Twee Levens Victor. ONS FEUILLETON. door XII. Reeds toen we nog in opleiding waren in Duitsland begon er twij fel bij ons te rijzen aan de oprech te bedoelingen van Duitsland door het lezen van een artikel in de Müncher Zeitung over de verhou ding van de Duitse arbeider tegen over de vreemde Zivilarbeiter want hoewel deze laatste een gezellige omgang werd toegezegd met Duitse kameraden, werd in voren be doelde beschouwing er aan herin nerd dat zij tot een vijandelijke Staat behoorden en de Duitse ar beider dienovereenkomstig zijn houding heeft te bepalen. Alle ge zellige omgang tussen deze arbei ders en de Duitse is derhalve ver boden. Ieder Gefolgschafsmetlied is verplicht, alle overtreding tegen de bestaande verordeningen door de arbeiders gepleegd te melden. De omgang met vreemde arbeids krachten moet onder het werk tot het uiterste noodzakelijke beperkt blijven en buiten het werk totaal vermeden. Wij rekenen er speci aal op, zo werd gezegd, dat de werkende vrouwen en meisjes zich tegenover de arbeiders met de groot ste terughoudendheid zullen gedra gen. Iedere omgang wordt streng gestraft. Nu gold dit wel voor de arbei ders, maar waarom zou dit ook niet op ons worden toegepast We leerden toen het Duitse volks karakter kennen, ondanks die fan fares op broedervolk en Germanen- dom. Vleien en schmeichelen zo lang zij je nodig hebben, maar trappen en verdrukken wanneer zij je kunnen missen! Jullie nemen dus nu wel een zeer dubbelhartige positie in, die niet benijdenswaardig is merkte ds Wijkhuis op en je zullen goed doen, ongeacht de gevolgen, daar mee zo spoedig mogelijk te breken en ik ben dankbaar dat het op nemen van „onderduikers" in mijn huis misschien daartoe heeft mee gewerkt. Je kunnen daarbij op mijn steun rekenen. Lang nadat zijn bezoekers ver trokken waren, verdiepte hij zich nog in dit mengsel van leugen en bedrog en dacht hij na over de vraag hoe het komt dat geleidelijk de vraagstukken op 't gebied van de kennis der natuurwetenschap pen hun oplossing vinden en die op 't gebied van economie en po litiek niet, maar tot oorlog voeren en hij kwam voor zich tot de con clusie dat de oorzaak daarvan te vinden was in de menselijke zelf zucht. Hoe lang deze oorlog zou duren kon niemand voorzeggen, maar hij voor zich was overtuigd dat, eenmaal beëindigd, de vrede onder de volken niet zou worden ingeluid, maar dat wraak, wreed heid en eigenbaat de z.g. overwin naars van straks opnieuw naar de wapens zal doen grijpen. Het was geen opwekkend toekomstbeeld maar daarnaast werd hij toch be vestigd in zijn overtuiging dat al die nood van deze tijd niet vruch teloos werd gelaten, maar zowel de kerk van Christus, als land en volk er door gelouterd zouden wor den en waarvan hij de eerste ken merken bij zijn bezoekers had ont dekt. Ook bedacht hij dat er een blijdschap bestaat die niet uit bloed en tranen gewekt is. Zij is zo verheven dat degene tot wie ze komt niet weten dat haar naam „blijdschap" is en van die blijd schap wilde hij een levend getuige zijn, want wie daarmede vervuld is die kan de nood van deze tijd verdragen en zich daarboven ver heffen. In deze moedgevende stem ming besloot hij met zijn gezin de dag. Zijn oudste jongen, die deze ontmoeting met aandacht had ge volg, zei: het gaat goed hé vader. Zo moest U ze allemaal maar kun nen bekeren, dan waren we die moffen kwijt. Ja, beste jongen, zei vader, van iets lelijks moeten we iets moois trachten te maken. HOOFDSTUK VIII. Een verrassing. Midden in deze felle bewogen heid ontving hij een brief van een hem onbekende notaris, waarbij hij uitgenodigd werd op een bepaald uur te zijnen kantore te komen, ter bespreking van een voor hem be langrijke zaak. Met zekere span ning begaf hij zich daarheen waar hij niet vermoeden kon wat de notaris met hem te verhandelen zou hebben. De notaris ontving hem met een vriendelijke lach en begon, na een korte inleiding, met hem een ver zegelde brtef te overhandigen die hij verzocht in zijn tegenwoordig heid te openen en te lezen. Toen hij die geopend had herkende hij aanstonds het handschrift, &ant het was hetzelfde als van die ano nieme brief van eertijds en waar bij hem f 1000 was toegezonden geworden, later nog door andere giften gevolgd, die in totaal een bedrag van enige duizenden be reikten en waarover zijn echtge note de administratie voerde. Zij deelde hem daarin mede te lijden aan een ongeneselijke kwaal, die haar weldra ten grave zou slepen en dat zij, voor haar heengaan haar hart tegenover hem wilde ontlas ten, want zij had een zondig leven achter zich. Zij schreef verder dat zij gedurende enige jaren in con cubinaat had geleefd met een ge huwd man, een zeer vermogend koopman hier ter stede, en die plotseling als weduwnaar en kin derloos overleden was en die haar een groot deel van zijn aanzien lijk vermogen had nagelaten. Na zijn overlijden had zij daarvan ge leefd maar onder zijn prediking die zij in de laatste tijd trouw had gevolgd, tot het inzicht te zijn ge komen van haar zondig leven. Zij was toen onmiddellijk begonnen met goed te maken wat ze maar kon, waartoe ook de geldzendin gen aan hem behoorden en zij dank te hem voor wat hij voor haar als middel in Gods hand was geweest. Verder schreef zij dikwijls voor nemens te zijn geweest alles per soonlijk te komen belijden, en dus haar anonimiteit tegenover hem op te heffen, maar de moed had haar ontbroken en nu deed zij het op deze manier opdat hij, na haar heengaan, zou weten met wie hij te doen had gehad en hij de mo tieven zou kennen voor haar ge heimzinnige handelswijze tegeno ver hem. Verder verwees zij hem naar de zakelijke mededelingen door de notaris te doen, alles met haar volle naam ondertekend. Toen hij de brief gelezen had vervolgde de notaris: In aanslui ting op deze brief, waarvan ik na tuurlijk de inhoud niet ken, maar die zij mij indertijd bij de opma king van haar testament persoon lijk ter hand heeft gesteld, kan ik nu, als haar executeur U meedelen dat zij, bij testamentaire beschik king U aangewezen heeft als erf genaam van haar gehele nalaten schap, bestaande in het huis waar in zij gewoond heeft er verder ka pitaal, bestaande uit aandelen in verschillende Indische Ondernemin gen en obligatiën, volgens de laat ste notering een bedrag vertegen woordigende van plm. 75 mille. De motieven voor deze beschik king heeft de erflaatster vermoe- I delijk in de brief uiteengezet en ik feliciteer U met deze fortuinlijke wilsbeschikking en ik verneem nu zeker wel spoedig van U op wel ke wijze U deze zaak wenst af te wikkelen. Enigszins bedremmeld en nog on der de indruk van de ontvangen mededeling, vroeg hij wat de no taris in verband met deze zaak van hem wenste te weten, waarop deze, met een verscholen lachje, maar dat voor de bezoeker niet onopgemerkt was gebleven, ant woordde ja, het zou b.v. kunnen zijn dat U bezwaren had tegen de aanvaarding van het legaat, in welk geval het aan de rechtheb bende familieleden zou komen. U moet maar ernstig overwegen. Hij gaf daarop alleen ten antwoord dat hij haar nooit had ontmoet maar zij hem af en toe anonieme giften had gezonden voor zijn werk. Dus verliet hij het notariskan toor, vol verwarde gedachten over hetgeen hij vernomen had. Vooral die ietwat cynische opmerking van de notaris zat hem dwars. Wat zou hij daarmede bedoeld hebben Zou het een zinspeling geweest zijn op haar levensgedrag en de gedachte hebben weergegeven dat een do- miné daarmede toch niets uitstaan de kon of mocht hebben? Hij ge voelde onmiddellijk dat hij door deze zaak voor een belangrijke be slissing was gesteld. Hij was nu in een slag geworden wat de mensen uit zijn wijk een „kapitalist" zou den noemen, maar hoewel hij nooit over een groter geldbedrag dan zijn jaarlijks tractement de beschik king had gehad, bezat hij toch wel zoveel begrip van wat „kapitaal" betekende, dat zelfs dat hem als toegeworpen bedrag, hem niet van de wijs bracht, maar hij nuchter bleef overwegen dat, waar het uit gesloten was dat hij dit legaat ten eigen bate zou mogen aanwenden, het voor de leniging van de noden waarvoor hij telkens te staan kwam, maar een kleinigheid betekende en er veel beleid nodig zou zijn om het zo practisch mogelijk te behe ren. Hij moest er eigelijk om lachen en er kwam al dadelijk de gedach te bij hem op zich zo spoedig mo gelijk van die zorg te ontlasten, want geld beheren en dat in deze oorlogstijd, was niets voor hem en in gedachten zag hij zich zelf al zijn wijk doorkruisen, trap op en trap af, en overal waar hij binnen viel uit zijn uitpuilende zakken een bedrag, naar gelang van de greep, op tafel deponerende, onder toe nemende verbazing van de bewo ners die aan verstandsverbijstering begonnen te geloven. (Wordt vervolgd). NIWIN verjaarspakketten. Het Centraal Bureau NIWIN maakt bekend, dat de aflevering der verjaarspakkettendozen eerst vanaf 1 November zal kunnen geschieden, Het publiek kan echter nu reeds aanvragen voor de dozen indienen bij de plaatselijke NIWlN-comité's. Dit zal stellig bijdragen tot een goede gang van zaken. De eerste Kerstpakketten in Indië. Luitenant Derks, in de volksmond Jopie genaamd, heeft een paar druk ke dagen achter de rug. Hij is na melijk de organisator van het ver voer van de Kerstpakketten van de NIWIN, waarvan de eerste zending op 25 September met de Kota Inten van de Rotterdamse Lloyd arriveer de. Op luitenant Derks rust de ver antwoordelijkheid van het vervoer van de kade in Tandjong Priok naar de Dienst Welfare in Batavia, die voor de distributie zal zorg dragen. Dat dit geen sinecure is, zal ieder begrijpen, die leest, dat op het bericht „de Kota Inten is aan met de eerste Kerstpakketten" ieder die even vrij had naar Tand jong Priok liftte om althans een glimp op te vangen van de begeer lijke lading. Onder toezicht van mi litairen, die louter en alleen kwa men kijken naar het uitladen van de symbolische handdruk van over zee en de Militaire Politie, die for meel met het toezicht was belast, werden »de eerste 40.000 pakketten uit het schip gehaald door een gro te kraan. De spanning, toen het net voor de eerste maal in het ruim ver dween, was bijna niet om uit te houden. Allerlei gissingen werden gemaakt over de inhoud van de

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1947 | | pagina 2