NOORD-BEVELANDS
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
DE NIEUWE SPELLING
De kansen van emigratie.
Ho. 2317
Zaterdag 19 April 1947
50e Jaargang
DRUK EN UITGAVE A. G. M. MARKUSSE TE WISSENKERKE
TELEFOON No. 308
GIRO No. 32622
Abonnementsprijs f 1.50 per jaar.
Franco per post f 3.00.
2240 betalende abonné's.
Zortdagdienst artsen.
Zondag a.s. doen dienst Dr L. P.
Maas en Dr D. Metselaar.
i
Op 1 Mei zal de nieuwe spelling
officieel ingevoerd worden. Voor
hen, die reeds de spelling Marchant,
die van 1934, schrijven, baart dat
weinig zorgen. Maar zij, die zich
nog hebben moeten of willen hou
den aan de spelling De Vries en
Te Winkel, die vóór 1934 op de
scholen werd onderwezen, staan er
anders voor.
Zij, die in overheidsdienst zijn,
zullen zich de nieuwe spelling ei
gen moeten maken, anderen kunnen,
als zij dat willen oude spelling blij
ven schrijven. Toch raad ik ook hen:
neemt kennis van de gevallen, waar
in de nieuwe spelling van de oude
afwijkt. Met deze nieuwe is de
kans op fouten maken minder groot
dan met de oude. Daarbij zullen,
naar wij verwachten, alle kranten
en tijdschriften en bijna alle nog te
verschijnen boeken in de nieuwe
spelling gedrukt worden, (jaat dus
met uw tijd mee.
Na het spellingslied dat reeds in
dit blad verscheen, wil ik meer uit
voerig de verschillende wijzigingen
bespreken. Ik begin met de o. In
de oude spelling schrijven wij hoo
rnen, doozen en zoo met twee o's,
in de nieuwe schrijven we bomen,
dozen en zo.
Regel: Op het eind van een
lettergreep, schrijft men maar
een o.
De o staat op het eind van een
lettergreep in de woordenbomen,
stromen, sloten, stoten, stro, zo en
Ko. In deze en alle andere woorden,
waarbij dit het geval is, schrijft men
dus maar een o.
In hoor-ders, stroom-den, enz.
staat de o niet op het eind van een
lettergreep. Als we er daar één zou
den schrijven zou er staanhorders,
stromden en dat mag niet.
Regel: Schrijf niet wat anders,
dan wat gij zegt.
Met een paar woorden moeten we
oppassen n.l. met snood-aard en
blood-aard. Hier staat de o niet op
het eind van een lettergreep. Daar
om moeten er twee o's staan. An
ders is dit met sno-de en blo-de.
Nu iets over de verkleinwoorden.
Deze zijn in het algemeen namen
van kleinere wezens of voorwerpen
dan die, welke door het grondwoord
worden aangeduid. Man - mannetje,
bank - bankje, schip - scheepje.
Ik zeg in het algemeen, want on
langs hoorde ik iemand zijn ver
loofde, die ongeveer 200 pond weegt,
aanspreken met „liefje".
Ook van woorden op o kunnen
wij verkleinwoorden maken.
Stro - strootje, Ko - Kootje, pia
no - pianootje, alle met twee o's,
want met één o zou er wat anders
staan. En we schrijven, wat we zeg
gen.
Het is ons heel vaak opgevallen,
dat een woord op het eind van een
regel, als het er niet in zijn geheel
op kan, wordt afgebroken. Een heel
enkele keer komt dat voor met woor
den als strootje en zootje. We schrij
ven dan op de ene regel stro en op
de andere tje. In dit geval is stro
weer met één o. De zelfde regel
geldt voor paatje en parapluutje.
Uit het bovenstaande blijkt, dat
voor de o dezelfde regel geldt als
voor de a en de u. Twijfelt men
dan vraagt men even: hoe zou ik
het doen, als er in plaats van de
o een a of een u stond? We be
handelen deze letters dus gelijk:
va-ren, vu-ren, o-ren, paatje, para
pluutje, strootje.
Nog op een paar woorden wil
ik wijzen n.l. goochem, goochelen,
loochenen. Daar staan twee o's op
het eind van een lettergreep. Na
tuurlijk, want met één o zou er wat
anders staan en dat mag niet. Die
twee o's blijven ook in woorden,
die van deze zijn afgeleid en in sa
menstellingen: goochelaar, looche
naar, goocheltoer.
We schrijven dus één o, als de
uitspraak het toelaat.
M.
Men schrijft ons van deskundige
zijde:
Er bestaat in ons land een grote
emigratiedrang, al is de wilde lust
tot vertrekken, welke zich na de
oorlog openbaarde, aan het vermin
deren. In de eerste tijd wenste een
ontstellend groot aantal Nederlan
ders het land te verlaten. Deze drang
was een reactie op het doorstane
leed gedurende de oorlogsjaren,
soms gepaard met vrees voor de
toekomst en geschokt vertrouwen
in de mogelijkheid tot herstel van
normale verhoudingen in ons zwaar
getroffen werelddeel. Deze wilde
treklust is aan het luwen. Men be
gint bij de aspirant-emigranten weer
de oude geest te ontmoeten van
hen, die met volle ernst en erken
ning van de bezwaren en grote
moeilijkheden, welke bij emigratie
'worden ondervonden, de plannen
tot verbetering van hun positie, en
vooral die van hun kinderen, wil
len uitvoeren.
Laten treklustigen echter wel be
denken, dat emigratie een grote stap
betekent, en dat het vreemde land
geen luilekkerland is! Overal wordt
de strijd om het bestaan gestreden
en om te slagen moet men bezield
zijn met grote ernst en doorzettings
vermogen. Men moet zich kunnen
aanpassen aan totaal andere toestan
den en gewoonten.
Het is voorts van betekenis, dat
men zich laat voorlichten en leiden
door de daartoe door de regering
ingestelde Stichting Landverhuizing
Nederland en door de overige er
kende organisaties. Men zij voor
zichtig met het zich aansluiten bij
de talrijke particuliere verenigingen,
die de laatste tijd zijn opgericht.
Zij beloven veel en laten belang
rijke sommen storten, zonder dat
er een redelijk vooruitzicht bestaat,
dat hun plannen tot uitvoering ko
men.
Laat u zich ook niet verleiden
tot critiek op de overheid door de
mededeling, dat zij geen medewer
king aan emigratie verleent. Dit is
een ongegrond verwijt. Als er thans
weinig of geen berichten komen
omtrent kansen van onze landge
noten, is dit te wijten aan moeilijk
heden, welke nog bestaan.
Het is voor een buitenstaander
moeilijk te realiseren, welke grote
moeilijkheden bij dit werk worden
ondervonden. Het aantal landen, dat
emigranten toelaat en waar de ver
houdingen voldoende perspectieven
bieden voor de Nederlander, is ge
ring. Het scheepsvervoer is nog
zeer beperkt, terwijl de deviezen-
positie van ons land niet toelaat,
dat belangrijke bedragen aan bui
tenlandse geldmiddelen ter beschik
king van emigranten worden ge
steld.
Dat overigens de regering een
open oog heeft voor het vraagstuk
van de emigratie, moge blijken uit
de belangrijke geldmiddelen, welke
beschikbaar zijn gesteld om de toe
standen en mogelijkheden in het
buitenland te bestuderen en de emi
gratie voor te bereiden.
In Frankrijk, Zuid-Afrika en Bra
zilië zijn immigratie-attaché's ver
bonden aan de Nederlandse diplo
matieke posten, terwijl in Canada,
Argentinië, tevens voor de omrin
gende landen Australië en Nieuw
Zeeland, de Iandbouw-attaché's zich
met dit werk belasten. Deze functio
narissen stellen een onderzoek in
naar de kansen van Nederlanders
in die landen en zenden regelmatig
daarover rapporten in, alsook om
trent de wijze, waarop de emigra
tie dient te geschieden.
In het algemeen is in de wereld
vraag naar land- en tuinbouwers,
en geschoold vakpersoneel. Geen
of weinig kansen hebben: onge
schoolde krachten, onderwijzers,
administratief personeel en acade
misch gevormden. Zolang men niet
de nationaliteit van het betrokken
land bezit, hetgeen in de regel eerst
na vijf jaren ononderbroken verblijf
mogelijk is, is plaatsing in overheids
dienst vrijwel uitgesloten. In het
bijzonder bestaan mogelijkheden
voor boerenzoons, die hier te lan
de geen bedrijf kunnen krijgen en
die bereid zijn in de vreemde voor
lopig in loondienst te gaan werken.
Daarvoor bestaan thans kansen in
Canada en Australië, tewijl in Ar
gentinië vraag is naar gehuwde jon
ge boeren, zonder, of met één of
twee kinderen.
Aanmelding daarvoor kan geschie
den bij de Stichting Landverhuizers
Nederland, Lange Voorhout 20, Den
Haag en bij de drie centrale land
bouworganisaties.
Aan geschoolde, vakkundige krach
ten in de overige bedrijfstakken is
in vele landen grote vraag. De be
hoefte aan deze arbeidskrachten in
ons land is echter eveneens groot,
vooral voor de wederopbouw en
het herstel van het bedrijfsleven.
De lust tot emigratie onder hen is
ook zeer groot. Het is daarom no
dig gebleken, aan het vertrek van
hen, die hier dringend nodig zijn,
voorlopig beperkingen op te leggen.
Zodra de positie op de arbeidsmarkt
dit veroorlooft, zullen deze beper
kingen worden opgeheven.
Dit jaar zal de emigratie nog niet
van grote omvang kunnen zijn. De
vooruitzichten voor de komende ja
ren zijn echter hoopvol, mits de
economische omstandigheden in de
wereld zich niet ten ongunste wij
zigen. Men kan er echter van ver
zekerd zijn, dat alles in het werk
zal worden gesteld, de emigratie in
goede banen te leiden.