LITVCEMM6
KEI WCN DER, HOEDJE
Geen potlood
meer zoek
bij de telefoon
Boekhandel Markusse
Wissekerke
Kaboutertje Puk
vindt een cent
te geven door het fanfaregezelschap
„Ons Genoegen" te Kamperland
op Zaterdag 20 Febr. 1954
in het Dorpshuis te
Kamperland
Opgevoerd wordt „Bobbel en Hobbel"
klucht in 3 bedrijven
Entrée's: kaarten verkrijgbaar om 7 uur aan de zaal. Plaats
bespreken bij Piet van de Vreugde. Donateurs moeten hun
kaarten afhalen op Maandagavond van 7-8 uur aan de zaal
Het bestuur
AVissekerke—Goes
pep helicopter
binnen 15 minuten
Konden we in ons vorig nummer be
richten, dat bij mogelijke ziekte of
ongeval een helicopter voor de dan
zo nodige verbinding zou zorgen, thans
kunnen wij u melden dat dit j.l. Zon
dag reeds een feit is geAVorden.
Op advies van dokter Bruynzeel was
directe overbrenging van de heer J.
G. de Looff alhier naar het zieken
huis te Goes noodzakelijk. Zaterdaga
vond Averd door de Avnd-burgemeester
Van Halst de nodige besprekingen met
diverse autoriteiten gehouden en de
tijd van aankomst op Zondagmorgen 10
uur gesteld. Even na 10 uur die mor
gen verscheen de helicopter boven het
als landingsterrein gepromoveerde sport
veld en zette keurig haar Avieltjes aan
de grond. De zieke, op een brancard
liggende in een particuliere wagen,
werd in een minimum van tijd in de
grote ruimte van de helicopter ge
bracht. De echtgenote en zuster West-
strate namen bij hem plaats, de deuren
dicht, de motor gestart en in een mi
nimum van tijd verhief zich het
vliegende en voor de geïsoleerde ei-
landbeAvoners welkome wonder zich de
lucht in en zette koers naar Goes,
Avaar hettoestel binnen 15 minuten
Aveer behouden op de grond stond.
Dit ziekenvervoer per helicopter
heeft thans overduidelijk beAvezen, dat
het grote gevaar van geïsoleerd-zijn,
voor meer dan 90 pet gereduceerd kan
Avorden.
De belanghebbenden Avaren allen vol
lof voor de keurige en in alle details
kloppende organisatie van dit zieken
vervoer.
Vrijwel alle inwoners van ons dorp
waren bij het sportveld samengestroomd
om getuige te zijn van dit ongeAvone
en toch zo boeiende schouAvspel.
Ook bij de behouden terugkomst van
de helicopter, omstreeks 11.30 uur,
waren zeer velen aanAvezig.
Zuster Weststrate, haar oordeel over
dit luchtvervoer gevraagd zijnde, had
niets dan lof hierover. Zij had het op,
de terugweg bovendien zeer interes
sant gevonden en genoten van deze,
haar eerste, luchtreis.
Wij hebben
practische vulpotloodjes
die met gummidop
bevestigd worden
Prijs slechts f 2.10
Opa vertelt nieuwe verhalen
Geheel buiten adem kwam Kabouter
tje Puk, die buiten gespeeld had, het
huis binnen rennen, roepende: „Mam
mie, mammie, Avij zijn rijk, wij zijn
rijkIk heb een cent op straat ge
vonden, ik ga honderd dropjes voor
mijzelf kopen en een sigaret voor vader
en een gebakje voor u. O, mammie,
een cent, een échte cent".
Zoals geAvoonlijk liet moeder Ka
boutertje Puk maar eerst een beetje tot
bedaren komen, want hij Avas nu een
maal zo'n kereltje, dat alles vergroot
zag.
,,Puk", zei mammie, „weet je wel
dat je met zo'n grote, koperen ceut
niet zoA'eel kunt doen?"
„Ja maar, mammie, misschien is hij
wel van echt goud".
„Neen Puk, het is een koperen cent
en daar kun je maar een paar drop
jes voor kopen. Maar vertel me eens,
Puk, Avaar heb je die cent gevonden?"
„Op straat, mammie, ik zag hem in
eens uit Wimpie zijn broekzakje val
len j daar zat zeker een gaatje in. Nu,
toen heb ik hem gauw opgeraapt".
„Maar dat is toch niet eerlijk, ka
boutertje; die cent is dus van Wimpie
en niet van jou".
„Waarom is dat niet eerlijk, mam
mie? Die cent lag toch eerlijk op de
straat en Wimpie heeft hem eerlijk
Verloren".
„Kaboutertje, luister eens: als mam
mie haar handtasje, dat ze altijd bij
zich heeft en dat om haar arm hangt,
op straat zou verliezen, omdat het
riempje stuk is gegaan en een vreemde
mijnheer raapt dat tasje op en loopt er
mee weg, Avat zou je dan zeggen?"
„Mammie, wat bent u dom, dat u
dat riempje niet hebt laten maken.
En wat bent u dom, dat u uw tasje
verliest en daar niet beter op past.
En wat bent u dom, dat u niet eens
merkt dat het valt".
„Zo, zo, dus jouAV mammie is dom".
„Neen, niet écht dom natuurlijk,
tnaar wel een beetje dom, vindt u ook
niet?"
„En die mijnheer, die met mammie
haar tasje wegloopt, hoe vind je die?"
„Een slechte man natuurlijk, en ik
zou hem echternalopen en ik zou met
hem gaan vechten en ik zou zeggen:
geef hier dat tasje, slechte man, dat is
van mijn mammie".
„Wel, Kaboutertje Puk, ben jij dan
ook niet slecht, dat je Wimpie zijn
cent niet teruggebracht hebt?"
„Neen, mammie, want u zegt zelf een
cent is niet veel waard en dat ik er
maar een paar dropjes voor kan ko
pen".
„Puk, luister eens goed naar mam
mie, Avant je hebt me nog niet be
grepen. Als jij je schoentje op straat
zou verliezen en een ander liep er
hard mee weg
„Hoe kan dat nu, mammie? U trekt
altijd mijn veter zo hard aan, dat ik
,au' roep. Hoe kan ik nu mijn schoen
tje verliezen?"
„Goed, goed, dan niet je schoentje,
maar weet je Avel, dat je laatst het
fluitje, dat om je hals hing, hebt ver
loren, omdat het koordje was door
gesleten en dat toen het kleine meisje
van hiernaast, blonde Marietje, hier
heeft aangebeld en heeft gevraagd: Me
vrouw, ik heb dit fluitje op straat
gevonden, kan dat ook van Puk zijn?
Zie je, dat kleine Marietje was nu een
eerlijk kind, want iets dat een ander
toebehoort, mag men niet wegnemen,
ook niet als men het vindt, want jij
zou het ook niet prettig vinden, als
iemand jouAV speelgoed kAvam wegne
men. Ga dus direct naar de moeder
van Wimpie toe, zeg dat jij die cent
hebt gevonden en dat je gelooft dat
hij van Wimpie is".
„Ik durf niet, mammie".
„Zie je wel, je durft niet, omdat je
voelt dat je iets verkeerd.s hebt ge
daan. Zullen Avij hem dan maar samen
terugbrengen, kaboutertje?"
„Neen, neen, mammie, ik zal Avel
alleen gaan", riep kaboutertje, en ter
wijl de tranen over zijn gezichtje lie
pen, voegde hij er aan toe: „Ik geloof,
dat ik net zo slecht ben als die mijn
heer die uw tasje heeft Aveggenomen".
„Niemand heeft mijn tasje wegge
nomen, kabouter, maar het zou ge
beurd kunnen zijn".
„Het is goed, mammie, het is goed,
ik ga al".
Kaboutertje Puk verzamelde al zijn
moed, ging de deur uit en belde en
kele huizen verder aan.
Zodra de deur werd geopend, riep hij:
„Ik heb de cent gevonden, die Wimpie
zoekt".
Wimpie, die het hoorde, riep: „ik
zoek helemaal niets. Wacht eens, even
in mijn broekzak kijken of ik de vijf
centen nog heb, die pappie mij heeft
gegeven".
Hij begon te tellen: één, tAvee, drie,
vier maar verder kwam hij niet.
„Het is waar, mammie, ik mis een
cent, ik mis een cent".
„Is dat niet lief van Kaboutertje
Puk, dat hij gemerkt heeft, dat jij die
cent hebt verloren en dat hij die nu
komt terugbrengen? Jij bent een ech
te, eerlijke kabouter, hoor, kom maar
eens bij mij binnen, jongen: ik heb
hier juist fijne gebakjes staan, omdat
Wimpie jarig is en daar mag jij er nu
eentje van uitzoeken".
„Voor mammie ook?" vroeg Puk.
„Ja, voor mammie ook".
„En voor pappie en voor Annemieke
en voor de baby en voor Nellie en voor
Klasina ook, mevrouw?"
„Neen kaboutertje, dat kan niet al
lemaal voor één cent".
„Maar een volgende keer zal ik heus
veel meer vinden, mevrouAv, want
Wimpie heeft natuurlijk een gaatje in
zijn zak en hij zal dus nog veel meer
verliezen".
„Dat denk ik niet, kaboutertje,
want ik ga direct dat gaatje in zijn
zak maken".
„O, wat jammer, mevrouAv".
„Maar luister eens, Kaboutertje Puk,
omdat je zo'n grappig, eerlijk ventje
bent, zal ik je verrassen. Daar Wimpie
jarig is, mag hij morgen met een paar
vriendjes met mij mee naar de SchouAv-
burg gaan, waar ze SneeuAVAvitje spe
len. Ik zal proberen voor jou ook nog
een plaatsje te krijgen. Hoe vind je
dat, Kaboutertje? Ga maar gauAv je
mammie vragen of je mee mag".
„O, mevrouw, kan dat wel allemaal
voor die éne cent?"
„Neen, natuurlijk niet voor die ene
cent, maar omdat je zo'n eerlijk jon
getje bent, leg ik er graag nog een
paar centen bij".
„O mevrouAv^, u bent de beste me-
vrouAv van de hele wereld. Spelen ze
daar de echte Sneeuwwitje, Avaarvan
mammie mij altijd vertelt?"
„Wacht nu maar tot morgen, dan
zul je alles zelf zien".
-O-
De volgende dag in de SchouAvburg
Avas Kaboutertje Puk het gelukkigste
kind dat bestond. Eerst hoorde hij
mooie muziek, die mammie dikwijls
voor hem op de piano had gespééld,
en hij Avas zo volkomen door het spel
gevangen, dat hij ging meespelen. Toen
de slechte koningin voor de spiegel
stond en vroeg: „Spiegeltje spiegeltje
aan de wand, wie is de schoonste in
het land?", toen riep Kaboutertje Puk,
voordat één van de spelers kon ant
woorden: „Ga weg, lelijkerd, SneeuAV-
witje is veel mooier dan u bent".
„Stilte, stilte", riepen de mensen.
Met moeite hield Kaboutertje Puk
zijn mond, maar toen de jager, op last
van de koningin, SneeuwAvitje moest
zoeken, toen hield hij het niet langer
uit en hij gilde: „Verstop je, verstop
je Sneeuwwitje, anders pakt hij je".
Weer riepen de mensen: Sssstl Ssstttt
Terwijl anderen lachten.
Lange tijd hield Kaboutertje Puk nu
zijn mond, maar toen de koningin als
oud vrouwtje verkleed, Sneeuwwitje,
die al bij de dwergen was, een appel
tje wilde geven, riep hij weer, zo hard
hij kon: „Niet aannemenl Niet opeten,
SneeuwwitjeI Pas op, ze is een vals-
erd. Toen SneeuAvwitje het toch deed
en plotseling in slaap viel, riep hij
weer: „Het is je eigen schuld, ik heb
je geAvaarschuAvd". En even later gil
de hij: „MevrouAv, mevrouw, Avaar
blijft de prins nu om haar weer wak
ker te zoenen? Zal ik proberen of ik
het kan doen?"
De mensen riepen niet meer „Ssstt"
iof „Stilte", maar de hele zaal lachte
en genoot nog meer van het spel van
Kaboutertje Puk échter het voetlicht
dan van de mensen die op het toneel
zo hun best deden.
Toen hij thuis kAvam en mammie
vroeg hoe het geweest Avas, was Ka
boutertje Puk niet tot bedaren te bren
gen.
„O mammie", riep hij, „SneeuAV-
witje is toch zo'n sufferd, hé; ik heb
nog zo geroepen: blijf van die appel
af, maar ze Avas zo gulzig dat ze hem
toch heeft opgegeten en die valse ko
ningin was zo'n gemenerd. Ik heb op
straat nog gekeken of ik haar tegen-
kAvam, Avant dan was ik met haar gaan
vechten, mams; ik zou heus haar appel
tje niet hebben opgegeten. Wat denkt
dat mens Avel, dat ze mooier is als
SneeuwAvitje? U had haar moeten zien
met haar kromme neus, toen ze een
oud vrouAvtje was. SneeuAvwitje is
veel en veel mooier, mams, en alle
dAvergen hielden van haar. En mooi
tafel dekken dat ze kan, bijna net zo
mooi als u. Mammie, hoe kan het hé?"
„Wat bedoel je Puk?"
„Dat al die mensen voor mij gespeeld
hebben voor één cent".
„Zie je nu Avel, Puk, dat het altijd
veel beter is om eerlijk te zijn, want
zou je niet eerlijk zijn geAveest, dan
had Wimpie zijn moeder je toch niet
meegenomen naar al dat moois".
„Ik vind het helemaal niet mooi,
wat die koningin gedaan heeft, mams.
Maar mammie, als ik nu vijf centen op
straat zou vinden, en ik geef die eer
lijk terug, omdat u mij geleerd hebt,
dat men die niet mag houden, zou ik
dan van die mijnheer van Avie die vijf
centen zijn, een auto krijgen, mammie?"
„Foei Puk, als je iets vindt moet je
het teruggeven en niet op cadeautjes
hopen; daar mag je zelfs niet aan dén
ken, want dan is het al niet meer eer
lijk, wat je doet".
„Maar mammie, ik kan toch niet
helpen dat ik denk".
„Neen, natuurlijk kun je dat niet
helpen, maar je moet altijd aan goede
dingen denken en de slechte uit je
hoofd Avegjagen".
Toen ging Puk plotseling hard door
de kamer lopen, Avel driemaal heen en
weer.
„Wat voer je toch uit Puk", vroeg
mammie.
„Ik jaag alle slechte dingen uit mijn
hoofdje weg, mams, maar ze willen
er niet allemaal uit. Eén dingetje blijft
er in zitten en wil niet Aveg".
„Zo, wat is dat dan, Puk?"
„Annemieke, die zoekt overal naar
een plaatje met feeën en kabouters,
dat in haar album heeft gezeten, maar
ik heb het maar in mijn album ge
daan, Avant ik dacht: jij hebt genoeg
plaatjes en nu geloof ik dat dat ook
een erg slecht ding is, maar ik kan het
niet uit mijn hoofdje jagen".
„Zal mammie je dan helpen, het weer
uit jouAV album te nemen en het in het
album van Annemieke te doen?"
„Graag", zei Puk.
Toen dat gebeurd Avas, riep Puk:
„Mammie, ben ik nu de liefste en eer
lijkste kabouter die er op de wereld
bestaat".
„Ja", zei mammie en gaf Puk toen
zo'n harde zoen, de hardste die hij ooit
gehad heeft, dat Puk verschrikt riep:
„O mammie, u hebt, geloof ik, mijn
wang opgegeten; kijkt u eens, zit er
geen groot gat in bij mij?"
Mammie hield hem een spiegeltje
voor, om hem te laten zien dat zijn
Avang nog heel Avas.
En Avat riep die rare Puk toen?
„Spiegeltje spiegeltje aan de Avand, wie
is het eerlijkst in heel het land?" Mam
mie fluisterde heel zachtjes in zijn oor-
tje: „Mijn lieve Kaboutertje Puk".
Opa.
Ga au wij
de zeearmen
afsluiten?
Minister Algera heeft nu officieel
bekend gemaakt, dat het afsluiten van
de zeearmen in Zuid-Holland en Zee
land technisch mogelijk wordt geacht.
De minister liet duidelijk blijken, dat
hij een groot voorstander van het plan
is en kwgm met een Avel zeer belang
rijk argument, namelijk dat wanneer
wij de zeearmen niet zouden afsluiten,
alle zeedijken van de zeearmen moeten
worden verzAvaard en verhoogd, het
geen ongeveer net zoveel zou kosten als
het sluiten van de zeearmen, terAvijl
het sluiten bovendien nog de grote
voordelen biedt \ran grotere veiligheid
en een sterk wapen is in de strijd
tegen de verzilting van onze bodem.
Zoals de minister zei, is het nu de
taak van Nederland, alle krachten Nin
te spannen om dit gigantische 'plan tot
41. Er kwam een boom onder vandaan I Het kleine
takje groeide met een verbazingwekkende snelheid. De
stam werd dikker en dikker. Er groeiden flinke takken
aan, en aan die takken weer kleinere takjes, en daar
na knoppen en die knoppen werden blaadjes. En Do-
rus stond nog maar steeds te roepen van „Tjukketjuk-
ketjukketjukDe grond bewoog een beetje on
der de voeten van Pirn en Dorus, want de wortels van
de boom groeiden zo hard, dat de aarde er duidelijk merk
baar van trilde. Er kwam schors op de stam, eerst een
dun laagje, toen steeds meer en steeds dikker. Pim voel
de er even aan. Ja, 't was toch werkelijk een echte
boom, zoals tot nu toe alles echt was geweest, wat
't hoedje te voorschijn had getoverd.
42. Eindelijk hield Dorus op met zijn tjukketjuk-geroep.
En voor hen stond een boom, zo enorm, als ze nog
nooit van hun leven hadden gezien. Hij was vast wel
dertig meter hoog. En ook de vogels vonden het een
mooie boom, ze vlogen tenminste af en aan, gingen
even op een tak zitten, vlogen er dan eens omheen,
en probeerden dan weer een ander takje om op te zit
ten. Pim en Dorus kregen tenslotte een stijve nek van
het naar omhoog kijken. Plotseling riep Dorus ver
schrikt: „O, wee!" „Wat is er aan de hand?" vroeg Pim
verbaasd. „Is de boom niet goed gelukt?" „Die boom
is best gelukt," antwoordde Dorus grimmig. „Maar het
wonderhoedje is op de bovenste tak blijven zitten en
mee naar boven gegaan."