NOORD-BEVELANDS NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD In Indië nu reeds tekort aan Westers personeel Wat samenwerking tussen blank en bruin vermag. m. 2344 Zaterdag 25 October 1947 51e Jaargang DRUK EN UITGAVE A. G. M. MARKUSSE TE WISSENKERKE TELEFOON No. 308 GIRO No. 32622 Abonnementsprijs f 1.50 per jaar. Franco per post f 3.00. 2240 betalende abonné's. (Van onze Indische medewerker) Er is momenteel in Indië een groot tekort aan Westerse arbeidskrachten. En dit, terwijl de industrie en de cultures nog lang niet op volle toeren draaien. Dit is hoopgevend. Want we weten allemaal dat een land als Nederland, wanneer het niet in de gelegenheid zou zijn kapitaal en arbeid elders rentedragend te maken, een droe vige toekomst tegemoet zou gaan. Sinds jaar en dag is de Nederlandse economie in gesteld op de rijke gebieden overzee. Een welvaart, zo als wij die hier voor de oorlog kenden, zou zonder Indië ondenkbaar zijn geweest. Ons land beschikt niet over vol doende middelen om zijn importen te dekken. Deze te korten werden dan ook voor de oorlog grotendeels goed gemaakt door de verdiensten uit de Westerse bedrijven in Indië. In zekere kringen werd dit systeem „koloniale uitbuiting" genoemd. Maar wie even döordenkt, begrijpt dat hier van „uitbuiting" geen sprake kan zijn. Immers, wie waren het die van de Nederlandse bedrijven in Indië de onmiddellijke voordelen trokken? De Indonesiërs; want zij toch en hun aantal liep in de honderdduizen den waren als arbeider of anderszins op een cultuur onderneming werkzaam. Millioenen guldens werden er op deze wijze in de Indonesische samenleving gebracht. Hierdoor ontstond welvaart. Er is geen Aziatisch volk te bedenken, dat voor de oorlog zulk een levensstandaard bereikt had als de Indonesiërs. Mensen die van honger langs de weg la gen te sterven (in Brils-Indië en China een alledaags verschijnsel) zag men in het vooroorlogse Nederlands-Indië niet. De bevolking was weldoorvoed, goed gekleed en dank zij de uitmuntende gezondheidsdienst van het Ned. Indische gouvernement kwamen epidemieën (in Brits- Indië en China aan de orde van de dag) bij ons prac- tisch niet voor. Dit zijn feiten, die niet te loochenen zijn. Mogen we dan nog spreken van „koloniale uitbuiting"? Ach, we behoeven op deze vraag eigenlijk niet verder in te gaan, want het waren juist mensen, onbekend met de werkelijke toestand, die zo spraken. Zij die Indië uit ei gen aanschouwing kenden wisten wel beter. Maar goed, we hebben het nu over de na-oorlog- se toestand. Zag die er aanvankelijk door de politieke tegenstellingen somber uit, nu blijkt toch wel dat wij de toekomst optimistisch mogen inzien. Mr van Hoogstraten zelf, de directeur van het departement van Economische Zaken te Batavia, zeide onlangs dat hij naar Nederland was gekomen om te zien, of er hier op de kapitaals- en arbeidsmarkt, animo te vinden was voor Indië, want, zo was zijn mening, geld en mensen kan men daar bij de economische wederopbouw goed gebruiken. Producten der ondernemingen vinden nu overal ter wereld gretige aftrek en maken goede prijzen. Ook de Indonesiër in de bevrijde gebieden werkt met hart en ziel mee. Dit wisten we trouwens ook al uit het rapport der buitenlandse con suls, waarin gezegd wordt dat er van vijandige gevoelens ten opzichte van de Nederlanders geen sprake is. De In donesiërs zien nu zelf wel in, dat zij het de eerste jaren niet zonder medewerking van de Nederlanders kunnen stellen. En dat vinden ze blijkbaar niet erg. Integendeel. Er is in de bevrijde gebieden een sterk streven om zelf kapitaal voor de vestiging van gemengd Nederlands-Indo nesische bedrijven ter beschikking te stellen. Maar er bestaat een ernstig tekort aan geschoold personeel. Welnu, dat dit tekort in Nederland aangezuiverd zal moeten worden, aanvaardt men niet alleen als nood zakelijk, maar wenst men ook, omdat men hierin een waarborg ziet voor een gezond en welvarend bedrijfsleven. Reeds bij enkele ondernemingen in het pas bevrijde ge bied is aangetoond wat met een waarlijke samenwerking in korte tijd bereikt kan worden. Wanneer dan ook straks het politieke geschil de wereld uit is, kan de rest in vol vertrouwen tegemoet worden gezien. Dan zal bewezen kunnen worden, dat ook blank en bruin tezamen tot Iets in staat zijn. Beiden zullen hier baat bij vinden. Nederland kan •voor zijn overbevolking weer arbeidsterrein vinden en de Indonesiërs zullen in staat zijn de hulpbronnen van de rijke archipel ter beschikking van hun volk te stellen. Hopenlijk zal deze vorm van samenwerking dan een blijvende zijn, want hiermede staat of valt de wel vaart van Nederland en Indië.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1947 | | pagina 1