NOORD-BEVELANDS
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
Plonvier heeft DE schoenen
Het laatste klokkespel
Jaap de Jonge
Fa. A. W. Marcusse
Zoon
hotel „De Kroon"
A. M. van de Sande
No. 3072
Maandag 1 januari 1962
65e jaargang
Druk en uitgave: Drukkerij Markusse te Wissenkerke, Tel. no. 308, Giro 32622
Abonnementsprijs f 2.50 per jaar Franco per post f 5.25 Advertenties 6 cent per mm
(Oudejaar* vertelling
door Jan van Maasdorp)
„Neen, Krijn, je hebt al die ja
ren de klok geluid, nu moet een
ander die taak maar eens van je
overnemen. Je bent op 'n leeftijd
gekomen, waarop een man, die
zijn leven lang hard heeft ge
werkt, van zijn welverdiende rust
behoort te genieten".
De predikant keek vriendelijk
naar de gebogen gestalte van de
man, die tegenover hem in de stu
deerkamer zat. Krijn Louwe be
woog zich onrustig heen en weer
op het puntje van de stoel en
draaide zijn pet tussen zijn ge
kerfde werkvingers. Hij staarde
alsmaar op het patroon van het
tapijt in dominé's kamer en sprak
geen woord. De predikant keek
aandachtig naar de rusteloos be
wegende, kromme vingers van de
oude, daarna gleed zijn blik met
iets van meewarigheid langs de,
eveneens gekromde rug van Krijn
Louwe. Dominé had, in de jaren
gedurende welke hij de boerenar
beider had leren kennen, genegen
heid voor deze opgevat. Toen de
predikant, nu bijna twintig jaren
geleden, het ambt van zijn voor
ganger overnam, was hem door
deze, mét de gemeente, tevens
Krijn, de klokkeluider, overge
daan, als behorende tot de inven
taris van de kerk.
„Broeder", had de grijze pre
dikant tot zijn jeugdige opvolger
gezegd, „wanneer u mijn ambt o-
vemeemt, met de ganse gemeen
te, mijn woning en het kerkge
bouw, zult u tevens mijn oude
klokkeluider er bij moeten nemen.
Want zoals de kerk niet denkbaar
is zonder toren en klok, zo is ook
de klok niet denkbaar zonder
klokkeluider. Het is op uitdrukke
lijk verzoek van Krijn Louwe, dat
u hem in functie laat. Toen ik nu
dertig jaar geleden, mijn ambt
hier in Gardehuizen aanvaardde,
luidde Krijn reeds de klok en dat
wil hij blijven doen totdat hij er
niet meer toe in staat is. Het is
wonderlijk, maar de oude schijnt
zijn hart te hebben verpand aan
de kerkklok. U moet er eens op
letten, met welk een overgave hij
zich iedere keer weer wijdt aan
zijn eenvoudige taak.
Een jong lid van het kerkbe
stuur had lachend tot de nieuwe
predikant gezegd: „Krijn beziet
het, geloof ik, wijsgerig. Hij is zijn
leven lang ongetrouwd gebleven
en beschouwt die klok nu als zijn
geliefde, die hij altijd veilig be
vestigd weet op dezelfde plaats.
Zijn geliefde zwijgt totdat Krijn
haar toestemming geeft om te
spreken en als hij vindt, dat ze ge
noeg gesproken heeft, legt hij haar
weer het zwijgen op. Geen enkele
man, buiten hem, kan zijn gelief
de benaderen en nooit zal iemand
haar aanraken. Werkelijk, dominé,
er zijn slechtere voorbeelden van
liefde en huwelijkstrouw in onze
gemeente.
De oude predikant, kwasi-ver-
manend, de vinger geheven tegen
het jonge kerkeraadslid, doch de
nieuwe predikant, die moderne
opvattingen had en overigens de
zonden in Gardehuizen net als in
ieder andere gemeente vermoed
de, had de symbolische vergelij
king treffend gevonden. En nu,
na "al die jaren, zat dominé daar
tegenover de gebogen gestalte van
de oudé man en onwillekeurig
dacht hij aan die woorden over
Krijn Louwe en zijn „geliefde".
Want het was inderdaad met een
zekere liefde, dat de oude, steeds
weer, de metalen galm over het
dorp deed weerklinken. „Wat zou
dat eigenlijk zijn", dacht hij pein
zend, „die taaie volharding van
de oude, om dat zware werk te
blijven doen?"
„Hoe oud ben je eigenlijk,
Krijn?" vroeg de dominé.
De kromme gestalte richtte zich
half op in een scheve houding,
om dominé te kunnen aanzien.
„Vier en zeuventig, dominé".
„Wel Krijn, dan wordt het toch
eigenlijk tijd
„Dominé wil van me óf
onderbrak Krijn driftig. Zijn stem
trilde en de predikant keek in een
paar fonkelende, donkere ogen.
„Merkwaardig", dacht hij, „zulk
een wilskracht en zulke ogen voor
een oude man, die zijn leven lang
op het land heeft geploeterd".
Krijn's stem had de bedeesdheid
van zoëven verloren; alsof hij een
bevel gaf, zei hij: ,,'kWil nog ien
maol et ouwe jaor uutluuje, do
miné en dan mag oe een ander
nieme. Nog ien maol, dan heb ik
fieftig joare et joar uutgeluuje".
De predikant trad op de oude
toe en legde zijn hand op diens
schouder: „Goed, Krijn", sprak hij
vriendelijk, „nog één maal, maar
dan ga je definitief je rust nemen"
Dan, terwijl plots zijn gelaat ver
helderde: „Ik wist niet, Krijn, dat
je je gouden jubileum straks viert.
Ik begrijp je trots en ik heb er eer
bied voor. We zullen op Nieuw
jaarsdag een mooi feest maken,
Krijn. Dan zal de hele gemeente
je gouden jubileum vieren, dat be
loof ik je".
Met triomf in zijn ogen en
blijdschap in z'n hart om dominé's
medeleven had Krijn de predi
kantswoning verlaten.
o
Toen Krijn Louwe, bijna 'een
halve eeuw geleden, in het dorp
Gardehuizen kwam om werk te
zoeken als landarbeider, was hij
een knappe, jonge kerel. Hij ver
huurde zich als dagloner bij boer
Klatte. Hij werkte voor twee, be
moeide zich weinig met de andere
knechts en was schijnbaar tevre
den met zijn lot. Hij ging des za
terdagsavonds naar de dorpher-
berg, waar hij een paar glazen
bier dronk zonder zich ooit te
buiten te gaan, ging zondags naar
de kerk zonder vroom te doen;
voor de rest vulde hij zijn leven
met harde arbeid op het land,
dag in, dag uit, jaar na jaar en
bleef knecht, zonder een enkele
aspiratie naar meer of beter. Hij
zocht geen enkel genoegen en
wat veel vreemder was ook
geen toenadering tot het andere
geslacht. De eerste jaren verbaas
de het dorp zich uitermate over
de hardnekkig volgehouden en tot
dusverre in Gardehuizen ongeken
de celibaat van zo'n flinke, jonge
boerekerel, voor wie toch zeker
een knappe deern te vinden moest
zijn. Krijn evenwel hield zich
verre van al wat vrouwvolk was.
Het dorp aanvaardde tenslotte de
zonderlinge levenshouding van
Krijn, nadat eens en voor altijd
door deze een einde was gemaakt
aan achterklap, roddelarij en zij
delingse schimperij op zijn per
soon. Dat had Harmen Brouwer
uit de Lange Diele, bijgenaamd
„de fles", onwillens tot stand ge
bracht. Harmen dankte zijn veel
zeggende bijnaam aan het feit,
dat hij elke zaterdagavond eerst
dan vanuit de kroeg naar huis
ging als hij zijn literfles jenever
nad verzwolgen. Harmen dronk
geen druppel meer, maar ook geen
druppel minder, dan de literfles
kon bevatten. Hij was een zwetser,
een bruut en een treiteraar, poch
te graag over zijn lichaamskracht
en maakte velen in het dorp, vaak
ten onrechte, verdacht door zijn
achterklap. Zijn grote, forse lijf
schonk hem de brutaliteit steevast
de een of ander uit de kroegkring
tot het mikpunt van zijn gesar te
maken, daarin volhardend doordat
nog nooit een enkele kerel het
tegen hem had aangedurfd. Toen
hij echter was begonnen zijn ve
nijnige pijlen op Krijn Louw te
richten, was hem dit slecht beko
men. Waarom Krijn geen „wief"
had, wilde hij wel eens weten.
,,'k Mó geen wief ewwe, was
het antwoord van Krijn, „en be-
moeie oe met oezelf en oew wief"
Krijn's zwarte ogen hadden „de
fles" dreigend aangekeken. De an
deren in de kroeg hadden elkaar
aangestoten: ze voelden instinct
matig, dat die bliksemende ogen
kracht en moed verrieden. Maar
de door jenever vertroebelde blik
van „de fles" bemerkte daar niets
van. Hij stond waggelend op en
ging in zijn volle breedte voor
Krijn staan. Sarrend voegde hij
deze toe: „Wil ik oe es wa segge?
Oe ken gien wief kriege, ze motte
oe nie. Oe bin gien kérel".
Door een rood floers zag Krijn
het vals-grijnzende gelaat van „de
fles", een dolle woede greep hem
aan en met een doffe slag kwam
zijn vereelte vuist neer op de van
jenever vochtige mond van zijn
tegenstander. Als een moker had
Krijn juist die mond, welke hem
tot in zijn ziel had beledigd, ge
raakt, zodat het bloed er uit spoot.
En indien de anderen niet met
veel moeite Krijn van het op de
vloer gesmakte, bonkige lijf van
„de fles" hadden weggetrokken,
zou de gehate dronkelap stellig
door Krijn zijn gewurgd. Na dit
voorval in de dorpsherberg twij
felde niemand in Gardehuizen er
meer aan of Krijn Louwe wel „ien
kérel" was. Maar ook niemand zou
er opit achter komen, waarom
Krijn Louwe geen vrouw begeer
de. Zelfs niet de oude predikant,
die Krijn, beschuldigd van poging
tot moord, uit de handen van de
justitie had weten te redden, ten
einde hem langs andere weg „te
berechten". Tevergeefs had de
voorganger van de gemeente ge
poogd, Krijns in donker gehulde
ziel bloot te leggen. De herder
faalde volkomen, daar Krijns ziel
weigerde haar geheim prijs te .ge
ven. Alles, wat de goedwillende
dominé er uit had weten te halen,
was een stug: ,,'k Wil nie trouwe,
dominé, nou nie en nooit nie
'k mó gien wief
Desondanks voelde de oude
voorganger genegenheid voor
Krijn, achter wiens stugge masker
en ongenaakbaarheid hij een folte
rende zielekwelling aanwezig wist,
al vermocht hij niet de ware oor
zaak daarvan op te sporen. Zijn
aanbod aan Krijn, de taak van de
juist gestorven klokkeluider aan
hem "over te dragen (waarmee de
predikant zijn genegenheid voor
Krijn wilde bewijzen) werd tot zijn
voldoening door Krijn met grote
vreugde aanvaard.
o
Neen, geen sterveling had-ooit
het geheim kunnen ontsluieren,
dat Krijn Louwe nu reeds bijna
een halve eeuw met zich droeg.
Niemand wist, dat Krijn eens, als
jonge man, bij de schatrijke boer
Jelgers in het verafgelegen dorp
Zonnevank als dagloner had ge
werkt. Ook niet, dat de rijke boer
een knappe, lieve dochter had,
Annelies geheten. Daar, op de
rijke hofstee van boer Jelgers,
had Krijn Louwe zijn eerste en te
vens zijn laatste liefde gevonden.
Want daar op die hoeve van boer
Jelgers had het grote geluk, dat
bij de geboorte reeds het noodlot
met zich droeg, Krijn Louwe van
een levenslustige, knappe en forse
jonge kerel tot een eenzame, in
zichzelf gekeerde mens voor zijn
gehele verdere leven gemaakt.
Reeds bij de eerste ontmoeting
met Annelies, na zijn aankomst op
de hoeve, had Krijn met een schok
van felle, nog nooit gekende e-
motie gevoeld, dat de dochter van
Jelgers de vrouw voor hém was.
Zij en geen andere! Maar toen
die eerste emotie voorbij wa$, was
Krijn zich bewust geworden van
het dwaze en onmogelijke van zijn
begeerte. Bij intuitie voelde hij,
dat zijn geluksdroom, gezien zijn
maatschappelijke verhouding tot
de schatrijke boer Jelgers, bitter
weinig kans had ooit verwezen
lijkt te worden. En danAnne
lies zelf! Hoe zou zij er zelf over
denken? Betekende de vaak steels
op hem gerichte blik uit haar
mooie ogen werkelijk een belofte
of was het maar een wreed spel
van haar? Maar neen, dat kon hij
niet geloven zulke ogen ver
rieden enkel maar trouw.
En toengebeurde het won
derbaarlijke, het onbegrijpelijke,
dat de mooie dochter van de rijke
boer Jelgers de liefde van de dag
loner Krijn Louwe beantwoordde.
Krijns schuchtere vraag, of zij zijn
vróuw wilde worden, werd door
Annelies met een spontaan „ja"
beantwoord. Krijns hart jubelde
van opperst geluk, zodat het te
bersten leek onder zijn grauwe
werkkiel. Maar toen hij naar dat
grauwe kledingstuk keek, werd hij
zich tegelijkertijd bewust van de
onoverbrugbare kloof, welke hem
van Annelies scheidde. Ze vroeg
Krijn, geduld te hebben, voorlopig
hun beider geheim voor zichzelf
te houden zoiets moest zijn tijd
hebben, later zou haar vader, als
ze die haar liefde voor Krijn toe
vertrouwde, wel toestemming ge
ven.
Doch Annelies vergistte zich in
haar dwaze verwachting het hart
van haar onbuigzame vader te
vermurwen. Toen deze de vrij
age van zijn dochter ontdekte,
sloot hij Annelies op in haar ka
mer en joeg de dagloner, die dit
nog nimmer op zijn voorname
hoeve door een manspersoon van
de mindere stand vertoonde ver
metele spel had gespeeld, op
staande voet van zijn erf.
Weggehoond en weggejaagd
was Krijn Louwe, die een vlij
mende pijn in zijn hart voelde
om de schande en de miskenning
van zijn persoon door de -rijke
boer, alleen omdat hij geen geld
bezat en een dagloner was.
Na twee maanden was Annelies
getrouwd met de zoon van de e-
veneens schatrijke boer Holwerd.
Stand bij stand, zoals het behoor
de in de rijke boerenstand. Onder
de tiranieke dwang van haar va
der had Annelies zich niet tegen
het besluit durven verzetten. Toen
Krijn van het huwelijk vernam,
wist hij, dat het nooit de wens
van Annelies kon zijn, want hij
was diep overtuigd van haar
liefde voor hem. Doch zijn geluk
was aan scherven geslagen en het
verlies van zijn eerste, grote liefde
vormde de bron van eenzaamheid
voor Krijns verdere leven.
Het werd een mislukt en onge
lukkig huwelijk tussen Annelies
en de zoon van boer Holwerd,
waaraan na het eerste jaar reeds
een einde kwam, toen Annelies bij
de geboorte van een dood kind
stierf. Maar Krijn Louwe dankte
God, dat deze het zó had bestierd.
Want God had, volgens Krijns bit
tere gedachtengang, aan dat hu
welijk zijn zegen onthouden om
dat het gedwongen en vals en zon
der liefde was geweest. Nu was
Annelies gered en de hardvochti
ge boer Jelgers gestraft om zijn
tirannie en zijn wreedheid. Hij
mocht dan rijk zijn, maar nooit
zou een erfopvolger zijn rijkdom
men erven -daarvoor dankte
Krijn God.
Én het was niet zo, dat Krijn
zijn liefde verloren waande. Hij
wist zich verbonden met Anne
lies door gelouterde liefdesban
den en hij zwoer bij zichzelf, nooit
een andere vrouw tot de zijne te
zullen maken.
o
Het luiden van de kerkklok was
voor Krijn Louw niet enkel de
door de gemeente voorgeschreven
ritus, het was voor hem een sa
crament voor zijn gekwelde ziel
en een steeds weerkerend gebed
en verbinding met Annelies. Zó
had Krijn, nu bijna vijftig jaren,
de klok geluid voor zijn geroofde
bruid. En op oudejaarsnacht, elk
jaar weer, had Krijn slechts in
schijn het achterliggende jaar
„uutgeluuje". In werkelijkheid
herdacht Krijn dan zijn geliefde.
De bronzen stem sprak op oude
jaarsnacht in feite niet tot de
dorpsbewoners, maar riep Anne
lies toe: „Ik houd van je! Jij bent
mijn vrouw!"
En nu zou Krijn Louwe dus
voor het laatst op oudejaarsnacht
de klok luiden. Dat was zo afge
sproken met dominé.
En daarnaKrijn wilde, nu
hij zich opmaakte om voor het
laatst zijn plicht te doen, niet den
ken aan „daarna". Een hoestbui
overviel hem, zodat hij met een
van pijn verwrongen gelaat even
moest gaan zitten. Opzettelijk had
Zou/el zakelijk
als privé
allen een
gelukkig en
voorspoedig 1962
toegewenst
door
Drukkerij Markusse
Wissenkerke
hij tegenover dominé verzwegen,
dat hij zich de laatste tijd niet wel
gevoelde, wetende, dat dan stellig
dominé zou hebben geweigerd
hem de klok te laten luiden. Toen
het hoesten en de pijn vermindér-
den, ving hij zijn moeizame tocht
aan door een jagende sneeuw
storm. Geleid door het restant van
zijn wilskracht bereikte Krijn het
kerkgebouw. Met een gevoel van
weemoed omvatte hij het klokke-
touw met zijn gehavende handen.
Met inspanning van al zijn krach
ten trok hij aan het touw en daar
klonk de eerste, galmende slag. De
kromme gestalte werd omhoog ge
rukt door het gewicht van het me
talen lichaam en wéér trok de
oude aan het touw en klonk de
tweede slag. Maar toen was daar
weer die pijn, nu fel en vlam
mend. Voor de derde maal trok
Krijn aan het klokketouw en an
dermaal rukte zijn lijf omhoog. En
toen, opeens voelde Krijn zich
wegzinken in een lege, donkere
ruimte. Maar hé, wonderlijk was
dat, daar liep hij opeens op een
landweg tussen wuivende koren
velden en stond daar zo maar op
eens de zon stralend aan een
blauwe hemel. Krijn liep frank en
recht en zijn hart was ruim en hij
gevoelde zich jong en vrolijk en
heel gelukkig. Ginds, in de verte,
zag Krijn een grote boerenhoeve
en vanaf die hoeve kwam een jon
ge vrouw hem tegemoet lopen.
Nu riep ze hem ook iets toe:
„Maok toch veurt, Krijn, ge widde
toch, datte we vandaog trouwe
motte.
„Of 'k et widde, Annelies?" riep
Krijn lachend, „dat zou 'k dinke,
maor, widde, 'kwolde veur ons
trouwe zélf de klokke luuje
Toen de predikant, bij het plot
seling afbreken van het klokgelui,
in een bang en vaag vermoeden
naar de kerk was gesneld, lag de
oude klokkeluider daar, het touw
in zijn verkleumde, gekerfde vin
gers geklemd, op de stenen vloer.
Devoot boog de predikant het
hoofd in stille bewondering voor
zóveel plichtsgevoel van die een
voudige mens. „Arme oude",
mompelde hij, „je hebt je gou
den jubileum niet mogen beleven.
Je ziel ruste in vrede".
Maar dominé wist niet, dat zijn
klokkeluider zojuist na vijftig ja
ren, zijn bruid had teruggevon
den en zijn eigen huwelijk met
zijn geliefde Annelies had aange
kondigd.
(Nadruk verboden).
Vrachtrijders
pi-
Fam. N. J. Karstanje
g-n-
Familie
pi-
Familie De Back
Pi-
A. J. de Looff
T. C. de Looff - de Wild
Smederij
P-f-
Jac. Kramer
E. M. Kramer - de Ridder
Meubelhandel
g-n.
Ganzepoortstraat 21, Tel. 6535 - GOES
is onbetwist
uw bedden- en dekenspecialist
Voor een zuiver
wollen deken
St. Adriaanstraat - Telefoon 5729 Goes
G-N.