besturen hanteren om echtparen
die een bejaardenwoning betrekken
een verklaring te laten tekenen, dat ze
deze woning weer moeten verlaten zodra
een van beiden overlijdt". Mej. Van Neck
noemt dit „misbruik maken van macht"
en zij stelt terecht dat een dergelijke be
paling in strijd is met de wet. Er is huur-
bescherming, waarbij bepaald is dat je
je woning niet behoeft te verlaten Helaas
weten vele bejaarden dat niet, anders zou-
Zullen wij lichamelijk verkommeren?
Aangezien het hier vooral gaat om een
gevolg van de motorisering, is het niet
overbodig zich af te vragen wanneer
men gedwongen moet worden tot een
contigentering resp. beperking van auto's
en andere motorvoertuigen m.i.v. jet-
vliegtuigen.
De enorme ontwikkeling van compu
ters en andere rekentuigen vergemakke
lijkt en verbetert weliswaar ons weten
schappelijk en technisch kunnen en ken
nen, maar houdt ook nare beloften in.
Het gemak zal de mens zodanig dienen,
dat zijn persoonlijk denken verslapt met
als uiteindelijk gevolg: een vermindering
van zijn denkvei-mogen. De automatise
ring zal hem tot op grote hoogte van zijn
routinedenkarbeid verlossen vooral als
we er straks in zullen slagen „denkende"
den zij kunnen procederen en dat proces
zeker winnen.
Openbaarheid.
„Miljonairs in vrije tijd", zo betitelt
drs. Van Neck de besturen van bejaar
dentehuizen. „Ik heb alle waardering voor
wat deze mensen in hun vrije tijd doen,
maar ik dacht dat het in deze tijd niet
goed meer was als men zijn beleid niet
openbaar maakte.
Welk een voldoening is het niet voor
bestuursleden om te mogen bepalen hoe
„zijn" tehuis, dat vaak miljoenen kost,
gebouwd wordt, wie erin mag, enz? Het
is nu eenmaal zo in onze samenleving,
beschikken we over geld, dan krijgen we
al gauw macht en als we over macht
beschikken gaat er zich geheimhouding
ontwikkelen. We houden alles onder ons,
zoals opnemingsbeleid en samenstelling
van personeel, terwijl uiteindelijk de oe-
j aarden niet weten waar zij aan toe
zijn".
Wachtlijst.
Drs. Van Neck meent dat wanneer er
een goed en openbaar opnemeingsbeleid
wordt gevoerd, de wachtlijsten afgeschaft
kunnen worden. „Die wachtlijsten hoeft
gewoon vaak niet. Het hebben van lege
kamers vindt men een belediging, („dan
denkt men dat wij niet goed zijn"). Ter
wijl lege kamers het bewijs kunnen vor
men dat men dan pas een goed tehuis
is, dat rekening houdt met de werkelijke
noodgevallen".
Volgens mej. Van Neck moet iemand
die 80 is en beroerd woont een bejaar
denwoning kunnen krijgen en niet die
lege plaats in het verzorgingstehuis. Dat
is er niet ter vervanging van een ondoel
matige woonsituatie.
Mej. Van Neck stelt tenslotte dat be
sturen die een werkelijk goed en open
baar opnemingsbeleid willen, zichzelf ter
discussie moeten stellen. De geheimzin
nigheid moet er uit. De mensen moeten
weten waar zij aan toe zijn. Bij de be
sturen van de meeste tehuizen weten
zij dat helaas niet.
en „scheppende" robots te maken.
Dit geldt ook voor zijn spierarbeid.
Alles wordt immers nu voor hem gedaan:
wassen, lopen, melken, spitten, hakken,
etc. etc. Als hij evenals in het mentale
geval daartegenover niets kan stellen,
zal hij onherroepelijk lichamelijk ver
slappen en verkommeren.
Voorbereiden.
De technische revolutie sluit ook nog
een ander nagenoeg onopgemerkt geble
ven gevaar in t.w. toeneming van de vrije
tijd door het vrijkomen van allerlei ar
beid en door de winning van tijd. Wan
neer deze niet wordt opgevuld kan de
mens ontsporen, gedachtig het aloude
gezegde: ledigheid is des duivels oorkus
sen. De mens moet geestelijk erop voor
bereid worden, anders benut hij de vrije
tijd voor anti-sociale d.w.z. tegen eigen
samenleving indruisende activiteiten, met
als onafwendbaar gevolg: grotere mis
dadigheid en maatschappelijke onrust,
beide ondermijnende krachten voor mens
heid en mens.
Een en ander kan inderdaad tot een
catastrofale toestand leiden, waarom we
nu al leren moeten zinvol ermee te le
ven, willen we ons straks staande hou
den (en aangepast) in een maatschappij,
waar door ver doorgevoerde automatise
ring en robotisering, ons spierzenuwstel-
sel geen prikkels genoeg meer ontvangt.
Aanpassing.
Wat ons in de komende drie decennia
aan technisch raffinement, apparaturen
en wetenschappelijke kennis nog ten deel
kan vallen varieert van een automatische
kok of huisvi-ouw tot een doeltreffende
ingreep in het erfelijke bestel van de
mens, van elektronische robots tot maan-
toerisme en dit alles zal op zijn beurt
weer schommelen tussen het aloude leven
en de aloude dood, doch dan in een ander
ritme en met een andere amplitudo. Wie
zich hieraan niet kan aanpassen of het
antwoord op de uitdaging schuldig blijft,
wordt onherroepelijk door het leven zelf
teruggewezen.
De mens heeft zijn lot in eigen hand.
De greep op zijn lot moet stevig zijn,
anders wordt het noodlot. Een nieuwe
dreiging volgt diezelfde mens op zijn le
vensweg: naast vervuiling, vergiftiging,
ledigheid, zich zelf begraven onder een
last van gevaarlijke produkten als slaap
poeders, kalmeringsmiddelen, antizwan-
gerschapspillen LSD, opiumprepara
ten en niet in de allerlaatste plaats langs
natuurlijke weg onvernietigbare plastics,
staat daar als een spook in de nacht: de
groeiende overbevolking.
Overbevolking.
Uitgaande van de huidige wereldbevol
king en van het huidige geboorte-over
schot zal het inwonertal onzer aarde te
gen 2000 ongeveer zijn vertweevoudigd
en gebracht op niet minder dan 7 miljard
zielen. Dit komt neer op een aanwas van
200.000 zielen per dag. Elke dag komt,
anders gezegd, een stad bij ter grootte
van Groningen of Haarlem, van Bonn- of
Genève! Waar moet dat heen? Kunnen
we al die nieuwkomers wel behoorlijk
voeden en kleden? Blijkbaar gaat dit niet
zo gemakkelijk. Ondanks alle inspanning
is het tot nu toe niet gelukt de helft van
de mensheid van ondervoeding te red
den. Steeds meer dienen de hongerenden
zich aan. Het wordt eerder erger dan
minder. De hulpverlening schijnt niet
juist en geëigend te zijn. We schijnen
niet tegen de honger op te kunnen roeien.
Waarschijnlijk zijn de ingrepen nog niet
radicaal en drastisch genoeg.
De spanning tussen hongerenden en
welgevoeden zal in de wereld stijgen
met alle gevolgen van dien. Eens slaat
de fatale vonk over. Het even merkwaar
dige als paradoxale is, dat honger als
uitvloeisel van de overbevolking te wij
len is aan de enorme vooruitgang van de
medische wetenschap, die immers inmid
dels al zo vele ziekten en gebreken heeft
overweldigd.
Controle.
Ondanks alle goede bedoelingen heeft
deze vooruitgang een soort evenwichts-
storing gegeven tussen mens en zijn om
geving, waardoor de leefbaarheid be
hoorlijk in de knel is gekomen. Alleen
de geneeskunde, die dit ongewild heeft
veroorzaakt, kan het goed maken, o.a.
door de ontwikkeling en toepassing van
een ideale risicoloze geboortecontrole.
Gebeurt dit niet dan zullen honger en
onrust niet alleen troef zijn, maar zal
ook het aantal zenuwzieken sterk stijgen.
Proeven in het laboratorium met mui
zen en ratten hebben reeds aangetoond
dat de dieren, gehouden in overbevolkte
kooien, minder goed leerden en veel va
ker „zenuwziek" werden dan de con
trole-exemplaren. Er staat ons dus wel
heel wat te wachten op onze reis naar
het jaar 2000. Maar daarom nog niet ge
treurd. Wij kennen de konsekwenties,
maar ook het antwoord op deze uit de
hand lopende ontwikkeling. Wie verder
menswaardig wil leven zal zich geestelijk
erop moeten voorbereiden.
Jean Hugo.
RECLASSERINGS ACTIE.
Het Nationaal Bureau voor Reclasse
ring voert van 14 september tot en met
27 september zijn jaarlijkse actie. In de
meeste Nederlandse gemeenten zal in die
periode een huis-aan-huis of straatcol-
lecrte worden gehouden.
Weliswaar subsidieert de overheid het
reclasseringswerk voor een groot deel,
maar bijzondere projecten worden nog
steeds uit de opbrengst van de collecte
gefinancierd.
Tot deze projecten behoort onder meer
het uitbrengen van een film met als
onderwerp de reclassering, het uitgeven
van voorlichtingsmateriaal en het finan
cieel steun verlenen aan groeperingen in
de Nederlandse bevolking, die de reclas-
seringsgedachte in woord en daad willen
uitdragen. Wij noemen als voorbeeld van
het laatste de medewerking aan jonge
ren-congressen waar de reclassering als
thema aan de orde komt.
Een zeker niet minder belangrijk doel
van de actie is het begrip kweken voor
de relatie veroordeeldesamenleving.
Steeds meer wint het inzicht veld dat
er een wisselwerking tussen beiden be
staat en dat het niet langer aangaat al
leen de veroordeelde „schuldig" te ver
klaren.
Burgerlijke stand
WISSENKERKE
Geboren: 8 aug. 1970: Clazina Cornelia
Judith de Winter, d.v. P. de Winter en
C. M. Goense. 11 aug. 1970: Danny Ber-
nardus Marinus, z.v. P. J. Moreauw en
D. L. Hoogerheide. 18 aug. 1970: Hendrik
Nicolaas, z.v. N. de Kater en G. P. de
Feijter.
Ondertrouwd: 3 aug. 1970: Izaak Tim
merman, oud 24 jaai, te Zierikzee en
Wilhelmina Maria Korshuize, oud 20 jr.
7 aug. 1970: Izak Stokman, oud 33 jaar
en Maria Cornelia Ketelaar, oud 28 jaar,
te Vlissingen. 26 aug. 1970: Frans de
Bruijn, oud 24 jaar te Veere en Wille-
mina Clement, oud 22 jaar.
Getrouwd: 14 aug. 1970: Marinus Cor
nells Kouwer, oud 24 jaar en Neeltje de
Bruine, oud 20 jaar. 21 aug. 1970: Izaak
Timmerman, oud 24 jaar te Zierikzee en
Wilhelmina Maria Korshuize. oud 21 jr.
28 aug. 1970: Izak Stokman, oud 34 jaar
en Maria Cornelia Ketelaar, oud 29 jaar.
Overleden: 23 aug. 1970: Frans Meu-
lenberg, oud 82 jaar, echtgenoot van
Paulina Pieternella van der Weele.
Bij de Postcommandant der Rijkspolitie
te Kampei-land, Nieuwstraat 59, Telefoon
01107 - 3 26, zijn nadere inlichtingen te
verkrijgen over de volgende gevonden
voorwerpen
een kinderbrilletje, een knipmes, enkele
bossen sleutels, een heren-polshorloge,
een zegelring, een zonnebril, een duim
stok, een regenbroek, een regenjas en
een polshorloge.
IIOUDT OOK NARE BELOFTEN IN
De mens heeft zijn lot in eigen hand. Meer dan ooit staat hij thans
voor de beslissende tweesprong. De ene weg leidt naar een hogere evolutie
resp. mensheidsontwikkeling, de andere naar de stamdood
Kort geleden heeft de Amerikaanse president Nixon nog gewaarschuwd
dat de mens bezig is zijn eigen leefmilieu zodanig te vergifttigen, resp. te
vervuilen, dat hij, naargelang de aard der verontreiniging, op een gegeven
ogenblik in een niet al te verre toekomst of dood vriest of verdrinkt.
Om een voorbeeld te noemen: door teveel kooldioxide (koolzuurgas) via
fabrieksschoorstenen en uitlaatbuizen van auto's, vliegtuigen en andere
motoren in de atmosfeer te spuien, zal het hierdoor ontketende broeikas
effect de polen doen smelten tengevolge waarvan grote delen van het
landoppervlak onder water zullen komen te liggen. Geleerden hebben
erop gewezen dat het koolzuurgehalte omstreeks het magische jaar 2000
met 25% zal zijn gestegen wat neerkomt op een verwarming van de at
mosfeer resp. verhoging van de wereldtemperatuur met gemiddeld 7 gr. C.
Dit nu zal onherroepelijk leiden tot gedeeltelijk wegsmelten van de pool
kappen tengevolge waarvan het niveau der wereldzeeën zal stijgen met
ruim 3 m. Rekening houdend met een steeds grotere behoefte aan energie
en produkten, mogen we zelfs een grotere temperatuursstijging verwach
ten en dus ook een grotere stijging van de zeespiegel.
FEUILLETON
Hij keek haar van terzijde aan. „Bent
u onderwijzeres?"
Ze legde haar handen onder het hoofd.
„Was ik. Ik ben later weer gaan leren.
Nu ben ik op een huishoudschool. Het
is wel zo interessant."
„Dus u bent lerares."
„Och ja, zo noemt men dat. 't Maakt
weinig uit. Het verschil is, dat je kin
deren groter zijn. Niet meer zo nuchter.
Dat heeft z'n voordelen, maar ook z'n
nadelen. Ze voelen zich en je kunt ze nu
eenmaal niet zo behandelen als op de
lagere school. Vooral de tegenwoordige
meisjes nemen dat niet meer. Daar moet
je nu eenmaal rekening mee houden. In
het begin had ik er nog wel eens moeite
mee. Die overgang van het lager-naar
het nijverheidsonderwijs. Geleidelijk aan
groei je mee en pas je je aan. Vroeger
gaf je een lastig kind een dx-aai om de
oren. Dat moet je eens proberen met zo'n
blaag van twaalf, dertien jaar. Heb je
dezelfde dag nog de moeder op je dak.
Ze zijn te groot voor servet en te klein
voor tafellaken."
Hij lachte even. „Mijn moeder zei vroe
ger ook wel zoiets."
Ze draaide zich naar hem toe. „Hoe
vindt u het gezin Jansen? Die man met
z'n bieten.
Hij knikte. „Een eenvoudig, zonnig
mens. Ongecompliceerd. We kunnen mis
schien nog wel meer genoegen aan hem
beleven."
.Gistermiddag zat hij naast me op
het dek. Vertelde van zijn werk. Weet u,
wat hij doet voor de kost?"
„Geen idee."
„Vuilnis ophalen in Amsterdam. Je
door Qré de Boer
maakt op zo'n reis ook met allerlei slag
mensen kennis."
„Het lijkt me nuttig wexic. En tegen-
woox-dig, met die moderne roltrommels."
„Dat zei hij ook. Ik kan, zei hij, gerust
in m'n zondagse pak m'n werk doen.
Komt er geen smetje op. Alles is tegen
woordig hygiënisch. Hij is al van zijn
zestiende jaar af aan de gemeente. En
nu is hij verleden jaar bevorderd tot
voorman of zoiets."
„Ja, dat zei hij ook tegen mij."
Ze gingen de spooi-bi-ug onderdoor,
waarover net een trein reed. Toen de
bel ging voor de koffie, zei ze nogmaals:
„Ik bedank vanmorgen. Ik blijf hier rus
tig zitten."
Hij kwam overeind. „Ik heb er even
min trek in. We zullen het even melden,
zodat de meisjes niet voor niets inschen
ken."
Hij liep naar de salon en pakte zijn
doos sigaax-tjes, die hij bij het raam
had laten liggen. Daarna ging hij even
naar zijn hut en nam een pakje sigaret
ten uil de slof. Een paar minuten latex-
was hij weer aan dek.
„Een appel?" bood ze aan.
„Graag. Dank u wel. Fx-uit is beter
voor me als koffie."
Ze aten enige tijd zwijgend, terwijl ze
naar de oevers keken, naar de grote be
drijven en het verkeer op het water.
„U bent zeker al vaker in Duitsland
geweest?"
Hij knikte. „Vi-oeger, toen m'n vrouw
nog leefde, gingen we ieder jaar een
paar weken. Maar ik ben er nu in lange
tijd niet geweest. Het laatst een jaar of
vier geleden, voor zaken."
Ze aai'zelde even. „Ikmisschien
lacht u ex-om.... ik ben voor het eerst
van mijn leven in het buitenland. Vorige
week kreeg ik mijn pas. Ik weet niet
hoe het komt, maar het idee, een buiten
landse reis maken, kwam eigenlijk nooit
in me op. M'n collega's gingen naar de
Ardennen, naar het Zwarte Woud en onze
directrice is dit jaar zelfs naar de Rivièra.
En dan vertelden ze na de vakantie van
hun belevenissen en lieten foto's zien.
Ik ging altijd alleen maar in pension,
ergens op de hei of zo. Of naar zee. Dit
jaar evenwel kreeg ik zin in een reis
over de grens. Ik ben op kamei-s in U-
trecht. En m'n hospita is vex-leden jaar
met zo'n Rijnreis mee geweest. Die gaf
er hoog van op, dat het zo mooi was.
Toen kreeg ik de smaak te pakken. Eh
voila, nu ben ik een buitenlandse toe-
riste geworden."
„U zult over een paar dagen uw ogen
uitkijken, als u eerst maar eens het mooie
gedeelte ziet. Eigenlijk is er hier nog
niet veel aan. Straks als we het Roer
gebied gepasseex-d zijn, is alles weer
vlak, net als bij ons. Doch over een paar
dagen, bij Königswinter, en later voox-bij
Koblenz. Dan hebt u ogen te weinig."
„Ik vex-heug me er op. De folders heb
ben we zo vaak bekeken, mijn hospita
en ik. En als het maar half zo mooi is,
als op die plaatjes, dan zal ik de pi'et-
tigste vakantie van m'n leven hebben."
Ze hadden hun appel op en De Haan
presenteerde haar een sigaret. Hij gaf
haar vuur en stak zelf een sigaar op.
„Sigaretten is voor mij voorlopig taboe,"
zei hij.
De vrouw keek hem ondex-zoekend aan.
„Teveel gex-ookt?"
Hij haalde zijn schouders op. „Mis
schien. Mijïx dokter vond het beter, als
ik voorlopig geen sigai-etten x-ookte. Ik
was een beetje over m'n toeren heen.
Een druk seizoen achter de rug en zo.
Veel werk, teveel eigenlijk, en niet vol
doende personeel. Dat schept moeilijk
heden.... Nu ja, de dokter vond het
beter, als ik maar eens een dag of wat
vakantie nam."
„Hebt u een eigen bedx-ijf?"
De Haan knikte nadenkend. „Klein
fabx-iekje, van souvenix-s namelijk. Le
peltjes bijvoorbeeld. Maar ook molentjes
van hout. Voox-ts prentbriefkaarten. We
zijn veelzijdig. Alles, wat de moeite
waard is, maken we. Uit de aard dei-
zaak werken we in hoofdzaak voor va
kantiecentra."
Ze rookte en streek een pluk hax-en
voor haar gezicht weg. „Dat lijkt me
interessant. Vooral in de tegenwoordige
tijd, nu zo ongeveer iedereen met vakan
tie gaat, zult u de wind wel in de zeilen
hebben."
„Inderdaad. En we zouden nog veel
meer kunnen doen, maar ja.... pei-so-
neel En ik moet mensen hebben met
een beetje ax-tistieke aanleg. Dat valt niet
mee."
„Hoe verkoopt u dat? Ik bedoel: stuurt
u zo eens aan deze of gene winkelier
een exemplaar? Een lepeltje bijvoor
beeld?"
Hij schudde zijn hoofd. „Mijn twee
zoons reizen. Ieder heeft een helft van
het land. Ze komen wekelijks met bergen
orders thuis. Soms help ik nog wel eens
mee in de fabriek. Per slot van rekening
ben ik indertijd in m'n eentje begonnen."
„En nu?"
„Ruim dei-tig man personeel. Dertig
mensen, want er zijn vrouwen bij. Sinds
enkele jaren hebben we ook een eigen
drukkerij, voor de kaarten. Als u nagaat,
dat we nu al bezig zijn met de nieuw-
jaai-skaa'rlen."
Ze schoot in een lach. „Dan bent u
vast niet te laat."
„Vergist u zich niet. We moeten ze
uiterlijk zo omstreeks begin november
levex-en. We hebben nu eind augustus,
dus ik heb nog ongeveer twee maanden
voor anderhalf miljoen kaarten."
Ze keek verbaasd op. „Anderhalf mil
joen! Maar die x-aakt u toch zeker niet in
één winter kwijt?"
„Toch wel", antwoordde hij glimla
chend. „Dit aantal is namelijk al voor
negentig procent in bestelling. De rest
raken we in november en begin decem
ber wel kwijt."
Ze keek hem met ontzag aan. „Dan
bent u min of meer groot-industrieel."
De Haan schudde zijn hoofd. „Zo'n
vaart loopt dat niet. We hebben voordeel
van deze periode van hoogconjunctuur
en logischerwijs profiteren wij daarvan
zoveel als mogelijk is. Maar ja, zoals
gezegd: het personeelsprobleem remt het
weer af."
De stem van de kapitein klonk dooi
de luidspreker en men passeerde hét
stadje Kaiserwerth met oude stadsmuren
en een ruïne. Iedereen stond op en keek
naar de huisjes aan de kade en de wal
len. „Met een goed half uurtje zullen
we Dusseldorf passex-en," besloot de stem.
De Haan keek naar zijn buurvrouw en
zei: „Kom, ik ga nog even naar beneden.
Ik vond het prettig met u gebabbeld
te hebben, juffi-ouw Vex-leun. We zullen
in de komende dagen daarvoor wel vaker
gelegenheid hebben."
Hoofdstuk 6.
In Keulen is het pi-ettig.
Toen de „Geertruida" Keulen naderde
en de kapitein meldde, dat de Dom al
in zicht was, richtte ieder, die een kijker
had, zich naar de riviereinder. De Haan
had de twee torens al ontdekt en gaf zijn
kijker aan Jansen, die naast hem zat. De
kijker ging nog een paar keer in andere
handen over, zodat iedereen de bei-oemde
kerktorens kon zien.
Terwijl men aan de broodmaaltijd zat,
meerde de „Geertruida" aan de kade. De
reisleidster vertelde, dat men de volgen
de morgen na het ontbijt de Dom zou
kunnen bezichtigen en dat men zich nu
kon opgeven. Na de maatlijd ging iede-
ï-een de wal op, De Haan eveneens. Hij
stak een sigaar op en wachtte een poosje
voor hij gelegenheid kreeg de drukke
rijweg over te steken. Daai-na vei-dween
hij in de binnenstad. Het was ruim half
zeven, dus ae meeste winkels zouden al
wel gesloten zijn. Hij herinnei-de zich
de winkelgalerij in het station, die dag
en nacht geopend was. Daar was tevens
een postkantoor, zodat hij daar zijn eerste
kaarten maar zou kopen en vei-zenden.
Het was niet vei-, dus Berends zou zich
geen zorgen behoeven te maken over de
lengte van zijn wandeling. Bovendien,
als hij vermoeid werd, zou hij altijd nog
met de bus of een ti-am kunnen gaan.
(Wordt vei-volgd).