Bijvoegsel van het Noord-Bevelands Nieuws- en Advertentiebad d.d, 20 Juni 1953
Om de toekomst
van een stiefkind
De telex meldde kort geleden, dat
onze regering nader in verbinding zou
treden met Australië, ten einde de ge
meenschappelijke belangen in Nieuw
Guinea te regelen. Wie de toekomst
van Nieuw Guinea overdenkt, komt
tot het inzicht, dat deze politiek een
politiek in de goede richting is.
Australisch Nieuw Guinea verkeert
in een andere toestand dan het neder
landse deel van het grote eiland. Ter
wijl nederlands Nieuw Guinea het
stiefkind is geweest van ons koloniale
rijk, hebben de Australiërs in hun ge-
biedsgedeelte het land ontwikkeld en
er technische verbeteringen ingevoerd.
De samenwerking tussen het austra-
lische en het nederlandse gedeelte is
van belang, omdat de ontwikkeling
van ons domein er door wordt ver
sneld en omdat het ongewenst is, dat
de inheemsen ons zouden gaan verwij
ten, dat de australische onderdanen
op Nieuw Guinea in betere condities
leven dan de onze.
Gelijk de Australiërs lessen kunnen
geven aan ons, zo kunnen wij lessen
geven aan de Australiërs. De neder
landse opvattingen omtrent het ver
keer met de inheemsen zijn milder dan
de australische en ten aanzien van be-
stuurstact en bestuursverhöudingen
kunnen de Australiërs er voordeel van
hebben, de nederlandse opvattingen te
bestuderen.
-o-
De samenwerking met Australië be
oogt de verbetering van land en volk.
Wanneer de belangstelling der Neder-
door dr P. H. Pitter
landers wordt opgeroepen voor dit
overgebleven gedeelte van ons kolo
niale rijk, dan heeft die oproep niet
alleen ten doel het bewustzijn te ver
sterken van Nederland's goed recht op
dit gebied, dat allengs ook aan „pro
gressieve" zijde (men leze het laatste
geschrift van P. van 't Hoen) wordt
erkend, maar tevens de vraag te stellen
over wat de inzet moet wezen van ons
toekomstig beleid op Nieuw GuineaJ
Er bestaan plannen omtrent de be
stuursinrichting en de exploitatie van
dit reusachtige gebied, maar er bestaat
nog geen beslissing. Allereerst echter
is het nodig, dat het nederlandse volk
oog heeft voor het principe van onze
bemoeienis.
Men moge zich rekenschap geven van
het feit, dat Nieuw Guinea iets an
ders betekent dan een zeer ver land,
waarvan de atmosfeer ons vreemd is
en dat Nederland daar een taak te ver
vullen heeft en dat de ordening en
exploitatie van Nieuw Guinea offers
vergt van de nederlandse belastingbe
taler.
Het is burgerplicht, niet alleen be
langstelling te hebben voor de staats-
werkzaamheid, zoals die zich doet
gelden in ons dagelijks leven, maar
het gehele terrein der staatsbemoeie
nis te overzien. Te lang bleven ko
loniale aangelegenheden het stiefkind
van de publieke aandacht, totdat ein
delijk die aandacht wakker werd toen
het te laat was. Deze onverschilligheid
mag jzich niet herhalen, nu wij ons
opnieuw bevinden voor een overzeese
taak.
-o-
Het principe onzer bemoeienis met
Nieuw Guinea. Daarover valt vóór al
les te zeggen, dat wij in Nieuw Guinea
geenszins een beleid moeten voeren op
de basis van ons indisch bestuurswe-
zen. Wij zeggen daarmee niet, dat het
indische bestuursbeleid niet deugde.
Integendeel. Maar het moet niet wor
den toegepast op Nieuw Guinea.
De grote fout, die in het verleden
begaan is bestaat juist hierin, dat men,
blindweg, Nieuw Guinea het spoor
van Indië deed volgen, terwijl de aard
en de behoeften van Nieuw Guinea aan
die van Indië tegengesteld zijn. Eco
nomisch en sociologisch vertoont Nieuw
Guinea een beeld, dat ten sterkste af
wijkt van dat van Indonesiër
Er was in de indische maatschappij
een inheemse aristocratie, waarmee het
nederlandse bestuur samenwerkte. Er
was een adat, er was een oude, in
heemse beschaving. Er was een gezags-
bewustzijn, dat bij de Nieuw Guineërs
ontbreekt. Er waren economische be
hoeften, die verschilden van die van
Nieuw Guinea en die reeds door het
oude nederlandse bestuur ten bate van
Indië en ten schade van Nieuw Guinea
werden geregeld. Hiermede is de in-
donesische pretentie veroordeeld. Bij
een bezetting van Nieuw Guinea door
Indonesië zal deze verkeerde poli
tiek worden voortgezet.
-o-
De Nederlanders hebben te beseffen,
dat thans het welzijn van Nieuw Guinea
aan de orde komt. De zin van de sou-
vereiniteit' over koloniale gebieden is
thans niet meer de handhaving van his
torische toestanden, maar de opvoe
ding van primitieve volken, om hen
rijp te maken voor zelfbestuur.
De vraag moet echter worden ge
steld: waartoe voeden wij op? De be
stuurstaak houdt nauw verband met
de economische ontwikkelingsmogelijk
heid. Ei zijn op het ogenblik nog niet
voldoende gegevens om te voorspellen,
dat de exploitatie van Nieuw Guinea
een teleurstelling zal blijken. Er zijn
ook niet voldoende gegevens om' een
succes te verzekeren. De bewerking van
Nieuw Guinea is min of meer een a-
vontuur. Maar is de gehele koloniale
positie, die Nederland zich éénmaal
verwierf, niet een vracht geweest van
de ondernemingsgeest onzer vaderen?
En zijn wij niet gehouden, nu ons
een taak in handen gegeven is ten bate
van een minder ontwikkeld gebied,
die taak te vervullen?
Het koloniale vraagstuk heeft tegen
woordig een internationaal aspect. De
mogendheden ^an wie het bestuur van
nog primitieve en achterlijke gebieden
is toegewezen, hebben een bepaalde
verplichting ten aanzien van de Ver
enigde Naties. Deze is: te streven naar
een wereld van vrije volken, mede door
de lager ontwikkelden voor de zelf
standigheid rijp te maken. Aldus is
er voor de koloniserende functie een
plaats in het nieuwe wereldbestel.'
Samenwerking van koloniserende mach
ten is daarbij noodzakelijk.
De verzorging der achterlijke gebie
den is een taak, die het hele westen ge
meenschappelijk aanbelangt. Zou het
westen hier falen, dan zou het de ach
terlijke gebieden prijsgeven aan commu
nisme of chaos.
-o-
Men mag ook het politieke element
niet geheel uit het oog verliezen. De
wereld is verdeeld in twee kampen
en Nederland heeft ten duidelijkste
zijn verbondenheid met het westelijke
blok getoond. Nieuw Guinea behoort,
met het volkomen wersters georiënteerd
Australië en de franse eilanden der
Stille Zuidzee op de achtergrond, tot
de westerse combinatie en het is van
het grootste strategische belang, dat
het voor de westerse combinatie be
houden blijft.
In dit verband gezien is een nadere
verstandhouding met Australië van de
grootste waarde. Waar het maar enigs
zins mogelijk is, moet de wassende in
vloed van het communisme, waarvoor
tropische gebieden snel ontvankelijk
zijn, worden weerstreefd. Zowel de
heerschappij van Nederland over Nieuw
Guinea als de samenwerking met de
Australiërs hangen op het ogenblik
samen met de westerse positie.
Er komt nog iets bij. De rechtstreek
se verbindingen van Nederland met
Nieuw Guinea zijn omslachtig en ge
vaarlijk. De australische bondgenoot
daarentegen ligt vlak in de buurt.
Nieuw Guinea heeft van alles nodig.
Niet alleen technische apparatuur, maar
ook voedingsmiddelen en andere dage
lijkse levensbehoeften. Door de ver
binding met Australië, bij de volledige
handhaving der nederlandse souverei-
niteit, kan de nooddruft van het ne
derlandse gedeelte worden gestild en
kan de ontwikkeling van dit grote ge
bied sneller plaats vinden.
Wij hadden een gesprek met een ne
derlands bestuursambtenaar, die juist
van een zesjarig verblijf in Nieuw
Guinea was teruggekeerd. Hij voor
spelde een evolutie, die zich spoediger
kan voltrekken, dan men verwacht.
En hij deelde ons mede, dat de pri
mitieve papoea's, met wie men te ma
ken heeft, bijzonder intelligent zijn en
wellicht in korte tijd verschillende cul
tuurstadia kunnen overslaan.
-o-
Wié over Nieuw Guinea schrijft en
door deskundigen is voorgelicht, voelt
de drang in zich, zich in een reeks van
beschouwingen te verliezen, die gro
ter plaatsruimte vereisen dan een cou
rant kan bieden. Maar ons streven in
dit artikel ging niet verder, dan de
belangstelling van onze lezers op te
roepen voor hetgeen er in het verre
en schone land, dat zich nog onder de
opperhoogheid van Nederland bevindt,
aan de hand is.