DE VAKANTIE Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. 16 juli 1970 no. 3401 De geneesmiddelenhonger LIEFDE OP DE RIJN We moeten iets hebben om in te nemen Gebruik en misbruik van medicamenten. Het geneesmiddelengebruik neemt hand over hand toe. Niet ten onrechte wordt er soms reeds gesproken over een misbruik. Dat is niet alleen in Nederland zo, het is een verschijnsel dat eigenlijk over de hele wereld valt waar te nemen. In ons land wordt per gezin nu al meer dan twintig gulden besteed voor de aankoop van „populaire" geneesmiddelen. Voor dat zelfde gezin worden er dan nog medicamenten op recept voorgeschreven tot een totaal bedrag van meer dan veertig gulden. patiënten die zeer beslist menen, dat er voor een bepaalde klacht een drankje, een doosje met pillen, althans een medi cament moet worden voorgeschreven? Maar o'ok van de zijde van de farma ceutische industrie wordt de dokter min of meer onder druk gezet: dat is een factor die deze zaak nog eens extra compliceert. De geneeskundigen worden werkelijk overladen met een slechts ten dele wetenschappelijk verantwoorde pro- Gccn mens is er vrü van. De onmiskenbare neiging van de mo derne mens tot „farmacomanie" is een van de vele problemen van onze samen leving. En zegt u eens eerlijk: hebt u geen medicamenten bij u? Geen tablet ten, geen poeders, geen pillen, geen drup peltjes? Wanneer u werkelijk niets met u mee draagt, staat er dan geen geheimzinnig flesje naast uw bord als u zit te eten? Kom, denkt u eens na: ligt er niet een buisje met het één of ander in de la van uw nachtkastje voor he,t geval u er be hoefte aan hebt? Standje of ruzie. Meer en meer mensen hebben namelijk dag-in-dag-uit tabletten bij zich voor ditjes en datjes. Met gereglde tussenpo zen nemen ze die ook in. Bij allerlei aan leidingen pijn in de maag, oprispin gen, standje van de baas, ruzie met echtgenote grijpen ze naar die medi camenten. Zo dreigt het een geheel nieuwe soort van ziekte te worden om voor van alles en nog wat, zelfs voor een licht gevoel van onbehagen, iets in te willen nemen. Dat dit alles maar bitter weinig te maken heeft met een rationele toepassing van farmaceutische produkten, spreekt van zelf. Geen pepermuntjes. En ging het nu nog maar om een on schuldig' dropje of een goedaardig peper muntje of een huismiddeltje uit groot moeders tijd.... Nee, de aan innemen verknochten zijn vooral sedert de laatste wereldoorlog, uitgerust met veelal sterk werkende medicamenten. Er zijn middelen bij die op den duur de maag van streek brengen of die een chronische vergiftigingstoestand van hart en hersenen kunnen doen optreden. Deze malligheid kost de mensen dan nog een heleboel geld. Bovendien zouden we kun nen spreken van een verspilling van geneesmiddelen. Arts onder druk. Omdat sommige van die medicamen ten slechts op recept verkrijgbaar zijn, heeft men zich wel eens afgevraagd of de fout niet bij de doktoren zou kunnen liggen. De fout ligt echter eerder bij de geneesmiddelenhonger van het publiek: er zal en er moet iets worden voorge schreven dat kan worden ingenomen. Is het niet zo, dat een dokter eigenlijk niet deugt als hij niet dadelijk klaar staat om voor iedere klacht onmiddellijk een recept af te geven? Zowel de huisarts als de specialist staat op dit punt voort durend onder een zekere druk van de patiënten en hun familieleden. Tegen zijn zin. Het blijkt voor de medicus praktisch ondoenlijk zich hiertegen blijvend te verzetten, tegen zijn zin werkt hij vaak mee deze ongewenste toestand te be stendigen. Want wat moet hij doen met paganda voor alle preparaten die de fa brieken maken. Terughoudend zyn. Hoe het zij, het overmatig geneesmid- delgebruik is een kwaad, dat zich in alle beschaafde landen der wereld voordoet. In zekere zin is dat een troost, maar er blijkt ook uit dat dit probleem niet in een handomdraai op te lossen is. De bedoeling is er de aandacht op te vestigen, dat hier misstanden aan het ontstaan zijn. In elk geval zullen zieken en gezonden er goed aan doen zeer terughoudend te zijn met het op eigen houtje innemen van allerlei middeltjes. Dat geldt voor alle pijnstillende, kalme rende, stimulerende, laxerende en „ver jongende" preparaten. Ook vitamines en mineralen behoeven niet op het gezag van advertenties te worden ingenomen. Wanneer het om vitamines en minera len gaat, kunnen we het beste zorgen voor gevarieerde, verstandig samenge stelde, goed toebereide maaltijden, dan komen we op dat gebied niets te kort. Daarbij hoort nog, dat we dagelijks bui tenkomen. Als we dan ook er voor zorgen enige lichaamsbeweging te nemen en voldoende nachtrust te genieten, worden we mis schien zo robuust, dat we niet zoveel meer behoeven in te nemen! IN HET WELZIJNSPATROON De vakantie-industrie draait op volle toeren. De consument van het vakantie- feest zoekt het weliswaar voor een toe nemend deel over de grenzen, maar het grootste deel van de genieters blijft toch nog in het binnenland. Ondanks alle slechte zomers die achter ons liggen, is de liefde van de Nederlan der voor de zee gebleven. Het strand- vermaak draait onmiddellijk op volle toeren zodra de zon doorbreekt. Onder zoekingen hebben aangetoond dat nog ongeveer een kwart van de vakantie gangers bij familie of kennissen onderdak zoekt. Het uit logeren gaan neemt nog steeds af en wanneer men ziet dat van de naar het buitenland trekkenden nog slechts 8% naar familie of vrienden gaat, dan is het duidelijk dat er voor de recreatiebedrijven in Nederland een goe de toekomst is weggelegd. Wij stellen dit, alhoewel nog slechts 10% van de verlofgangers een hotel opzoekt. Drempelvrees. Nog is het in Nederland zo dat het publiek een drempelvrees heeft voor een hotel, omdat men de sfeer er te stijf- deftig vindt of omdat men vreest een hoge rekening te krijgen of om andere redenen. Toch zal dat langzamerhand veranderen. In de eerste plaats wordt de huur van bungalows en appartementen steeds meer opgeschroefd. De mensen komen toch wel. Op het moment dat het prijsverschil tussen hotel en zomerhuis je te overzien is, zullen velen naar het hotel overstappen. Vervolgens wordt de druk op de huis vrouw gedurende het gehele jaai veel groter. De mogelijkheden voor goede en betaalbare huishoudelijke hulp nemen nog steeds af. De tendens dat kinderen op jongere leeftijd afzonderlijk met va kantie gaan neemt nog steeds toe. Het ouderechtpaar krijgt dan een kans op vakantie zonder kinderen. Daar profiteert het hotel van. En dan is er de komende golf van werkende gehuwde vrouwen, die heus na een jaar van werken in baan en huishouding niet bereid zullen zijn ook nog in hun vakantie het gezin vol ledig te verzorgen. En hoe lang we ook om de hete brei draaien in Nederland, zodra we ontdekt hebben dat de produktiviteitsstijging ex- mede van afhankelijk is dat er meer gehuwde vrouwen worden ingeschakeld, zullen we nog een aanzienlijke verande ring van het maatschappelijk patroon aanschouwen. Wel is een voorwaarde dat de fiscale druk verminderd wordt. Maar daar wordt aan gedokterd. Niet alleen deze ontwikkeling zal de welvaart vergroten, maar ook zonder hulp van de gehuwde vrouw zal de welvaart per werknemer in de toekomst nog aanzien lijk stijgen. Toenemende consumptie. De prognoses en de voortekenen wij zen in de richting van een flinke uit breiding van de vakantiebestedingen. De consumptielust, van de bevolking zal nog toenemen wanneer het nu opgroeiend geslacht de produktieve leeftijd bereikt. Een volgende stimulerende faktor van het toerisme vinden wij in het stijgend aantal bejaarden. Aan hun inkomens verbetering wordt gewerkt niet alleen via het optrekken van het A.O.W.-niveau en het daaraan verbinden van een vakantie toeslag, maar vooral doox-dat het leger van degenen die over een behoorlijk pensioen beschikken in de toekomst een ongekende consumptie zullen veroorza ken. Dat verbruik zal met name in de re creatie en dus in hot hotelwezen plaats vinden want op hogere leeftijd is de animo om aan zeïfverzorging te doen, sterk afgenomen. Aan de kant van het hotclbedrijf vei-wachten wij een verdere rationalisatie van de exploitatie en een verdere aanpassing aan de wensen van de klant. Wanneer eenmaal de barrière van het vreemde en ongewende van een hotelbedrijf is weggenomen, dan krijgt men de smaak wel te pakken. Vakanties die in het buitenland doorgebracht wor- den zijn dikwijls een goede leerschool. Een met de verlenging van de vakan ties samengaand verschijnsel is dat ve len al hun geld en tijd gaan concentreren op de ene grote vakantie. Zij zien nu de kans om wat verder weg te gaan. Aan gezien een verre reis hoge kosten vraagt, zijn velen geneigd om hun hele recreatie budget in de „jaarlijkse"" vakantiereis te steken. De financiële gevolgen zijn meer dan eens te zwaar maar er wordt nog meer gewezen op de mogelijkheden om de vakanties meer dienstbaar te maken aan de bevordei-ing van de gezondheid en het optimale welzijn. In het orgaan van het N.K.V. heeft de Utrechtse hoogleraar in de medische fysiologie, prof. Biersteker gezegd dat het aantal hart- en vaatziekten zou kun nen worden bestreden door de lange arbeidspei-iode van ruim elf maanden meer dan eens per jaar te onderbreken. Zou het voor velen in drukke functies ook niet zo zijn dat zij zich voor hun lange zomervakantie en daarna extra moeten afbeulen om die lange zomerva kantie mogelijk te maken? Welke invloed heeft deze periode van spanning met plotselinge ontspanning op de fysieke en psychische toestand van de mens? Ont staan de vele verkeersongelukken in va kantietij d omdat de vakantierit te ver moeiend is of omdat de reiziger te ver moeid op vakantie gaat? Wij dachten dat beide oorzaken een rol speelden. Meer kortere vakanties. Afgezien van de gezondheidsaspecten van prof. Biersteker zou er toch veel voor te zeggen zijn om van één lange naar twee of meer kortex*e vakanties over te stappen. Wij denken aan de ge volgen voor de vakantiespreiding en de invloed daarvan op de vakantiekosten. Wij zien naar de kant van het bedrijfs leven dat steeds meer mensen een te lange tijd achtereen uit het bedrijf moet missen. De uitvoering van vele werk zaamheden op de juiste tijd komt in ge vaar. Wij denken aan de financiering van de vakantie zowel door de vakantie gangers als ook door het bedrijfsleven. Een meer gespreide betaling van de vakantie-toeslag zou ook het gespreide vakantie-houden ten goede kunnen ko men. Tenslotte wordt ook al meer aandacht gegeven aan de manier van vakantie besteden. Zeer tot hun leedwezen moeten vele artsen constateren dat hun lichaams beweging tekort komende patiënten ook in de vakantie nog geen beweging krij gen, omdat zij op het strand liggen. Dit alles wijst erop dat wij wel de vakantie hebben aanvaax-d, maar dat zij nog niet op optimale wijze is ingepast in het wel- zijnspatroon van de moderne mens. Wij kunnen er dus nog meer van genieten dan thans reeds het geval is. (Nadruk verboden). Wel goed maar niet gek Steeds meer worden we in Neder land een beetje gek gemaakt. Gék ge maakt met ideeën over voöruitslx'evend- heid, democratisering, moderniteiten op kunstgebied, ethische en söciale begrip pen, anti-amerikanisme, pacifisme, open baarheid, subsidies, enzovoort. Gepaard daarmede gaat dat al het opgebouwde en bestaande als verouderd en verwerpelijk kan worden gezien. De maatschappij moet worden hervormd al weet niemand hoe en nog minder wat daar dan uit voort moet komen. We worden overstroomd met allerlei uitingen van die z,g. progx-essiviteit. Want al wat nieuw is, wat anders wil en doet dan het bestaande, dat is nieuws' en dat wordt dus door de publiciteits media geopenbaard en tegelijk daai-mee gepropageerd. Zo worden we voortdurend geïndoctrineerd met al die vaak absurde ideeën. Het is en vooral voor jongeren „bon ton" om daaraan mee te doen, al is het maar om eigen minder waardig- heidscomplexexx daarmee te vei-dringen. Die complexen spelen ook een rol bij het zich uitzonderlijk kleden en het zich aanmeten van opvallende haax-dossen, baarden, snorren en gekleurde brillen. De eigen onstabiliteit wordt er door opgevijzeld, men waant er zich iets dooi en het automatische vervolg ervan is een ongebreideld gedi-ag, het lak hebben aan al het z.g. conventionele en behoor lijke gedrag, en het eisen stellen ten aanzien van de buitenissige iedeeën die er bij horen om zich toch maar „iets" te kunnen voelen. Al is het dan een betrekkelijk kleine minderheid die poogt ons daarmee te beïnfluenceren, dankzij het feit dat zij opvallen en nieuws brengen, wekt het de indruk dat zij „de" vernieuwers zijn in een vreselijk conservatieve maatschap pij. Wie en wat zichzelf is en blijft, opbouwend meewerkt aan de evolutie in de maatschappij vorm, gaat onverdroten doch stil voort en vormt daardoor weinig nieuws. Dit volksdeel vox-mt de zwijgende meerderheid. Zwijgend, omdat het ge woon doorgaat met werken, het de hol heid der leuzen en frasen doorziet en ze daarom weinig belangrijk vindt. Maar bij verkiezingen blijkt dan tot veler verrassing, dat die zwijgende meer derheid eerder groter dan kleiner is ge worden. Dat er zich misschien wat ver schuivingen in hebben afgetekend, doch dat men zich niet zo gek heeft laten maken om de extremiteiten nu te gaan steunen en de maatschappij te*helpen ondex-graven. De Nederlander als volk blijft zeggen: we zijn wel goed, maar niet gek. Nu is daar dat ander spreekwoord dat luidt: al te goed is buurmans gek. En inderdaad vraagt men zich in de buur landen wel eens af waai-om er hier toch zoveel toegestaan wox-dt door ovexiieid, ouders en andere gezagsdragers. Ja, dat is vaak opvallend. De verklaring ervoor moet vermoede lijk gezocht worden in de van natux-e grote tolerantie die ons volk eigen is, ook een beetje in angst voor de gevolgen van een wat straffer optreden, maar bo venal toch in het weten dat we wel gek kunnen lijken maar niet gek zijn. De studenten mogen schreeuwen om „de mocratisering" en we willen ze daarin wel 'n beetje toegeven, maar al te bont laten we het toch niet maken. We willen uiteindelijk van ons wetenschappelijk onderwijs geen lachertje zien gemaakt. We laten andere jongeren allei-lei fijne ideeën spuien, we pi-oberen ze naar on ze tolerante ideeën wat toe te geven, opdat hun minderwaardigheidscomplex vooral niet nog erger zal worden, maar ze kunnen ons- als geheel niet zo gek krijgen dat we hun absurditeiten als de ware uitkomst gaan beschouwen en we remmen het dus net voldoende af om de boel niet in de soep te laten draai en. Hollanders blijven in wezen een nuch ter volk. We onderkennen de machinaties van bepaalde politieke zijde om ons maatschappelijk bestel te ondergraven, een chaos te laten gx-oeien, opdat we rijp zullen worden voor het ons neex-leggen bij de machten die onze vrijheid en onze democi-atie bedreigen. We zijn wel goed maar niet gek. Dat moet langzamex-hand die ondex-gravers van wat wij in deze eeuw aan sociale en andei'e verworven heden opbouwden toch duidelijk wor den. Ze zullen het er niet om opgeven, want zij worden gestuwd, van binnen- en van buitenuit. En wellicht vervullen ze, onbewust, toch nog een nuttige taak, doordat zij ons wakker houden, niet tot zelfgenoegzaamheid laten vervallen en de altijd voortgaande evolutie de nodige snelheid te geven, hetgeen iedex'een te stade komt. In dat opzicht willen we dan best buui-mans gek lijken. Een stimulans voor overig Eux-opa. H. van Wermeskerken. FEUILLETON Hoofdstuk 1. De dokter zégt: „Er uit". Dokter Berends legde zijn stetoscoop neer en keek nog eens nadenkend naar de man voor zich, die met ontbloot bo venlijf languit op de onderzoektafel lag. Hij knikte even. „Nou, Theo, ik weet het zo ongeveer. Je kunt je wel weer aankleden." De aangesprokene richtte zich op en slingerde zijn benen op de vloer. Hij greep naar een kledingstuk en terwijl hij zich er in wurmde, keek hij de dokter aan, die inmiddels naar zijn bureau was gelopen en plaats nam in een ouderwetse leunstoel. „Je gaat me toch zeker niet vertellen, dat het ernstig is?" Dc ax-ts ging achterover zitten en legde zijn vingertoppen op elkaar. „Kleed je eerst maar op je gemak aan en kom dan bij me zitten. Doch als ik je gerust kan stellen, wil ik alvast wat zeggen, dat het nog niet ernstig is," en hij legde de klemtoon op het woordje „nog". „Met andere woorden, het kan ernstig worden". „Ga je me soms vertellen, dat ik het begin heb van een of andere slepende kwaal?" De arts trok een vies gezicht. „Onzin, Theo, dat zijn bakerpraatjes van de „man in the street". De medische wetenschap kent geen slepende kwalen, zoals jij dat gelieft uit te drukken. Kom rustig bij me zitten, als je klaar bent, dan zal ik het je eerlijk vertellen. Wat wil je nog meer?" De ander zuchtte even en kleedde zich verder aan. Tenslotte kwam hij met zijn schoenen in de hand naar de stoel voor het bureau, ging zitten en boog ztch om door Gré de Boer de schoenen aan te trekken. Gelijktijdig keek hij af en toe de arts aan, die nog steeds achterover geleund naar zijn be zoeker keek. „Steek maar van wal. Ik ben bereid om het ergste te Horen." Er kwam een glimlach op het gezicht van de arts. „Hoe oud ben je, Theo?" „Acht en veertig. Ik steek zeker in geen goed vel?" Nu schoot de man achter het bureau in een gulle lach. „Sorry, maar aan je vel heb ik geen bizondere aandacht ge- gechonken. Jij denkt ook: als ik op acht en veertigjarige leeftijd naar de dokter moet, dan vindt ie altijd wel wat. Wel, dat is in vele gevallen index-daad zo. Enfin, ik zal je niet langer in het on- zekere laten: ik kan je feliciteren: mo menteel ben je nog goed gezond. Alleen. je bent ovex-spannen. Je vergeet als de meeste mannen op jouw leeftijd, dat je niet meer twintig bent en toch wil je nog precies zoveel presteren als een jonge kerel. Dat gaat niet, al zegt men wel eens, dat veertig de beste leeftijd is. Je zult er een poosje uit moeten, Theo. Ik geloof er niet aan en de term vei-vult me met afgrijzen, maar wat jij hebt, noemt men wel eens een managerziekte. Zoiets heb jij. Je moet eens een dag of veertien je zaak uit je hoofd zetten. Je auto laat je op stal staan en je gaat met vakantie. Heel, heel kalm vakantie houden. Veel rusten, kleine wandelingen, niet of weinig drinken en matig roken. Ik zal een drankje voorschrijven, daar van neem je een behoorlijke hoeveelheid mee op reis. Ga niet te ver weg, want dan is de reis te vermoeiend. Zet je zaak uit je hoofd en ga alleen genieten van een onbezorgd verlof. Je jongens zijn groot genoeg, dat ze vader wel een paar weken kunnen vervangen, niet?" De man had zijn schoenen aan en zat nu recht overeind. Hij knikte. „Natuur lijk, als het moet. Per slot van rekening is de drukste tijd achter de rug. Eén van hen kan wel een poosje thuisblij ven." „Dat is verstandige taal. De kwestie is, Theo, dat je bloeddruk wat te hoog is. O, niet bepaald verontx-ustend, hooi-, maar als je zo door blijft zwoegen, wox-dt het wel bedenkelijk. Je motor is een beetje te warm gelopen. Misschien niet voldoende water in de radiateur, of xnis- schien niet voldoende gesmeerd, of veel te lang met hoge snelheid gelopen Wie zal het zeggen? En wat doe jij met je wagen, als die dx-eigt te gaan koken?" De ander begon te lachen en knikte. „Je zet 'm een poosje aan de kant, tot hij afgekoeld is." „Juist, Theo, cn dat gaan we nu met jou doen. Een poosje aan de kant om af te koelen. Bijtijds naar bed, bijtijds ex- weer uit, korte wandelingen en veel de buitenlucht in. We hebben een mooie nazomer. Profiteer ex-van, voor het weer omslaat. Ik zou je willen adviseren: maak er meteen werk van, als je thuis bent." Automatisch haalde de bezoeker een pakje sigaretten uit zijn zak en stak er een op. Toen hij rookte, zei hij: „Ik ben in jaren niet met vakantie geweest. Toen Wil nog leefde, gingen wc ieder jaar veertien dagen. Maar daarna had ik ex- geen zin meer in." De ander knikte bedachtzaam. „Hoe lang is je vrouw al dood, Theo?" „Laat eens kijken.... dat was vorige maand acht jaar. Tja, waar blijft de tijd, hè? Het is me nog als de dag van gisteren, 'wil je dat wel geloven?" „Ik kan me het vooi-stellen." Hij dacht even na. „Mag ik eens een onbescheiden vraag stellen, Theo? Natuurlijk ambts halve." „Waax-om niet? Ga je gang." „Je bent acht en veertig jaar en je hebt een heel behoorlijk voorkomen. Op het eerste gezicht zou men je die leeftijd niet geven, hoogstens voor in do veertig. Je hebt een flox-erend bedrijf. Ik heb het zien groeien na de ooi-log en ik heb me er over vei-heugd. Jullie, Wil en jij, wa ren hardwex-kende mensen, die in enkele jaren tijds een zeer bescheiden fabriekje ontplooid hebben tot een middelgx-oot bedrijf. Ik wil er maar mee zeggen: voor vele vrouwen zou je nog een aan trekkelijke partij zijn, in menig opzicht. Heb je nooit gedaclxt aan hei-ti*ouwen?" De ander schudde energiek zijn hoofd. „Dat is nog nooit in me opgekomen, Karei, en het is iets, dat helemaal niet meer ter sprake komt. De nagedachtenis alleen aan Wil...." „Goed, goed, ik wil je natuui'lijk niet kwetsen. We kennen elkaar nu zo'n goede twintig jaar, dus we weten wel wat meer van ons leven. De kwestie is namelijk, dat een gehuwde man, die thuis een lieve vrouw heeft, die goed verzox-gd wordt, kortom, die een tehuis heeft, een gezin, daar na gedane dagtaak zijn rust en ontspanning vindt, een geregelder leven leidt. En dat mis jij. Sinds je vx-ouw dood is en je kinderen stuk voor stuk getrouwd zijn, is je huis geen gezellig toevluchtsoord" meer, maar een noodza kelijk iets zonder verdere pretenties, want een mens moet tenslotte ergens een dak boven zijn hoofd hebben. Hoe veel avonden in de week ben je thuis?" De bezoeker kneep zijn sigaret uit en lachte. „Weinig. Ik ben doorgaans 's avonds in de soos." De arts knikte. „Een pax-tijtje biljar ten, een kaartje leggen, een borreltje drinken, een krantjë lezen en een bab beltje maken. Ogenschijnlijk heel on schuldig, maar je wordt, zonder dat je er ex-g in hebt, een gewoontedrinker en daarin schuilt ook een gevaar. Je gaat laat naar bed, want het is er gezellig en thuis heb je ook niets, dus blijf je plakken, 's Morgens weer vroeg op, met het gevolg dat je niet voldoende nacht rust krijgt. Overdag druk, teveel roken, op je zenuwen werken en leven.tja, dat loopt vandaag of morgen spaak. Je hebt een verstandige dochter^ omdat ze je zover gekregen heeft, dat je vanmor gen naar mij toekwam. Je bent op tijd gekomen en er is niets verontrustends. Maar je moet er uit. Naar een rustige streek, veel buiten zonnen, vx-oeg naar bed en op tijd er weer uit. Het drankje trouw innemen, de box-rel eens een poosje passex-en en inplaats daarvan lichte wijn. Matig roken, als je er van af kunt, de sigax-etten taboe en beginnen met kleine sigaai-tjes. Daarna kom je op gezette tij den laten we afspreken eens per maand eens bij me, dan kan ik je on der controle houden. En als je m'n ad viezen opvolgt, kun je menselijkerwijs gesproken honderd jaar worden." De ander loosde een zucht van ver lichting. „Ik had al visioenen van naar bed en operaties en ziekenhuizen en weet ik wat meer. Ik mankeer dus niets? Je verbergt werkelijk niets voor me?" De ax-ts schoot in een lach. „Heus niet, Theo. Het enige is: je moet je een beetje ontzien. Eerst met vakantie, rusten, èn daarna wat kalmer aan. Wat minder naai de soos, op tijd naar bed, dan ben je binnen enkele maanden weer geheel de oude. Vergeet niet dat je op een leeftijd komt, waax-in je je wat meer in acht moet nemen. Dat moment komt bij de een wat vroeger als bij de ander, het hangt van tal van factox-en af: werkkring, leefwijze, gezin, humeur, eten en drinken, en zo voox-t. Bij jou is dat moment nu aangebi-oken." De bezoeker dacht na. „Vakantie en dat op stel en spx-ong. We hebben de tweede helft van augustus en het zal dus niet eens meevallen om wat te krijgen." „Waarom ga je niet eens naar Fries land? Naar de meren? Een beetje varen, zeilen bijvoorbeeld. Een uitstekende ont spanning." De ander ging plotseling recht zitten. „Varen.dat woord wekt reminiscen ties op uit vroeger dagen. Het was dc laatste zomer, dat Wil nog leefde. Wc hadden een folder ontvangen van een x-eisbureau over een Rijnreis per vakantie schip. Dat leek me machtig mooi, maar Wil was altijd een tikkeltje bang op het water. Die wilde er niet van horen, dus is het niet doorgegaan. Verdraaid, zeg, wat let me nu om eens zo'n Rijnreis te maken? Of raad je me die soms af?" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1970 | | pagina 3