Futurologie
Bestraalde levensmiddelen
blijven voortaan vers
WACHT OP HET WONDER
BEGIN VAN REVOLUTIONAIRE ONTWIKKELING
„Bestraalde" aardappelen zijn nog maar een begin.... Het ziet er naar
uit dat binnenkort ook aardbeien en champignons die met ioniserende
stralen behandeld zijn, op de markt zullen komen. Een geheel nieuw tijd
perk van conserveren wordt met deze nieuwe techniek ingeluid.
Want er komt op dit gebied nog veel meer. In de, op initiatief van
officiële instanties overheid en zes produktschappen in de voedings
sector ingerichte proeffabriek te Wageningen zijn onderzoekingen over
het bestralen van andere consumptiemiddelen voor mens en dier in een
vergevorderd stadium.
Geslaagde proeven in Wageningen.
Al of niet in samenwerking met an
dere wetenschappelijke instituten, zoals
het Instituut voor toepassing van atoom
energie in de landbouw door insiders
kortweg het I.T.A.L. genoemd dat
ook in Wageningen is gevestigd, heeft
men al heel wat ervaring opgedaan met
artikelen die dagelijks in de klein- en
grootwinkelbedrijven in de boodschap
pentassen terecht komen.
Wie de opsomming bekijkt van de
voedingsmiddelen waar men in de proef
fabriek mee bezig is, krijgt een goede
indruk van de technische revolutie die
zich denkelijk met grote spoed zal vol-
1 rekken. Dat wordt een omwenteling voor
de industrie en ook voor de consument:
wat vers is wordt bestraald en blijft dan
verder ook vers, allemaal volgens een
geheel nieuw procédé.
Behalve met aardappelen, aardbeien
en champignons zijn er al uitgebreide
proefnemingen gedaan met kuikenbout
jes, garnalen, verse vis en voeder voor
vee en proefdieren. Voorts is er ook al
een zekere ervaring opgedaan met het
bestralen van roggebrood, cake, kaas,
vlees, slaatjes en eieren. Aan de weten
schappelijke onderzoekers zal het dus
niet liggen.
Twee methoden.
Nu is het de bedoeling dat de mensen
van het bedrijfsleven in deze proeffa
briek hun licht komen opsteken over de
mogelijkheden en kosten van deze aller
nieuwste conserveringsmethode. Zij kun
nen daar dan zien dat er keus is uit
twee mogelijkheden: de gammabron
(Kobalt 60) en de elektronengenerator.
Beide soorten appartuur vergen een in
vestering van vele tonnen.
We kennen al heel wat verschillende
manieren van conserveren. Allereerst de
bekende chemische methoden zoals ro
ken, zouten, pekelen en konfijten. Daar
ziin in de laatste jaren nog allerlei che
mische toevoegingen aan de voedings
middelen bijgekomen. Toevoegingen die
tot doel hadden bederf van de betrokken
produlcten tegen te gaan en van over
heidswege had men het er zeer druk
mee om er een wakend oog op te houden
dat deze scheikundige verbindingen geen
nadeel voor de consument konden mee
brengen.
Natuurkundig.
Naast deze chemische conserverings
methoden zijn er ook fysische. De ver
lengde houdbaarheid van het voedings
middel wordt dan nagestreefd (en ook
bereikt) met middelen van natuurkun
dige aard. Tot nu toe waren als fysische
manieren van conserveren in gebruik:
pasteuriseren, steriliseren en invriezen.
Aan deze natuurkundige methodieken
is nu een nieuwe toegevoegd: bestralen.
Of men daarbij de gammabron of de
elektronenversneller wil gebruiken hangt
af van verschillende factoren. De Ko-
baltbron levert een gammastraal van
hoge energie met een zeer diep door
dringingsvermogen. De elektronengene-
rator heeft een minder grote dieptewer
king. De afmetingen van het te bestralen
produkt en hetgeen men met de bestra
ling precies wenst te bereiken, zullen
bij de keuze van de stralingsbron be
palend zijn.
Waar gaat het om?
Zo gaat het er bij de aardappelen voor
namelijk om spruitvorming tegen te gaan,
bij de aardbeien is het doel meer gele
gen in het bestrijden van schimmelvor
ming. Bij andere voedingsmiddelen gaat
het weer om de vernietiging van bac
teriën, die zich op den duur van het
geheel meester dreigen te maken.
In ieder geval zijn er heel wat oor
zaken die aanleiding kunnen geven tot
„bederf". Per geval zal weer een iets
andere aanpak gewenst zijn om het voe
dingsmiddel in zijn oorspronkelijke goede
staat te houden.
De ontsmetting van voedsel door be
straling heeft ook al weer een zij
het betrekkelijk korte geschiedenis.
In juni 1966 was er een bijeenkomst in
het Nuclear Research Centre te Karls
ruhe, waar over dit onderwerp niet min
der dan 69 voordrachten werden gehou
den en waar 23 landen door 200 deelne
mers waren vertegenwoordigd. Tot dit
symposium was besloten door de Inter
national Atomic Energy Agency in sa
menwerking met de Food en Agriculture
Organisation van de Verenigde Naties.
Twee jaar proeftyd.
Het was op deze vergadering dat van
Nederlandse zijde mededeling werd ge
daan over de proefinstallatie die „bin
nenkort" in ons land in bedrijf zou ko
men. Men heeft in Wageningen dus twee
jaar gelegenheid gehad onderzoekingen
te verrichten over de toestand van de
produkten zo spoedig mogelijk na de
bestraling alsook na opslagperiodes van
ongeveer 3, 6 en 12 maanden.
In juni 1968 kon staatssecretaris Krui-
singa (sociale zaken en volksgezondheid)
op vragen van het lid van de Tweede
Kamer, ir. C. N. van Dis (S.G.P.), ant
woorden dat van voedselbestraling op
het menselijk organisme geen nadelige
invloed te verwachten is.
Bij een andere gelegenheid heeft die
zelfde staatssecretai-is zich vorig jaar wat
minder afgemeten en heel wat positiever
uitgelaten over deze vorm van voedsel-
conservering. Het ging toen ook niet om
een vraag die met ja of nee beantwoord
moest worden. Dat was toen hij een be
zoek aan het I.T.A.L, te Wageningen
bracht. De bewindsman heeft zich toen
zeer optimistisch uitgelaten over de grote
voordelen die de „Wageningse methode"
heeft, vergeleken bij de traditionele wij
zen van conserveren, zoals diepvries,
pasteurisatie en.toevoeging van che
mische bestanddelen.
Niet radio-actief.
Want zoals gezegd, het zijn deze z.g.
„food-additives" waarvan het zo moeilijk
is om na te gaan of zij op de (lange)
duur soms nadelig voor de gezondheid
zijn. Van het bestraalde voedsel weet
men na talrijke onderzoekingen heel ze
ker dat in het behandelde produkt geen
spoor van radio-activiteit achterblijft,
zelfs niet wanneer er een stralingsdosis
wordt gebruikt die honderd maal groter
is dan de gewenste of toelaatbare.
Wellicht heeft bezorgheid hierover de
volksvertegenwoordiger Van Dis zijn vra
gen aan de regering meegegeven, wellicht
ook zal de consument zich met zulke be
zorgde gedachten bezighouden. Het is
immers bekend dat voor werkers met
ioniserende stralen ook in Wageningen
uitgebreide veiligheidsmaati*egelen ge
nomen moeten worden ter bescherming
van hun gezondheid. Daarom is het goed
te weten dat er in het bestraalde voe
dingsmiddel op geen enkele manier ra
dio-activiteit meer aan te tonen is.
Dr. Alfreda Briedé.
(Nadruk verboden).
WETENSCHAP VAN DE TOEKOMST
Dat er ook in de medische wereld
aandacht wordt besteed aan het feit dat
we thans in een tijdsgewricht leven
waarin het lijkt of alle grenzen kunnen
worden overschreden en waarin alles
bereikbaar schijnt te zijn, bleek dezer da
gen uit de rede van de voox-zitter van de
Koninklijke Nederlandsche Maatschappij
tot bevordering der Geneeskunst bij de
opening van het twintigste ledencongi-es
te Groningen.
In deze rede ging dr. Z. Nauta eerst
uitvoerig in op de technische ontwikke
ling die ons heden ten dage plotseling
voor de allei-gi-ootste problemen stelt.
De allereerste periode van deze tech
nische ontwikkeling bestond erin dat de
mens leerde omgaan met gereedschap en
daarin bereikte hij een steeds grotere
perfektie. Deze periode duurde tot ruim
hondexxl jaar geleden.
Pas toen kwam een tweede fase van
technische ontwikkeling totontplooiing:
het werd de mens mogelijk om de ener
gie die hij geleerd had op te wekken te
benutten en de machine tot ontwikke
ling te brengen. Kon de mens vóór die
tijd de natuur alleen bewerken door ei
gen lichamelijke inspanning, thans leert
bij de machine dit voor hem te doen.
Versnelling.
Wij kunnen ons bijna niet vooi'stellen
dat de eei-stgenoemde periode vele
eeuwen heeft geduui-d en dat het begin
van de tweede periode nog maar honderd
jaar achter ons ligt
De machine heeft overal ingang ge
vonden, zelfs in het huishouden is het
tegexxwoordig een weten welk apparaat
men waarvoor moet gebruiken en welke
knop men moet omdraaien: handkracht
wordt vx-ijwel overbodig.
Wie nu mocht denken dat de mensheid
met dit soort machines wel weer vele
eeuwen bezig zou kunnen blijven, vergist
zich. De mechanisatie heeft een schx-ik-
barende omvang aangenomen: steeds
meer lichamelijke functies van de mens
kunnen tegenwoordig al door een machi
ne worden overgenomen.
Ook hersenwerk.
Bovendien is alweer een nieuwe fase
van de technische oxxtwikkeling begon-
nen want machines kunnen nu ook al
verschillende geestelijke functies van
de mens ovei-nemen. De computer is
daax-bij zelfs tot meer in staat dan het
menselijk brein als het gaat om onthou
den, rekenen, kiezen en repi-oduceren.
Hiex-door zijn wij, aldus dr. Nauta,
wat de technische ontwikkeling betreft
in een stroomversnelling terechtgekomen.
Een ontwikkeling waarbij het kanovaren
op wilde stromen kinderspel is. Deze
kanovaarder heeft nauwkeurig zijn tra
ject kunnen bestuderen en voordat de
tocht in de bovenloop van de rivier be
gint en hij zijn vaartuigje door het kol
kende water moet sturen, weet hij dat
er een eindpunt is en hoe hij er heen
kan lavex'en.
Het is voor ons echter op dit moment
onbekend hoe het traject dat het mens
dom in de toekomst moet volgen, zal
verlopen. Wij weten wel dat er geen
eindpunt is, tenzij ons vaai-tuig door on
bekendheid met het traject en onvoldoen
de beheersing van de stuurmanskunst
tegen de rotsen te pletter zal slaan.
Onze toekomst.
Om te zorgen dat onze vaart niet een
dergelijk catastrofaal einde vindt, is het
thans een eerste vereiste dat wij met
alle beschikbai-e middelen ons afvi-agen
hoe het traject vei-loopt. Het zoeken
naar het antwooi'd op deze vi-aag moet
in de problematiek die het wetenschap
pelijk denken zich stelt, centraal staan.
Aller aandacht woi-dt daarom opgeëist
voor de futui-ologie, een wetenschap die
we thans tot ontwikkeling zien komen.
Het wezenskeixmerk van deze „weten
schap van de toekomst" is zijn multi
disciplinaire karakter, d.w.z. geleerden
van verschillende vakgebieden zullen er
zich gezamenlijk mee bezig moeten hou
den.
Irx de stroomversnelling waai-in wij
ons thans bevinden kan met een schou-
dei*ophalen daarover beslist niet worden
volstaan, daarvoor is de situatie te ki*i-
tiek. Wat thans geboden is, is het samen
met de ander vooruit denken. De tijd
is voorbij dat de wetenschappelijke on-
dex'zoelcer iix het isolement van zijxx la-
boi-atoi-ium rustig met zijn speurwerk
kaxx doorgaan zoxxder op of om te zien.
Samen denken.
Wat thans aan de orde is, is een „coör
dinerend denken" van geleerden uit ver
schillende vakgebieden. Daarom is het
eigenlijk nog te zwak om de futurologie
een multidisciplinaire wetenschap te noe
men. Nog beter zou het zijn om te spre
ken van „onxnidisciplinair", want de we
tenschap van de toekomst zal slechts tot
volledige oxxtplooiiixg kunnen komen
wanneer geleei-den uit alle vakgebiedexx
bij dit coördinerexxd denken worden be
trokken.
Blijkens de woorden van dr. Nauta in
de medische wex-eld, met name de Ko
ninklijke Nederlandsche Maatschappij tot
bevordering der Geneeskunst, bereid tot
zulk een gespi-ek met mensen uit andere
disciplines om de toekomstige ontwik
kelingen gezamenlijk onder het oog te
ziexx.
Geen wonder want binnen het eigen
vakgebied vaix de geneeskunde stapelen
de vragen zich op, vragen die heel wat
vei-dei-e reiken dan wat mexx „medische
problematiek" zou kunnen noemen.
Dr. Afreda Briedé.
(Nadruk vex'boden).
FEUILLETON
14
door: T Dorssen - van Loon
Ik had een paar nare weken, die ook op
m'n humeur wei-kten. Geertje bemerk
te het en vroeg: „Is het werkelijk waar,
juffrouw, wat ze in het dorp bewei-en?"
„Wat beweren ze, Geertje?"
Ze kreeg een kleui*. „Ohet zal wel
roddelarij zijn...."
Het meisje wilde weglopen, maar ik
greep haar bij de schouders en dwong
haar me aan te kijken. „Je hebt a gezegd,
xxu wacht ik op b. Wat zegt men over mij
en mijn zaak?"
„Ik geloof er niets van, maar men be
weert, dat enkele leveranciei-s uw fail
lissement hebben aangevraagd."
Trots alles schoot ik in een lach. De
suffei-ds! De idioten! Nooit liet de goege
meente zich iets aan Woutje Burgenaar
gelegen, maar nu men van alle kanten
beweex-de dat het mis ging met haar
zaak, gnuifde het doi-p. In de hoop, dat
die pukkel-griet xxaar de bliksem zou
zijn. Maar dat plezier gutxde ik ze niet.
Ik keek het meisje aan. „Zou je maar
niet je ontslag nemen? Het is beter bij
tijds het zinkende schip te verlaten,
niet? Je kunt een mooi getuigschrift van
me kx'ijgen."
Ze schudde haar hoofd. „Ik kan het
niet geloven. De zaak loopt toch goed?
Uw omzet is nog altijd stijgende. Hoe
zou dat dan mogelijk zijn?"
„Hoewel ik niets kan bewijzen," ant
woordde ik, met zoi-g m'n woorden kie
zend, „weet ik, wie nxe deze poets'bakte.
Het is een wraakneming. Meer zeg ik
hierover niet. En voor de rest.is het
nodig uit te leggen, dat er geen tiende
procent van al dat geklets waar is?"
Ze haalde verlicht adem. „Ik kon het
me al niet voorstellen. Evengoed ge
meen, niet? Om iemands goede naam zo
te besmeui-en. Wat hebben ze er aan?"
„Vroeger schold men iemand, die op
de een of andere manier gehandicapt
was, gewoon uit en iedereen beschouwde
dat als heel gewoon. Een man met een
hoge rug, heette bochel. Een vrouw met
een voetgebi-ek: een mank wijf. Als ie
mand z'n ogen niet precies recht stonden
riep men hem na als „schele". Maar te-
genwoox-dig zijn onze gevoelens geëga
liseerd. We zijn ontzettend fatsoenlijk
geworden. Als je het woord „neger" op
je lippen neemt, beschouwt mexx je als
rasseixhatei'. Oude mensen heten tegen
woordig bejaarden, een werkster is een
schoonxxxaakster en als ik tegen Pieter
man 's morgens „goejemorgen melkboer"
zeg, is hij beledigd, want het woord boer
is voor de middenstander-detaillist een
soort belediging. Hij is mijix „melkleve-
rancier", snap je? Daarom zegt xxooit o-
pcnlijk iemand iets over m'n pukkelach
tige gezicht of m'n brilleglazen. Leve
onze beschavixxg. Doch bij het eerste ge
rucht, dat ixx de wereld komt over finan
ciële moeilijkheden bij Burgenaai-s Zet
Bee, vei-kneukelt men zich er over en
hoopt, dat m'n laatste stoel onder m'xx
achterste verkocht zal worden. Ze zullen
er graag een bod op doen, om het als
souvenier mee naar huis te ïxemen. Maak
je geen zoi-gen, Geex-tje, mijn zaak is xxog
net zo gezond als vorig jaax\"
Zelfs m'n gewone huishoudelijke le
veranciers behandelden me opeens an
ders. Wat stug en tex-ughoudend. Het
wantrouwen lag op hun gezicht te lezen,
als ik ïxx'n portemonnaie voor de dag
haalde. Doch geleidelijk aan ging ik het
van de humox-istische kant bekijken en
binnen eexx maand wax-en de geruchtexx
doodgebloed, omdat iedereen wel zag,
dat ik nog altijd bestond en er nooit een
deurwaarder bij me over huis kwam.
Ook de gx-oothandelaar in de stad kreeg
door, dat nxen een lelijke flater had ge
slagen. Twee maanden, nadat ik m'n
laatste, sensationele levex-antie had ont
vangen, meldde zich een der beide direc
teuren persoonlijk in de winkel. Ik be
keek hem van top tot teen, de uitgesto
ken hand negerend. Hoewel m'n eerste
impuls was hem in de winkel te woord
te staan, nam ik hem toch mee naar
achtei'en, waar ik hein vroeg: „Wat komt
u doen? Mensen, die financieel slecht be
kend staan, moet u niet levei'en."
Hij putte zich uit in allei-lei veront
schuldigingen, sprak vaix een zeer be
treurenswaardig misverstand, een kwes
tie, die uit de hand was gelopen en het
slot van het liedje was, dat de firma het
op hoge prijs zou stellen Burgenaars
Zelfbediening weer als klant te mogen
notex-en. Ik kon rekenen op onbeperkt
krediet en alle mogelijke faciliteiteix. En
zo voorts.
We hebben een half uur gepi-aat. Via
een klein ï-ekensommetje had ik een
ruwe schatting van de waarde der leve
ranties in de loop der jax-en. „En xxu zou
ik xxog niet eens voor een kleixxe duizend
gulden goed zijn? Het spijt me, ik heb
m'n maatregelen al genomen en andere
groothandelax-en ingeschakeld, die niet zo
gauw een loos gex-ucht beliefden te ge
loven als u. Onnodig te zeggen, dat er
xxiets van waar was of is. Het spijt me:
Uw bedrijf heeft voor mij afgedaan.
Eens en voor goed."
Ik stuurde hem met lege handen naar
buiten. Al ben ik een vrouw, vaix mijix
vader heb ik geleei'd, dat je in zaken
eerlijk moet zijn, maar ook hax-d en on
verbiddelijk.
Na Roe! van Ameren had ik voor
maxxnexx geen enkele belangstelling. Iix
dit opzicht maakte ik me geen illussie
meer. Ik ben lelijk, niet om aaxx te zien.
In de winkel hielp ik nog maar zelden.
Al jaren wist ik, dat heel wat dox-pelin-
gen niet bij ons kochten, onxdat ze vies
waren van m'n pukkelgezicht. Het kon
me xxooit wat schelen, en wie weg wilde
blijven, omdat ik toevallig geen toet had
als bijvoorbeeld Sophia Loren, mocht
rustig naar een mijner collega's gaan.
Het verwisselen van groothandelaar
had ook nog een voordeeltje voor de
zaak. Ik kwam er door ixx kontakt met
de importeur van in vacuum verpakte
levensmiddelen: voor ons doi-p een xxog
onbekend artikel. Ik zag er wel wat in
en bezocht de importeur op eeix woens
dagmiddag. We raakten in een intex-essant
gesprek met elkaar. Hij wilde me graag
leveren. Ik zei: „In orde. Maar op één
voorwaarde: „de absolute alleenverkoop
in ons dox-p."
Lacheixd antwoox-dde hij, dat hij daar
geen bezwaar tegen had, maar ik keek
hem veelbetekend aan. „Fijn. Dan gaan
we zaken doen. Maar.zwart op wit.
Van mijn kant zal ik met uw produkten
adverteren. Zorg voor een paar kisten
proefpaketten, die ik weg kan geven. Het
moet gek gaan, als ik xxiet binnexx enkele
weken een goede omzet heb."
Aanvankelijk probeerde hij, voor wat
het kontrakt vaix de alleenverkoop be
treft, er oixderuit te komen, doch toen
ik opstond en zei: „Dan beschouwen we
het onderhoud als eixxdigend. Gaat u met
uw artikelen daxx maar naar mijn colle
ga's; ik heb er al geen interesse meer
voor." En voor hij nog kon antwoox-den,
was ik al de deur uit.
De volgende morgen vroeg stond hij
reeds iix de winkel, het kontrakt in de
haixden. Ik liet het door mijn advokaat
onderzoeken op watex-dichtheid. Er wer
den xxog een paar wijzigingexx op zijn ad
vies aangebracht, waarna we het beiden
tekeixden. De eerste zending kwam en ik
gaf terstond een grote advertentie op,
die ik van tevoren al samengesteld had.
Tevens plaatste ik een advex-tentie voor
een deixle meisje.
Sinds die tijd hielp ik nog nxaar zelden
in de winkel. Geei'tje was volkomexx be
trouwbaar en Hettie, die nu ook als een
jaartje meeliep en aaix het eind van' het
jaar Geertje zou opvolgen, als ze trouw
de, eveneens.
Enkele dagexx werden er px-oefpakjes
uitgereikt. Ik had een der beide etalages
er speciaal voor laten inrichten. Het
resultaat was verrassend: dagenlang liep
het storm en een paar keer moest ik
telefonisch om xxieuwe voorraden vragen.
De winstmarge was vrij aantrekkelijk,
zodat deze uitbreiding in menig opzicht
interessant was.
Doordat ik nxe nauwelijks nog ixx de
winkel vertoonde tijdens de openings-
,ux-en, had ik veel vrije tijd. Doch die be
nutte ik terdege. Nu kwam ik wat meer
buiten, ging vaker winkelen in het dorp
of soms daarbuiten, want feitelijk was
ik altijd bang, dal het niet goed zou gaan,
als ik niet onmiddellijk bij de hand was.
Maar Geertje kon het best alleen af,
zodat ik zonder zorgen wel eens 's mor
gens in de trein stapte en naar de stad
reed, waar ik mezelf een genoeglijke
ochtend en middag bezorgde, veel win-
kcletalages bekeek, want dat deed ik
graag, om dan zo tijdig huiswaax-ts te
keren, dat ik nog voor sluitingstijd thuis
was. Dan had ik m'n gewone dagelijkse
werk: geld tellen en vergelijken met de
kassa-aanslagen. Dat klopte zelden of
nooit, maar dat was xxiets bizonders,
want in vaders tijd was het navenant
exx toen ik een poosje met moeder de
zaak beheerde, mankeex-de er 's avonds
na het tellen doorgaans wel wat aan.
Je slaat wel eens mis, je vergist je wel
eens met het wisselgeld. Als je een
grote omzet hebt, moet je niet op een
paar gulden verschil kijken. Groter was
het toch nooit.
Sinds het uit geraakt was met Roel,
had ik een vriendin. Voor het eerst van
m'n leven: Tini Bokkei's, het zachte meis
je van Roels bi-oer Frits. Deze was nu iix
militaire dienst, zodat Tini 's avonds
wel eens aanwipte. Van haar hoorde ik,
hoe Roel gereageerd had op het feit, dat
ik hem omtx-ent mijn financiële positie
wat op de mouw had gespeld. Thuis had
den ze hem er allemaal hax-telijk om
uitgelachen. Zelfs Toon, de zeeman, de
cynicus, verklaarde tijdens een zijner
verlofpex-ioden, dal hij het een uitgex-e-
lcend goede mop vond.
Een enkele keer wax-en ze samen bij
nxe, als Frits z'n weekeindvex-lof had.
Dan zox-gde ik voor allerlei heerlijkhe
den, die ik immers in m'n winkel voor
het grijpen had. We babbelden wat, of
hadden de radio zacht aan. Dat wax-en
m'n px-ettigste uurtjes, want nu wist ik,
dat ik toch ex-gens nog een paar vx-ien-
den had in het dorp. Soms wipte Tini,
die bij Els op de naaischool werkte en
wel eens een boodschap moest doen, 's
middags even aan en di-onken we samen
een kop thee.
Waarschijnlijk zou ik op deze wijze
mijn levensjaren hebben gesleten in mijn
gezellige kamer achter de winkel, afge
wisseld met wandelingen in en x-ond het
dorp, reisjes naar de stad en bezoekjes
van Frits en Tini. Na Roel had ik me
ermee verzoend, dat ik nooit zou trou
wen. Of er zou een wonder moeten ge
beuren. Maar deden er zich in deze mo
derne tijd nog woxxdex-en voor? Bestond
er nog echte romantiek? Natuui-lijk was
ik wel zo nuchter om te weten, dat er
nooit een prins zou komen, om me met
een tovei-stokje te metamorfoseren tot
de mooiste prinses van het land. In
sprookjes had ik nooit geloofd, als kind
al niet. Maar diep in mijix hai-t dacht
ik: Er moet toch ei-gens één man zijn,
die van me zou willen houden zonder
aan mijn banki-ekening te denken. Maar
waar kan ik hem vinden? En zal ik hem
ooit vinden? Of blijf ik de rest vaix m'n
leven alleen? Zal mijn geluk dan enkele
bestaan uit het feit, dat ilc over voldoen
de geld beschik en kan kopen, waar ik
zin in heb? Een eigenhuis, waarin ik
met niemand wat te maken heb en be
halve m'n handicap een goede gezond
heid geniet?
(Wordt vervolgd).