RUIMTESTATION!
U/eduu/naars
De Russen bouwen aan
Ophangfeest in Irak
WACHT OP HET WONDER
„Op 12 april in gebruik" zegt Blagonrawow.
Sinds de vluchten van de So joez-4 en de Sojoez-5 is ineens het begrip
van „een ruimtestation" weer opgedoken. Het had een kleine twintig jaar
gesluimerd, waarschijnlijk tot groot ongenoegen van dr. Wernher von
Braun, die nu vanuit Amerika moet toezien, hoe de Russen bezig zijn
met het realiseren van een idee dat hij indertijd vurig liep aan te
bevelen.
Volgens dr. Anatolj Blagonrawow, een van de topfiguren in de Rus
sische ruimtevaart, zal de Sowjet-unie op 12 april een ruimtestation in
gebruik hebben. De twaalfde april (1961) was de dag waarop de eerste
mens een omloopbaan om de aarde beschreef: de later bij een vliegtuig
ongeluk omgekomen Joeri Gagarin
Basis buiten de dampkring.
Wat is precies een ruimtestation of
omloopstation, zoals men ook wel zegt?
In feite een zeer grote kunstmaan. Zo
groot dat hij niet in één stuk kan worden
gelanceerd, maar ook zo groot dat hij
(eenmaal in delen naar boven gebracht
en daar geassembleerd) voor allerlei doel
einden kan worden bestemd.
Het aaneenkoppelen van de Sojoez-4
en de Sojoez-5, in de derde week van
januari, is duidelijk een soort generale
repetitie geweest voor de bouw van zo'n
station. Anders dan bij het enteren van
Agena-raketten door Geminicapsules is
hier sprake van het aaneen„metselen"
van gelijksoortige elementen en wat met
twee van zulke ruimteschepen mogelijk
is, kan in principe ook met drie, vijf of
tien.
Op die manier kan men een reusach
tig gevaarte in een omloopbaan om de
aarde krijgen, dat in één geheel onmo
gelijk te lanceren zou zijn geweest.
Vele voordelen.
Men kan zo'n omloopstation bijvoor
beeld inrichten als sterrenwacht. Menig
astronoom denkt watertandend aan de
mogelijkheid, de hemel te kunnen waar
nemen vanuit een post die buiten de
eeuwig-troebele dampkring ligt. Want
ook al noemen wij leken de hemel kristal
helder, dan nog is er altijd sprake van
turbulentie: deze vertekent en vertroebelt
elk beeld van elk hemellichaam, in een
kijker nog erger dan voor het blote oog.
Men kan zo'n sterrenwacht, die daar
op grote hoogte rustig en ongehinderd
om de aarde blijft cirkelen, laten be
mannen door een ploegje astronomen
die op gezette tijden worden afgelost
door een groep collega's. Het verkeer
tussen de aarde en het station kan dan
worden onderhouden door pendelraketten
van betrekkelijk licht kaliber.
Een andere mogelijkheid is, dat men
zo'n omloopstation inricht als lanceer-
platform voor verre interplanetaire rei-
zen\ bijvoorbeeld naar Mars, of Venus.
Afvuurbasis.
Weliswaar kan men ook van de aarde
af voertuigen naar Mars of Venus zenden
het is al meermalen gedaan maar
dan is voor elk „schot" opnieuw nodig
dat het betrokken voertuig een snelheid
krijgt van ruim 11 kilometer per secon
de (de zogenaamde ontsnappingssnelheid,
die nodig is om de aardse aantrekkings
kracht te overwinnen).
Vanaf een ruimtestation (dat zelf al
een omloopsnelheid van meer dan zeven
kilometer per seconde heeft) wordt de
extra-inspanning die nodig is voor het
bereiken van de ontsnappingssnelheid
veel geringer, immers maar ongeveer
vier kilomter per seconde. Dit geldt tel
kens opnieuw: ieder ruimteschip dat van
daar vertrekt, krijgt al de omloopsnel
heid van het station zelf als het ware
cadeau.
Men kan ook de ruimteschepen zelf
vanaf de aarde in gedeelten naar het
station toe brengen en ze daar laten as
sembleren eer ze worden gelanceerd
naar bijvoorbeeld Mars. Terugkerend van
Mars kan het schip „meren" aan het
ruimtestation en daar blijven wachten
op een nieuwe opdracht.
Vereenvoudiging.
Men vermijdt daarmee ten eerste de
besteding van een enorme hoeveelheid
brandstof (de terugkeersnelheid hoeft
slechts te worden afgeremd tot de om
loopsnelheid van het station) en ten
tweede de toch altijd riskante onderne
ming van de terugkeer in de atmosfeer.
De afdaling der kosmonauten tot op de
aarde zou weer kunnen geschieden in
lichtere raketten. (Die hoeven maar te
„remmen" van 28.000 km/uur tot nul,
inplaats van 40.000 km/uur tot nul, zoals
bij de Apollo-8).
Al met al ziet het er naar uit dat de
Russen bezig zijn aan planning op de lan
ge termijn en op een manier die op
de duur veel goedkoper is dan het sys
teem van telkens een lancering van de
aardoppervlakte af.
Die indruk wordt ook bevestigd door
v een recente uitlating van dr. George
Mueller (directeur bemande vluchten van
de N.A.S.A.), die dezer dagen het Rus
sische ruimtevaartprogramma ronduit
heeft beschreven als „veel ambitieuzer
dan het onze, dat zich concentreert op
landingen op de maan."
Gerton van Wageningen.
VORMEN EEN „VERGETEN GROEP"
Er zijn in Nederland aanzienlijk meer weduwen dan weduwnaars. Op
het einde van het jaar 1966 waren er in Nederland 5327 weduwnaars on
der de vijftig jaar en maar liefst 29.188 weduwen beneden deze leeftijds
grens. Ook in de hogere leeftijdsgroepen domineert het aantal weduwen
sterk, vooral boven de 75 jaar. In 1966 bedroeg het aantal weduwen bo
ven deze leeftijd 143.272 tegen slechts 1332 weduwnaars.
Over de oorzaken van dit verschijnsel hebben de geleerden de meest
uiteenlopende theorieën ontwikkeld. Eén ding staat nochtans vast: over
het algemeen zal een man eerder hertrouwen dan een vrouw. Dat zal
overigens weinig verbazing opwekken, want de sociale begeleiding van
weduwen is in ons land aanzienlijk beter dan die voor weduwnaars, die
in velerlei opzicht een „vergeten groep" vormen.
De buurt roddelt graag.
Volgens de gegevens van het Centraal
Bureau voor de Statistieken waren er
op het einde van het jaar 1966 5327 we
duwnaars beneden de vijftig jaar in ons
land. Een groot deel van deze mannen
had jonge tot zeer jonge kinderen. In
vele gezinnen, waar de moeder plotseling
wegvalt en de man de zaak in zijn eentje
moet runnen, heerst een permanente nood
en het staat wel vast dat in die nood
vaak onvoldoende wordt voorzien.
In onze welvaartsstaat met zijn per
fecte sociale voorzieningen krijgt de we
duwe meer aandacht dan de weduwnaar.
Een weduwe krijgt a.w.w.-uitkering en
eventueel een suppletie van sociale zaken
en mocht ze niet voldoende krijgen voor
haar gezin, dan gaat ze een gedeelte van
de dag werken. Bovendien zijn er aller
lei instellingen, die zich voor haar in
spannen. Toch staat de weduwnaar door
gaans voor veel grotere problemen dan
zijn vrouwelijke lotgenoot. Problemen,
die niet in de eerste plaats op het mate
riële vlak liggen. Maar het is natuurlijk
een enorme belasting om overdag de
kost voor je gezin te moeten verdienen
en 's avonds voor vader en moeder te
moeten spelen.
Geen hulp.
Een van de moeilijkheden, waarmee
weduwnaars met jonge kinderen worden
geconfronteerd is, dat huishoudelijke hul
pen in onze welvaartsstaat een zeldzaam
heid zijn geworden. Wie een behoorlijk
salaris kan betalen en bovendien kan
zorgen voor een werkster of veel comfort
slaagt er doorgaans nog wel in een huis
houdster in zijn gezin te vinden. Maar
hoe velen kunnen dat?
Het komt er in elk geval op neer, dat
alleen weduwnaren met een hoog inko
men adekwate hulp krijgen en de veel
grotere groep weduwnaren, die een be
scheiden inkomen hebben, maar moet
zien hoe het gezin draaiende blijft. Ar
beiders, middenstanders, kleine zelfstan
digen, ambtenarenzij allen staan bij
het wegvallen van hun vrouw voor een
onvoorstelbaar zware taak.
Daar komt bij dat contacten met vrien
den en kennissen door de dood van de
vrouw al heel gauw afzwakken. Men
komt niet graag bij „een man alleen"
op bezoek. De weduwnaar past niet meer
in echtparen-vriendschappen van weleer.
Er is geen gezelligheid meer in huis, de
vrouwen van familie of vrienden komen
minder, tot ze geheel verdwijnen.
Van uitgaan komt meestal ook niets.
Het is allesbehalve leuk om alleen naar
een schouwburg of bioscoop te gaan en
een weduwnaar van een jaar of veertig
gaat ook niet naar een dancing. Een
voor de hand liggende oplossing lijkt
dan om zo snel mogelijk te hertrouwen.
In de kranten komt men veel adverten
ties van weduwnaars met kinderen tegen.
De indruk bestaat dat veel weduw
naars in een soort wanhoopsstemming
dergelijke pogingen gaan ondernemen,
soms voordat zij de dood van hun vrouw
innerlijk hebben verwerkt. Maar zij kun
nen niet anders, want waar krijgen zij
anders hulp?
Publieke opinie.
Een van de naarste kanten van het
weduwnaarschap is, dat de mensen op
je gaan letten. Ook de weduwen kunnen
daar trouwens over meepraten. De buurt
ziet nauwlettend toe of de kinderen goed
worden verzorgd. Er wordt al heel gauw
gezegd: „Je kunt toch wel zien, dat die
kinderen geen moeder meer hebben."
Komt er eens een vrouw over de vloer,
dan kunnen de buren hun roddelzucht
nauwelijks meer intomen. Wat prikkelt
zozeer de fantasie als het feit dat een
weduwnaar een vrouw op bezoek heeft?
Je zou zeggen dat de man dat allemaal
zelf moet weten, maar alles wat met
erotiek te maken heeft of te maken zou
kunnen hebben prikkelt nu eenmaal de
menselijke fantasie, dat kan blijkbaar
niet anders.
Is de weduwnaar niet gevoelig voor
de buurtroddel, dan heeft hij het tamelijk
gemakkelijk, maar menigeen is er helaas
wel gevoelig voor. Sommige diensten van
sociale zaken leggen in dit soort kwes
ties ook een vaak ridicule bekrompenheid
aan de dag. Gesteld, dat een weduwnaar
om z'n huishoudelijke hulp te kunnen
betalen, om steun verzoekt. Woont die
huishoudster nu bij hem in, dan zullen
de ambtenaren al heel gauw zeggen: „U
leeft nu in concubinaat, dus trekken wij
uw toelage in." Alsof je niet als man en
vrouw onder één dak kan wonen zonder
verder iets met elkaar te hebben. Zo
wordt de weduwnaar welhaast gedwon
gen om maar weer een nieuw huwelijk
aan te gaan, want als alleenstaande mag
hij niets.
Toch zou het aanbeveling verdienen
dat ten behoeve van de weduwnaars
meer sociale activiteiten werden ont
wikkeld. Met name zullen betere voorzie
ningen met betrekking tot eventuele
gezinshulp gecreërd dienen te worden.
Voorts zou men zowel voor weduwnaren
als voor weduwen voorlichtingsbijeen
komsten kunnen organiseren, waar met
name gesproken zal worden over de mo
gelijkheden die er zijn om weer een
goede huwelijkspartner te vinden. Nu
worden talrijke weduwnaars en weduwen
het slachtoffer van niet bona-fide com
merciële huwelijksbureaus of van avon-
turiers(-sters) die in de kranten adver-
tei-en of op serieuze advertenties reage
ren.
(Nadruk verboden).
Irak heeft een vrijwel complete natio
nale feestdag gemaakt van het ophangen
van vijftien mannen die voor Israël spio-
nagè bedreven zouden hebben. En de
regering heeft laten doorschemeren dat
voor de toekomst nog een paar van der
gelijke attracties te verwachten zijn.
Het is een weinig verheffend schouw
spel, zozeer dat de secretaris-generaal
der Ver. Naties Oe Thant de ongebruike
lijke stap nam ook eens een Arabisch land
te hekelen wat uiteraard door Irak
is afgewezen als een inmenging in bin
nenlandse aangelegenheden.
Dit laatste is waarschijnlijk nog juist
ook. Irak is zo langzamerhand weer toe
aan zijn volgende staatsgreep, die volgens
traditie een vrij bloedige affaire belooft
te zijn.
Afleiding.
De regeringen beginnen doorgaans met
beloften om allerlei problemen op te
lossen, met name dat der Koerden, en
als dat mislukt plegen nieuwe groepen
militairen het heft in handen te nemen
om het beter te doen.
Men krijgt sterk de indruk dat het
huidige bewind vooral om de eigen onder
gang af te wenden moedwillig een mas
sale hysterie teweegbrengt onder de I-
rakezen. Het zou heel vreemd zijn als
Israël geen spionnen had gehad en
nog heeft in Irak, dat tot de sterkere
Arabische landen behoort. Maar erg o-
vertuigpnd is niet aangetoond dat de
publiekelijk opgehangenen allemaal aan
spionage schuldig zijn geweest.
Verkeerd moment.
Het heeft er meer van dat de voor
naamste functie van de ophanging is ge
weest te dienen als bliksemafleider voor
een van hogerhand in de gewenste rich
ting omgebogen volkswoede.
En zelfs al zouden het allemael spion
nen zijn geweest, dan nog is het aanrich
ten van een executiefeest alleen maar
een middel om de haat tegen Israël op
te zwepen. Wat dan uitgerekend gebeurt
op een moment dat het er juist om gaat
die haat wat af te'remmen opdat einde
lijk in het nabije oosten de sfeer rijp
wordt gemaakt voor een redelijke op
lossing.
(Nadruk verboden).
FEUILLETON
door: To Dorssen -van Loon
Ik grinnikte. „Maak me niet verlegen,
-Bertus."
Hij keek me hoofdschuddend aan. „Jij?
Jij bent niet verlegen. Je bent een flinke
zakenvrouw. Ik herinner me je moeder
nog. Die zal je wel een goede opleiding
gegeven hebben in het huishoudelijk
werk." Hij wees naar de vloer. „Kijk
maar eens.... je kunt er wel van eten.
En overdag zul je je handen toch wel
vol hebben in de winkel. Geertje kan
het ook niet altijd alleen af. Óf wel?"
Ik viel van de ene verbazing in de an
der. „Je bent goed op de hoogte," stelde
ik vast en ik bemerkte, dat ik een beetje
gepikeerd was. Waar bemoeide hij zich
eigenlijk mee? Wat zou hij ervan zeggen,
als ik op een avond onverwacht het kleine
huisje bij de gasfabriek binnenviel en
mijn commentaar gaf over het interieur?
Maar ik had niet veel tijd om na te
denken, want Bertus dronk even van zijn
koffie en keek me toen rustig aan. „Je
snapt zeker wel, waarom ik gekomen
ben?"
Naar waarheid antwoordde ik: „Geen
idee. Ik vroeg me juist af, waar ik de
eer aan te danken heb."
„Wonderlijk". Hij roerde in zijn koffie
en keek er naar.
„Heb je genoeg suiker?"
„Ja zeker.ik ben niet zo'n zoetbek.
Alles met mate, is mijn stelregel. Dus
je weet werkelijk niet, waarom ik hier
zit?"
„Ik neem aan, dat je iets op je hart
hebt?"
„Precies. Kijk, de kwestie isik loop
naar de dertig en vader is oud. Die is
om zo te zeggen een man van de dag.
Als hij wil, kan hij morgen naar het be
jaardentehuis, maar dat wil hij niet.
Misschien zou ik op die leeftijd ook niet
veel zin in hebben. Maar een mens weet
niet zelf altijd, wat goed voor hem is en
wat niet. Nu ja, om kort te gaanik
heb er over nagedacht om te gaan trou
wen. Een Adonis ben ik niet bepaald en
een auto heb ik evenmin. Maar dat
neemt niet weg, dat er lelijker kerels
rondlopen dan ik en ook met minder
centen. Jij bent ook nog jong en hebt ook
bepaalde dingen tegen. Om maar precies
te zeggen: je gezicht héb je niet mee,
hè? Ik had zo gedacht: misschien kunnen
wij wel een paar worden, hè?"
Ik voelde me rood worden. De eerste
ogenblikken zat ik compleet verstomd
hem aan te kijken. Als dit geen origineel
aanzoek was, dan weet ik het niet. Maar
er kwam woede in me op, over wat hij
van mijn uiterlijk zei. Ik wist al jaren,
dat ik geen schoonheid ben en weinig
kansen zou hebben een serieuze levens
partner te vinden, maar daarom vond ik
het niet nodig, dat mijn handicap nog
eens even naar voren werd gebracht. Er
zijn tal van dingen in het leven, die
iedereen weet, maar waarover niemand
of vrijwel niemand ooit spreekt. Je zegt
ook niet tegen de vrouw van de paarde-
slager: Zie ik het goed, mevrouw Van
Leere, loopt u vandaag minder mank
als anders? Je spreekt er gewoon niet
over, uit overwegingen van fatsoen. Maar
voor Bertus scheen dit heel gewoon te
zijn.
Ik probeerde me zoveel mogelijk te
beheersen en besloot zijn aanzoek maar
van de vrolijke kant te bekijken. Natuur
lijk nam ik hem geen moment serieus.
Desondanks kon ik natuurlijk nauwelijks
over m'n verbazing heenkomen. Het eer
ste, wat ik uitbracht was: „Bedoel je
werkelijk, dat je met me wilt trouwen?"
Hij knikte heftig. „Ja, dat wil ik graag.
Ik heb je de laatste weken ongemerkt
een beetje bekeken. Je bent een eenzame
vrouw en ik ben eveneens eenzaam. We
zouden elkaar aanvullen, nietwaar? Ik
houd vanzelfsprekend mijn werk overdag
en jij het jouwe. Maar na het werk zou
den we elkaar hebben en het gezellig
kunnen maken, niet? Ik ben nergens te
beroerd voor, dus als ik wat kan doen
in je magazijn of zo, dan eh.... met
alle plezier. En tuinen eveneens. Alle
mogelijke huiskarweitjes kun je me toe
vertrouwen, m'n handen staan nergens
verkeerd voor. Humeurig ben ik maar
zelden, want ik neem het leven van de
vrolijke kant."
Hij begon weer van zijn koffie te drin
ken en nam een hap uit de koek. Ik
maakte m'n sigaret uit, hem aldoor aan
kijkend. Het was gewoon potsierlijk dit
aanzoek. Ik had behoefte om te gaan
gillen, doch iets in zijn rustige en ern
stige blik weerhield me, dus probeerde
ik me te bedwingen, hoewel het me heel
wat moeite kostte. In gedachten zag ik
me al met Bertus de kranteboer, naar het
gemeentehuis gaan. Ik wed, dat het hele
dorp uitliep om ons te bekijken: Het
bruidspaar van het jaar. Om nog maar
te zwijgen van wat daarna zou volgen:
Bertus met me mee naar de slaapkamer
Ik rilde alleen al bij de gedachte.
Met al m'n wilskracht probeerde ik
mezelf te bedwingen. Tenslotte hoorde
ik mezelf zeggen: „Het spijt me, Bertus,
maar ik kan je aanzoek niet aannemen."
Hij was helemaal niet uit het veld
geslagen. Integendeel. Rustig knabbelde
hij aan de koek, af en toe een slok koffie
nemend, en zonder me aan te kijken,
antwoordde hij: „O, dat je niet dadelijk
ja zou zeggen, begrijp ik wel. Misschien
heeft het je wat overrompeld. Ik ben
niet zo geleerd en kan het niet met veel
omhaal en zwier zeggen. Het kwam zeker
een beetje koud op je dak, hè? Enfin,
je weet het nu. Ik mag je graag. Dat ge
zicht van je, is voor mij geen beletsel.
We hebben onszelf niet gemaakt en als
de lieve Heer van mening is, dat jij met
puistjes in je gezicht door het leven moet
gaan, hebben we dat te aanvaarden. Het
maakt mij niks uit. Dus ehdenk er
maar eens een poosje over na. Het heeft
echt geen haast."
Ik liet de woordenstroom rustig over
me heengaan. Daarna verklaarde ik voor
de tweede maal, dat mijn antwoord
„nee" was en „nee" zou blijven. Morgen.
Over een week en ook over een jaar.
Dat scheen hem toch wel te verwon
deren. „Meen je dat heus? Is er geen
enkele kans voor me? Weet je het nu al
zo zeker?"
Ik wilde me kalm houden. Met m'n
armen leunend op het tafelblad, keek
ik hem aan. „Bertus, ik ben niet van plan
te trouwen. Niet met jou, niet met een
ander."
„Waarom niet? Behalve je gezicht dan,
ben je toch een gewone, normale gezon
de vrouw? Je zult ook wel je verlangens
hebben, net als ik. Waarom zal ik het
niet zeggen? We zijn de kinderschoenen
ontgroeid. Of is het somsis het soms,
dat ik Bertus, de kranteboer ben?"
„Dat maakt voor mij geen verschil,"
loog ik rustig. Natuurlijk maakte het
verschil. Ik zou gewoon de risée van het
dorp worden. Iedereen zou me immers
uitlachen? Bij gebrek aan beter, heeft
Woutje Burgenaar de kranteboer geno
men. Wel, wel.geen pan zo gek of er
past wel een deksel op, dat zie je alweer!
Zo ongeveer zouden de praatjes door het
dorp gaan. Merci, dan maar liever de
rest van m'n leven in m'n eentje.
„Ik kom echt niet met lege handen,
hoor! Denk dat niet. Ik heb al jaren ge
spaard en heb een behoorlijke spaarpot."
Ik glimlachte slechts en vroeg: „Hoe
veel, Bertus?"
„Tegenover jouw kapitaal zou het wel
in 't niet vallen, maar alle beetjes hel
pen, zeg ik altijd maar. Een dikke tien
duizend heb ik zeker. Misschien over een
paar weken wel elfduizend."
Met een grap wilde ik er een eind aan
maken. „Dat is niet genoeg, Bertus. Zodra
er nog een nul achter zit, moet je maar
eens terug komen. Dan kunnen we er
misschien over praten."
„Een nul er achterHij keek me
geschrokken aan en ik bemerkte, dat hij
koortsachtig aan het rekenen was. „Een
nul.... bedoel je: honderdduizend gul
den? Een ton?"
Ik knikte. „Precies, Bertus. Dan kom
je een beetje bij me in de buurt."
„Alle mensen, een tonHij loosde
een zware zucht. „Over die tien mille
heb ik vijf jaar gedaan. Dat zoudat
zounegentig door vijfdat is
nog eens achttien jaar sparen betekenen."
We keken elkaar aan. Hij begreep het.
„Dat staat gelijk met een definitieve
afwijzing, hè?"
„Zo kun je het opvatten, Bertus. Wees
er niet boos om. Zeer waarschijnlijk
trouw ik helemaal niet. Als vanavond
bijvoorbeeld een ander was gekomen,
zou hij hetzelfde antwoord hebben ge
kregen."
Hij bleef nog een uurtje plakken en
daarom achtte ik me verplicht hem een
tweede kop koffie in te schenken. Ik was
vastbesloten beleefd te blijven en luis
terde naar zijn gebabbel. En ik moet eer
lijk toegeven, dat hij me bijzonder mee
viel. Dom was hij allerminst, integendeel.
Het dorp versleet hem voor halfzacht,
maar in dit uur ontdekte ik, dat er aan
zijn verstandelijke vermogens nauwelijks
iets mankeerde, dat hij tamelijk goed
ontwikkeld was en blijk gaf over bepaal
de dingen een eigen oordeel te bezitten.
Feitelijk vond ik zijn bezoek niet eens
zo brutaal meer, toen hij een uurtje ge
babbeld had. En hij bleek bovendien,
over voldoende fatsoen te beschikken
om zijn bezoek niet te rekken.
Met een handdruk namen we afscheid.
In de deuropening zei hij lachend: „Denk
er in elk geval nog eens over na. En
als je me ergens voor nodig mocht heb
ben.... je hebt maar te kikken en ik
kom. Vrijblijvend."
Op de een of andere manier was ik
getroffen door zijn hartelijkheid en ant
woordde: „Dat is heel vriendelijk van
je, Bertus. Ik zal er aan denken."
(Wordt vervolgd).