NOORD-BEVELANDS
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
Ronselen
ook een vorm van slavernij
Kaboutertje
Puk droomt
Noordbevelands uitgebreidste
reparatie-inrichting
voor radio
G. J. de Koster
■i^B
No 2666 Zaterdag 20 Februari 1954 57e Jaargang
Druk en uitgave: Drukkerij Markusse te Wissekerke, Tel. no 308, Giro 32622
Abonnementsprijs I 2.00 per jaar Franco per post 3.50 Advertenties 6 cent per mm
Er worden nog mensen gesmokkeld!
Pressie op tekenen van contract
moeilijk te bewijzen
Een zeeman verlaat een haven
kroeg, plotseling springt iemand
naar voren en geeft hem met een
zwaar voorwerp een tik op het
hoofd. De slag komt niet zo hard
aan, maar juist voldoende om de
zeeman het bewustzijn te doen
verliezen. Uit het duister duiken
een paar handlangers van de aan
valler op en het slachtoffer wordt
met vereende krachten naar een
schip gebracht. Als de man bij
komt, bevindt het schip zich reeds
op zee en de zeeman is verplicht
de hem opgedragen werkzaamhe
den te verrichten.
Dit is het klassieke verhaal van
het ronselen van zeelieden uit de
zeventiende en achttiende eeuw.
Tegenwoordig zou men zoiets we
derrechtelijke vrijheidsberoving noe
men, een vergrijp, dat in de beschaafde
wereld streng wordt gestraft. Daarom
hebben de ronselaars hun methode ver
vangen door een meer elegante, die bo
vendien doeltreffender werkt dan de
oude en gebaseerd is op wet en recht.
Onder schone beloften en mooie
voorspiegelingen worden mensen, even
tueel met behulp van alcoholica ertoe
aangezet of geprest een contract te on
dertekenen, waarbij zij zich voor een
bepaalde tijd verbinden tot het verrich
ten van bepaalde werkzaamheden. De
methode is natuurlijk niet legaal, maar
wie bewijst, dat het contract onder deze
omstandigheden is getekend? De heden
daagse wetten zorgen er verder wel
voor, dat de ongelukkige, die zijn hand
tekening onder een dergelijk contract
heeft gezet, zijn verplichtingen, voort
vloeiende uit dit contract, stipt nakomt.
Dit is de moderne wijze van ronse
len. Onder anderen worden op deze ma
nier arbeiders geronseld voor de ura-
niummijnen envoor het franse
vreemdelingenlegioen. Men ontziet zich
zelfs niet, om hiervoor kinderen te
ronselen van 16 en 17 jaar. De franse
staat laat een dergelijke handelwijze
klaarblijkelijk oogluikend toe, want
zelfs wanneer diplomatieke stappen
worden ondernomen, stuit men op een
muur, waar practisch geen doorko
men mogelijk is. Ieder hult zich in een
geheimzinnig stilzwijgen, men weet van
niets, maar tot de plaats der opleiding
dringt men niet door.
Ook NederlanderSi
Van deze ergerlijke methode zijn
ook reeds enkele nederlandse jongens
de dupe geworden en wonder boven
wonder is het onlangs de broer van
één van hen gelukt, het spoor te vin
den en zijn jongere broer uit het oplei
dingskamp te Marseille los te krijgen.
Waarom en hoe hij zijn broer had vrij-
gekregen, mocht hij echter niet ver
klappen.
Iedereen voelt, dat hier meer achter
zit. De franse regering staat in deze
scheef, maar zij huldigt het principe:
laat de linker hand niet weten, wat
de rechter doet.
Het ronselen van vrouwen voor de
franse „huizen van plezier" ligt in
deze zelfde lijn, zij het, dat hier de
franse regering geen hand in het spel
heeft. Een scherper optreden zou hier
zeker op zijn plaats zijn.
Wat het ronselen voor het vreemde
lingenlegioen betreft, dit is zeker een
zaak, die duidelijk aan de orde dient
te worden gesteld. Dit legioen is het
franse koloniale leger en de regering
van Frankrijk is hier mede verant
woordelijk voor de wijze van werving
van vrijwilligers. Wanneer hier ron-
sel-methoden worden toegepast, dan
dient de franse regering hier tegen op
te treden.
Vorm van slavernij.
Het ronselen geschiedt natuurlijk al
tijd voor werkzaamheden, waarvoor
men normaal geen mens, of althans te
weinig mensen kan krijgen. Dit houdt
alles in. Het leven van een geronselde
is vanzelfsprekend niet meer dan een
vorm van slavernij, waarin men zich
zo goed mogelijk schikt, zoals dat trou
wens bij iedere vorm van slavernij
noodzakelijk is. Het leven is in de regel
zwaar en vol gevaren.
friet is begrijpelijk, dat een geronselde
zal trachten op de één of andere ma
nier zich aan zijn aangegane verplich
tingen te onttrekken. In de meeste ge
vallen zal hier de vlucht uitkomst kun
nen bieden. De superieuren van deze
mensen houden hier echter rekening
mede en zo ontstaat een toestand van
halve gevangenschap, met verplichte
arbeid. De geronselde zal ook trachten
alles zoveel mogelijk te saboteren, met
als gevolg, dat de superieuren een voor
beeldige tucht en discipline eisen, en
de zwaarste straffen op het minste
vergrijp staan.
Een voorbeeld hiervan is wel een
staaltje uit het vreemdelingenlegioen.
Eén der militairen had op de kamer m
de kazerne achteloos een lucifer op,
de grond gegooid. Toen dit door een
onderofficier werd geconstateerd, werd
Opa vertelt nieuwe verhalen
Het had de hele dag hard geregend
en Puk, die voor het huis heen en
weer had gewandeld, omdat hij het
leuk vond nat te worden, kreeg, toen
zijn mammie thuiskwam, natuurlijk een
standje.
„Stoute jongen, waarom heb je geen
jasje aangetrokken?''*
„Dan had mijn jasje nat geworden,
mammie en dat vond ik zonde".
„Waarom heb je dan geen para
pluutje genomen?"
„Omdat ik geen parapluutje heb,
mammie".
„Goed, dan zal ik pappie vragen of
hij je op je verjaardag een parapluutje
wil geven".
„O mammie, een parapluutje, een
echt parapluutje met een ronde haak
net als pappie. Die hang ik dan aan
mijn arm, óók als de zon schijnt. Dan
kan de hele wereld zien dat Puk een
paraplu heeft. O mammie, als het nog
maar regenen wil, als Puk een para
pluutje heeft. Mams, als het niet wil
regenen, dan ga ik maar zwemmen
hoor en dan neem ik mijn parapluutje
Keï beschouwd als een overtreding op
de regels van orde en netheid, noodza
kelijk in verband met de hygiëne. De
vier op de kamer aanwezige soldaten
wilden hun kameraad niet verraden en
de straf luidde: een middag strafexcer-
citie, gevieren, met ieder in de hand een
punt van een deken, alwaar de lucifer
op lag. Onder de gloeiende zon mar
cheerden zij de gehele middag tot het
vallen van de avond. Dit zijn paarde-
middelen, waarmee men zelfs de hard
ste murw krijgt.
Aanvulling nodig.
Nu de franse troepen in de strijd te
gen de communistische rebellen in
Indo-China behoorlijke verliezen lij
den, ziet men zich genoodzaakt het
vreemdelingenlegioen met veel man
schappen aan te vullen. Daar het le
gioen niet in zo'n beste reuk staat,
is het aantal vrijwilligers ten enen
male onvoldoende om de geleden ver
liezen aan te vullen. Hieruit volgt, dat
men het oude systeem van ronselen ter
hand heeft genomen en wederom zijn
grote aantallen avontuurlijk aangelegde
jongens, soms bijna nog kinderen, in
de netten van de ronselaars verstrikt
geraakt. Natuurlijk gaat het ronselen
niet van de franse regering uit, maar
of zij niet iets meer van de methoden
van werving van bepaalde elementen
weet, valt te betwijfelen.
Ook voor de arme geronselden valt
tot op heden niets te doen, want de
wet zegt: getekend is getekend. Zo zou
ieder, die zich achteraf bedenkt, wel
kunnen beweren, dat hij een contract
onder druk heeft getekend. Waar zou
dan de kracht van een contract blij
ven? Het ronselen op deze wijze stelt
echter wel de onvolledigheid en de
zwakheid van recht en wet aan de kaak.
Zolang er in deze kwestie geen vol
komen medewerking van de franse re
gering komt, zal ook dit kwaad blij
ven voortwoekeren.
Hoe de betrokken personen door de
ronselaars soms van ver buiten de
grenzen naar hun doel worden ge
bracht, terwijl de geronselde niet eens
over een paspoort of iets dergelijks be
schikt, is in veel gevallen ook een
raadsel. Maar dit is weer een ander on
derwerp, dat mensensmokkel wordt ge
noemd en waarover in een volgend ar
tikel iets zal worden onthuld.
mee. Mams, Kaboutertje Puk mét een
parapluutje, wat zullen de mensen daar
van wel zeggen? Iedereen zal natuur
lijk naar mij wijzen en roepen: Kijk
die Kabouter eens groot worden, die
heeft al een eigen pa&aplu
Het was dus wel te begrijpen dat
Puk die nacht alleen maar van para
pluutjes kon dromen. Hij ging met zijn
mammie in een winkel, waar alleen
maar duizend parapluutjes open ston
den. En regenen dat het in die winkel
deed, regenen! Hij ging onder elk para
pluutje staan om te proberen of het
wel goed droog was en of er geen
druppeltje regen door kwam. Natuur
lijk was zijn mammie met hem mee
gegaan.
„Mammie, mag ik alstublieft die
rode hebben met die groene stok, want
die is toch zo mooi! Dat is een echte
grote mensen paraplu, hé moeke?"
„Goed Puk, dan zullen wij die voor
je kopen".
„Mammie, u moet voor uzelf óók
een paraplu kopen, want u hebt laatst
gezegd, dat de baleintjes stuk zijn.
Wat zijn dat: baleintjes, mammie?"
„Baleintjes komen van de walvis en
die worden in een paraplu gemaakt,
om de banen, wanneer je de paraplu
opendoet, .veerkrachtig te doen strek
ken".
„Hoe ^kunnen het nu veertjes zijn
als het baleintjes zijn, mams?"
„Veerkrachtig wil zeggen, dat iets
hard is maar toch gemakkelijk op en
neer kan gaan. En de balein komt uit
de mond, uit de kaken en het gehemel
te ,yan de walvis".
„Uit de hemel komt alles, hé mams?"
„Ja Puk".
„Moeten wij de walvis niet gaan be
danken voor zijn mooie baleintjes?"
„Dat kan niet Puk, want de walvis
leeft heel ver weg, in de noordelijke
en zuidelijke poolzeeën".
„Dan kunnen wij hem toch een tele
gram sturen, dat doet pappie ook al
tijd, als iemand ver weg woont".
„Goed, goed, daar zullen wij nog
eens over denken".
„Mammie, waarom heet een paraplu
paraplu?"
„Och, je zou ook regenscherm kun
nen zeggen. Dat is dus bescherming
tegen de regen. Paraplu betekent:
£,para" - dat is tegen en „plu" - dat
is bijna het franse woordje „pluie"
of wel regen, dus para - plu is tegen
r&gen. Heb je het begrepen Puk?"
„Een klein beetje mams. Niet hele
maal".
Toen mammie en Puk uit de winkel
kwamen stormde het verschrikkelijk.
„O mammie, wat jammer dat het
niet regent, en dat alleen maar die
nare wind zo verschrikkelijk blaast.
Maar ik weet wat, mammie. We ma
ken er een para - wind van. Weet u
wat dat betekent, mammie? Para - is
tegen en wind - is wind, dus dat
is tegen de wind. Dat heeft Puk zelf
uitgevonden en nu gaan wij de paraplu
toch opsteken en dan is het een para -
wind, dat is tegen de wind mams, en
{lan hebben wij geen last van de wind".
„Ja maar Puk, dóór de wind zou de
tegen-de-wind wel eens kunnen om
slaan".
„Och mammie, hij is sterk. Laten
wij het maar proberen".
„Vooruit dan maar Puk".
En zo, de twee parapluies openge
slagen en stevig vastgehouden in de
ene hand, terwijl met de andere hand
mammie en Puk elkéar vasthielden,
wandelden zij door de straat. Maar toen
ze op eeD pleintje kwamen, blies een
verschrikkelijke wind, ja bijna een
storm, onder de parapluutjes en daar
mammie en Puk hun nieuwe paraplu
natuurlijk niet wilden loslaten, gin
gen ze samen de hoogte in. Want in een
droom1 kan alles. En toén ze hoger kwa
men, werd de wind nóg sterker. Zo
vlogen mammie en Puk hóger en hóger.
De kerken en huizen en mensen, die
werden gelijk speelgoed. De reis ging
al verder en verder.
„Het is maar goed dat u mij stevig
vast hebt, mammie, anders zou ik mis
schien vallen".
„Ja maar Puk, wat zal paps zeg
den als hij ons straks met eten niet
thuis aantreft? Want ik geloof dat
wij nog véél hoger zullen vliegen en
dat onze reis door het luchtruim pas
begint".
„O mammie, wat leuk, nu zijn wij
precies twee vogeltjes. Zonder u zou
ik bang zijn, maar nu helemaal niet.
Fijn hé mammie, zo'n para-wind? O
mams, het begint al donker te worden.
Kijk, kijk, ik zie al een sterretje".
„Dat is de avondster, Puk. Die zie
je 's avonds altijd het eerst en 's mor
gens het laatst".
„Mams, ik ben zo bang dat wij
straks ons hoofd gaan stoten tegen al
die sterretjes".
„Ja Puk, ik zou ook graag naar de
aarde terug willen, maar ik weet niet
Voorstr. 39, Colijnsplaat, Telef. 339
hoe".
„Mams, ik weet wat. Wij maken ons
parapluutje dicht en dan vallen wij
weer".
„Maar Puk, dan vallen wij misschien
wel stuk. Mams weet iets beters. We
wachten tot de wind ietsje minder is
geworden en dan wordt de paraplu
een parachute. „Para'f - is tegen - en
„chute" is het franse woordje voor
val, dus parachute betekent: tegen-
de-val".
„O mams, wat leuk, dan hebben wij
drie dingen in één: we hebben een
tegen-de-regen en een tegen-de-wind
en een tegen-de-val, want al die fran
se woordjes zijn nog veel te moeilijk
voor Puk".
Even later begon de wind minder
sterk te blazen en keerden mammie
'en Puk langzaam naar de aarde terug".
„Pappie staat natuurlijk al buiten
naar ons uit te kijken, hé mams? Wat
zal hij lachen als hij ziet dat we hele
maal uit de hemel komen".
„Pappie zal ons niet zien, Puk, want
de wind heeft ons een heeï eind weg
geblazen in een verkeerde richting.
We komen misschien wel in een andere
stad of in een ander land terecht".
„O mammie, dan wil ik in Amerika
terecht komen bij tante Amalia, temid
den van de roodhuiden, mams, waar
grote broer van heeft voorgelezen.
En dan ga ik met ze dansen en uit
hun vredespet roken".
„Vredescalumet Puk, niet pet".
„Maar ik hoef toch geen vuurwater
te drinken, hé mams? Zouden ze wel
limonade hebben bij de Indianen, die
vind ik zo lekker. O kijk eens, mams,
hoe gauw we nu naar beneden komen.
Ik geloof dat ik een olifant zie".
„Neen Puk, dat is een paardje. Ik
denk dat wij in een groot weiland te
recht komen".
„U hebt gelijk moeke. Ik zie de
koetjes al. We zijn er bijna. Mams,
o mams, ik voel het gras al weer on
der mijn voetjes en kijkt u eens, hier
liggen dirizend eieren. We zijn in de
eierenwereld gekomen, matns. Past u
op, past u op, dat u ze niet stuk
trapt, want ik hou zo van eieren.
Mams, nu gaan wij straks een reuze-
eierenkoek eten. En ik ga mijn zak
ken vol stoppen voor paps en voor
Annemieke en voor Paul en voor oma
en voor alle mensen in de straat en
voor alle mensen in de stad en voor
de burgemeester".
„Puk, dat is niet eerlijk. Die eieren
zijn niet van jou, maar van een boer.
Die mag je zo maar niet wegnemen.
„Maar er liggen er zoveel, mams".
„Jij hebt ook veel speelgoed Puk.
Zou je het prettig vinden als Jan van
de buren bij ons binnenkomt en zegt:
O, die Puk, die heeft zoveel speelgoed,
dat ik gerust een bal en knikkers en
een spoortreintje en een autootje kan
wegnemen. Zou je dat eerlijk vinden,
Puk?"
„Neen mams, dat zou ik gemeen
vinden. Als Jan van de buren dat doet,
dan ga ik met hem vechten".
„Welnu, de boer hier zou het ook
gemeen vinden, als je zonder zijn toe
stemming zo maar eitjes ging rapen".
„O, maar ik geef mijn toestemming,
mevrouw", zei plotseling een stem ach
ter moeder en Puk. Het was de boer,
die was komen aanlopen om te kijken
wie er in zijn weiland liep. „Laat die
kleine jongen maar gerust zijn zakken