Het Satanskind „De Kleine Bazar" ommtiN Tweede blad van Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentieblad d.d. 28 maart 1959 no. 2929 Een leuke nieuwe broche, ketting of belletje bij uw nieuwe japon ijs en patates frites Westkerkstraat 8 Havenstraat 11 L. MARKUSSE ZOON -Htfadres voor en AfDRUKKEN Leuke boodschappenmandjes voor groot en klein ^Cieine <^Bazar" Wissenkerke - Kortgene door Chris Leonard De laatste sneeuw was wegge- dooid en de magere warmte van een bleek zonnetje had de eerst hard bevroren aarde omgetoverd in een weke brei, waaruit de bo men en planten met graagte hun levenssappen opzogen, benodigd om tot nieuwe ontwikkeling te komen. De lente had reeds haar intrede gedaan, maar de winter was lang en hard geweest. Dat had ook Dirk Harmenszoon, bijgenaamd het Satanskind, ondervonden. De ze hele lange en strenge winter had hij met de mannen van zijn struikroversbende in het ontoe gankelijke moeras doorgebracht, verblijvend in hun schamele hut ten, die meer op holen leken en gebouwd waren op enkele kleine stukjes vaste grond in dit drassige gebied. Zij hadden zich al die tiifl heel rustig gehouden en zich bepaald tot een defensieve houding, want gedurende de lange vorstperiode was het moeras een makkelijk toegankelijk terrein geworden en de bende vond het onder die om standigheden beter geen aanlei ding te geven tot strafexpedities van de schout en zijn rakkers. Zij hadden geteerd op de voorraden van hun roof en plundertochten van de vorige zomer en herfst en hadden zich muisstil gehouden. Zo muisstil, dat de boeren in de omtrek reeds opgelucht adem haalden en meenden dat het Sa tanskind en zijn bende vertrokken waren om voor de winter een rij ker gebied op te zoeken. Niets was echter minder waar, want nu door de dooi het moe rasgebied weer zijn oude strate gische positie had teruggekregen en voor niet ingewijden weer het schier ontoegankelijke gebied was geworden van voorheen, waarin een wisse dood loerde, leek de tijd weer aangebroken om op roof uit te gaan. Voor de gerechtigheid behoefden zij niet te vrezen in hun onbereikbaar nest. Het Satanskind keek de kring eens rond. Daar zaten zij, zijn ge trouwen, bruisend van enthousi asme na deze lange tijd van ge dwongen rust. Ze wisten het al len: de voorraden waren op. Reeds lang hadden ze geleefd op een uiterst karig rantsoen, smachtend naar de dooi, die hen in de gele genheid zou stellen weer in hun levensonderhoud te voorzien. De bende van Dirk Harmens zoon was berucht in de streek. Zij was niet groot en bestond slechts uit vijf mannen en een vrouw, maar die mochten er zijn. Daar was als eerste het Satans kind zelf, een man van goede stand met hersens, die echter door een intrige en valse beschuldiging in handen van het gerecht was ge komen. Met het brandmerk op de wang, half overwoekerd door zijn volle baard, was hij een geteken de, vervuld van een bittere haat jegens de maatschappij en al haar fatsoenlijke leden. De afwerende houding die men had aangeno men, de smaad en beledigingen die hij had moeten ondergaan hadden hem van kwaad tot erger gebracht. Zo werd hij wat hij nu was, een rover en moordenaar van het ergste soort. Het noemen van zijn naam was reeds voldoende om een ieder in de streek het kip- pevel over de rug te laten lopen. Zijn vier spitsbroeders waren niet minder. Mannen aan de zelf kant van het leven, ruw en hard, voor niets terugdeinzend, die het eigen leven en dat van anderen niet telden, wetend dat er voor hen geen toekomst was als paria's van de maatschappij. Slechts door het rovershandwerk wisten zij zich in leven te houden. Het vrouwelijk lid van de ben de, Catharina Bartelsdochter, ge wezen dienstmaagd bij een rijke koopmansfamilie, verbannen uit de stad wegens diefstal en losban digheid had bij de troep van Dirk Harmenszoon haar bestemming gevonden. Zij zorgde voor het pot je van de mannen en hun amuse ment en trad, indien nodig, op als verspiedster wanneer zij in haar vermomming van oud vrouwtje ongemerkt inlichtingen kon krij gen. De mooie Catharina was bij alle leden van de bende geliefd en zij allen bij haar, hoewel ze voor de baas wel een apart plaatsje in haar hart had, want Dirk was een knappe kerel van ijzer en staal en bovendien anders dan de anderen. Omzichtig slopen vijf mannen tussen de oude linden rond de boerderij van boer Pieter Klaas- sens. Het was klaarlichte dag en de boer en zijn knechts werkten op het land. Dirk Harmenszoon wist wel welke prooi hij deze keer had uitgezocht. Boer Pieter stond als de rijkste van de omtrek be kend, maar nooit had de bende zich aan hem of zijn goed vergre pen, dit appeltje voor de dorst bewarend voor slechte tijden. En die tijden waren nu gekomen. O- veral elders zou de buit ook dun zijn, maar hier kon men wel iets verwachten, zelfs na zo'n strenge winter. Het gevaar van de klaarlichte dag hadden de mannen genomen, omdat de boer nu met zijn knech ten van huis was en zij hun slag konden slaan zonder veel weer stand te verwachten. Het kwam er slechts op aan de overval snel te plegen en de boerderij te be naderen zonder gezien te worden, zodat men de aanwezigen plots op het lijf zou kunnen vallen. Dirk Harmens had zijn plan grondig bestudeerd en zijn mannen prima geïnstrueerd. Alles moest snel ge beuren en er mochten geen ge tuigen overblijven om te vertel len dat dit het werk van het Sa tanskind was geweest. Als alles goed zou gaan had men slechts te maken met de vrouw en een meid Langzaam kropen de mannen nader. Een van hen, Pier, een ou de spitsboef van grove afmetin gen, schoof zachtjes door de strui ken. Hij had tot opdracht de erf- hond onschadelijk te maken, want die zou het hele spel kunnen be derven. Uren reeds hadden de mannen op hun buik meter voor meter voortgekropen, met als eni ge angst, dat de hond vroegtijdig alarm zou slaan, maar het oude dier had niets bemerkt. Pier zag hem soezend in de morgenzon op vier meter van hem af achter het huis. Tussen de bla deren van de struiken tuurden nog vier paar ogen naar de hond. Zou het Pier lukken? Voorzichtig schuifelde de oude boef nog een mëter voorwaarts, maar nu hief de hond de kop op. Snel handelen was geboden! Een zacht gebrom kwam uit de keel van het dier. Pier sprong op en gebukt rende hij de drie meter die hem nog van de hond scheid de. Zijn knuppel zwaaide en trof de opspringende hond nog voor die een geluid kon uitbrengen. Het dier zeeg ineen. Dit was het sein voor de ande ren. Zij sprongen uit de struiken en Dirk schopte de deur van de boerderij open. Snel drongen zij naar binnen, de wapens in de hand. Even voelde hij een onaange naam gevoel in zijn borst, toen hij daar niet slechts de boerin, maar ook haar jongste zoontje aantrof. Het kind ging anders toch altijd met de mannen mee naar het land. Waarom moest het nu juist hier zijn? Het maakte Dirk wrevelig. Een gesmoorde gil uit het achterhuis bracht hem tot de werkelijkheid terug. Dat was de meid, waarmee Pier, die door de achterdeur het huis was bin nengedrongen, korte metten had gemaakt. Ja, korte metten was hier een zaak van leven en dood, want hij zag hoe de vrouw diep ademhaalde om te gaan schreeu wen. Zonder zich een moment te bedenken stak hij toe. Het ge schrokken kind begon te huilen, maar een van de andere mannen snoerde het voor goed de mond. Achter hem kwam Pier binnen. Hij veegde zijn hartsvanger, een lang jachtmes, langs zijn vuile ge scheurde voddenbroek af. Op dat moment ging een deur in het vertrek open en trad een geestelijke binnen. Met één blik overzag hij het gebeurde en keek de mannen vol ontzetting aan. E- ven ontstond er verwarring onder de mannen, die op deze gast niet hadden gerekend. De geestelijke nam zijn crucifix in beide handen en trad op Dirk toe. „Satanskind, gij hebt uw naam weer eer aan gedaan! Deze vrouw....dit kind .waarom?" Dirk zag zich herkend en de angst kroop in zijn hart. Deze geestelijke mocht niet ontkomen, de hele opzet zou mislukken! Dreigend stak hij zijn rapier naar voren op de borst van de man voor hem. Deze hief beide han den met het crucifix omhoog en hield het hem voor. Als gefascineerd keek Dirk er naar. Er brak iets in hem. Beelden van vroeger welden in hem op. Zijn vader, zijn moeder, zijn lieve moeder, die hem, haar enigst kind verwende, die vroom als zij was hem steeds, weer vertelde van Christus, die gestorven was aan het kruis, en ten vierde dage was opgestaan naar de hemel om te zitten aan de rechterhand des Heeren. Daar zag hij Hem voor zich, zoals hij Hem al zo dikwijls had gezien, maar nu, nu op het punt dat hij zou doden. Zijn ra pier zou langs dit beeld moeten om de borst van de man te tref fen. Maar het ging niet, hoe de angst hem ook drong. Het was Dirk niet, maar Pier die opdrong en zijn hartsvanger toestootte. De geestelijke zonk neer en Dirk hoorde duidelijk de fluisterende woorden die van zijn lippen kwamen: „Heer vergeef het hen, zij weten niet wat zij doen!" Hij voelde zich misselijk wor den en terwijl de mannen door het huis raasden en de buit naar buiten smeten, stond hij draaierig tegen de post van de deur ge leund en zijn hoofd bonsde en dreigde te barsten, onder al die tegenstrijdige aanstormende ge dachten. Het beeld van het cruci fix stond voor zijn ogen als onuit wisbaar, hoe hij ook over zijn o- gen wreef. Hij kon het niet kwijt raken. Het maakte hem murw, het harde Satanskind. Jarenlang had hij niet meer aan het verle den gedacht en bij dat verleden behoorde ook de godsdienst. Het merk op zijn wang was de streep geweest onder alles wat daarvoor gebeurd was. Maar nu dit beeld ....het riep alles weer in hem wakker, alles van vroeger, toen hij een vriendelijke, zachte jongen was, een godvrezend gelovige. Het gebeurde was teveel voor hem. Terwijl zijn maats gebukt onder de buit, fluks achter elkaar tussen de oude linden verdwenen, sjokte Dirk wezenloos achter hen aan. Hij zag niet de vlammen uit het dak van de hoeve slaan, de vlammen, die alle sporen van hun misdaad moesten uitwissen. De stemming in het kamp van de rovers bleek er niet beter op gewórden sinds de rooftocht naai de hoeve van boer Pieter. De buit was rijk, maar de mannen bemerk ten al' heel snel, dat zij hun stoere leider kwijt waren. Het Satans kind was geen Satanskind meer. Dirk was stil en afwezig. Hij deed niet meer met zijn vrienden mee. Zelfs de hartstochtelijke liefkozin gen van Catharina vermochten niets. Het leek wel of hij van haar walgde en zij voelde het. De zo gevierde favoriete van de bende leider voelde zich tot in haar diep ste wezen gegriefd, nu haar avan ces niet meer op prijs werden ge steld en zij zon op wraak. Toen zij in een vertrouwelijk gesprek begreep dat Dirk niets meer voor nieuwe roof- en plun dertochten voelde, omdat hij ka pot was van het gebeurde met de geestelijke op de hoeve van boer Pieter, begon zij hatelijk te lachen „Het gevreesde Satanskind is ge schrokken van een beeldje", smaalde zij. „Wat zullen de jon gens daar wel van zeggen?" Ze streek hem onder de kin en keek hem, met minachting aan. Toen. zij wegwiegde begreep Dirk, dat het met zijn leiderschap gedaan was, want het was voor een deel het werk van Catharina geweest, dat hij zich in dit rauwe gezel schap als de baas had kunnen handhaven. Lang zat hij in gedachten verzon ken en zijn verlangen naar de maatschappij en het normale le ven werd bij de minuut heviger. Maar hoe zou hij zich hierin kunnen wagen? Hij piekerde en piekerde en hoorde niet hoe op enige afstand de mannen gilden van de lach om wat Catharina hen vertelde. Slechts het laatste drong tot zijn oor door toen Pier brukïe: „Goed! Hij wil niet meer, wij wel! Ik zal jullie leiden man nen en hijhierbij maakte hij een veelzeggend gebaar met de vlakke hand langs de keel. Dirk zag het niet, maar het be tekenisvolle silzwijgen na „hij" zei hem genoeg. Hij wist in de loop der jaren wel hoe men in roverskringen met onwilligen han delde. Het was duister geworden en Dirk ging op pad. Als in een droom liep hij over het sluippaad- je door het moeras. In het open veld aangekomen zocht hij een geschikt bosje om de nacht door te brengen en viel in een rustige slaap. Hij had zijn plan gemaakt. De volgende morgen scheen de zon en reeds vroeg ging Dirk op pad. Hij begaf zich naar de stad. Van ver hoorde hij reeds de klok ken luiden en Dirk wist waarvoor het was. Het was palmzondag, de gelovigen stroomden naar de kerk en met die velen begaf hij zich door de poort, de kap van zijn mantel over zijn hoofd getrokken, zodat de wachter het merk op zijn wang niet zou ontdekken. Pas toen hij door de deur van de kerk was, voelde hij zich vei lig. Met een brandend gevoel in zijn borst keek hij rond, naar al dat bekende dat hij in jaren niet zag en plots herinnerde hij zich, dat hij hier de kap moest afzetten. Aanvankelijk bekroop hem een gevoel van angst. Zou hij terug gaan? Neen, dat kon hij niet, hij voelde zich hier thuis en geluk kig. Bovendien was ieder in Gods huis veilig. Langzaam trok hij de kap van zijn hoofd en zette zich op een van de achterste banken, ver van het mensengewoel. Het blijde gevoel in zijn hart werd steeds sterker en als gefascineerd keek hij naar het grote kruisbeeld boven het altaar, de handen saam- gevouwen Zo bemerkte hij niet, dat de kerk volstroomde en dat ook de achterste banken tot op de laatste plaats bezet werden. De kerk gangers in zijn naaste omgeving zagen vol afgrijzen het merk op zijn wang en velen herkenden het Satanskind. Dirk bemerkte er niets van, evenmin hoorde hij het zachte gemompel om zich heen. Even ging er een huivering door hem heen, toen de geestelijke op het altaar verscheen, een vaag beeld doemde in hem op van zo'n man met een crucifix in beide handen, die stervend fluisterde van vergeving. Dirk zat er als in een droom en hoorde heel in de verte het ver haal van Christus' blijde intocht en zijn weg naar Golgotha, waar Hij geslagen aan het kruis hing tussen twee moordenaars. Een van hen zei: „Heere! gedenk mij ner als Gij in uw koninkrijk ge komen zijt". En Jezus zeide tot hem: „Voorwaar ik zeg u; heden zult gij met mij in het paradijs zijn". Deze laatste woorden echoden nog lang in Dirk na. Hij bemerk te niet hoe de kerkgangers het godshuis verlieten. Hij droomde nog steeds voort. Hoe lang hij daar zat wist hij niet, doch plotseling bemerkte hij, dat het stil en verlaten om hem was. Ook hij verliet nu de kerk. Maar buiten gekomen trof hij daar de schout en zijn rakkers, alsmede een grote menigte, ge komen om -te zien, hoe de arm der gerechtigheid zich over het Satanskind zou ontfermen. Zonder moeite brachten ze hem naar de kerker, verbluft, dat deze beruchte rover geen weerstand bood. De beul behoefde hem niet te pijnigen, want spontaan biecht te hij alles, wat hij in zijn leven misdeed. De straf viel uit zoals hij verwachte: „de strop!" Enige dagen later beklom Dirk in volle gemoedsrust het schavot. De menigte juichte, het was het eerste openbare verzetje dat men sinds jaren had. Toch had men zich een andere voorstelling ge maakt van de terechtstelling van het Satanskind, want even voor dat de strop zich rond zijn nek sloot, hoorde de .menigte hem duidelijk zeggen: „Heere, in Uw koninkrijk, gedenk mijner!" Toen gaf hij zich over, wetende, dat Gods grote liefde ook hem gena dig zou zijn. (Nadruk verboden). ZONDAGDIENST ARTSEN Met de Paasdagen doen dienst dokter Bruynzeel en dokter Jans- PREDIKBEURTEN Ned. Herv. Kerk Geersdijk Zondag 29 maart. Pasen. 10 en 2.30 uur de heer Kraak. Ned. Herv. Kerk Kats Zondag 29 maart. 10 uur vie ring H. Avondmaal en 2 uur dienst met medewerking kerkkoor. Ned. Herv. Kerk Kortgene Zondag 29 maart. 10 uur Paas feest en 6 uur Paasfeest met kin deren en ouders van de zondag school. Ned. Herv. Kerk Kamperland Zondag 29 maart. 9.30 en 2.30 uur ds. Postma. Ncd. Herv. Kerk Wissenkerke Zondag 29 maart. 10 en 2.30 uur ds. Koole. Ned. Herv. Kerk Colijnsplaat Zondag 29 maart. 2.30 en 6.30 uur ds. Veldman. Geref. Kerk Wissenkerke Zondag 29 maart. 10 uur ds. Kersten en 2.30 uur ds. Radder. Geref. Kerk Kamperland Zondag 29 maart. 10 uur ds. Radder en 2.30 uur ds. Kersten. Geref. Gem. Kortgene Zondag 29 maart. 10, 2.30 en 6 uur leesdienst. Maandag, 2e Paasdag, 10 uur ds. Heerschap van Borssele. GEVONDEN VOORWERPEN Inlichtingen zijn te verkrijgen bij de politie te Colijnsplaat ten aanzien van een gevonden gelds bedrag en een boodschappentasje. COLLECTEN De opbrengst van de collecte voor het N.V.V. t.b.c.-fonds be droeg te Kortgene 175. Colijnsplaat 127.11 Kats 77,39 Totaal 379.50 De verkoop van is verplaatst van naar Colijnsplaat BOEKHANDEL MARKUSSE WISSENKERKE

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1959 | | pagina 3