NOORD-BEVELANDS NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD Plouvier heeft DE sehoenen Wandelend door de spoortunnel onder liet loordzeekanaal KANT ai l unïtnu vetheid No. 3000 Zaterdag 13 augustus 1960 63e jaargang Druk en uitgave: Drukkerij Markusse te Wissenkerke, Tel. no. 308, Giro 32622 Abonnementsprijs f 2.50 per jaar Franco per post 5.25 Advertenties 6 cent per mm Twee kilometer nachtelijk duister en een enorme watermassa boven je hoofd (Van onze speciale verslaggever) Een handwerk, dat geheel door de machine werd verdrongen IJmuiden (P P) Hol en met een echo klinken onze voet stappen wanneer we als ganzen achter elkaar in een nachtelijke duisternis lopen over de smalle stoep langs de tunnelwand. Spookachtig wiegt de lichtbundel van de looplamp, die onze gids, een spoorwegman, vóór ons in de hand houdt. De lichtvlek speelt over de stoep, de betonnen wan den van de tunnel en de eindelo ze rails. De openingen van de tunnelbuis zijn niet te zien, om dat, zoals ónze spoorman vertelt, de tunnel een bocht maakt en daardoor het licht van buiten gro tendeels afsluit. Plotseling blijft onze gids staan, richt de lamp op zijn polshorlo ge, kijkt turend in de donkere ver te, luistert en zegt: „Daar komt een trein aan. Gaat u tegen de muur staan en houdt u zich met beide handen vast aan de leu ning". De rollende donder. Hij heeft het goed gezien en gehoord deze man van het vak, die de tunnel en al zijn geheimen op zijn duimpje kent. Als een langzaam opkomende donder rolt de trein nader, de koplampen priemen door het duister. We drukken ons tegen de kille beton nen muur en onze handen klem men zich voor alle zekerheid om de leuning, een metalen buis, die op heuphoogte over de hele leng te van de tunnel in de betonnen- wand bevestigd is Het blijkt ons al spoedig, dat die buis er echt niet voor niets is, want wanneer de trein met donderend geweld rakelings langs ons heen stormt, vergaat ons ho ren en zien. Ongelofelijk sterk is de zuiging van de trein en het is echt wel goed, dat wij ons stevig vasthouden. Alsof een windhoos je meetrekt, zo'n gevoel is het en eerlijk gezegd voelden we ons prettig toen de trein voorbij was. Het is een enorm gevaarte, dat daar uit het donker met twee vlammende ogen recht op je af komt. Wanneer deze kolos op zo'n korte afstand langs je heen den dert, dan voel je je toch heel klein. Even opbellen. Nogmaals controleert onze gids de passeertijd van de trein. En dan zegt hij laconiek: „Ik moet even opbellen!" „Opbellen?" vragen wij ver wonderd. „Hier?" Onze leidsman glimlacht. „Jazeker, over de hele lengte van de tunnel zijn op be paalde afstanden telefoontoestel len geplaatst, die een directe ver binding geven met het station. In dit geval moet ik er even mede deling van doen, dat de trein die hier juist passeerde een niet bran dend achterlicht op het laatste rij tuig had." Weer lopen we verder door de lange tunnel totdat we een tele foontoestel bereiken. De spoorman stelt zich in verbinding met het station en deelt daar zijn bevin ding mee. Men zal het euvel ver helpen, wanneer de trein binnen komt. We vervolgen onze tocht door de twee kilometer lange spoor wegtunnel die bij Velsen onder het Noordzeekanaal doorloopt. Onze gids, de heer Van Rixel is chef van een onderhoudsploeg, die zijn werk doet vanaf de ope ning van de tunnel. Hij kent zijn werkterrein uiteraard op zijn duimpje. Regelmatig worden er onder houdswerken gedaan, want de tunnel moet constant in perfecte staat verkeren. De N.S. nemen geen enkele risico. Dat zien we ook aan de signaallampen die op gesteld staan langs het tunnel traject. Theoretisch zijn treinon gelukken in de tunnel uitgeslo ten. Een prachtig automatisch sig naalsysteem zorgt er voor, dat er slechts één trein tegelijk in de tun nel kan zijn en een en ander werkt volgens het bloksysteem, zoals we dat ook kennen op de andere spoortrajecten. Niet diep genoeg. Aan beide zijden van het tun neltracé, vinden we open delen, de zogenaamde op- en afritten, elk zo'n ruim 600 meter lang. Bij zo'n afrit begint de trein dus lang zaam naar beneden te lopen on der een vrij kleine helling. Hij verdwijnt dan eigenlijk als het wa re langzaam in de grond, want opzij rijzen de betonnen wanden van de afrit tot op normale grond- hoogte omhoog. Is de afrit op de diepte gekomen van de tunnelin gang, die ruim tien meter onder de grond ligt, dan gaat hij over in de overdekte echte tunnelruim te, die tot op het midden van de tunnel nog een heel klein beetje afloopt. Precies onder het midden van het Noordzeekanaal, met e- norme watermassa's boven het plafond, gaat de tunnel weer iets oplopen, om tenslotte na een ki lometer, daar waar de open oprit begint, sterker te gaan stijgen, totdat weer het normale grondni veau is bereikt. Bij elkaar is het een lengte van ruim drie kilome ter, die men in de trein gezeten in luttele ogenblikken aflegt. De treinreiziger weet dan wel dat hij door de tunnel raast, maar hij be seft nauwelijks welk een fantas tisch stuk technisch werk daar voor verricht werd. De spoortunnel loopt naast de verkeerstunnel onder het Noord zeekanaal en ze liggen in het mid den van het kanaal het dichtst bij elkaar. Bij de op- en afritten lig gen ze aanmerkelijk verder uit een. Deze tunnels zijn voor het scheepvaartverkeer door het druk ke Noordzeekanaal een ware uit komst. Het blijkt echter, dat men de ontwikkeling van de scheep vaart nog niet voldoende is voor gebleven, want reeds nu na en kele jaren, zijn er bijzonder gro te schepen, die niet door het ka naal kunnen, omdat de diepte on toereikend is. Los van het feit, dat ze aan de grond zouden kun nen lopen, blijft er theoretisch nog het gevaar dat ze het tun neldak zouden kunnen beschadi gen. Zo'n vaart loopt het echter niet, want op het tunneldak ligt nog ongeveer een meter grond. Het lekt geregeld. De tunnel zelf bestaat uit be tonnen segmenten die aaneenge sloten werden. Op de lasplaatsen wil het nog wel eens lekken, zo als wij zagen. Doch deze lekka ge is niets bijzonders, zeker wan neer men realiseert hoeveel wa ter er boven de tunnel staat. Toch wordt een en ander door de man nen die belast zijn met het onder houd en de controle grondig in de gaten gehouden. Typisch is bijvoorbeeld wat de heer Van Ri xel ons verteld. Plaatsen waar het wel eens flink lekt, zijn na ver loop van een willekeurige tijd plotseling op een dag potdicht. Maar even onverwacht is er weer een andere plek die op een kwa de dag gaat lekken. Te verwonderen valt het ech ter niet, wanneer men in het oog houdt, dat de tunnel zich eigen lijk nog echt moet „zetten" in de grond. Er zit altijd nog enige wer king in. Maar door de goede zor gen van Rijkswaterstaat en de Nederlandse Spoorwegen die bei de dag in dag uit de tunnel con troleren, wordt elk klein lekje da delijk ontdekt en wanneer dat no dig mocht zijn, verzorgd. Voorts is de tunnel voorzien van een prachtig afwateringssy steem, want door de beide hel lende open aanloop trajecten komt er nogal wat neerslag en 's win ters ook smeltwater in de tunnel. Dat moet natuurlijk verwijderd worden en door een vernuftig sy steem van afwatering en pompin- stallaties, waarvoor aan beide zij den van het overdekte doel grote pompgebouwen staan, wordt hier voor gezorgd. Dag in de nacht. Natuurlijk werken de mannen van de onderhoudsdiensten niet in het donker in deze tunnel. Zij beschikken over grote aantallen krachtige schijnwerpers, die door middel van handige klemmen, overal aan de wand te bevestigen zijn. Zo'n serie lampen staat toe vallig opgesteld voor een werk ploeg die komen moet. Onze gids ontsteekt ze om ons een indruk te geven. Even lijkt het of het klaarlichte dag wordt in de tun nel en we kunnen ons er van over tuigen dat de werkers over licht niet te klagen hebben. Eveneens vinden we aan het begin en het einde van de overdekte tunnel keurige schaftlokalen voor deze mannen, zodat ze tijdens hun rust niet op het smalle stoepje in de tunnel behoeven te bivakkeren. Wanneer wij tenslotte het ein de van het overdekte deel berei ken, knipperen we met onze ogen tegen het felle zonlicht. Wij ko men uit de tunnel, maar aan de overzijde verdwijnt er weer een snelle trein in het donkere gat. De machinist zwaait ons colle giaal toe. Achter ons zien we de rode achterlichten van de trein snel in de inktzwarte duisternis verdwijnen. Zo gaat het dag in dag uit, de ene trein na de ande re op het drukke traject tussen de kop en de rest van Noord-Hol land duikt onder het kanaal door. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Elke dag ook weer werken de ploegen in de tunnel om er voor te zorgen dat dit prachtige stukje techniek aan de hoogste eisen van veiligheid vol doen. Deze mannen aan de lijn werkend in het licht van de schijn werpers zijn de vrienden van de treinreizigers. Zij zijn het die wa- i ken over hun veiligheid! (Nadruk verboden). Wie deze zomer in België of in Italië het ragfijne kantwerk kocht, zal zich zeker wel eens hebben afgevraagd hoe oud dit handwerk al is. Om tot de oorsprong van de kant te komen, zullen we vermoe delijk naar de naam te werk gaan. Men beweert althans, dat kant zijn ontstaan als handwerk dankt aan de behoefte om een geweven stof, door middel van een aangezette rand, voor uitrafelen te behoeden. Het aanzetten van een rand stof van zeer eenvoudige aard, zonder decoratieve bedoeling, gaat reeds terug tot de oudste tijden. Aan het einde van de middel eeuwen, toen het meer verfijnd en weelderiger werd, kwam men tot de ontdekking, dat het aanzetten van een rand stof ook kon geschie den door het aanzetten van een sierrand, waardoor het geheel aan trekkelijker werd. En zo ontstond kant als werkstuk met een geheel eigen betekenis. Kant is steeds een weelde-ar- tikel geweest en wij moeten de eerste kantwerksters zoeken in Ita lië, waar deze kunst ontstond uit het open naaiwerk, de zogenaam de naaldkant, ter onderscheiding van kloskant, het Vlaamse pro- dukt. Naaldkant. Aanvankelijk ging men van een zeer eenvoudig principe uit, waar door kant ontstond. Men -ging na melijk uit de rand van een dicht- geweven stof in één richting dra den trekken. Hierdoor ontstonden openingen. Door de draden nu in bepaalde groepjes bij elkaar te nemen en om te werken met ga ren, kon men een soort patroon in het weefsel verkrijgen. Deze oudste soort kant noemt men pun- to tirato. Punto tagliato is de naam van een ander soort kant, waarbij de draden in twee richtingen werden verwijderd, dus de schering en de inslag, waardoor een soort gaas- rand overbleef, waarin een pa troon werd geborduurd. Deze kantranden zaten dus aan de stof vast en vormden er één geheel mee. De artistieke kwaliteiten van de kantranden stegen en daardoor ontstond de behoefte aan losse stukken kant, die men eventueel aan een stof van geheel andere kleur of weefsel kon bevestigen. Dit werd het begin van een kant nijverheid die lange tijd een grote bloei heeft doorgemaakt. Men gebruikte nu geen be staand weefsel meer als basis, maar begon met langs de lijnen van een op papier of perkament getekend patroon draden te span nen en deze op een groot aantal plaatsen vast te hechten. Hierna werden deze draden omgewerkt met een cordonneer- of festoneer- steek, tot alles een geheel vorm de. Nadat de hechtsels waren los gesneden, had men een compleet stuk kant. De oudste van deze kantsoorten is de reticella, voorts de Venetiaanse kant en verschil lende andere. Kloskant. Later kwam men tot een andere wijze van kantver vaardigen, die minder tijd vergde en daardoor minder kostbaar was, het zoge naamde kantklossen. Het kantklos sen heeft hoofdzakelijk in Vlaan deren en Brabant veel opgang ge maakt en namen als Mechelse, Brusselse en Valenciennekant heb ben een wereldnaam. Kloskant is een vlechtwerk, dat op een kussen wordt vervaardigd, waarop in papier het patroon is vastgeprikt. Door het gebruik van ragfijn linnen garen ontstaan zeer ingewikkelde patronen met een minimum aan gewicht. Het kus sen is draaibaar en de klossen zijn voorzien van een handvat, zodat ze gemakkelijk hanteerbaar zijn. De garens worden op het kussen bevestigd volgens patroon en door het op een bepaalde ma nier door elkaar werpen van de klossen dooreen gestrengeld on geveer zoals men een haarvlecht maakt. Door middel van rechtop staande spelden in het kussen worden de figuren van het pa troon gevolgd. In de gouden eeuw. Omstreeks de helft van de ze ventiende eeuw kwam er een kant industrie op in Frankrijk. De fran se staatsman Colbert stimuleerde deze en haalde zelfs Italiaanse deskundigen naar zijn land om de Fransen het vervaardigen van kant te leren. Verschillende Fran se steden hebben door de kantnij verheid een grote bloeitijd door gemaakt. Vooral ten tijde van de gouden eeuw, toen men zich kleedde met veel opschik, be stond er een grote behoefte aan kant en maakte deze industrie een gulden tijd door. Toen de kleding versoberde, ging het ook de kantnijverheid minder goed, raakte zij zelfs in verval en werd het vervaardigen van kant een huiselijke liefhebberij. De mecha nisatie had ook hier zijn intrede gedaan en leverde voor weinig geld schitterende kantprodukten, die wanneer zij met de hand ver vaardigd zouden worden, aan- merklijk meer moesten kosten. Dit, gepaard aan een geringe vraag, maakte de echte kantnij verheid dood. De mechanische kantvervaardiging houdt echter de herinnering aan de glorietijd le vendig, door nog gebruik te ma ken van oude kantpatronen. (Nadruk verboden). ico 3-luió Lange Delft 32 Speciaalzaak voor Trix Telefoon 01180-4034 en Marklin elektrische treinen Middelburg Uw adres voort Dinky Toys - Meccano Wildebraspoppen - Jumbo-spelen mmmui— Ganzepoortstraat 21, Tel. 2048 - GOES

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1960 | | pagina 1