DE VAKANTIE
Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. 16 juli 1970 no. 3401
De geneesmiddelenhonger
LIEFDE OP DE RIJN
We moeten iets hebben om in te nemen
Gebruik en misbruik van medicamenten.
Het geneesmiddelengebruik neemt hand over hand toe. Niet ten onrechte
wordt er soms reeds gesproken over een misbruik. Dat is niet alleen in
Nederland zo, het is een verschijnsel dat eigenlijk over de hele wereld valt
waar te nemen.
In ons land wordt per gezin nu al meer dan twintig gulden besteed
voor de aankoop van „populaire" geneesmiddelen. Voor dat zelfde gezin
worden er dan nog medicamenten op recept voorgeschreven tot een totaal
bedrag van meer dan veertig gulden.
patiënten die zeer beslist menen, dat er
voor een bepaalde klacht een drankje,
een doosje met pillen, althans een medi
cament moet worden voorgeschreven?
Maar o'ok van de zijde van de farma
ceutische industrie wordt de dokter min
of meer onder druk gezet: dat is een
factor die deze zaak nog eens extra
compliceert. De geneeskundigen worden
werkelijk overladen met een slechts ten
dele wetenschappelijk verantwoorde pro-
Gccn mens is er vrü van.
De onmiskenbare neiging van de mo
derne mens tot „farmacomanie" is een
van de vele problemen van onze samen
leving. En zegt u eens eerlijk: hebt u
geen medicamenten bij u? Geen tablet
ten, geen poeders, geen pillen, geen drup
peltjes?
Wanneer u werkelijk niets met u mee
draagt, staat er dan geen geheimzinnig
flesje naast uw bord als u zit te eten?
Kom, denkt u eens na: ligt er niet een
buisje met het één of ander in de la van
uw nachtkastje voor he,t geval u er be
hoefte aan hebt?
Standje of ruzie.
Meer en meer mensen hebben namelijk
dag-in-dag-uit tabletten bij zich voor
ditjes en datjes. Met gereglde tussenpo
zen nemen ze die ook in. Bij allerlei aan
leidingen pijn in de maag, oprispin
gen, standje van de baas, ruzie met
echtgenote grijpen ze naar die medi
camenten.
Zo dreigt het een geheel nieuwe soort
van ziekte te worden om voor van alles
en nog wat, zelfs voor een licht gevoel
van onbehagen, iets in te willen nemen.
Dat dit alles maar bitter weinig te maken
heeft met een rationele toepassing van
farmaceutische produkten, spreekt van
zelf.
Geen pepermuntjes.
En ging het nu nog maar om een on
schuldig' dropje of een goedaardig peper
muntje of een huismiddeltje uit groot
moeders tijd.... Nee, de aan innemen
verknochten zijn vooral sedert de laatste
wereldoorlog, uitgerust met veelal sterk
werkende medicamenten.
Er zijn middelen bij die op den duur
de maag van streek brengen of die een
chronische vergiftigingstoestand van hart
en hersenen kunnen doen optreden. Deze
malligheid kost de mensen dan nog een
heleboel geld. Bovendien zouden we kun
nen spreken van een verspilling van
geneesmiddelen.
Arts onder druk.
Omdat sommige van die medicamen
ten slechts op recept verkrijgbaar zijn,
heeft men zich wel eens afgevraagd of de
fout niet bij de doktoren zou kunnen
liggen. De fout ligt echter eerder bij de
geneesmiddelenhonger van het publiek:
er zal en er moet iets worden voorge
schreven dat kan worden ingenomen.
Is het niet zo, dat een dokter eigenlijk
niet deugt als hij niet dadelijk klaar staat
om voor iedere klacht onmiddellijk een
recept af te geven? Zowel de huisarts
als de specialist staat op dit punt voort
durend onder een zekere druk van de
patiënten en hun familieleden.
Tegen zijn zin.
Het blijkt voor de medicus praktisch
ondoenlijk zich hiertegen blijvend te
verzetten, tegen zijn zin werkt hij vaak
mee deze ongewenste toestand te be
stendigen. Want wat moet hij doen met
paganda voor alle preparaten die de fa
brieken maken.
Terughoudend zyn.
Hoe het zij, het overmatig geneesmid-
delgebruik is een kwaad, dat zich in alle
beschaafde landen der wereld voordoet.
In zekere zin is dat een troost, maar er
blijkt ook uit dat dit probleem niet in
een handomdraai op te lossen is.
De bedoeling is er de aandacht op te
vestigen, dat hier misstanden aan het
ontstaan zijn. In elk geval zullen zieken
en gezonden er goed aan doen zeer
terughoudend te zijn met het op eigen
houtje innemen van allerlei middeltjes.
Dat geldt voor alle pijnstillende, kalme
rende, stimulerende, laxerende en „ver
jongende" preparaten. Ook vitamines en
mineralen behoeven niet op het gezag
van advertenties te worden ingenomen.
Wanneer het om vitamines en minera
len gaat, kunnen we het beste zorgen
voor gevarieerde, verstandig samenge
stelde, goed toebereide maaltijden, dan
komen we op dat gebied niets te kort.
Daarbij hoort nog, dat we dagelijks bui
tenkomen.
Als we dan ook er voor zorgen enige
lichaamsbeweging te nemen en voldoende
nachtrust te genieten, worden we mis
schien zo robuust, dat we niet zoveel
meer behoeven in te nemen!
IN HET WELZIJNSPATROON
De vakantie-industrie draait op volle
toeren. De consument van het vakantie-
feest zoekt het weliswaar voor een toe
nemend deel over de grenzen, maar het
grootste deel van de genieters blijft toch
nog in het binnenland.
Ondanks alle slechte zomers die achter
ons liggen, is de liefde van de Nederlan
der voor de zee gebleven. Het strand-
vermaak draait onmiddellijk op volle
toeren zodra de zon doorbreekt. Onder
zoekingen hebben aangetoond dat nog
ongeveer een kwart van de vakantie
gangers bij familie of kennissen onderdak
zoekt. Het uit logeren gaan neemt nog
steeds af en wanneer men ziet dat van
de naar het buitenland trekkenden nog
slechts 8% naar familie of vrienden gaat,
dan is het duidelijk dat er voor de
recreatiebedrijven in Nederland een goe
de toekomst is weggelegd. Wij stellen
dit, alhoewel nog slechts 10% van de
verlofgangers een hotel opzoekt.
Drempelvrees.
Nog is het in Nederland zo dat het
publiek een drempelvrees heeft voor
een hotel, omdat men de sfeer er te stijf-
deftig vindt of omdat men vreest een
hoge rekening te krijgen of om andere
redenen. Toch zal dat langzamerhand
veranderen. In de eerste plaats wordt de
huur van bungalows en appartementen
steeds meer opgeschroefd. De mensen
komen toch wel. Op het moment dat het
prijsverschil tussen hotel en zomerhuis
je te overzien is, zullen velen naar het
hotel overstappen.
Vervolgens wordt de druk op de huis
vrouw gedurende het gehele jaai veel
groter. De mogelijkheden voor goede en
betaalbare huishoudelijke hulp nemen
nog steeds af. De tendens dat kinderen
op jongere leeftijd afzonderlijk met va
kantie gaan neemt nog steeds toe. Het
ouderechtpaar krijgt dan een kans op
vakantie zonder kinderen. Daar profiteert
het hotel van. En dan is er de komende
golf van werkende gehuwde vrouwen,
die heus na een jaar van werken in baan
en huishouding niet bereid zullen zijn
ook nog in hun vakantie het gezin vol
ledig te verzorgen.
En hoe lang we ook om de hete brei
draaien in Nederland, zodra we ontdekt
hebben dat de produktiviteitsstijging ex-
mede van afhankelijk is dat er meer
gehuwde vrouwen worden ingeschakeld,
zullen we nog een aanzienlijke verande
ring van het maatschappelijk patroon
aanschouwen. Wel is een voorwaarde
dat de fiscale druk verminderd wordt.
Maar daar wordt aan gedokterd. Niet
alleen deze ontwikkeling zal de welvaart
vergroten, maar ook zonder hulp van de
gehuwde vrouw zal de welvaart per
werknemer in de toekomst nog aanzien
lijk stijgen.
Toenemende consumptie.
De prognoses en de voortekenen wij
zen in de richting van een flinke uit
breiding van de vakantiebestedingen.
De consumptielust, van de bevolking zal
nog toenemen wanneer het nu opgroeiend
geslacht de produktieve leeftijd bereikt.
Een volgende stimulerende faktor van
het toerisme vinden wij in het stijgend
aantal bejaarden. Aan hun inkomens
verbetering wordt gewerkt niet alleen via
het optrekken van het A.O.W.-niveau en
het daaraan verbinden van een vakantie
toeslag, maar vooral doox-dat het leger
van degenen die over een behoorlijk
pensioen beschikken in de toekomst een
ongekende consumptie zullen veroorza
ken.
Dat verbruik zal met name in de re
creatie en dus in hot hotelwezen plaats
vinden want op hogere leeftijd is de
animo om aan zeïfverzorging te doen,
sterk afgenomen. Aan de kant van het
hotclbedrijf vei-wachten wij een verdere
rationalisatie van de exploitatie en een
verdere aanpassing aan de wensen van
de klant. Wanneer eenmaal de barrière
van het vreemde en ongewende van een
hotelbedrijf is weggenomen, dan krijgt
men de smaak wel te pakken. Vakanties
die in het buitenland doorgebracht wor-
den zijn dikwijls een goede leerschool.
Een met de verlenging van de vakan
ties samengaand verschijnsel is dat ve
len al hun geld en tijd gaan concentreren
op de ene grote vakantie. Zij zien nu de
kans om wat verder weg te gaan. Aan
gezien een verre reis hoge kosten vraagt,
zijn velen geneigd om hun hele recreatie
budget in de „jaarlijkse"" vakantiereis te
steken. De financiële gevolgen zijn meer
dan eens te zwaar maar er wordt nog
meer gewezen op de mogelijkheden om
de vakanties meer dienstbaar te maken
aan de bevordei-ing van de gezondheid
en het optimale welzijn.
In het orgaan van het N.K.V. heeft de
Utrechtse hoogleraar in de medische
fysiologie, prof. Biersteker gezegd dat
het aantal hart- en vaatziekten zou kun
nen worden bestreden door de lange
arbeidspei-iode van ruim elf maanden
meer dan eens per jaar te onderbreken.
Zou het voor velen in drukke functies
ook niet zo zijn dat zij zich voor hun
lange zomervakantie en daarna extra
moeten afbeulen om die lange zomerva
kantie mogelijk te maken? Welke invloed
heeft deze periode van spanning met
plotselinge ontspanning op de fysieke en
psychische toestand van de mens? Ont
staan de vele verkeersongelukken in va
kantietij d omdat de vakantierit te ver
moeiend is of omdat de reiziger te ver
moeid op vakantie gaat? Wij dachten
dat beide oorzaken een rol speelden.
Meer kortere vakanties.
Afgezien van de gezondheidsaspecten
van prof. Biersteker zou er toch veel
voor te zeggen zijn om van één lange
naar twee of meer kortex*e vakanties
over te stappen. Wij denken aan de ge
volgen voor de vakantiespreiding en de
invloed daarvan op de vakantiekosten.
Wij zien naar de kant van het bedrijfs
leven dat steeds meer mensen een te
lange tijd achtereen uit het bedrijf moet
missen. De uitvoering van vele werk
zaamheden op de juiste tijd komt in ge
vaar. Wij denken aan de financiering
van de vakantie zowel door de vakantie
gangers als ook door het bedrijfsleven.
Een meer gespreide betaling van de
vakantie-toeslag zou ook het gespreide
vakantie-houden ten goede kunnen ko
men.
Tenslotte wordt ook al meer aandacht
gegeven aan de manier van vakantie
besteden. Zeer tot hun leedwezen moeten
vele artsen constateren dat hun lichaams
beweging tekort komende patiënten ook
in de vakantie nog geen beweging krij
gen, omdat zij op het strand liggen. Dit
alles wijst erop dat wij wel de vakantie
hebben aanvaax-d, maar dat zij nog niet
op optimale wijze is ingepast in het wel-
zijnspatroon van de moderne mens. Wij
kunnen er dus nog meer van genieten
dan thans reeds het geval is.
(Nadruk verboden).
Wel goed maar niet gek
Steeds meer worden we in Neder
land een beetje gek gemaakt. Gék ge
maakt met ideeën over voöruitslx'evend-
heid, democratisering, moderniteiten op
kunstgebied, ethische en söciale begrip
pen, anti-amerikanisme, pacifisme, open
baarheid, subsidies, enzovoort. Gepaard
daarmede gaat dat al het opgebouwde en
bestaande als verouderd en verwerpelijk
kan worden gezien. De maatschappij
moet worden hervormd al weet niemand
hoe en nog minder wat daar dan uit
voort moet komen.
We worden overstroomd met allerlei
uitingen van die z,g. progx-essiviteit.
Want al wat nieuw is, wat anders wil
en doet dan het bestaande, dat is nieuws'
en dat wordt dus door de publiciteits
media geopenbaard en tegelijk daai-mee
gepropageerd. Zo worden we voortdurend
geïndoctrineerd met al die vaak absurde
ideeën.
Het is en vooral voor jongeren
„bon ton" om daaraan mee te doen, al
is het maar om eigen minder waardig-
heidscomplexexx daarmee te vei-dringen.
Die complexen spelen ook een rol bij het
zich uitzonderlijk kleden en het zich
aanmeten van opvallende haax-dossen,
baarden, snorren en gekleurde brillen.
De eigen onstabiliteit wordt er door
opgevijzeld, men waant er zich iets dooi
en het automatische vervolg ervan is
een ongebreideld gedi-ag, het lak hebben
aan al het z.g. conventionele en behoor
lijke gedrag, en het eisen stellen ten
aanzien van de buitenissige iedeeën die
er bij horen om zich toch maar „iets"
te kunnen voelen.
Al is het dan een betrekkelijk kleine
minderheid die poogt ons daarmee te
beïnfluenceren, dankzij het feit dat zij
opvallen en nieuws brengen, wekt het
de indruk dat zij „de" vernieuwers zijn
in een vreselijk conservatieve maatschap
pij. Wie en wat zichzelf is en blijft,
opbouwend meewerkt aan de evolutie in
de maatschappij vorm, gaat onverdroten
doch stil voort en vormt daardoor weinig
nieuws. Dit volksdeel vox-mt de zwijgende
meerderheid. Zwijgend, omdat het ge
woon doorgaat met werken, het de hol
heid der leuzen en frasen doorziet en
ze daarom weinig belangrijk vindt.
Maar bij verkiezingen blijkt dan tot
veler verrassing, dat die zwijgende meer
derheid eerder groter dan kleiner is ge
worden. Dat er zich misschien wat ver
schuivingen in hebben afgetekend, doch
dat men zich niet zo gek heeft laten
maken om de extremiteiten nu te gaan
steunen en de maatschappij te*helpen
ondex-graven. De Nederlander als volk
blijft zeggen: we zijn wel goed, maar niet
gek.
Nu is daar dat ander spreekwoord dat
luidt: al te goed is buurmans gek. En
inderdaad vraagt men zich in de buur
landen wel eens af waai-om er hier toch
zoveel toegestaan wox-dt door ovexiieid,
ouders en andere gezagsdragers. Ja,
dat is vaak opvallend.
De verklaring ervoor moet vermoede
lijk gezocht worden in de van natux-e
grote tolerantie die ons volk eigen is,
ook een beetje in angst voor de gevolgen
van een wat straffer optreden, maar bo
venal toch in het weten dat we wel gek
kunnen lijken maar niet gek zijn. De
studenten mogen schreeuwen om „de
mocratisering" en we willen ze daarin
wel 'n beetje toegeven, maar al te bont
laten we het toch niet maken. We willen
uiteindelijk van ons wetenschappelijk
onderwijs geen lachertje zien gemaakt.
We laten andere jongeren allei-lei fijne
ideeën spuien, we pi-oberen ze naar on
ze tolerante ideeën wat toe te geven,
opdat hun minderwaardigheidscomplex
vooral niet nog erger zal worden, maar
ze kunnen ons- als geheel niet zo gek
krijgen dat we hun absurditeiten als
de ware uitkomst gaan beschouwen en
we remmen het dus net voldoende af
om de boel niet in de soep te laten draai
en.
Hollanders blijven in wezen een nuch
ter volk. We onderkennen de machinaties
van bepaalde politieke zijde om ons
maatschappelijk bestel te ondergraven,
een chaos te laten gx-oeien, opdat we rijp
zullen worden voor het ons neex-leggen
bij de machten die onze vrijheid en onze
democi-atie bedreigen. We zijn wel goed
maar niet gek. Dat moet langzamex-hand
die ondex-gravers van wat wij in deze
eeuw aan sociale en andei'e verworven
heden opbouwden toch duidelijk wor
den. Ze zullen het er niet om opgeven,
want zij worden gestuwd, van binnen-
en van buitenuit. En wellicht vervullen
ze, onbewust, toch nog een nuttige taak,
doordat zij ons wakker houden, niet tot
zelfgenoegzaamheid laten vervallen en
de altijd voortgaande evolutie de nodige
snelheid te geven, hetgeen iedex'een te
stade komt. In dat opzicht willen we dan
best buui-mans gek lijken. Een stimulans
voor overig Eux-opa.
H. van Wermeskerken.
FEUILLETON
Hoofdstuk 1.
De dokter zégt: „Er uit".
Dokter Berends legde zijn stetoscoop
neer en keek nog eens nadenkend naar
de man voor zich, die met ontbloot bo
venlijf languit op de onderzoektafel lag.
Hij knikte even. „Nou, Theo, ik weet
het zo ongeveer. Je kunt je wel weer
aankleden."
De aangesprokene richtte zich op en
slingerde zijn benen op de vloer. Hij
greep naar een kledingstuk en terwijl
hij zich er in wurmde, keek hij de dokter
aan, die inmiddels naar zijn bureau was
gelopen en plaats nam in een ouderwetse
leunstoel.
„Je gaat me toch zeker niet vertellen,
dat het ernstig is?"
Dc ax-ts ging achterover zitten en legde
zijn vingertoppen op elkaar. „Kleed je
eerst maar op je gemak aan en kom
dan bij me zitten. Doch als ik je gerust
kan stellen, wil ik alvast wat zeggen,
dat het nog niet ernstig is," en hij legde
de klemtoon op het woordje „nog". „Met
andere woorden, het kan ernstig worden".
„Ga je me soms vertellen, dat ik het
begin heb van een of andere slepende
kwaal?"
De arts trok een vies gezicht. „Onzin,
Theo, dat zijn bakerpraatjes van de „man
in the street". De medische wetenschap
kent geen slepende kwalen, zoals jij dat
gelieft uit te drukken. Kom rustig bij
me zitten, als je klaar bent, dan zal ik
het je eerlijk vertellen. Wat wil je nog
meer?"
De ander zuchtte even en kleedde zich
verder aan. Tenslotte kwam hij met zijn
schoenen in de hand naar de stoel voor
het bureau, ging zitten en boog ztch om
door Gré de Boer
de schoenen aan te trekken. Gelijktijdig
keek hij af en toe de arts aan, die nog
steeds achterover geleund naar zijn be
zoeker keek.
„Steek maar van wal. Ik ben bereid
om het ergste te Horen."
Er kwam een glimlach op het gezicht
van de arts. „Hoe oud ben je, Theo?"
„Acht en veertig. Ik steek zeker in geen
goed vel?"
Nu schoot de man achter het bureau
in een gulle lach. „Sorry, maar aan je
vel heb ik geen bizondere aandacht ge-
gechonken. Jij denkt ook: als ik op acht
en veertigjarige leeftijd naar de dokter
moet, dan vindt ie altijd wel wat. Wel,
dat is in vele gevallen index-daad zo.
Enfin, ik zal je niet langer in het on-
zekere laten: ik kan je feliciteren: mo
menteel ben je nog goed gezond. Alleen.
je bent ovex-spannen. Je vergeet als de
meeste mannen op jouw leeftijd, dat je
niet meer twintig bent en toch wil je
nog precies zoveel presteren als een jonge
kerel. Dat gaat niet, al zegt men wel
eens, dat veertig de beste leeftijd is. Je
zult er een poosje uit moeten, Theo. Ik
geloof er niet aan en de term vei-vult
me met afgrijzen, maar wat jij hebt,
noemt men wel eens een managerziekte.
Zoiets heb jij. Je moet eens een dag of
veertien je zaak uit je hoofd zetten. Je
auto laat je op stal staan en je gaat
met vakantie. Heel, heel kalm vakantie
houden. Veel rusten, kleine wandelingen,
niet of weinig drinken en matig roken.
Ik zal een drankje voorschrijven, daar
van neem je een behoorlijke hoeveelheid
mee op reis. Ga niet te ver weg, want
dan is de reis te vermoeiend. Zet je zaak
uit je hoofd en ga alleen genieten van
een onbezorgd verlof. Je jongens zijn
groot genoeg, dat ze vader wel een paar
weken kunnen vervangen, niet?"
De man had zijn schoenen aan en zat
nu recht overeind. Hij knikte. „Natuur
lijk, als het moet. Per slot van rekening
is de drukste tijd achter de rug. Eén
van hen kan wel een poosje thuisblij
ven."
„Dat is verstandige taal. De kwestie
is, Theo, dat je bloeddruk wat te hoog
is. O, niet bepaald verontx-ustend, hooi-,
maar als je zo door blijft zwoegen, wox-dt
het wel bedenkelijk. Je motor is een
beetje te warm gelopen. Misschien niet
voldoende water in de radiateur, of xnis-
schien niet voldoende gesmeerd, of veel
te lang met hoge snelheid gelopen
Wie zal het zeggen? En wat doe jij met
je wagen, als die dx-eigt te gaan koken?"
De ander begon te lachen en knikte.
„Je zet 'm een poosje aan de kant, tot
hij afgekoeld is."
„Juist, Theo, cn dat gaan we nu met
jou doen. Een poosje aan de kant om af
te koelen. Bijtijds naar bed, bijtijds ex-
weer uit, korte wandelingen en veel de
buitenlucht in. We hebben een mooie
nazomer. Profiteer ex-van, voor het weer
omslaat. Ik zou je willen adviseren:
maak er meteen werk van, als je thuis
bent."
Automatisch haalde de bezoeker een
pakje sigaretten uit zijn zak en stak er
een op. Toen hij rookte, zei hij: „Ik ben
in jaren niet met vakantie geweest. Toen
Wil nog leefde, gingen wc ieder jaar
veertien dagen. Maar daarna had ik ex-
geen zin meer in."
De ander knikte bedachtzaam. „Hoe
lang is je vrouw al dood, Theo?"
„Laat eens kijken.... dat was vorige
maand acht jaar. Tja, waar blijft de
tijd, hè? Het is me nog als de dag van
gisteren, 'wil je dat wel geloven?"
„Ik kan me het vooi-stellen." Hij dacht
even na. „Mag ik eens een onbescheiden
vraag stellen, Theo? Natuurlijk ambts
halve."
„Waax-om niet? Ga je gang."
„Je bent acht en veertig jaar en je hebt
een heel behoorlijk voorkomen. Op het
eerste gezicht zou men je die leeftijd niet
geven, hoogstens voor in do veertig. Je
hebt een flox-erend bedrijf. Ik heb het
zien groeien na de ooi-log en ik heb me
er over vei-heugd. Jullie, Wil en jij, wa
ren hardwex-kende mensen, die in enkele
jaren tijds een zeer bescheiden fabriekje
ontplooid hebben tot een middelgx-oot
bedrijf. Ik wil er maar mee zeggen:
voor vele vrouwen zou je nog een aan
trekkelijke partij zijn, in menig opzicht.
Heb je nooit gedaclxt aan hei-ti*ouwen?"
De ander schudde energiek zijn hoofd.
„Dat is nog nooit in me opgekomen,
Karei, en het is iets, dat helemaal niet
meer ter sprake komt. De nagedachtenis
alleen aan Wil...."
„Goed, goed, ik wil je natuui'lijk niet
kwetsen. We kennen elkaar nu zo'n
goede twintig jaar, dus we weten wel
wat meer van ons leven. De kwestie is
namelijk, dat een gehuwde man, die thuis
een lieve vrouw heeft, die goed verzox-gd
wordt, kortom, die een tehuis heeft, een
gezin, daar na gedane dagtaak zijn rust
en ontspanning vindt, een geregelder
leven leidt. En dat mis jij. Sinds je vx-ouw
dood is en je kinderen stuk voor stuk
getrouwd zijn, is je huis geen gezellig
toevluchtsoord" meer, maar een noodza
kelijk iets zonder verdere pretenties,
want een mens moet tenslotte ergens
een dak boven zijn hoofd hebben. Hoe
veel avonden in de week ben je thuis?"
De bezoeker kneep zijn sigaret uit en
lachte. „Weinig. Ik ben doorgaans 's
avonds in de soos."
De arts knikte. „Een pax-tijtje biljar
ten, een kaartje leggen, een borreltje
drinken, een krantjë lezen en een bab
beltje maken. Ogenschijnlijk heel on
schuldig, maar je wordt, zonder dat je
er ex-g in hebt, een gewoontedrinker en
daarin schuilt ook een gevaar. Je gaat
laat naar bed, want het is er gezellig
en thuis heb je ook niets, dus blijf je
plakken, 's Morgens weer vroeg op, met
het gevolg dat je niet voldoende nacht
rust krijgt. Overdag druk, teveel roken,
op je zenuwen werken en leven.tja,
dat loopt vandaag of morgen spaak. Je
hebt een verstandige dochter^ omdat ze
je zover gekregen heeft, dat je vanmor
gen naar mij toekwam. Je bent op tijd
gekomen en er is niets verontrustends.
Maar je moet er uit. Naar een rustige
streek, veel buiten zonnen, vx-oeg naar
bed en op tijd er weer uit. Het drankje
trouw innemen, de box-rel eens een poosje
passex-en en inplaats daarvan lichte wijn.
Matig roken, als je er van af kunt, de
sigax-etten taboe en beginnen met kleine
sigaai-tjes. Daarna kom je op gezette tij
den laten we afspreken eens per
maand eens bij me, dan kan ik je on
der controle houden. En als je m'n ad
viezen opvolgt, kun je menselijkerwijs
gesproken honderd jaar worden."
De ander loosde een zucht van ver
lichting. „Ik had al visioenen van naar
bed en operaties en ziekenhuizen en weet
ik wat meer. Ik mankeer dus niets? Je
verbergt werkelijk niets voor me?"
De ax-ts schoot in een lach. „Heus niet,
Theo. Het enige is: je moet je een beetje
ontzien. Eerst met vakantie, rusten, èn
daarna wat kalmer aan. Wat minder naai
de soos, op tijd naar bed, dan ben je
binnen enkele maanden weer geheel de
oude. Vergeet niet dat je op een leeftijd
komt, waax-in je je wat meer in acht
moet nemen. Dat moment komt bij de
een wat vroeger als bij de ander, het
hangt van tal van factox-en af: werkkring,
leefwijze, gezin, humeur, eten en drinken,
en zo voox-t. Bij jou is dat moment nu
aangebi-oken."
De bezoeker dacht na. „Vakantie
en dat op stel en spx-ong. We hebben de
tweede helft van augustus en het zal dus
niet eens meevallen om wat te krijgen."
„Waarom ga je niet eens naar Fries
land? Naar de meren? Een beetje varen,
zeilen bijvoorbeeld. Een uitstekende ont
spanning."
De ander ging plotseling recht zitten.
„Varen.dat woord wekt reminiscen
ties op uit vroeger dagen. Het was dc
laatste zomer, dat Wil nog leefde. Wc
hadden een folder ontvangen van een
x-eisbureau over een Rijnreis per vakantie
schip. Dat leek me machtig mooi, maar
Wil was altijd een tikkeltje bang op
het water. Die wilde er niet van horen,
dus is het niet doorgegaan. Verdraaid,
zeg, wat let me nu om eens zo'n Rijnreis
te maken? Of raad je me die soms af?"
(Wordt vervolgd).