Twee Levens
Victor.
ONS FEUILLETON.
door
VIII.
Maar hij aanvaarde die critiek
'en weerlegde die spot door er op
te wijzen dat hun vijandige houding
tegen de Godsdienst in zijn alge
meenheid misplaatst is, waar niet
de Godsdienst de schuld draagt
voor de maatschappelijke wantoe
standen, maar velen van zijn be-
leiders, die door hun eigenbaat en
overheersing reeds in de vorige
eeuwen, het zaad hebben uitge
strooid voor het verzet en de re
volutie die nu de gehele wereld
te wapen heeft geroepen.
Zijn dagelijkse kennis van de
Godsdienstige, politieke en econo
mische geschiedenis van ons land
en volk en van die van de volken
in 't algemeen, vooral van de tijd,
voorafgaande aan de Franse revo
lutie en de tijd van Napoleon, toen
de Regenten de baas waren en hun
tyrannie, onder vroomklinkende
leuzen, botvierden, stelden hem
in staat de toen bestaande toestan
den met schrille kleuren, soms niet
van ironie ontbloot, te beschrijven
en te hekelen. Hij toonde daardoor
aan, dat welke partij ook aan de
macht is, het volk de dupe van de
historie is wanneer de leer van
Christus en zijn apostelen niet
wordt nagekomen.
Hoe meer hij zich, voor zich
zelf, in deze onderwerpen verdiep
te, hoe meer perspectieven zich
openden, waarvan de diepten en
de oneindigheid hem deden dui
zelen, en toch werd het meer en
meer zijn levenswerk om door be
studering van de sluimerende zie-
lekrachten, licht te kunnen werpen
op de levensraadselen waarmede
hijzelf en de aan hun toevertrouw
de zielen te worstelen hadden en
die de grondslag vormden voor
het leven met- en in God.
Veel van zijn theoriën klopten
niet met de werkelijkheid nu hij
meer en meer begrip begon te
krijgen van de wereldcrisis waar
onder de mensheid zuchtte en hij
duizelde van de afgrond waarin
hij een blik wierp, toen hij vernam
van tarwe- en koffieoogsten die
opzettelijk verbrand werden of in
zee geworpen en van groenten die
naar de mestvaalt werden gebracht
en dat allemaal om de prijzen op
peil te houden, omdat het buiten
land niet kocht.
Wat dacht hij vaak aan de op
merking van zijn collega dat do-
mine's toch eigenlijk niet de ge
schikte mensen zijn om dergelijke,
in het economische leven diep in
grijpende toestanden, met een Bij
beltekst op te lossen.
Wat zit er niet aan zo'n alge
mene prijsdaling vast? Ook in
handel en industrie hangt het ene
van het andere af. Wat kan de re
gering dan anders doen dan kunst
matig steunen wat dreigde ineen
te storten Wat kon hij als Chris-
ten-idialist en als „Dienaar des
Goddelijken woords" daartegeno
ver zetten? Een Bijbelteksten hij
dacht vaak aan het „non-valeur"
van zijn collega. Het werd hem be
nauwd en hoe kon hij tegen die
machtige tijdstroom oproeien? Bij
zijn huisbezoeken en in de onder
linge besprekingen ging het altijd
over datzelfde onderwerp, hoe dui
delijk zag hij in dat bij hoog en
laag de zelfzucht de eigelijke drijfveer
was voor al de handelingen op
elk levensgebied. En toch, die sti
mulans kon niet worden gemist,
want zonder die motor kwamen
er geen grote dingen tot stand,
dingen waarvan de samenleving
toch weer profijt trok. Hij moest
zijn nuchter denkende collega toch
gelijk geven, „am Golde hangt,
nach Golde drangt doch alles" en
die anonyme geefster bleef hem
maar in staat stellen daaraan mee
te doen. Het leven van het meren
deel der mensen, waarmede hij te
doen had, was gericht op het ma-
terieele en wanneer zij nog iets
voor Godsdienst gevoelden dan
diende dat alleen tot voertuig, ter
berekening van persoonlijk voor
deel, het zij hier, of hier namaals.
Een modern soort heidendom dus.
Hij gevoelde het telkens dieper
en duidelijker dat hij niet voor
wereldhervormer in de wieg was
gelegd. Hij voelde zich niet opge
wassen tegen die machtige stroom
van materialisme die de mensheid
dreigde te verzwelgen en hij ver
geleek zich met de discipelen van
Jezus die, toen deze hen opdroeg
de duizenpkoppige schare die gees
telijk en lichamelijk hongerig naar
Zijn bezielende woorden geluisterd
had, te voeden met enkele broden
en vissen, de vraag steldenwat
zijn deze enkelen tegenover zo ve
len? Maar toen gebeurde ook het
wonder der afdoende spijziging.
Waartoe zij zich onmachtig ge
voelden, dat deed Hij en hij werd
weer bemoedigd door de herinne
ring aan een opmerking die hij
eens hoorde van de bekende ds
Gerritsen die op een tot hem ge
richte vraag in een opwekkings
samenkomst, wat hij voor Jezus
deed, ten antwoord gaf: „Niets,
want hij doet alles voor mij!"
En aldus slingerde hij heen en
weer als op de baren van een fel
bewogen zee. Maar dat was ook
het kardinale punt waarop de ont
moeting met |ezus en de grote mas
sa altijd vastliep.
De boodschap van zonde en
genade die hij te brengen had, wil
de men niet. Men wilde zich zelf
uit het moeras helpen en weigerde
genade op de zelfde grond waarop
men liefdadigheid afwees en om
recht vroeg. Hij zou toch maar
doorgaan met die boodschap te
brengen en wachten op het won
der der spijziging.
Aldus was zijn gesteldheid toen
als gevolg van de gespannen ver
houdingen onder de volken in
Sept. 1939 de reeds zo geruime
tijd dreigende oorlog uitbrak tus
sen Duitsland en Engeland-Frank-
rijk als geallieerden, wat voor ons
land de volledige mobilisatie van
leger en vloot betekende. Wij wach
ten toen af welke gevolgen dat
voor ons land zou hebben, al had
den wij de belofte van de Duitse
dictator dat onze grenzen zouden
worden geeerbiedigd.
Maar ontstellend was de ver
bijstering die ons gehele volk over
viel toen in de nacht van 9-10 Mei
1940 ondanks die gegeven belofte
Duitse legermachten onze Oostgren
zen forceerden en wij in de oor
log gewikkeld werden. Vijf dagen
heeft toen ons leger met leeuwen
moed zich tegen die horden ver
zet, waarna wij voor de geweldige
overmacht moesten bezwijken en
capituleren, met gevolg dat ons
vrije Nederland door Duitse hor
den werd bezet.
In die vijf dagen waren de toe
standen en verhoudingen in ons
land zowel sociaal als politiek, in
eens veranderd en werden ons volk
geleidelijk alle vrijheden ontnomen.
Als een gierende stormwind was
dit alles over ons gekomen en zag
ons volk zich geplaatst voor een
nood en ellende van zulk een ver
bijsterde omvang dat de crisisnood
van vóór die lijd, er schijnbaar
door in 't niet verdween. Door de
bezettende macht werden bijna
dagelijks nieuwe voorschriften uit
gevaardigd en maatregelen getrof
fen die de Ned. bevolking in haar
vrijheden belemmerde, maar die
volgens die macht, moesten dienen
om ons uit de crisisnood uit te
helpen, waarom van Duitse kant
werd verzekerd dat zij hier niet
waren binnengevallen als vijanden
maar integendeel als vrienden die
het goede met ons voor hadden.
Aan Pers en Radio werd betrek
kelijk het zwijgen opgelegd.
Ook ds Wijkhuis moest zwijgen
en capituleren.
Dat zwijgen viel hem betrekke
lijk gemakkelijk want hij kon niet
spreken, daartoe zat hij te diep in
de put. Het capituleren viel zwaar
der. De oorlog woedde nu reeds
een jaar en sedert dien stortte al
les wat geestelijk en materieel was
opgebouwd, tot een ruïne in elkaar.
Geld en wereldlijke overmacht
waren de grootmachten die de
wereld beheersten en als zodanig
werden aangebeden. Hij zag de
anti-christelijke grondslag van on
ze moderne beschaving de huiche
larij en de hebzucht waardoor de
volken werden beheerst; de ver
goddelijkte staatsmacht die deze
gruwelijke gevolgen na zich sleep
te en hij onderwierp zichzelf aan
een diep zielkundig onderzoek door
zich de vraag te stellen hoe het
mogelijk was dat men hem in de
ze angstige en donkere tijd om
raad en steun kwam vragen en hij
hen geven moest wat hij, voor
zijn gevoel, zelf mistte. Hij kwam
bij dat onderzoek tot de conclusie
dat de mensen die om raad en
steun bij hem kwamen in hem een
vertrouwen stelden dat hij volgens
eigen overtuiging niet verdiende
en hij de raad die hij aan anderen
gaf voor zichzelf niet benutten kon
zodat hij de vermaning verdiende:
„geneesmeester, genees u zelf!"
Hij begon zelfs zijn collega gelijk
te geven dat, wanneer hij op de
kansel stond of bij huisbezoek met
de mensen sprak hij dan dingen
uitdeelde die waarde hadden en
waarin hij dan ook geloofde, maar
in zijn binnenkamer gevoelde hij
zich maar een arme bedelaar die
van genade moest leven.
Hij zag zichzelf in een omgeving
waarin ras en bloed, bodem en
natie de hoogste normen waren;
de overheersende krachten die zich
het recht toeëigenden zich uit te
leven en zich te doen gelden en
hij zag de systematische bedoe
ling van de overweldigers om ons
volk van die heidense wereld en
levensbeschouwing te doordrenken.
Hij zag het klaar en duidelijk dat
ons volk kwam te staan voor een
zedelijk onttakelde wereld en hij
vreesde het ergste voor de toekomst
van land en volk.
En in die gemoedsgesteldheid
bereidde hij zich voor op de Paas-
prediking, terwijl de vliegtuigen
door de lucht daverden. Hij had
het biddend gedaan, maar nu werd
zijn preek dan ook één aanhoudend
triomflied! De strijdmachten van
God en de Satan stonden hier op
nieuw en fel tegenover elkaar en
het was hem als vernam hij Gods
steun die evenals weleer aan de
moedeloze en ineengezonken Elia,
ook hem had toegeroepen: Wat
maakt gij hier? Ga voort met het
werk dat ik je heb opgedragen om
te doen, want dat is Mijn werk.
Ik regeer en niet de Satan. Ik zal
op Mijn tijd zeggen: „tot hiertoe
en geen stap verder". En al ziet
hij ze niet, toch weet ik waar ze
zijn de zevenduizend die de knie
voor Baal niet gebogen hebben
en die het zout zijn dat een finaal
wereldbederf tegenhoudt.
Intussen werd zijn werk er niet
gemakkelijker op. Werden in het
maatschappelijke en in het econo
mische leven door de bezettende
macht allerlei belemmerende ver
ordeningen afgekondigd, die de
persoonlijke vrijheden aantastten,
en de handel belemmerden, ook de
geestelijke verhoudingen bleven
niet onaangetast.
Wel werd van Duitse zijde ver
klaard dat de Nationaal Socialis
tische politiek van haar ontstaan
af het beginsel van godsdienstige
verdraagzaamheid heeft gehuldigd
zodat naast de N.S.-beginselen die
voor elke volksgenoot verplichtend
waren gesteld, verschillende gods
dienstige meningen kunnen worden
aanvaard. Maar hierbij geldt maar
één voorwaarde n.l. dat het om
werkelijke godsdienst en niet om
van een regilieus tintje voorziene
politieke aanspraken gaat.
(Wordt vervolgd).