De symboliek der letters
Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. 10 september 1970 no. 3417
Schilderen deze winter goedkoper
LIEFDE OP
RIJN
Wanneer wij ons verdiepen in boek of krant, dan vervullen de letter
tekens voor ons eigenlijk slechts één taak: zij stellen een bepaalde op
eenvolging van klanken voor en de klanken vormen samen weer woorden
en begrippen. Buiten de klankaanduiding heeft het letterteken voor ons
geen betekenis meer, maar er is een tijd geweest, dat dit geheel anders
was. De oudste schrifttekens van het noorden immers, de z.g. runen,
waren behalve lettertekens ook zinnebeelden van bepaalde begrippen.
Het later in zwang gekomen Latijnse alfabet kende deze symboliek niet.
Wel bleef het letterteken in het volksgeloof een meer dan gewone be
tekenis behouden bepaalde oude letterraadsels en ook de initiaalver-
ering wijzen daarop maar voor de ontwikkelde burger had het letter
teken toch geen andere zin meer dan die der klankaanduiding.
Wanneer wij dan ook spreken van lettersymboliek als taalkundig ver
schijnsel, dan bedoelen wij daarmede klankverschijnselen en geen folklore
van letters. De vraag, die wij hier hebben te stellen is nl. deze: kan een
bepaalde klank zinnebeeldige betekenis hebben? Juister en vollediger
uitgedrukt: wanneer een groot aantal woorden een gemeenschappelijk ken
merk en tegelijk een overeenkomstige klank bezitten, bestaat er dan ver
band tussen „kenmerk" en „klank"?
Dit is een belangrijk vraagstuk (waarom zullen wij straks zien) en het
merkwaardige is, dat nog bijna niemand heeft getracht er een oplossing
voor te vinden.
EEN VERGETEN TAALVERSCHIJNSEL
Gunstige en ongunstige klanken.
Om het probleem zeer duidelijk te
stelllen zouden wij het beste onze sch-
klank als voorbeeld kunnen nemen. Is
het u nog nooit opgevallen dat zeer veel
woorden, die met genoemde letters be
ginnen, een hoogst ongunstige betekenis
hebben? Bijna alle hebben betrekking
op misdaad of ondeugd. Let u maar eens
op:
Iemand die door schade en schande
niet wijzer werd, kwam eertijds aan de
schandpaal, als hij Vlaming was ging hij
naar het schabellekc, ja de schavuit kon
zelfs op het schavot bij de scherprechter
belanden. De schout schold hem uit voor
een scharminkel, schobbejak, schoelje,
schoft, schelm, schurk, schorremorrie,
schuim, schorum of schuinsmarcheerder.
Dit schimpen was natuurlijk scheef, maar
schennis was het niet, al ging hij over
de schreef.
Hier ligt de vraag natuurlijk op de
tong, of er nu inderdaad verband bestaat
tussen het ongunstige begrip (misdaad,
ondeugd, straf enz.) en de sch-klank.
Inderdaad schijnt dit zo te zijn. Hier heb
ben wij natuurflijk een sterk voorbeeld
van lettersymboliek. Er zijn tientallen
andere gevallen, waar de beslissing erg
moeilijk is.
De letter B.
De moelijkheid is nl. niet, om een aan
tal woorden op te zoeken die met de
zelfde letter(s) beginnen en overeenko
men in betekenis, want dat is erg ge
makkelijk. We. krijgen dan een groot
aantal woorden, die etymologisch ver
want zijn en de overeenkomst in klank
(vooral beginletter) is dan een gevolg
van de afstamming van zulke woorden.
De letter b schijnt iets ronds te willen
uitdrukken, maar als wij behalve bal ook
nog bel, bil, bol, bul, belt, bilt, bult e.d.
noemen, dan doen wij eigenlijk niets an
ders dan het begrip bal een paar keer
herhalen!
Wij zien nu wel, dat het vraagstuk
niet door leken op te lossen is, omdat
de verwantschap (afleiding van dezelfde
stam) hem toch telkens parten zou spe
len. De enkele pogingen die door hen
zijn ondernomen om iets tot de oplossing
bij te dragen, zijn van geen belang. Wel
moeten de namen genoemd worden van
de Engelse taalkundige E. Shrewsbury
(The foundation of language discovered,,
Londen 1939) en van Frans Bastiaanse
(De techniek der poëzie, Apeldoorn 1918).
Zelfs wat Bilderdijk op dit gebied naar
voren bracht, is de moeite van het door
lezen niet meer waard.
Dat iemand als Bastiaanse zich met
dit verschijnsel bezig hield, is te begrij
pen. Het is voor iedere schrijver van
belang en in de versificatie-leer der
poëzie zou het niet mogen ontbreken,
wanneer er maar méér gegevens over
waren.
Verwarrende hoeveelheid.
Bastiaanse meende ook, dat Vondel er
zich reeds mee bezig hield en wanneer
dit zo is, dan wordt onze verwondering
nog groter, dat zo weinig taalgeleerden
er zich over hebben uitgelaten. De be
doeling van ons artikel is daarom niet
om hier het verlossende woord te spre
ken, maar het vraagstuk opnieuw aan de
orde te stellen en te wijzen op het be
lang ervan. Enkele moeilijkheden willen
wij daarbij met name noemen.
Hebben wij de gevaren der gemeen
schappelijke afleiding omzeild, dan is er
nog iets anders, waar wij voor op moeten
passen en dat is de „veelheid der woor
den". Immers, het aantal woorden dat
met één of meer bepaalde letters begint,
kan zo talrijk zijn, dat wij alleen daar
door al een grote hoeveelheid niet ver
wante woorden met overeenkomstige
klank en betekenis krijgen. De vraag in
hoeverre hier sprake van toeval is, is
uiterst moeilijk te beantwoorden.
Het vraagstuk is vooral hierom zo be
langrijk, omdat de gevoelswaarde, de
plastiek en de woordassociaties er direct
mee in verband staan. Wie een bepaald
woord gebruikt, wenst daarmee zijn le
zers of hoorders niet slechts de juiste
betekenis bij te brengen, maar ook en
vooral het juiste gevoel en de juiste as
sociaties te wekken.
Dichterlijke D.
Om deze reden waren het vooral de
dichters, die zich met het vraagstuk dat
lettersymboliek heet, bezig hielden. Zij
wezen er op, dat, om slechts enkele voor
beelden te néemen, de letter d op de
bodem of op de duisternis betrekking
schijnt te hebben: donker (Eng. dark),
duster, duister, duiken, delven, duivel,
drommel, dwerg, draak enz.), de g op
plantengroei wijst (groen, groei, gras,
gort, grot, graan enz.), de n bij ontken
ningen hoort (neen, niet, niets, niemand,
nergens, nimmer, nooit enz.). Vergelijk de
Franse term ne pas.
Hier kwam natuurlijk nog een andere
vraag naar voren en wel deze: bestaat
er bij de spraakmakende gemeente voor
keur voor zulke symbolische letters? Dit
kon natuurlijk statistisch worden nage
gaan, maar tot op heden heeft men dit
verwaarloosd. Toch was deze vraag zeer
belangrijk, omdat uit een bevestigend
antwoord direct gevolgtrekkingen ge
maakt zouden kunnen worden. Men zou
dan, terwillc van het juiste effect, voor
woorden die iets ronds moeten aandui
den, bij voorkeur woorden van de fa-
groep moeten nemen, voor woorden die
een beweging uitdrukken zou men een
w moeten nemen (vergelijk wind, weder,
waaien, weg, in 't Engels waves enz.).
Nu kunnen wij zonder meer vaststellen,
dat die voorkeur in sommige gevallen
inderdaad bestaat. Bij de sch-groep b.v.
kost het weinig moeite om statistisch aan
te tonen, dat lieden van bepaalde taal
kringen bij voorkeur ondeugden, scheld
namen e.d. met sch-woorden benoemen.
En men versterkt dit zo mogelijk met
stafrijm: schade en schande, schimpen
en schelden, schots en scheef enz.
Het stafrijm.
Een voor dichters even belangrijk as
pect van het vraagstuk is natuurlijk het
stafrijm. Dit kan natuurlijk het (voor
lopig nog veronderstelde) effect zeer ver
sterken het kan ook geweldig afbreuk
doen. Misschien is dit één der redenen,
waarom bepaalde, zeer kunstig gevormde
alliteraties ons innerlijk koud laten en
andere ons roeren door hun melodie en
plastiek. Dit te weten zou heel belang
rijk zijn. En er zijn dingen, die in deze
richting wijzen.
Blijde bloeien blauwe bloemen
Langs 't blankzandig avondpad.
Dit stafrijm, hoe kunstig (en kunst
matig) gevormd ook laat ons Siberisch
koud. Mogen wij nu zeggen, dat dit komt,
doordat de woorden der bl-groep de sym
boliek ener korte, schitterende beweging
dragen (blik bliksem, Blitz enz.) en bloe
men daar in het geheel niet aan beant
woorden?
Ik ben geboren uit zonnegloren
En een zucht van de ziedende zee,
Die omhoog is gestegen
(op wieken van regen,
Gezwollen van wanhoop en wee
Mogen we bij deze meeslepende ver
zen zeggen, dat het stafrijm (drie maal z
en drie maal w) de lettersymboliek ver
sterkt heeft en dat het geweldige effect
mede hierop berust? Het lijkt er veel op,
want inderdaad wekken de z-woorden
gedachten op aan een „gedragen geluid"
(zagen, zalven, zingen, zee, zeven, zieden
enz.) en inderdaad vindt in de laatste
twee verzen de verhoogde „gemoedsbe
weging" weerklank in de w-grocp, die
zoals wij reeds zagen bewegingssymbo
liek vertoont.
Méér dan maat.
En omdat we nu toch eenmaal aan
het vragen zijn was men zich in de
tijd, toen het stafrijm nog overheerste
in de poëzie, van deze klanksymobliek
min of meer bewust?
Wij hebben in het begin reeds gezegd,
dat de oude runen oorspronkelijk wel
degelijk zinnebeelden zijn geweest, maar
hier komen wij nog iets dieper in het
vraagstuk, omdat thans de vraag op
komt naar het verband tussen begrips
symbool en klanksymbool. Voorlopig is
dit probleem nog niet op te lossen, maar
dat er gegronde vermoedens zijn, dat het
oude stafrijm wel degelijk méér bete
kende dan enkel maat en klankovereen
komst behoeft ons nu niet meer te ver
wonderen. De waarschijnlijkheid van de
ze grotere betekenis kan wel aangetoond
worden.
Het eenvoudigste voorbeeld, dat mij
bekend is en dat hiertoe dienen kan is
het door bijna geheel Europa verbreide
volksraadsel van de sneeuw, die op de
bomen neervalt en door de zon ge
smolten wordt. Dit raadsel komt reeds
voor in de 10de eeuw, zodat het in elk
geval reeds eeuwenlang onder het volk
bekend is. Het merkwaardige van de in
verschillende landen door folkloristen op
getekende vormen is voor ons het staf
rijm. De vraag is zelfs meermalen opge
worpen, of wij hier te doen hebben met
het overblijfsel van een oud-germaans 1
stafrijmraadsel, of dat de latijnse vorm
primair is. M.i. kun alleen het eerste het
geval zijn, maar ook al zou dit niet zo
zijn, dan blijft toch voor ons doel de
alliteratie van groot belang.
Voorbeeld.
Voor ik nu van dit volksraadsel de
door Walling Dykstra opgetekende Ame
landse vorm weergeef moet ik er eerst
op wijzen, dat er volgens de verdedigers
der symboliekleer een f- en v-woord-
groep bestaat, die een „vlugge voort
beweging" symboliseert, zoals b.v. in vlie
gen, vleugels, vogel enz.
Met deze wetenschap gewapend leze
men het raadsel en lette op het staf
rijm:
Daai" vloog een vogel Vederloos,
Op een boom Bladerloos
Toen kwam de juffrouw Mondeloos
Die at den vogel Vederloos
Van den boom Bladerloos.
Voor het woord „juffrouw" mogen wij,
in verband met de hoge ouderdom van
het rijm, gerust „maagd" zeggen, waar
door het stafrijm vollediger wordt. Wij
nebben hier een voorbeeld van verster
king der lettersymbolieken door het staf
rijm en uit de volksoverlevering in dicht
maat zouden nog wel meer voorbeelden
aan te halen zijn, waarbij dat eveneens
het geval is. Waai-om juist uit de volks
literatuur?
Omdat deze is overgeleverd in vormen,
die het beste in het gehoor van het volk
liggen en die door de gevoelswaarde der
woorden het volk „aanspreken". Mis
schien is hier zelfs een maatstaf voor de
PREMIE VERHOOGD TOT 15,— PER
SCHILDER PER DAG.
Ook voor de komende winterperiode
zal de premieregeling Binnenschilder-
werk weer van kracht zijn. De premie
die opdrachtgevers ontvangen bedraagt
15,per mandag; tijdens de vorige
winter was dit bedrag bepaald op 10,
per mandag.
De premieregeling wordt mogelijk ge
maakt dankzij het feit dat de Stichting
Risico-fonds voor het Schildersbedrijf
zich bereid heeft verklaard het voor de
uitkeringen benodigde totaalbedrag te
voteren. Daarnaast werd van het minis
terie van Sociale Zaken en Volksgezond
heid een toezegging ontvangen dat van
overheidszijde een bepaald bedrag be
schikbaar zou worden gesteld.
De premieregeling houdt in, dat de op
drachtgever tijdens de wintei-periode voor
iedere dag dat een schilder werkzaam is
met binnenschilderwerk t.b.v. onderhoud,
van het Bedrijfsschap Schilderbedrijf
15,ontvangt. Voorwaarde is wel dat
de werkzaamheden minimaal 5 mandagen
omvatten. Het publiek kan van deze re
geling gebruik maken door middel van
formulieren die bij alle schilders ver-
krijgbaar zijn. De premieregeling geldt
in de periode van 30 november tot 6
maart.
Winterwerkloosheid.
De aanleiding tot de premieregeling
ligt in het feit, dat de werkzaamheden
van schilders tijdens de winter duidelijk
in omvang afnemen.
Nog steeds is vooral in de lente- en
zomerperiode bij de consument de favo
riete periode voor het aanbrengen van
veranderingen binnenshuis. In deze
maanden heeft de schilder dan ook werk
in overvloed. In de winter treedt echter
een niet onbelangrijke werkloosheid op,
mede door de beperkte mogelijkheden tot
het uitvoeren van buitenschilderwerk
Deze seizoenswerkloosheid speelt met na
me in de provincies Groningen, Friesland,
Drente, Overijssel, Gelderland, Noord-
Brabant en Limburg. Het landelijk werk
loosheidscijfer bedroeg per 31 december
1969 ruim 3.600 man ofwel ca. 12 °/o van
het totale werknemersbestand in deze
bedrijfstak.
belangx-ijkheid van de genoemde ver-
schijnselen te vinden.
Ilct lettrisme.
Zoals wij reeds zeiden, een enkele
dichter heeft zich tot nu toe met het
verschijnsel der lettei-groepen bezigge-
gehouden, maar de taalgeleerden hebben
zich er weinig over uitgelaten. Maar
dat het bestaat is aantoonbaar en wat het
merkwaardigste is: velen maken er ge-
bi-uik van, bewust of onbewust. Onbe
wust hebben tot nog toe vrijwel allen die
schreven of dichten er zich door laten be-
invloeden, maar een onbewust gebruik
bestaat veirnoedelijk (door gebrek aan
verklaringen weten wij dat nog niet ze
ker) bij onze jongste Eux-opese „richting"
in de poëzie, liet z.g. lettrisme.
Deze lettei-kundige stroming, pas in de
vijftigerjax-en in Parijs ontstaan onder
het leidex-schap van Isadora Isou, gaat
immers nog een stap verder dan het
(thans vrijwel vex-geten) dadaïsme. „Het
dadaïsme heeft de zin uiteengeslagen",
zegt Isou, „lettx-isme slaat het woord uit
een'. Eigenlijk is dit onvolledig, want
met de letters worden weer nieuwe woox--
den opgebouwd, die u tevergeefs in een
woordenboek zult zoeken en die op het
eerste gezicht de indruk maken van ono
matopeeën (klanknabootsingen). Zij zijn
dat echter voor het grootste gedeelte niet;
het zijn symbolen voor de gemoedsbe
weging van de dichter, waarbij een be
paald effect versterkt kan worden door
rijm en ritme.
(Nadruk verboden).
W. Geldof.
Door premiëring van het binnenschil
derwerk in de wintex-periode tracht het
Bedrijfschap Schildersbedrijf dit percen
tage zo sterk mogelijk te verminderen.
Reclamecampagne.
In het komende winterseizoen zal het
Bedrijfschap Schildersbedrijf door een
intensieve reclame- en publiciteitscam
pagne de premieregeling onder aandacht
van het publiek brengen. Hiex-bij wordt
gebruik gemaakt van advertenties in dag
en weekbladen, terwijl ook een aantal te
levisiespots zullen worden uitgezonden.
De reclamecampagne is, in overleg met
de Afdeling Voorlichting van het Be
drijfschap Schildersbedrijf en de N.V.
Adviesbureau voor Public Relations M.
van de Meeberg, verzorgd door de Na
tionale Publiciteits Ondex-neming (N.P.O.)
N.V.
Voorlichtingstoernees voor schilders.
Door middel van twee gelijktijdig lo
pende voorlichtingstoernees zullen de
schilders van de activiteiten van het Be
drijfschap Schildersbedrijf op de hoogte
worden gesteld. Doel van deze toex-nees
is, de schilders te wijzen op de inhaak-
mogelijkheden die voor hen bestaan om
de aandacht van de consument op de
premiex-egeling te vestigen.
De toernees zullen in de eerste helft
van september plaatsvinden en een twin
tigtal plaatsen aandoen, te weten Utrecht,
Gouda, Leiden (7/9), Groningen, Emmen,
Leeuwarden, Assen (8/9), Zwolle, Henge
lo (9/9), Apeldoox-n, Doetinchem (10/9),
Nijmegen, Eindhoven, Den Bosch, Sittai'd
(14/9), Amstex-dam, Alkmaar (15/9), Goes,
Bergen op Zoom (16/9) en Dordrecht
(17/9).
Ook aandacht voor wandafwerking.
Binnen de reclamecampagne is ook
plaats ingeruimd voor „wandafwex-king"
als specialisatie van de schilder.
In de loop van 1969 vestigden een
tweetal onderzoekingen de aandacht van
deze bedx-ijfstak op deze specialisatie-
mogelij kheden. Sindsdien is de belang
stelling van de schilders hiervoor aan
zienlijk toegenomen.
Deze belangstelling wordt tevens ge
stimuleerd door de Stichting Landelijke
Vakopleiding voor het Schildersbedrijf,
die speciale applicatiecursussen wand
afwex-king organiseert.
FEUILLETON
,,'s Nachts wox-dt er niet gevaren," her
innerde hij haar. „Nu ja, ik ga maar eens
vx-oeg naar bed. Dan sta ik morgen ook
weer bijtijds op."
„Ik was hetzelfde van plan," ant
woordde de vrouw. „Hoe vond u deze
eex-ste dag?"
„Och, je moet natuurlijk even wennen.
Het is heel wat anders dan het dage
lijks leven thuis. Maar varen op zichzelf
vind ik al prettig. Ik heb me tenminste
in het geheel niet verveeld."
„Ik evenmin. Ik heb wat boeken mee
genomen."
Voortpratende waren ze het schip ge
naderd en de vrouw vei'klaarde, dat ze
meteen naar haar hut ging. „Neem me
niet kwalijk, maar ik ben uw naam ver
geten. Je hoort in enkele ogenblikken zo
veel, nietwaar?"
„Juffrouw Verleun, ik neem u niets
kwalijk. Mijn naam is De Haan. Uit Lo-
chem."
Ze drukte even zijn uitgestoken hand.
„Maar u hebt de mijne toch onthouden.
Wel te rusten, meneer De Haan."
„Een goeden nacht, juffrouw Vex-leun."
De Haan ging nog een kwartiertje naar
de salon en dx-onk een glaasje wijn. Daar
na ging hij ook naar beneden. Hij had al
enige tijd geslapen, toen hij de stem van
Sjaantje hoox-de: En nou heb ik niet eens
een ijssie gehad en je had het me be
loofd. Toen de sussende stem van de
man en daai-na viel De Haan meteen in
slaap.
door Qré de Boer
HOOFDSTUK 5
Juffrouw Verleun
houdt wel van een babbeltje.
De volgende morgen was De Haan al
vóór zeven uur aan dek. De schepen, die
de avond tevox-en voor anker waren ge
gaan, maakten aanstalten om verder te
vax-én en ook de mati-oos was al bezig de
leuningen los te maken van de loopplank.
Hij keek eens naar het dorpje; nu, tegen
de schittering van de zon, leek het wel
aardig.
„Zo, gaan we vertrekken?" vroeg hij
aan de matroos.
De jongen knikte. „Ja, meneer, van
daag is het de langste trek, tot Keulen.
Hoe vroeger we varen, des te eerder zijn
we er."
„Hoe lang duurt het ongeveer?"
„Och, en kleine elf uurtjes kunt u wel
op rekenen. Zo tussen half zes en zes
uur kunnen we daar aan wal liggen."
De loopplank was nu binnengehaald en
de i-ailing wex-d gesloten. Meteen kwam
de motor op toeren en gelijktijdig wendde
de steven zich. Binnen enkele minuten
lag de „Geertruida" in de vaax-route en
Oi-soy verdween langzamex-hand in de
verte.
Terwijl ze voei*en, bemerkte De Haan,
dat het nog tamelijk fris was, dus ging
hij naar de salon, waar de tafels al ge
dekt waren. In haar hoekje bij het raan
zat juffrouw Verleun reeds een beschuit
te smeren.
„Goedemox-gen," begroette hij. „Goed
geslapen?"
Ze knikte. „Prima. Dat is voor het eerst
van m'n leven, dat ik op een schip heb
geslapen."
„Met mij ook. Gek, ik lust al best wat.
Ik denk, dat een mens op het water veel
hongeriger is."
„Best mogelijk. Verandering van de
lucht is dikwijls eetlustbevordex-end,"
antwoordde de vrouw.
De thee werd gebracht en even latex-
zaten ze te eten. „Zal ik u maar even
inschenken?" vroeg ze.
„Graag."
Na het beschuitje en de thee i'ookten
ze en keken naar buiten. Het Roerge
bied naderde en ze keken naar de kolos
sale hoogovens in dit industriegebied. Ge
leidelijk kwamen de andere passagiers
binnen, groetten en gingen zitten. Om
acht uur wai-en nagenoeg alle opvaren-
den in de salon. Net toen het belletje
ging, kwam het gezin Jansen binnen.
Wederzijds werd er gegroet en toen men
met de maaltijd bezig was, vex-telde Jan
sen, dat hij Orsoy maar een snertdorp
vond. „Niet eens ijs hebben ze daar,"
besloot hij.
De Haan keek eens naar Sjaantje,
maar het kind had alle aandacht voor
haar beschuit met jam en scheen geen
belangstelling voor ijs te hebben.
„Ilc vind die Duitsers maar raar volk,"
vervolgde Jansen, zijn brood smerend.
„Ik ben in drie café's geweest, maar het
eerste, wat ze je aanbieden, is bieten.
Ik lust alles, vi-aag het maar aan m'n
vrouw, alleen bietendaar heb ik
toch zo'n gruwelijke hekel an. Ze ver
bouwen er hier zeker veel."
Juffrouw Vex-leun schoot in een scha
terlach en keek de Amsterdammer hoofd
schuddend aan. Ook De Haan kon een
glimlach niet bedwingen en Jansen, die
eens om zich heen gekeken had, bemerk
te, dat er aan de tafels naast hem ook
smakelijk wex-d gelachen.
Hij wendde zich tot de Haan en vx-oeg:
„Heb ik iets geks gezegd?"
De Haan legde hem uit. „Bitte", dat wil
zeggen: alstublieft. Het is eigenlijk een
afkorting van „Ich bitte Sie", en daarmee
vragen ze, wat u wenst te gebruiken."
„Dus het heeft eigenlijk niets met bie
ten te maken?" vroeg Jansen, half be
grijpend.
De Haan schudde lachend zijn hoofd.
„Niets."
Jansen dacht even na. „Ik vond het al
zo gek. want wie gaat er nu 's avonds
om negen uur nog warm eten? En dan
uitgerekend bietenals 't nou nog
bloemkool was.
Juffi'ouw Vex-leun hing in haar stoel
cn had de slappe lach. „O, houd u alstu
blieft op.... ik kan niet meerdit
vex-geet ik nooit. Als ik vanavond ergens
naar binnen ga schiet ik vast en zeker
meteen in een lach, als er een dienster of
zo naar me toe komt."
„Tja...." Jansen keek een beetje be-
di-emmeld, ik ken geen Duitsdat was
er voor ons soort mensen vroeger niet
bij. Ik ben al blij, dat ik behoox-lijk m'n
naam kan schx-ijven. Enfin, bier is het
zelfde, dat verstonden ze wel. En met dat
geld viel het ook mee."
Juffrouw Verleun bedaax-de en schud
de nog eens haar hoofd. „Wat een mens
al niet kan meemaken," mompelde ze in
zichzelf.
Om half negen scheen het zonnetje al
vrij sterk. De Haan dook in een luie
stoel op het dek, stak een sigaartje op
en keek naar de grote bedi-ijven, waar
ze links en rechts langs voex-en. Af en
toe gaf de kapitein via de microfoon een
uitleg over wat men passeerde en dan
nam De Haan zijn kijker, die hij 's mor
gens uit de koffer had gehaald en tuurde
in de aangegeven richting.
Elf uur varen vandaag, dat werd een
genot. Ze kwamen ook nog langs Dussel-
dox-f, de eerste eigenlijke stad aan de
Rijn na Arnhem. Nou, hij zou zich van
daag best vermaken.
De stoel naast hem was nog onbe
zet, toen juffi'ouw Verleun op het dek
kwam. Ze bleef er bij staan en keek hem
aan. „Is die nog vrij?"
Hij knikte en kwam overeind om haar
door te laten.
„Het gaat wel, dank u. Zo, nu blijf ik
rustig zitten tot etenstijd. De koffie kan
me vanmoi-gen geen zier schelen. Ik heb
een paar appels meegenomen. En er is
genoeg te zien. Dit is dus het Roerge
bied?"
Hij knikte en wees naar de kade. „Ziet
u daar die mensen lopen? Voor die goe-
dex-enwagens?"
„Ja?"
Met de kijker in zijn hand wees hij
nog eens. „Moet u nu eens zien door de
kijker. Als-ie wazig is kunt u hem hier
vex-stellen."
Ze nam de kijker over en tuux-de in de
aangegeven i-ichting. Meteen uitte ze een
kx-eet van vex-rassing. „Nee.het is
alsof ze vlakbij zijn. Je kunt zelfs hun ge
zichten duidelijk zien. Wat komt het alle
maal schex-p naar vox-en. Mooi is dat,
he?"
Hij knikte. „Kijkt u maar gex-ust," moe
digde hij aan. „Daar komt een sleep
stroomafwaarts, daar vlak langs de wal.
Moet u eens opletten, dan kun je dui
delijk de naam van de sleper lezen."
Ze wendde de kijker en knikte. „Vol
harding 2" las ze. „Zo duidelijk alles.
Machtig mooi met zo'n kijker."
De kapitein x-iep door de microfoon:
„Links zit u het industriegebied van
Hamborn. En daar, waar u dat kleine
sleepbootje ziet, is de Ruhr, een zijri
vier van de Rijn."
De vrouw keek naar de Ruhi-monding
en knikte, Zo duidelijk alles, he?" Ze gaf
de kijker terug en zakte achterover in
haar stoel. „Gek is dat, jai'en hebben we
dat geleerd bij de kaax-t van Duitsland,
de steden in het Roex-gebied: Duisburg,
Oberhausen, Essen en zo, en ex-bij verteld,
dat dit een der belangrijkste industi-ie-
gebieden van Europa was. Maar het was
allemaal grauwe theox-ie, omdat je er
nooit zelf was geweest. En nu, na zoveel
jax-en, zie je het eens met eigen ogen."
Wordt vex-volgd.