ZAANSE
ZET DE KLOK
TERUG
OM DE
OTTERKOOI
Tweede blad van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. 23 oktober 1965 no. 3168
EN VERVAARDIGDE WEER
EEN ECHT ZAANS KOSTUUM
SERENE RUST
IN OVERIJSSELS PLASSEN GEBIED
(van onze verslaggeefster)
Dat de Zaankanter hart voor zijn streek
heeft, bleek wel toen wij spraken met me
vrouw C. M. Blees-Blongaardt uit Zaandam,
die geheel op eigen initiatief het prachtige
Zaanse kostuum, dat in de eerste helft van de
vorige eeuw gedragen werd, nagmaakt heeft.
Zij vertelde dat zij voor deze, o.i. unieke
prestatie ongeveer anderhalt jaar nodig had.
Dat het haar soms moeilijk viel om aan de
juiste stoffen en sieraden te komen valt te
begrijpen. Zo moest zij om haar schoeisel
op dat van de vorige eeuw te laten lijken,
zwart-leren pantoffels met een ronde neus
kiezen en de schoenmaker er zilveren gespen
op laten zetten. Toch slaagde zij er volko
men in een compleet costuum te vervaardi
gen dat moeilijk te onderscheiden valt van
de echte oude klederdracht, die in de Oud
heidskamer aan de Lagendijk 80 te Zaandam
te zien is.
Mooiste klederdracht van het land.
In tegenstelling tot andere streken in ons
land waar de bewoners heel andere kleren
dragen daji de mode voorschrijft, is de oude
Zaanse klederdracht geheel verdwenen.
„Jammer" zegt mevrouw Blees, „want de
voor deze welvarende streek zo kenmerken
de rijke dracht was een lust voor het oog."
Niet voor niets noemde men de Zaanstreek
toen al de provisiekast van Nederland.
De mannen gingen gekleed in plechtig
zwart, onder hun kniebroek droegen zij wit
te kousen en op het hoofd een driekanten
hoed. Het kostuum der vrouwen daarentegen
was veel weelderiger, maar toch heel stijlvol.
De wagden (rokken, die tot op de grand
reikten), vervaardigde men van kostbare da
mast. De laag uitgesneden schootjakken
(„Kassekienen, zeggen wij hier") werden ge
maakt van fraaie zijden stoffen. In de kas-
sekien droegen de Zaanse vrouwen een hals
doek van fijne kant. De schortjes van uit In
dia afkomstige stoffen voltooiden het toilet.
Op de oorijzermuts bevonden zich gouden,
met diamanten bezette spelden.
Op visite.
„En droeg men dit als daagse kleding?"
„Ja, vooral als de Zaanse vrouwen bij el
kaar op visite gingen in de groen geverfde
houten huizen. Dan deden zij ook de van
goudbrokaat gebreide mitaines aan en be
dekten zo de onderarm met deze handschoe
nen die de handen vrijlieten. De bootjes
ketting, in goud gevatte granaatstenen, om
en het gobelin-beugeltasjes aan de arm, daar
gingen ze.
Stond er een stevige wind en draaiden de
wieken van de molens lustig, dan rukte de
wind aan het mutsje en de halsdoek. Gauw
nog even naar huis en toch de kaper, een
grote harde zijden kap, maar opzetten."
Deze moderne Zaanse praat er over alsof
ze het helemaal zelf nog heeft meegemaakt.
Zij weet er echter zoveel van door de loto's
van haar grootouders. Op één daarvan staat
de dienstbode en zij draagt dezelfde kleding.
In de kast.
Met de komst van de grote fabrieken, de
hoge schoorstenen werd het handwerk van
de beroemde Zaanse timmerlieden vervan
gen door machtige machines. Ook de taak
van de molens werd hun afgenomen en zij
waren gedoemd tot werkeloos staan dro
men over het stille water van de Zaan.
„De vrouwen hingen de kassekienen en
wagden in de kast en kleedden zich naar de
mode van die tijd. Zonder dat men het be
sefte, ging in de tweede helft van de vorige
eeuw een prachtig stukje folklore verloren",
vertelt de nijvere huisvrouw.
Dat er de laatste jaen echter steeds meer
belangstelling gaat bestaan voor vroeger ja
ren blijkt wel uit de prestatie van mevrouw
Blees. Maar zij is niet de enige die zich met
de Zaanse geschiedenis bezighoudt.
Belangstelling herleeft.
Sinds 1961 bestaat de „Vereniging van de
Zaanse Schans". Vier maal per jaar geeft zij
een blad uit waarin verschillende interes
sante dingen uit de Zaanse historie worden
behandeld.
Op een prachtige plek aan de Zaan ver
rijzen weer de oude molens en daar zet de
gemeente de gezellige houten huisjes neer
die uit de binnenstad van Zaandam moeten
verdwijnen, zodat er een mooi openluchtmu
seum ontstaat. Ook „De Oudheidkamer"
biedt de bezoeker zeer interessante beziens
waardigheden en de prachtige Zaanse kle
derdracht valt er eveneens te bewonderen.
Het zien van de schitterende antieke col
lectie heeft menig moderne Zaankanter wak
ker geschud. Het gevolg is, dat er zo nu en
dan een interessante zending binnenkomt bij
de Oudheidkamer met „gevonden voorwer
pen" of complete kostuums uit erfenissen en
oude inboedels. En als er aan de Zaanstreek
een folkloristische dag wordt georganiseerd
loopt mevrouw Blees-Bogaardt niet meer al
leen in haar echte klederdracht, maar ont
dekt zij al verscheidene navolgsters, zij het
veelal niet van top tot teen historisch ver
antwoord 1
(Nadruk verboden)
Mevrouw C. M. Blees-Bong aardt in het zelf (kunstig) nage
maakte kottuum in gesprek met onze verslaggeefster voor
een der herbouwde groene ho tten huisjes aan de Zaanse Schans
Het oude Zaanse kostuum met daper (de kap), kanten muts
met gouden oor- en voorhoofdsijzers bezet met diamanten,
fijne kanten halsdoek in de kassekien, de mitaines (armschoe-
nen van goudbrokaat die de vingers vrijlieten) en de wagde
(gedragen over 6 onderrokken)
met de eenden te ringen, waarna de vogels
weer in vrijheid worden gesteld. Dit ten be
hoeve van de instandhouding van de eenden-
stand.
Siem vertelt dat hij met drie soorten een
den te maken krijgt. „In de eerste plaats
hebben we de „staleenden", zuiver wilde
eenden, die het voedsel wel nuttigen maar
zich niet door mij laten vangen. De tweede
groep wordt gevonnd door de „tamme een
den" of „kwakers", die met hun lokroep
de overvliegende wilde eenden lokken. Zij
vermengen zich tenslotte met de wilde een
den en paren en broeden ter plaatse. Verder
zijn er dan nog de overvliegende wilde een
den, die door mijn „kwakers" worden ge
lokt en die ik dus gemakkelijk kan vangen
en ringen. Als de dieren geringd zijn, krij
gen ze dus de vrijheid en dan trekken ze o-
veral naar toe. Verschillende eenden, geringd
in de „Otterkooi", werden later in Rusland,
Turkije en Marokko gevangen."
Ook in de strenge winters is Siem Klaver
actief en bewijst hij de natuur en de weten
schap ontschatbare diensten door het ver
richten van eenvoudige werkzaamheden, be
staande uit het voeren der hongerige bees
ten, die dan ook vaak behoefte hebben aan
drinkwater, dat Siem verkrijgt door het hak
ken van bijten in het toegevroren water van
de kooi.
Paradijselijk
Dit alles geldt niet alleen voor de eenden,
maar ook voor het andere wild dat zich bin
nen de begrenzing van de kooi beschermd
weet. Zo helpt Siem Klaver mee aan de be
scherming en het op peil houden van de
wildstand in het algemeen.
In de broedtijd verleent Siem aan het een
denvolk zijn gewaardeerde medewerking
door middel van het uitzetten en uithangen
van de broedkorven ten behoeve van het
jonge gevogelte en van de moedereend.
Het begint avond te worden in „Otterkooi"
De hemel kleurt zich rozerood en de nade
rende duisternis doet bos en wei en water
steeds meer ineensmelten. Achter ons klinkt
de lokroep van een bosuil en voor ons, on
der een kamperfoeliestruik, kruipt een veld
muis bij het horen van die roep van schrik
ineen
Het is maar een klein stukje van „Gods
goede aarde", van een brok natuur, zoals
de wind het zaaide, zoals lijster en roodborst
je, eend en ekster het eens plantten en dat
daar wies zoals het verkoos. Verweg in de
kop van Overijssel, rondom deze eenden
kooi, kondigt de vochtige dauw de nacht
aan. De duisternis valt over de moeras- en
griendgronden, over ruisend riet en rimpe
lend water en verderweg over de oude Mark-
gronden, waaraan de historie kleeft.
En in ons hart dankten wij op dit moment
in stilte die eerbiedwaardige Nederlandse
Vereniging tot behoud van Natuurmonumen
ten, die zoveel heeft gedaan voor het be
houd van bepaalde natuurgebieden, ook van
dit paradijselijk oord.
Beet.
Siern boomt ons terug in zijn oude schuit
naar de vaste wal. In de verte twinkelt mat
geel een lichtje, afkomstig uit een oude en
verweerde boerenstee.
We draaien ons nog één keer om en kij
ken naar datgene wat achterblijft, naar dat
gene, waarnaar we straks in het nerveuze ge
woel van de stad zo zullen terugverlangen.
In een kolk van maanlicht stralen de ber
ken, de bruidjes van het woud. Zacht fluis
tert het riet in de avondkoelte en tussen de
berken duiken de schimmen op van een uil
en van een vleermuis. De natuur wijkt zwij
gend terug, in haar greep de „Ottekooi" ge
vangen nemend, gevat in een berkenmas
sief en met loof omhangen
We naderen de beschaving, de georgani
seerde maatschappij, die ons weer beet pakt,
en ons helaas voorlopig weer stevig in zijn
greep zal houden.
(Nadruk verboden)
In Noord-west Overijssel heeft de Neder
landse Vereniging tot behoud van Natuur
monumenten de beschikking gekregen over
uitgestrekte moerasgebieden, waar de na
tuur nog onbeperkt en volkomen heerst. De
ze waarlijk ongerepte natuurgebieden wor
den oming door kleine stadjes als Steenwijk
en Meppel en door nog kleinere boerenge
meenschappen als Giethoorn, Blokzijl en
Vollenhoven, waar de bevolking - maar voor
hoe lang nog? geheel vergroeit blijkt te
zijn met de bodem, met de grond en met de
natuur en waar men leeft van de opbrengst
van land- en tuinbouw. Wij hebben een on
vergetelijke tocht door dit gebied gemaakt
en belandden tenslotte aan de Tiessedijk na
bij de gemeente Blokzijl, waar de kooiker
van de „Otterkooi", Simon Klaver, ,,'ne stee"
heeft.
Brokstuk van gave natuur.
Simon Klaver, levend en sprekend brok
stuk der natuur. Oud: plusminus 60. Gewicht
200 pond. Gehuwd en vader. Opzichter-kooi
ker en beschermer van de aan zijn zorgen
toevertrouwde eendenkooi, genaamd de
„Otterkooi". Man van rijpe ervaring, bonk
van een kerel, die leerde „om zijn handen te
laten wapperen," behulpzaam en goedlachs.
Hij vertelt ons met trots over zijn unieke
eendenkooi, die omringd wordt door grote
plasgebieden. In en rondom de kooi heerst
een serene rust, die slechts wordt onderbro
ken door het monotone gekwaak van kik
kers, die hier hun tehuis blijken te heb
ben. De grond is er drassig en begroeid met
bunt. Het aanwezige geboomte (berken en
elzen) staat dicht op elkaar en er zijn plek
ken te over, waar het lover elkaar raakt en
de lucht niet te zien geeft. Het gebied ken
merkt zich door ruig gewas, waar de berken
omstrengeld worden door kamperfoelieplan-
ten.
De „Otterkooi" bestaat uit een open stuk,
vrij ondiep water. De oevers van de plas zijn
begroeid met riet en wilgestruiken, die de
aan de kanten van de plas zittende eenden
een goede beschutting bieden. Aan alle zij
den van de ronde plas zien we „pijpen" of
„vangarmen," die hun einde vinden in een
soort fuik. Deze pijpen zijn omgeven met
gaas. Het geheel wordt omringd door riet
matten. Iedere vorm van jacht of het maken
van ongeacht welk soort lawaai is hier ver
boden.
Drie soorten.
Naast rust en bescherming vinden de een
den hier voedsel. Siem Klaver vertelt ons,
dat hij gedurende de wintermaanden 50 tot
100 kg voer over het water uitstrooit. Om
streeks half augustus vangt de kooiker aan
Ruisend riet en rimpelend water