DE VALSE AANKLACHT. FeuïUeton. Roman van de bekende schrijfster VIOLETTE CARR. -o-o-o-o-o-o- Vervolg. „Vlug, je kleren uit. Ik heb een Broek, een kiel en een hoed". Een half uur later ging een gebukte man in een smerig boerenpak, een grote blik ken melkemmer in de hand en een oude hoed op het hoofd, met rusti ge, bezadigde schreden door de buitenwijken, die in de nacht eenzaam en verlaten waren, niemand lette op de eenzame man, die over de Rijn brug naar Haldenstein ging. Om ongeveer twee uur in de morgen ging er een vroegtrein naar Rohrschach aan het bodemmeer. Er zaten slechts een paar boeren in de derde klasse coupe, die naar Rohrschach gingen. Op het laatste ogen blik steeg er een man in, die een grote blikken melkemmer bij zich had en aan wiens kleding men kon zien, dat hij een verre reis achter zich had. „Ga je ook naar Rohrschach?" „Ik wil een heerlijke bijenhonig naar Stützli in Rheineck brengen, die betaalt toch altijd nog het meest en met de vreemdelingen in de bergen is het tegenwoordig toch niets meer gedaan. „Bijenhonig?" „Moet je eens proeven, buurman?" De man opende het deksel van de melkemmer, haalde een lepel uit zijn zak, waarop hij een beetje honig deed en gaf dit aan zijn buur man. Deze smulde er van en zei: „Dat is fijne honig". „Dat zou ik ook denken". Ook de andere drie proefden even, waarna het gesprek verder werd voortgezet met verhalen over bijenteelt en het verzorgen van de bijen in de winter. In Rheineck stegen de mannen uit en Xaver begaf zich naar de aan legplaats, want om tien uur vertrok er een stoomboot van Bregenz naar Lindau naar Beieren. De honigkoopman scheen het met den koopman Stützli niet eens te zijn geworden, anders had hij bepaald de stoomboot niet genomen. Hij bleef staan. Er waren veel politie-agentenl En gendarmes, die ie dere reiziger met scherpe blikken monsterden. Een ogenblik overlegde hij bij zichzelf wat te doen, dan liep hij rustig verder en trad op een der gendarmes toe. „Goedendag! Is dit de stoomboot naar Lindau?" „Ja, maar je mag je wel haasten, want hij vertrekt dadelijk". „Neen, deze man met de melkemmer had niets van een moordenaar, die, zoals er zoeven uit Chur was getelefoneerd, 's nachts kans had gezien, uit de gevangenis te ontvluchten. Deze zeker niet! Trouwens zijn hele hoofd moest in verband zitten, terwijl zijn ene hand lam was. Zodoen de had de gendarme in het geheel geen argwaan en daarbij op de stoomboot was de pascontrole. Wie wat op zijn kerfstok had, ging heus niet met de stoomboot mee. Xaver zette echter de melkemmer naast zich neer en betaalde de overtocht. Nu deed hij alsof hij moe was en gluur de door zijn half gesloten ogen. Toen de pascontrole op het voorschip was, had Xaver juist iets op het toilet te doen en toen de ambtenaar op het middendek was, stond hij met de douane bij de honig en liet het zien. Xaver wist wel, dat het niet gemakkelijk zou zijn de passencon- trole te vermijden. In Lindau kwam niemand van boord die geen gevi seerde pas kon tonen Xaver wist, dat zijn vlucht reeds ontdekt was nu zou iemand zonder pas helemaal niet van boord komen. Volkomen beheerst en rustig zat hij op een bank en rookte zijn onaf scheidelijke pijp, toen echter daar doken reeds de torenspitsen van Lindau op het schip maakte een bocht en was tamelijk dicht bij de oever kwam er een ander toeristenschip voorbij en alles drong naar dien kant om de voorbijgangers met zakdoeken en sjaals toe te wuiven. Toen het schip voorbij was, bleek de man op de bank verdwenen te zijn. Niemand had daarop gelet, dat uit 'het patrijspoortje van het toilet een man zich naar buiten werkte, die dadelijk onderdook en in de gol ven verdween. Toen riep plotseling een toerist: „Daar zwemt iemand!" De passencontroleur schudde geergerd het hoofd. „Zeker een lichtzinnige badgast! Die zwemmen wie weet hoe ver van de kust af, en dan begeven zich hun krachten, het is bij het waanzinni ge af." Even later legde het schip in Lindau aan en, toen alle gasten van boord waren gegaan verwonderde de steward er zich over, dat een grote melkemmer met honig, waaraan een douanezegel geplakt zat, eenzaam en verlaten op het dek stond! De inspecteur der gevangenis in Chur liep nijdig in zijn kantoor heen en weer. Voor hem stond de bewaker met een zondaarsgezicht „Weet je dan niet, dat je alle twee uur moet controleren?" „Om tien uur sliep de kerel als een otter, hij werd niet eens wakker toen ik mijn lantaarn op zijn gezicht liet schijnen". „Om twaalf uur is hij gevlucht". „Hij zag er helemaal niet naar uit als iemand, die zo iets van plan was, want hij verlangde gisterenavond nog te worden verhoord". „Je bent een stommeling, een ellendeling". Een agent trad binnen. „Inspecteur, wij hebben een oude vrouw gevangen genomen, die hier vreemd is in de buurt. Zij heeft een papier bij zich, een oude pas, ten name van Loisl Kernbacker, maar de pas is al jaren verouderd". „Hoe heet de vrouw?" „Dat weet ik niet, alleen de pas is uitgeschreven ten name van Loisl Kernbacker". „Hier met de pas". „Ik heb hem hier, inspecteur". „Zo, dat is een militair bewijs. Loisl Kernbacker, geboren 3 October 1841! Kernbacker? Hier met de heks. De ontvluchte boef heette ook Kernbacker". De oude vrouw trad binnen. Haar kleren waren gescheurd, ze zag er groezelig uit, maar zij had een harde trek op haar gezicht. „Goedendag, mijnheer de Inspecteur". Deze beantwoordde de groet niet. „Wie bent U?" „Wie zou ik zijn? Ik ben Barbara Kernbacker uit Berninahuizen bij Pontresina". „Wat doet U hier in Chur?" „Ik heb hier wat zaken te doen gehad. Is het niet geoorloofd dat een oude vrouw in Chur komt?" „Vooruit er mee, U bent de moeder van Xaver Kernbacker, die vannacht ontvlucht is". De inspecteur vond het nodig tegen de vrouw los te bul deren en haar daardoor angst aan te jagen, maar zij antwoordde heel rustig: „Zeker, mijnheer de Inspecteur". „Bent U Uw zoon nagereisd „Ja, mijnheer de Inspecteur." „Vooruit met de waarheid! Hebt U Uw zoon helpen ontvluchten?" „Ja, mijnheer de Inspecteur". „Loop naar de duivel met je „|a, mijnheer de inspecteur!" „Ik dacht, dat ik moest antwoorden. „Natuurlijk 1" Woedend sloeg de inspecteur met zijn vuist op de tafel. „Ik zal je laten arresteren I" „Als U daar plezier in hebt, maar U mag het niet doen". „Als U „Mijnheer de inspecteur, ik ben een oude vrouw, maar mijn man za liger, die wist het precies. Hij was een oude, ervaren berggids en toen het niet meer ging .piet zijn benen, heeft hij thuis gezeten hij was wel geen advocaat, maar hij wist er alles van hoe de wet in elkaar zat en vele mensen, die in moeilijkheden waren heeft hij geholpen". „En nu zeker ook zijn zoon?" „Mijnheer de inspecteur, hij is reeds tien jaar dood, hij kan niet meer helpen, maar ik heb veel geleerd". „U schijnt een gevaarlijk persoon te zijn". „Ach kom, maar dat een moeder niet gestraft kan worden als zij haar zoon raad geeft „Uw zoon is een moordenaar." De ogen van de oude vrouw vlamden op. (Wordt vervolgd). 47. Vlak voor de rand van de diepte hield de tank stil. Met luid ge schreeuw en gejuich hadden de inboorlingen de afloop van de strijd af gewacht en thans waren ze gereed de vijanden van hun vijand als vrien den te begroeten. 48. De blanken zagen dat de inboorlingen geen vijandige bedoelingen meer hadden en de heer Armstrong vond thans geen bezwaar de kap te openen. De wilden durfden niet dichterbij te komen.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1937 | | pagina 4