De symboliek der letters Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. 10 september 1970 no. 3417 Schilderen deze winter goedkoper LIEFDE OP RIJN Wanneer wij ons verdiepen in boek of krant, dan vervullen de letter tekens voor ons eigenlijk slechts één taak: zij stellen een bepaalde op eenvolging van klanken voor en de klanken vormen samen weer woorden en begrippen. Buiten de klankaanduiding heeft het letterteken voor ons geen betekenis meer, maar er is een tijd geweest, dat dit geheel anders was. De oudste schrifttekens van het noorden immers, de z.g. runen, waren behalve lettertekens ook zinnebeelden van bepaalde begrippen. Het later in zwang gekomen Latijnse alfabet kende deze symboliek niet. Wel bleef het letterteken in het volksgeloof een meer dan gewone be tekenis behouden bepaalde oude letterraadsels en ook de initiaalver- ering wijzen daarop maar voor de ontwikkelde burger had het letter teken toch geen andere zin meer dan die der klankaanduiding. Wanneer wij dan ook spreken van lettersymboliek als taalkundig ver schijnsel, dan bedoelen wij daarmede klankverschijnselen en geen folklore van letters. De vraag, die wij hier hebben te stellen is nl. deze: kan een bepaalde klank zinnebeeldige betekenis hebben? Juister en vollediger uitgedrukt: wanneer een groot aantal woorden een gemeenschappelijk ken merk en tegelijk een overeenkomstige klank bezitten, bestaat er dan ver band tussen „kenmerk" en „klank"? Dit is een belangrijk vraagstuk (waarom zullen wij straks zien) en het merkwaardige is, dat nog bijna niemand heeft getracht er een oplossing voor te vinden. EEN VERGETEN TAALVERSCHIJNSEL Gunstige en ongunstige klanken. Om het probleem zeer duidelijk te stelllen zouden wij het beste onze sch- klank als voorbeeld kunnen nemen. Is het u nog nooit opgevallen dat zeer veel woorden, die met genoemde letters be ginnen, een hoogst ongunstige betekenis hebben? Bijna alle hebben betrekking op misdaad of ondeugd. Let u maar eens op: Iemand die door schade en schande niet wijzer werd, kwam eertijds aan de schandpaal, als hij Vlaming was ging hij naar het schabellekc, ja de schavuit kon zelfs op het schavot bij de scherprechter belanden. De schout schold hem uit voor een scharminkel, schobbejak, schoelje, schoft, schelm, schurk, schorremorrie, schuim, schorum of schuinsmarcheerder. Dit schimpen was natuurlijk scheef, maar schennis was het niet, al ging hij over de schreef. Hier ligt de vraag natuurlijk op de tong, of er nu inderdaad verband bestaat tussen het ongunstige begrip (misdaad, ondeugd, straf enz.) en de sch-klank. Inderdaad schijnt dit zo te zijn. Hier heb ben wij natuurflijk een sterk voorbeeld van lettersymboliek. Er zijn tientallen andere gevallen, waar de beslissing erg moeilijk is. De letter B. De moelijkheid is nl. niet, om een aan tal woorden op te zoeken die met de zelfde letter(s) beginnen en overeenko men in betekenis, want dat is erg ge makkelijk. We. krijgen dan een groot aantal woorden, die etymologisch ver want zijn en de overeenkomst in klank (vooral beginletter) is dan een gevolg van de afstamming van zulke woorden. De letter b schijnt iets ronds te willen uitdrukken, maar als wij behalve bal ook nog bel, bil, bol, bul, belt, bilt, bult e.d. noemen, dan doen wij eigenlijk niets an ders dan het begrip bal een paar keer herhalen! Wij zien nu wel, dat het vraagstuk niet door leken op te lossen is, omdat de verwantschap (afleiding van dezelfde stam) hem toch telkens parten zou spe len. De enkele pogingen die door hen zijn ondernomen om iets tot de oplossing bij te dragen, zijn van geen belang. Wel moeten de namen genoemd worden van de Engelse taalkundige E. Shrewsbury (The foundation of language discovered,, Londen 1939) en van Frans Bastiaanse (De techniek der poëzie, Apeldoorn 1918). Zelfs wat Bilderdijk op dit gebied naar voren bracht, is de moeite van het door lezen niet meer waard. Dat iemand als Bastiaanse zich met dit verschijnsel bezig hield, is te begrij pen. Het is voor iedere schrijver van belang en in de versificatie-leer der poëzie zou het niet mogen ontbreken, wanneer er maar méér gegevens over waren. Verwarrende hoeveelheid. Bastiaanse meende ook, dat Vondel er zich reeds mee bezig hield en wanneer dit zo is, dan wordt onze verwondering nog groter, dat zo weinig taalgeleerden er zich over hebben uitgelaten. De be doeling van ons artikel is daarom niet om hier het verlossende woord te spre ken, maar het vraagstuk opnieuw aan de orde te stellen en te wijzen op het be lang ervan. Enkele moeilijkheden willen wij daarbij met name noemen. Hebben wij de gevaren der gemeen schappelijke afleiding omzeild, dan is er nog iets anders, waar wij voor op moeten passen en dat is de „veelheid der woor den". Immers, het aantal woorden dat met één of meer bepaalde letters begint, kan zo talrijk zijn, dat wij alleen daar door al een grote hoeveelheid niet ver wante woorden met overeenkomstige klank en betekenis krijgen. De vraag in hoeverre hier sprake van toeval is, is uiterst moeilijk te beantwoorden. Het vraagstuk is vooral hierom zo be langrijk, omdat de gevoelswaarde, de plastiek en de woordassociaties er direct mee in verband staan. Wie een bepaald woord gebruikt, wenst daarmee zijn le zers of hoorders niet slechts de juiste betekenis bij te brengen, maar ook en vooral het juiste gevoel en de juiste as sociaties te wekken. Dichterlijke D. Om deze reden waren het vooral de dichters, die zich met het vraagstuk dat lettersymboliek heet, bezig hielden. Zij wezen er op, dat, om slechts enkele voor beelden te néemen, de letter d op de bodem of op de duisternis betrekking schijnt te hebben: donker (Eng. dark), duster, duister, duiken, delven, duivel, drommel, dwerg, draak enz.), de g op plantengroei wijst (groen, groei, gras, gort, grot, graan enz.), de n bij ontken ningen hoort (neen, niet, niets, niemand, nergens, nimmer, nooit enz.). Vergelijk de Franse term ne pas. Hier kwam natuurlijk nog een andere vraag naar voren en wel deze: bestaat er bij de spraakmakende gemeente voor keur voor zulke symbolische letters? Dit kon natuurlijk statistisch worden nage gaan, maar tot op heden heeft men dit verwaarloosd. Toch was deze vraag zeer belangrijk, omdat uit een bevestigend antwoord direct gevolgtrekkingen ge maakt zouden kunnen worden. Men zou dan, terwillc van het juiste effect, voor woorden die iets ronds moeten aandui den, bij voorkeur woorden van de fa- groep moeten nemen, voor woorden die een beweging uitdrukken zou men een w moeten nemen (vergelijk wind, weder, waaien, weg, in 't Engels waves enz.). Nu kunnen wij zonder meer vaststellen, dat die voorkeur in sommige gevallen inderdaad bestaat. Bij de sch-groep b.v. kost het weinig moeite om statistisch aan te tonen, dat lieden van bepaalde taal kringen bij voorkeur ondeugden, scheld namen e.d. met sch-woorden benoemen. En men versterkt dit zo mogelijk met stafrijm: schade en schande, schimpen en schelden, schots en scheef enz. Het stafrijm. Een voor dichters even belangrijk as pect van het vraagstuk is natuurlijk het stafrijm. Dit kan natuurlijk het (voor lopig nog veronderstelde) effect zeer ver sterken het kan ook geweldig afbreuk doen. Misschien is dit één der redenen, waarom bepaalde, zeer kunstig gevormde alliteraties ons innerlijk koud laten en andere ons roeren door hun melodie en plastiek. Dit te weten zou heel belang rijk zijn. En er zijn dingen, die in deze richting wijzen. Blijde bloeien blauwe bloemen Langs 't blankzandig avondpad. Dit stafrijm, hoe kunstig (en kunst matig) gevormd ook laat ons Siberisch koud. Mogen wij nu zeggen, dat dit komt, doordat de woorden der bl-groep de sym boliek ener korte, schitterende beweging dragen (blik bliksem, Blitz enz.) en bloe men daar in het geheel niet aan beant woorden? Ik ben geboren uit zonnegloren En een zucht van de ziedende zee, Die omhoog is gestegen (op wieken van regen, Gezwollen van wanhoop en wee Mogen we bij deze meeslepende ver zen zeggen, dat het stafrijm (drie maal z en drie maal w) de lettersymboliek ver sterkt heeft en dat het geweldige effect mede hierop berust? Het lijkt er veel op, want inderdaad wekken de z-woorden gedachten op aan een „gedragen geluid" (zagen, zalven, zingen, zee, zeven, zieden enz.) en inderdaad vindt in de laatste twee verzen de verhoogde „gemoedsbe weging" weerklank in de w-grocp, die zoals wij reeds zagen bewegingssymbo liek vertoont. Méér dan maat. En omdat we nu toch eenmaal aan het vragen zijn was men zich in de tijd, toen het stafrijm nog overheerste in de poëzie, van deze klanksymobliek min of meer bewust? Wij hebben in het begin reeds gezegd, dat de oude runen oorspronkelijk wel degelijk zinnebeelden zijn geweest, maar hier komen wij nog iets dieper in het vraagstuk, omdat thans de vraag op komt naar het verband tussen begrips symbool en klanksymbool. Voorlopig is dit probleem nog niet op te lossen, maar dat er gegronde vermoedens zijn, dat het oude stafrijm wel degelijk méér bete kende dan enkel maat en klankovereen komst behoeft ons nu niet meer te ver wonderen. De waarschijnlijkheid van de ze grotere betekenis kan wel aangetoond worden. Het eenvoudigste voorbeeld, dat mij bekend is en dat hiertoe dienen kan is het door bijna geheel Europa verbreide volksraadsel van de sneeuw, die op de bomen neervalt en door de zon ge smolten wordt. Dit raadsel komt reeds voor in de 10de eeuw, zodat het in elk geval reeds eeuwenlang onder het volk bekend is. Het merkwaardige van de in verschillende landen door folkloristen op getekende vormen is voor ons het staf rijm. De vraag is zelfs meermalen opge worpen, of wij hier te doen hebben met het overblijfsel van een oud-germaans 1 stafrijmraadsel, of dat de latijnse vorm primair is. M.i. kun alleen het eerste het geval zijn, maar ook al zou dit niet zo zijn, dan blijft toch voor ons doel de alliteratie van groot belang. Voorbeeld. Voor ik nu van dit volksraadsel de door Walling Dykstra opgetekende Ame landse vorm weergeef moet ik er eerst op wijzen, dat er volgens de verdedigers der symboliekleer een f- en v-woord- groep bestaat, die een „vlugge voort beweging" symboliseert, zoals b.v. in vlie gen, vleugels, vogel enz. Met deze wetenschap gewapend leze men het raadsel en lette op het staf rijm: Daai" vloog een vogel Vederloos, Op een boom Bladerloos Toen kwam de juffrouw Mondeloos Die at den vogel Vederloos Van den boom Bladerloos. Voor het woord „juffrouw" mogen wij, in verband met de hoge ouderdom van het rijm, gerust „maagd" zeggen, waar door het stafrijm vollediger wordt. Wij nebben hier een voorbeeld van verster king der lettersymbolieken door het staf rijm en uit de volksoverlevering in dicht maat zouden nog wel meer voorbeelden aan te halen zijn, waarbij dat eveneens het geval is. Waai-om juist uit de volks literatuur? Omdat deze is overgeleverd in vormen, die het beste in het gehoor van het volk liggen en die door de gevoelswaarde der woorden het volk „aanspreken". Mis schien is hier zelfs een maatstaf voor de PREMIE VERHOOGD TOT 15,— PER SCHILDER PER DAG. Ook voor de komende winterperiode zal de premieregeling Binnenschilder- werk weer van kracht zijn. De premie die opdrachtgevers ontvangen bedraagt 15,per mandag; tijdens de vorige winter was dit bedrag bepaald op 10, per mandag. De premieregeling wordt mogelijk ge maakt dankzij het feit dat de Stichting Risico-fonds voor het Schildersbedrijf zich bereid heeft verklaard het voor de uitkeringen benodigde totaalbedrag te voteren. Daarnaast werd van het minis terie van Sociale Zaken en Volksgezond heid een toezegging ontvangen dat van overheidszijde een bepaald bedrag be schikbaar zou worden gesteld. De premieregeling houdt in, dat de op drachtgever tijdens de wintei-periode voor iedere dag dat een schilder werkzaam is met binnenschilderwerk t.b.v. onderhoud, van het Bedrijfsschap Schilderbedrijf 15,ontvangt. Voorwaarde is wel dat de werkzaamheden minimaal 5 mandagen omvatten. Het publiek kan van deze re geling gebruik maken door middel van formulieren die bij alle schilders ver- krijgbaar zijn. De premieregeling geldt in de periode van 30 november tot 6 maart. Winterwerkloosheid. De aanleiding tot de premieregeling ligt in het feit, dat de werkzaamheden van schilders tijdens de winter duidelijk in omvang afnemen. Nog steeds is vooral in de lente- en zomerperiode bij de consument de favo riete periode voor het aanbrengen van veranderingen binnenshuis. In deze maanden heeft de schilder dan ook werk in overvloed. In de winter treedt echter een niet onbelangrijke werkloosheid op, mede door de beperkte mogelijkheden tot het uitvoeren van buitenschilderwerk Deze seizoenswerkloosheid speelt met na me in de provincies Groningen, Friesland, Drente, Overijssel, Gelderland, Noord- Brabant en Limburg. Het landelijk werk loosheidscijfer bedroeg per 31 december 1969 ruim 3.600 man ofwel ca. 12 °/o van het totale werknemersbestand in deze bedrijfstak. belangx-ijkheid van de genoemde ver- schijnselen te vinden. Ilct lettrisme. Zoals wij reeds zeiden, een enkele dichter heeft zich tot nu toe met het verschijnsel der lettei-groepen bezigge- gehouden, maar de taalgeleerden hebben zich er weinig over uitgelaten. Maar dat het bestaat is aantoonbaar en wat het merkwaardigste is: velen maken er ge- bi-uik van, bewust of onbewust. Onbe wust hebben tot nog toe vrijwel allen die schreven of dichten er zich door laten be- invloeden, maar een onbewust gebruik bestaat veirnoedelijk (door gebrek aan verklaringen weten wij dat nog niet ze ker) bij onze jongste Eux-opese „richting" in de poëzie, liet z.g. lettrisme. Deze lettei-kundige stroming, pas in de vijftigerjax-en in Parijs ontstaan onder het leidex-schap van Isadora Isou, gaat immers nog een stap verder dan het (thans vrijwel vex-geten) dadaïsme. „Het dadaïsme heeft de zin uiteengeslagen", zegt Isou, „lettx-isme slaat het woord uit een'. Eigenlijk is dit onvolledig, want met de letters worden weer nieuwe woox-- den opgebouwd, die u tevergeefs in een woordenboek zult zoeken en die op het eerste gezicht de indruk maken van ono matopeeën (klanknabootsingen). Zij zijn dat echter voor het grootste gedeelte niet; het zijn symbolen voor de gemoedsbe weging van de dichter, waarbij een be paald effect versterkt kan worden door rijm en ritme. (Nadruk verboden). W. Geldof. Door premiëring van het binnenschil derwerk in de wintex-periode tracht het Bedrijfschap Schildersbedrijf dit percen tage zo sterk mogelijk te verminderen. Reclamecampagne. In het komende winterseizoen zal het Bedrijfschap Schildersbedrijf door een intensieve reclame- en publiciteitscam pagne de premieregeling onder aandacht van het publiek brengen. Hiex-bij wordt gebruik gemaakt van advertenties in dag en weekbladen, terwijl ook een aantal te levisiespots zullen worden uitgezonden. De reclamecampagne is, in overleg met de Afdeling Voorlichting van het Be drijfschap Schildersbedrijf en de N.V. Adviesbureau voor Public Relations M. van de Meeberg, verzorgd door de Na tionale Publiciteits Ondex-neming (N.P.O.) N.V. Voorlichtingstoernees voor schilders. Door middel van twee gelijktijdig lo pende voorlichtingstoernees zullen de schilders van de activiteiten van het Be drijfschap Schildersbedrijf op de hoogte worden gesteld. Doel van deze toex-nees is, de schilders te wijzen op de inhaak- mogelijkheden die voor hen bestaan om de aandacht van de consument op de premiex-egeling te vestigen. De toernees zullen in de eerste helft van september plaatsvinden en een twin tigtal plaatsen aandoen, te weten Utrecht, Gouda, Leiden (7/9), Groningen, Emmen, Leeuwarden, Assen (8/9), Zwolle, Henge lo (9/9), Apeldoox-n, Doetinchem (10/9), Nijmegen, Eindhoven, Den Bosch, Sittai'd (14/9), Amstex-dam, Alkmaar (15/9), Goes, Bergen op Zoom (16/9) en Dordrecht (17/9). Ook aandacht voor wandafwerking. Binnen de reclamecampagne is ook plaats ingeruimd voor „wandafwex-king" als specialisatie van de schilder. In de loop van 1969 vestigden een tweetal onderzoekingen de aandacht van deze bedx-ijfstak op deze specialisatie- mogelij kheden. Sindsdien is de belang stelling van de schilders hiervoor aan zienlijk toegenomen. Deze belangstelling wordt tevens ge stimuleerd door de Stichting Landelijke Vakopleiding voor het Schildersbedrijf, die speciale applicatiecursussen wand afwex-king organiseert. FEUILLETON ,,'s Nachts wox-dt er niet gevaren," her innerde hij haar. „Nu ja, ik ga maar eens vx-oeg naar bed. Dan sta ik morgen ook weer bijtijds op." „Ik was hetzelfde van plan," ant woordde de vrouw. „Hoe vond u deze eex-ste dag?" „Och, je moet natuurlijk even wennen. Het is heel wat anders dan het dage lijks leven thuis. Maar varen op zichzelf vind ik al prettig. Ik heb me tenminste in het geheel niet verveeld." „Ik evenmin. Ik heb wat boeken mee genomen." Voortpratende waren ze het schip ge naderd en de vrouw vei'klaarde, dat ze meteen naar haar hut ging. „Neem me niet kwalijk, maar ik ben uw naam ver geten. Je hoort in enkele ogenblikken zo veel, nietwaar?" „Juffrouw Verleun, ik neem u niets kwalijk. Mijn naam is De Haan. Uit Lo- chem." Ze drukte even zijn uitgestoken hand. „Maar u hebt de mijne toch onthouden. Wel te rusten, meneer De Haan." „Een goeden nacht, juffrouw Vex-leun." De Haan ging nog een kwartiertje naar de salon en dx-onk een glaasje wijn. Daar na ging hij ook naar beneden. Hij had al enige tijd geslapen, toen hij de stem van Sjaantje hoox-de: En nou heb ik niet eens een ijssie gehad en je had het me be loofd. Toen de sussende stem van de man en daai-na viel De Haan meteen in slaap. door Qré de Boer HOOFDSTUK 5 Juffrouw Verleun houdt wel van een babbeltje. De volgende morgen was De Haan al vóór zeven uur aan dek. De schepen, die de avond tevox-en voor anker waren ge gaan, maakten aanstalten om verder te vax-én en ook de mati-oos was al bezig de leuningen los te maken van de loopplank. Hij keek eens naar het dorpje; nu, tegen de schittering van de zon, leek het wel aardig. „Zo, gaan we vertrekken?" vroeg hij aan de matroos. De jongen knikte. „Ja, meneer, van daag is het de langste trek, tot Keulen. Hoe vroeger we varen, des te eerder zijn we er." „Hoe lang duurt het ongeveer?" „Och, en kleine elf uurtjes kunt u wel op rekenen. Zo tussen half zes en zes uur kunnen we daar aan wal liggen." De loopplank was nu binnengehaald en de i-ailing wex-d gesloten. Meteen kwam de motor op toeren en gelijktijdig wendde de steven zich. Binnen enkele minuten lag de „Geertruida" in de vaax-route en Oi-soy verdween langzamex-hand in de verte. Terwijl ze voei*en, bemerkte De Haan, dat het nog tamelijk fris was, dus ging hij naar de salon, waar de tafels al ge dekt waren. In haar hoekje bij het raan zat juffrouw Verleun reeds een beschuit te smeren. „Goedemox-gen," begroette hij. „Goed geslapen?" Ze knikte. „Prima. Dat is voor het eerst van m'n leven, dat ik op een schip heb geslapen." „Met mij ook. Gek, ik lust al best wat. Ik denk, dat een mens op het water veel hongeriger is." „Best mogelijk. Verandering van de lucht is dikwijls eetlustbevordex-end," antwoordde de vrouw. De thee werd gebracht en even latex- zaten ze te eten. „Zal ik u maar even inschenken?" vroeg ze. „Graag." Na het beschuitje en de thee i'ookten ze en keken naar buiten. Het Roerge bied naderde en ze keken naar de kolos sale hoogovens in dit industriegebied. Ge leidelijk kwamen de andere passagiers binnen, groetten en gingen zitten. Om acht uur wai-en nagenoeg alle opvaren- den in de salon. Net toen het belletje ging, kwam het gezin Jansen binnen. Wederzijds werd er gegroet en toen men met de maaltijd bezig was, vex-telde Jan sen, dat hij Orsoy maar een snertdorp vond. „Niet eens ijs hebben ze daar," besloot hij. De Haan keek eens naar Sjaantje, maar het kind had alle aandacht voor haar beschuit met jam en scheen geen belangstelling voor ijs te hebben. „Ilc vind die Duitsers maar raar volk," vervolgde Jansen, zijn brood smerend. „Ik ben in drie café's geweest, maar het eerste, wat ze je aanbieden, is bieten. Ik lust alles, vi-aag het maar aan m'n vrouw, alleen bietendaar heb ik toch zo'n gruwelijke hekel an. Ze ver bouwen er hier zeker veel." Juffrouw Vex-leun schoot in een scha terlach en keek de Amsterdammer hoofd schuddend aan. Ook De Haan kon een glimlach niet bedwingen en Jansen, die eens om zich heen gekeken had, bemerk te, dat er aan de tafels naast hem ook smakelijk wex-d gelachen. Hij wendde zich tot de Haan en vx-oeg: „Heb ik iets geks gezegd?" De Haan legde hem uit. „Bitte", dat wil zeggen: alstublieft. Het is eigenlijk een afkorting van „Ich bitte Sie", en daarmee vragen ze, wat u wenst te gebruiken." „Dus het heeft eigenlijk niets met bie ten te maken?" vroeg Jansen, half be grijpend. De Haan schudde lachend zijn hoofd. „Niets." Jansen dacht even na. „Ik vond het al zo gek. want wie gaat er nu 's avonds om negen uur nog warm eten? En dan uitgerekend bietenals 't nou nog bloemkool was. Juffi'ouw Vex-leun hing in haar stoel cn had de slappe lach. „O, houd u alstu blieft op.... ik kan niet meerdit vex-geet ik nooit. Als ik vanavond ergens naar binnen ga schiet ik vast en zeker meteen in een lach, als er een dienster of zo naar me toe komt." „Tja...." Jansen keek een beetje be- di-emmeld, ik ken geen Duitsdat was er voor ons soort mensen vroeger niet bij. Ik ben al blij, dat ik behoox-lijk m'n naam kan schx-ijven. Enfin, bier is het zelfde, dat verstonden ze wel. En met dat geld viel het ook mee." Juffrouw Verleun bedaax-de en schud de nog eens haar hoofd. „Wat een mens al niet kan meemaken," mompelde ze in zichzelf. Om half negen scheen het zonnetje al vrij sterk. De Haan dook in een luie stoel op het dek, stak een sigaartje op en keek naar de grote bedi-ijven, waar ze links en rechts langs voex-en. Af en toe gaf de kapitein via de microfoon een uitleg over wat men passeerde en dan nam De Haan zijn kijker, die hij 's mor gens uit de koffer had gehaald en tuurde in de aangegeven richting. Elf uur varen vandaag, dat werd een genot. Ze kwamen ook nog langs Dussel- dox-f, de eerste eigenlijke stad aan de Rijn na Arnhem. Nou, hij zou zich van daag best vermaken. De stoel naast hem was nog onbe zet, toen juffi'ouw Verleun op het dek kwam. Ze bleef er bij staan en keek hem aan. „Is die nog vrij?" Hij knikte en kwam overeind om haar door te laten. „Het gaat wel, dank u. Zo, nu blijf ik rustig zitten tot etenstijd. De koffie kan me vanmoi-gen geen zier schelen. Ik heb een paar appels meegenomen. En er is genoeg te zien. Dit is dus het Roerge bied?" Hij knikte en wees naar de kade. „Ziet u daar die mensen lopen? Voor die goe- dex-enwagens?" „Ja?" Met de kijker in zijn hand wees hij nog eens. „Moet u nu eens zien door de kijker. Als-ie wazig is kunt u hem hier vex-stellen." Ze nam de kijker over en tuux-de in de aangegeven i-ichting. Meteen uitte ze een kx-eet van vex-rassing. „Nee.het is alsof ze vlakbij zijn. Je kunt zelfs hun ge zichten duidelijk zien. Wat komt het alle maal schex-p naar vox-en. Mooi is dat, he?" Hij knikte. „Kijkt u maar gex-ust," moe digde hij aan. „Daar komt een sleep stroomafwaarts, daar vlak langs de wal. Moet u eens opletten, dan kun je dui delijk de naam van de sleper lezen." Ze wendde de kijker en knikte. „Vol harding 2" las ze. „Zo duidelijk alles. Machtig mooi met zo'n kijker." De kapitein x-iep door de microfoon: „Links zit u het industriegebied van Hamborn. En daar, waar u dat kleine sleepbootje ziet, is de Ruhr, een zijri vier van de Rijn." De vrouw keek naar de Ruhi-monding en knikte, Zo duidelijk alles, he?" Ze gaf de kijker terug en zakte achterover in haar stoel. „Gek is dat, jai'en hebben we dat geleerd bij de kaax-t van Duitsland, de steden in het Roex-gebied: Duisburg, Oberhausen, Essen en zo, en ex-bij verteld, dat dit een der belangrijkste industi-ie- gebieden van Europa was. Maar het was allemaal grauwe theox-ie, omdat je er nooit zelf was geweest. En nu, na zoveel jax-en, zie je het eens met eigen ogen." Wordt vex-volgd.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1970 | | pagina 3