NOORD-BEVELANDS NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD c 3 Op zoek naar het ware geloof. m. 2349 Zaterdag 29 November 1947 51e Jaargang DRUK £8$ UIT0AVE A. 0. M. MARKUSSE TE WSSSENKERKE TEIEFG088 No 308 - GIRO No. 32622 Abonnementsprijs f 1.50 per jaar. Franco psr post f 3.00. 2240 betalende abonné's. Sinterklaasvertelling van Leonard „Ach wat" bromde Timmers, „wou jij werkelijk beweren dat de mensen nog enige waarde hechten aan Sinterklaas? Hij is er nu een maal en daarmee uit. Ze bewaren hem, omdat het wel aardig is voor de kinderen en omdat hun groot vader ook Sinterklaas vierde. De mens buit tegenwoordig iedere ge legenheid uit om plezier te maken en zijn ellende te vergeten. Maar de hogere betekenis van de Sinter klaasviering is hem al lang ontgaan. De dienende liefde, de opoffering en het zalig genot van te geven kunnen de mensen niet meer begrij pen. Zij hebben het niet meer no dig, ze leven alleen maar voor zich zelf en hun eigen pleziertjes en daar mee basta. Een mooie boel tegen woordig". Peinzend trok Haakoma aan zijn sigaret. „En toch Jan, zeg ik je, dat diep in het binnenste van elk mens nog een Sinterklaas leeft. Ja, de we reld is hard geworden. Wij hebben wel moeten leren alleen voor onszelf te zorgen, de oorlog heeft ons niet beter gemaakt. Maar hoe dieper dat gevoel verborgen is, des te inniger kan het gloeien. Uiteindelijk zal de liefde de wereld regeren en niet de haat". Timmers schudde misprijzend het hoofd. „Dat klinkt allemaal erg mooi, maar dat gevoel is van een dienen de drift in een machtsdrift ontaard. Zelfopoffering bestaat niet meer, men geeft om te ontvangen, men bewijst diensten om een ander aan zich onderworpen te weten, dat geeft een mens zo een heerlijk gevoel van macht". Haakoma sprong op van zijn stoel. „Ik heb een voorstel, en als je mijn plan aanneemt zal ik je bewijzen dat m'n woorden juist zijn. Ik wed met je om een fles cham pagne dat ik gelijk heb. Jij gaat met mij mee op 5 December de stad in en dan zal ik je laten zien dat er nog iets anders in de wereld is dan egoïsme en haat. Aangenomen?" Haakoma stak zijn hand uit. Schou derophalend drukte Timmers die. „Ik wil er natuurlijk graag in ge loven, maar veel kans geef ik je niet. Het liefst verlies ik mijn fles champagne". Het avondje van Sinterklaas was aangebroken. Een gure wind waaide door de straten. Timmers zat beha- gelijk achterover in zijn leunstoel met aan zijn voeten een snorrende kachel. Hij had er helemaal geen zij in om in deze kou de stad te- doorkruisen, maar de afspraak was nu eenmaal gemaakt en hij was een man van zijn woord. Om half acht werd er gebeld. Haakoma stond op de stoep met een groot pak. „Wat heb je daar bij je?" „Dat zul je wel zien" zei de bezoeker geheimzinnig en legde het pak behoedzaam op de grond. Na zich van jas en hoed ontdaan te hebben, begon hij het zorgvuldig ujj te pakken. Er kwamen een vol ledig Sinterklaas- en Zwarte Pieten pak tevoorschijn. „Wat wil je daar mee?" vroeg Timmers achterdoch tig. „Aantrekken" antwoordde Haa koma, „wij gaan voor Sinterklaas spelen. Jij heb je onder mijn leiding gesteld, hier trek aan. Ik zal wel voor Sinterklaas fungeren, speel jij maar voor Zwarte Piet. En neem deze zak over je rug, daar zitten wat cadeautjes in". Bedremmeld trok Timmers het pak aan. „Nu nog even zwart maken" riep z'n vriend enthousiast, met een grote pot schoensmeer zwaaiend. Toen ze zich een half uurtje la ter in de spiegel bekeken, barstten ze in lachen uit. Daar stond een waardige grijsaard en naast hem een ondeugende Moor. „En nu opstap" riep Haakoma vol vreugde, „ik krijg er echt plezier in!" Ook Timmers voelde in zich een oud gevoel ont waken, dat hem deed terugdenken aan veertig jaar geleden, toen hij nog als kleine jongen het hart snel ler voelde kloppen als in de Sinter klaastijd 's avonds hard aan de bel werd getrokken. „Waar gaan we heen?" vroeg hij. „Ik heb beloofd je door de hele stad te leiden, dus dan zullen we eerst maar eens een willekeurig a- dres in deze nette buurt nemen". En meteen belde Sint aan bij een statig herenhuis. Het duurde enige tijd voordat een dienstmeisje de deur opende. Met een gilletje sprong ze achteruit. „Ik zal mevrouw wel even waarschuwen, hoor" zei ze bits. Onder aan dè trap hoorden de beide mannen haar roepen, dat er weer een paar van die bedelaars aan de deur waren. Even later kwam „me vrouw". Met een effen gezicht zei ze, dat er aan de deur niet gegeven werd. Ze smeet de deur pardoes voor hun neus dicht. Timmers keek Haakoma sarcastisch lachend aan „Had je het niet over liefde en zo? Ik zie er anders niet veel van". Haa koma haalde de schouders op. „Dit is nog maar het begin, wij zijn nog niet klaar". Toch was hun enthousiasme be koeld. Mistroostig liepen zij verder in de gure wind. Een lawaai achter hen maakte hen opmerkzaam. „Hé, Sinterklaas, wacht eens even 1" Een grote groep jongelui omgaf hen. „Kom mee met ons. We hebben een Sinterklaasfuif van onze dansclub. Jullie hebben we nog net nodig". Onder het zingen van zie-ginds- komt-de-stoomboot werd het twee tal al voortgeduwd en spoedig ston den ze voor de ingang van een be kend danslokaal in de stad, waar uit de gierende tonen van een jazz band te voorschijn klonken. Met ge juich werden ze ontvangen en di rect op het podium gezet. „Zie je nu wel", sprak Haakoma verheugd, „we worden wel gewaar deerd". „Ik zie nog niks" bromde de zwarte Timmers, „je zult zien, als ze straks even goed bezig zijn met hun malle swingerij, vergeten ze ons helemaal". En jawgl hoor, de menigte was in een hoogtepunt van extase beland en zag zelfs niet, dat Sinterklaas en Zwarte Piet hei melijk door een achterdeurtje de zaal verlieten. Zwijgend liepen ze verder, achter hen schetterden de „wilde kreten van een trompet. „Dat zijn allemaal mensen die het te goed hebben" zuchtte Haakoma, „we gaan naar de armenbuurt, dan zul je wel zien dat we daar heel wat beter ontvan gen worden". Timmers zweeg Huiverend liepen ze verder.*Een kille regen begon te vallen en zwiep te hen de ogen dicht. Toen ze in de armenbuurt gekomen waren, klopte Sinterklaas aan de eerste de beste deur. Een krakende stem riep van boven: „We hebben geen si garetten!" De vrienden zeiden niets en liepen achter elkaar stommelend de trap op. In de kamer was het een heidens lawaai, dat plotseling ophield toen Sinterklaas en Zwarte Piet hun entrée deden. „Zo" zei een dikke, zwarte man met de pet achterover op de oren, „dat is hoog bezoek vanavond. Wat heb je daar in die zak, kom je ons handel brengen?" Een paar vuile kinderen schoven naderbij. „Wil jij wel een cadeautje van me hebben?" zei Sinterklaas tegen de kleinste. „Piet, geef mij de zak eens aan, dan zullen we eens kijken wat voor moois daar wel in zit", En er uit haalde de heiligman een houten treintje en gaf het aan het kind. Het jochie pakte het aarzelend aan, bekeek het van alle kanten eagooi- de het toen op de grond, terwijl het met een verongelijkt gezicht zei „Ik wil zo'n rot-ding niet hebben. Ik heb een veel mooiere trein". Het werd een smadelijke aftocht voor de beide weldoeners. Onder de sarcastische blikken van de man en een schor gelach van de vrouw werd de terugtocht aanvaard. „Rot zooi" schreeuwden de kinderen hen boven aan de trap na. „Je hebt gelijk gehad, Jan" zei Haakoma deemoedig, toen ze weer buiten liepen. „Er is niets aan te doen, de mensen, de mensen gelo ven er niet meer in. Ze zijn hard geworden. Keihard." Zo sjokten ze samen verder. De regen was al lang in een scherpe hagel overgegaan, maar beiden waren zo verdiept in hun sombere gedachten, dat zij dit niet eens bemerkten. Opeens stonden ze stil. „Nu zijn wij nog verdwaald ook in dit el lendige weer". Ze keken om zich heen. Een kleine, donkere steeg, die schijnbaar dood liep. Oeen licht te bekennen. Straatlantaarns waren hier niet te zien. Maar ja toch, daar in de verte, scheen licht door een spleet in de gordijnen. „We zullen daar eens vragen hoe we hier weer uit kunnen komen" wees Haakoma. Op hun bellen werd de deur geopend door een gebogen, oude man met zilverwit kroeshaar, die verheugd de handen in el kaar slaand snel naar achteren riep „Vrouw, vrouw, kom toch eens kijken. Daar staan Sinterklaas en Zwarte Piet 1" Vlug kwaiji een oude vrouw aan gelopen, ook zij werd gedrukt door de last der jaren. „Ik kan m'n o- gen niet geloven" schreide ze. „Komt u gauw binnen, eerwaarde." De kindervriend en zijn knecht gingen binnen in een vriendelijk verlicht vertrek, waar een kleine jongen zoet op de grond zat te spelen. „Kijk eens, Wimmie" stamelde de oude vrouw, „daar heb je Sin terklaas en Zwarte Piet. Geef eens netjes een handje." Een kleine krullebol stotterde verlegen„Dag Sinterklaas, dag Zwarte Piet". Met een stralend ge zichtje nam hij een grote bal in ontvangst, in dank waarvoor hij

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1947 | | pagina 1