NOORD-BEVELANDS
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
we
demonstraties
Overdracht Zweeds speelgoed
aan Kleuterschool te Geersdijk
Noordbevelands uitgebreidste
reparatie-inrichting
voor radio
G. J. de Koster
Opening
Chr. Kleuterschool
Kamperland
Kaboutertje Puk gaat op reis
No 2657
Zaterdag 12 December 1953
57e Jaargang
Druk en uitgave: Drukkerij Markusse te Wissekerke, Tel. no 308, Giro 32622
Abonnementsprijs I 2.00 per jaar Franco per post 3.50 Advertenties 6 cent per mm
Voorstr. 39, Colijnsplaat, Telef. 339
Een twee-persoons autohobbel, vele
mooie stoeltjes, een twee-plaats elec-
trisch comfoor, vele degelijke stukken
speelgoed, enige zware tafels, ja, wat
niet al, was Zaterdag 5 December j.l. te
zien in de Kleuterschool te Geersdijk.
Dit alles, met de linoleum-vloerbe-
dekking, was een geschenk uit Zwe
den aan de door de ramp getroffen
Geersdijkse kleuterschool en werd deze
middag door de voorzitter van het
Noordbevelandse Rode Kruis, dokter
Maas, overgedragen aan het bestuur
van die school.
De voorzitter van de vereniging
voor Kleuteronderwijs, de heer J.
Kastelein, kon door omstandigheden
deze eenvoudige plechtigheid niet lei
den. "Dit nam echter niet weg, dat
deze bijeenkomst toch op waardige
wijze werd geopend en wel door mevr.
Lansen.
Dokter Maas wees hierna op de
geweldige steunacties en bovenal op
de daardoor verkregen morele steun.
Door het aanbieden van een stukje
speelgoed droeg hij de Zweedse ge
schenkzending aan het schoolbestuur
over. Mevrouw Lansen was zeker de
tolk van allen, toen zij woorden van
dank sprak. Allereerst, zo sprak zij,
moet onze dank tot God gericht zijn,
Opa vertelt nieuwe verhalen
„Kaboutertje, wat ben je nu aan
het doen? Waarom sleep je met die
koffer van vader en wat stop je daar
in vredesnaam allemaal in?"
„Ik ga op reis, moeder".
„Zo? En waar ga je dan naar toe?"
„Dat weet ik niet mams; dat zal
die mijnheer van de trein me wel zeg
gen".
„Maar wat heb -je allemaal in die
koffer gestopt?"
„Alles wat ik kon vinden, mams.
Dat doet u voor pappie toch ook al
tijd als hij op reis gaat. Mijn pantof
feltjes en mijn pyjamaatjes en mijn
sokjes en zes handdoeken en tien
stukken zeep en washandjes en al
mijn schoentjes en chocolade en een
fles melk: maar ik kan dat brood
er niet in krijgen, wilt u mij helpen
duwen? Of neen, laat u maar, ik zal
het nu wel even opeten, dan hoeft het
niet in mijn koffer".
„Maar Puk, wat doe je nu? Neem
je het scheerétui van paps ook mee?"
„Ja mams. Dan denkt die treinmijn»
heer dat ik groot ben en dat ik mij
al scheer; anders mag ik misschien
niet in de trein. Want een mijnheer
die zich al scheert, is toch groot, hè
mams? Als ik écht groot ben, dan ga
ik een baard laten groeien en die ga
ik blauw verven en dan denken alle
kinderen dat ik blauwbaard ben".
„Puk, vertel me eens, blijf je
lang weg?"
„Ja mams, heel lang. Want ik heb
veel zaken te doen, net als pappie".
„Puk, denk er aan: als je op reis
bent, moet je het hotel betalen waar
je slaapt en eten en drinken en taxi's.
Hoe kom jij aan geld?"
„Dat is heel gemakkelijk, mams.
Kijkt u eens. Paps heeft het boekje
op bed laten liggen, dat hij altijd
zijn adressenboekje noemt. Wat zijn
dat eigenlijk: adressen, mams?"
„Dat zijn de plaatsen en de straat
namen, waar de klanten van paps
dan tot de Zweden en dan tot het
Rode Kruis, die in deze benarde tijd
wederom gezegend werk heeft ver
richt.
Wnd burgemeester J. van Halst
sprak woorden van dank namens het
gemeentebestuur. Hij zeide o.m. bij
het zien van dit allesy worden wij
er klein onder. Hij verzocht dokter
Maas dank te brengen aan Zweden,
de gemeente zal dit zeker ook graag
doen.
De heer J. Dingemanse sprak woor
den van dank namens de voorzitter
van de lagere school. Wanneer hij de
aanwezige goederen zo bekeek, was
het echt om jaloers op te worden,
zo zeide hij. Hij geloofde dat deze
prachtige dingen een prettige arbeid
inhouden voor „de juffrouw". Dit
grote, vorstelijke geschenk maakte deze
dag tot een echte Sinterklaasdag.
De heer G. P. Leendertse sprak woor
den van dank namens het bestuur van
de kleuterschool te Kamperland, ter
wijl de onderwijzeres, mej. N. Mar-
cusse, de sprekersrij sloot. Gezien
de zeer mooie uitrusting, zo zeide zij,
was het scheppen van een goede sfeer
nu niet moeilijk meer.
Met een kopje thee en een koekje
werd deze overdracht besloten.
wonen".
„Juist mams. Daar ga ik nu ook
naar toe en dan zeg ik al die mijn
heren dat ik het zoontje van pappie
ben en dat ze mij ook geld moeten
geven".
„Maar Puk, dat gaat zo maar niet.
Die mensen geven pappie alleen geld,
als hij iets voor ze doet".
„Nu mams, dan ga ik hun schoenen
poetsen, dan doe ik ook wat".
„Puk, weet je wel dat je pappie
op reis is en de kinderen naar school
zijn en dat ik heel, héél alleen thuis
zal zijn zonder jou en dat ik me dan
verschrikkelijk zal vervelen. Wat moet
ik hier beginnen zonder jou?"
„Gaat u dan mee op reis mams,
dan zal ik voor u ook alles in mijn
koffertje stoppen".
„Neen Puk, dat gaat niet. Ik moet
toch voor de kinderen zorgen als die
uit school thuiskomen en voor pappie
als hij terugkomt?"
„Ik wil u niet alléén laten, mams!
Ik vind het naar als u zich verveelt,
want dan gaat u misschien zitten hui
len en dan roept u: Puk, Puk, waar
ben je? En dan moet ik iedere keer
telefoneren en zeggen: hier mammie.
Maar daarvoor heb ik geen tijd, want
ik moet naar de klanten toe om cen
tjes te verdienen. Dan bent u natuur
lijk ongerust en dan denkt u dat ik
onder allemaal auto's ben gelopen en
in allemaal water ben gevallen en
dat ik uit alle ramen ben getuimeld.
Ja, ja, mams, ik weet precies hoe u
bent. Maar ik ben voor u ook bang,
als ik er niet ben, want u bent laatst
ook gestruikeld en bijna de trap af
gevallen, als ik niet, zoals altijd,
aan uw rok had gehangen. En mis
schien valt u wel in de tobbe met
waswater en dan verdrinkt u, als
Puk er niet is. Mams, ik durf u niet
goed alleen thuis te laten, want u
bent zo verschrikkelijk onvoorzichtig".
„Puk, hoe zou je het vinden, als
wij de volgende week samen een dagje
op reis gingen! Dan kunnen wij op
elkaar passen".
„Dat is reuze, mams. Waar zullen
wij naar toe gaan?"
„Helemaal naar de grote zee en
dan komen wij 's avonds weer terug
en dan roepen wij: Kijk, daar zijn wij
weer! En dan nemen wij allemaal
schelpjes mee voor de kinderen die
thuis moeten blijven".
„O ja, mams, en dan neem ik een
emmertje zeewater voor ze mee en
ik stop mijn broekzakjes vol met zand;
dan kunnen wij thuis ook strandje
spelen".
„Goed Puk, dat doen wij, hoor".
„Ja mams, dat doen wij hoor en wij
zeggen ze niks. We lopen zo maar in
eens stiekum weg".
Een week later deden ze dat dan
ook. Mammie en Puk.
Toen ze bij het loketje waren en
mams wilde betalen, riep Puk: „Nee
mams, dat mpg u niet doen. Paps
laat u ook nooit betalen, dat moe
ten heren doen. Tilt u mij maar even
op en geeft u mij de centen maar,
want ik ben een heer!"
„Mijnheer, mijnheer, wij gaan naar
zee en mijn mammie mag mee en ,wat
kost het nu, want ik betaal, ziet u.
Ik ben de mijnheer!"
„Naar welke zee wilt u gaan, mijn
heer?"
„Wat kan u dat schelen, mijnheer,
elke zee is toch water, elke zee is
toch nat, elke zee is toch goed, als
er maar veel schelpjes liggen voor mijn
broertjes en zusjes".
„O, dan weet ik het al", zei de
vriendelijke mijnheer, „dan zal ik
u maar de dichtstbijzijnde zee geven
en dan behoeft u maar de helft te be
talen voor uw mammie, mijnheer, en
helemaal voor u, omdat u de m ij n-
h e e r bent".
„Hoort u dat, mammie? Die mijnheer
zegt, dat ik een mijnheer ben. Dan
is het toch wel waar, hé mammie?"
„Maar als de trein vol is, mijnheer",
zei de kaartjesmijnheer achter het lo
ketje, „dan moet u mammie op schoot
nemen, denkt u daaraan".
„Als dat niet te lang duurt, gaat
dat best, hè mammie?"
Zo stapten al lachend en pratend
mammie en Puk in de badtrein.
„Nu moet u goed opletten, mams!
Als ik op mijn fluitje fluit, dan
gaat de trein rijden".
Toen de trein zich in beweging
zette, begon Puk gauw hard te fluiten
en riep: „Ziet u wel, mammie, dat
heb ik gedaan".
Ineens sprong Puk naar een juf-
en een mijnheer, en vroeg deze en ook
andere mensen in de trein: „Mag ik
uw kaartje even zien?"
De mensen die schik in Puk had
den toonden hem hun kaartje.
Even later kwam de conducteur
binnen en zei: „Dames en heren, mag
ik uw kaartje even zien".
„Hoeft niet", zei Puk, „dat heb
ik al gedaan, loopt u maar door".
Maar de conducteur deed het toch.
„Hij vertrouwt mij niet", mopper
de Puk.
„Mevrouw", zei de conducteur tot
Puk's moeder, „hoe komt het dat u
op een half kaartje reist? U bent toch
heel!"
„Neen", riep Puk verontwaardigd,
„mijn mammie is half en ik ben heel,
kijkt u maar, en als er te veel men
sen komen, dan neem ik mammie op
schoot".
Toen moest de conducteur zo hard
lachen, dat hij de kaartjes, die hij
in zijn hand had, liet vallen.
„Ik doe het veel beter dan u",
zei Puk. „Ik heb niets laten vallen".
„Goed, goed", zei de conducteur,
„doe jij het dan maar" en zette zijn
pet o p het hoofd van Puk. Maar de
pet viel Puk over de ogen eiï hij gilde:
„Mammie, mammie, waar ben ik?
Ik ben helemaal zoek".
Eindelijk kwam de trein in de bad
plaats aan en direct mopperde Puk:
„Mammie, de zee is weg".
„Als wij een klein stukje lopen,
Puk, dan zien we hem".
„Vlug dan mammie, vlug, anders
komen wij te laat en dan is hij mis
schien helemaal opgedroogd".
Puk trok zijn moeder bij haar rok,
zo hard hij maar kon en alle men
sen keken naar dat brutale, haastige
kaboutertje.
Toen Puk bij de zee was aangeko
men, was hij zo dolblij, dat hij uit
riep: „Mams, ik ga de zee leegdrin
ken!" Meteen liet hij zich vallen en
begon te likken, maar direct daarna
gilde hij: „A jakkes, mams, die vie
zerd is zout, ik lust geen zee".
„Dat is maar goed ook, Puk, want
als jij de zee leeg zou drinken, waar
moeten dan al die schepen en al die
visjes blijven?"
„Mams, ik wil geen zee meer zien;
hij is te nat en te groot en te zout
en al die golven, die „boe" zeggen,
maken mij bang. Ik ga lekker met
mijn rug naar hem toestaan en al
leen maar schelpjes zoeken. O mams,
daar heb ik er al één, twee, drie, hon
derd, duizend, maak gauw uw tas
epen, want ik kan niet meer dragen.
Ik ga thuis ons hele huis met schel
pen versieren. Ik plak ze op de ra
men, op de deuren, op het dak en
dan komen de burgemeester en alle
mensen naar ons kijken en dan zegt
iedereen: kijk eens wat die knappe
Puk nu weer heeft gedaan; dat is het
schelpenhuis. Krijg ik nu een ijsje
mams, want aan zee moet je toch
altijd ijsjes eten, niet waar, mams?
Ik wil nu geen schelpjes meer neb
ben, want ik heb er al genoeg. Puk
wil nu zoveel ijsjes eten, ,als hij
schelpjes heeft. Hebt u centjes ge
noeg bij u om zoveel ijsjes te kopen,
mams? En dan gaan wij voor vader
en voor de kinderen ook ijsjes mee
nemen en voor Klazina ook".
„Dat kan niet, Puk, want die smel
ten in de trein".
„Dat hindert niet, mams, dan eet
ik die ijsjes wel voor ze op in de
trein. Dat zullen ze wel goedvinden;
die schelpjes zijn toch al genoeg voor
de kinderen".
„Puk, Puk, je bent een rare ka
bouter, hoor. Vooruit, stap maar weer
in de trein".
„Moeten wij niet eerst weer kaartjes
kopen, mammie?"
„Neen Puk, de kaartjes die wij
hebben zijn ook geldig voor de terug
weg".
Puk begreep het niet en zei: „O
mammie, dan kopen wij in het ver
volg alleen kaartjes voor de terugweg,
dan kost het niets".
Weer moesten de mensen die het
hoorden hartelijk lachen en ineens
keerde Puk zich boos om en zei: „Mijn
mammie zegt altijd, dat het niet
netjes is als je iemand uitlacht. Daar-
óp gingen de mensen nog ,veel har
der lachen. Toen ging Puk met zijn
voetjes stampen en riep: „Uw mammie
heeft u niet goed opgevoed, niet
waar, mams!" Mams kreeg een kleur
en was blij, dat zij eindelijk met Puk
in de trein zat.
Puk floot weer toen de trein be
gon weg te rijden en hield vol dat
het door hem kwam dat de trein
ging rijden. Kabouter was moe en
vroeg: „Mams, mag ik op uw schoot
zitten?"
„Dat kan niet, Puk, want ik heb
het halve kaartje en jij hebt het hele
kaartje".
„Maar mams, dan wisselen wij het
gauw om, misschien merkt de mijn
heer het niet".
Puk sliep weldra zo vast, dat hij
niet eens merkte, dat hij uit de trein
werd getild, in de tram werd gezet
en naar huis werd gereden. Eerst
toen mammie hem thuis zijn jasje
had uitgedaan en zijn gezicht en hand
jes met koud water had gewassen
en zei: „Puk, nu gaan wij lekker eten",
werd Puk klaarwakker en riep: „Mam
mie, hoe wist de trein nu, dat hij
helemaal tot ons huis moest rijden?"
Toen moesten pappie, zijn broertjes
en zusjes zo lachen, dat Puk weer
boos werd en mopperde: „Ik gëlcof
dat jullie allemaal slecht zijn opge
voed!"
Opa.
Zaterdag 28 November j.l. was het
gemeentegebouw vol genodigden, ter
gelegenheid van de opening van de
Chr. Kleuterschool. De inspectrice en
de schoolarts konden tot hun spijt
niet aanwezig zijn.
Ds Radder verwelkomde het col
lege van B. en W. en nog enkele an
dere raadsleden, mej. Wisse, de leid
ster van de cursus voor Chr. Kleu
teronderwijs, de afgevaardigde van de
Stichting Verenigingsgebouw, de hoof
den van de naburige kleuterscholen, het
onderwijzend personeel en ten slotte
alle leden en ouders.
Er werden door de wnd-burgemees-
ter, de heer Van Halst, felicitaties
overgebracht, ook door de heer I.
Tange, mej. Wisse, mej. Begthel, mej.
Marcusse en door de tegenwoordige
leidster van de school, mej. Gouds
waard. Laatstgenoemde sprak bestuur
en ouders toe ter kennismaking. Als
laatste spreekster gaf de secretaresse,
mej. Klap - Breel, nog enkele wenken
aan de ouders. De heer M. J. Bus-
traan sprak een slotwoord en dankte
voor deze mooie openingsmiddag. Daar
na werd de kleuterschool bezichtigd,
die op allen een gunstige indruk maak
te.
Volgende week
van de
wereldbekende
Engelse
wasmachines
„Servis"
Houd één der avonden vrij
'tls zeer interessant
Voorstraat 43a
Kortgene
Telefoon 01108-221