HET LOT No. 128713.
Feuilleton.
door Victor van Dijke.
-o-o-o-o-o-
Vervolg.
Toen zij de volgende avond tamelijk laat van kantoor wegging, zij
had er op gestaan, alle brieven eerst af te maken, liep zij met haar o-
gen naar de grond gericht, naar huis.
Opeens schrok ze op, toen iemand haar aansprak.
„Leny
„En ze schrok nog meer, toen ze opkijkend Guus voor zich zag staan
en ze zou zeker gevallen zijn, als hij haar niet in zijn armen had opge
vangen. Er kwam een waas voor Leny's ogen. Zij zag zich weer op het
dek van het schip staan en hoorde, hoe hij tegen haar sprak. Hoe an
ders was haar leven verlopen, als zij dien avond haar hart had laten
spreken. En nu stond hij weer voor haar, nu het te Iaat was, nu zij hem
geweigerd had.
Zij maakte zich los en zei: „Ach, meneer Simons
„Niets zeggen, juffrouw Winter. Als U het goed vindt, loop ik een
eindje met U mee, dan kunnen wij verder zien".
Leny verwonderde er zich niet eens over, hoe hij haar ware naam
kende. Alles was zo eigenaardig, zo ongelooflijk, dat hij haar gevonden
had, dat hij hier naast haar liep
Langzaam liepen zij door het park. „Wat bent U vriendelijk voor me,
meneer Simons, en U weet niet eens wat er na Barcelona allemaal met
mij gebeurd is".
„Ja, Leny, ik weet alles, maar het hindert mij niet. Wat niet veran
derd is, is mijn liefde voor je en ik zou je graag willen helpen je het
leven aangenaam te maken. Dat er iets met jou niet in orde was, dat
had ik op het schip al gemerkt. Het speet me alleen, dat je mijn hel
pende hand niet wilde aanvaarden. Ik geloof zeker, dat het slechte echt
paar hun invloed op je heeft doen gelden en dat zij van plan waren
een avonturierster van je te maken, maar daarvoor was je inborst te
goed. Wat ik echter niet weet is of je mijn liefde zoudt kunnen be
antwoorden of je ook een klein beetje van mij zou kunnen houden".
„Neen, dat kan niet meer, ik ben straatarm, U mag zo niet tegen me
spreken!"
„Wat heeft geld nu met liefde uitstaande? Ik houd van je en het is
mij precies gelijk of je rijk of arm bent. Toen, op het schip, toen het
noodlot mij niet onzacht op mijn voeten trapte, wist ik toch ook niet of
je rijk of arm was, ik wist alleen, dat ik van het eerste ogenblik af ver
liefd was. En nu, nu ik je na een maandenlange scheiding teruggevon
den heb, nu bestaat er op de hele wereld niemand anders meer dan jij
en ik. Ik heb je overal gezocht ik wist me geen raad 1"
„Naar me gezocht!" fluisterde Leny, en daar heb ik niets van gewe
ten ik was alleen en verlaten
„Arm kind, je hebt heel wat doorgemaakt. Maar nu is alles weer in
orde, maar alleen weet ik nog steeds niet, of je ook van mij houdt,
Leny!"
Het was intussen in het park helemaal donker geworden. Ze bleven
nu staan en bij het vage schijnsel van een lantaarn zag Guus, dat de o-
gen van Leny met een onuitsprekelijken blik op hem gericht waren.
Zachtjes trok hij het meisje naar zich toe.
„Ja, Guus, ik houd van je. Ik hield op het schip al van je, maar dat
werd ik mij pas bewust, toen je van boord was gegaan.
„Lieveling, je weet niet, hoe gelukkig ik ben", fluisterde Guus. Lang
zaam gingen ze verder en liepen stijf gearmd naar een goed restaurant.
„Ik heb er honger van gekregen, Leny", zei Guus lachend. „Ik geloof
dat het geluk hongerig maakt". Guus bestelde een heerlijke maaltijd en
gedurende het eten, toen zij gezellig zaten te praten vroeg Leny opeens
„Nu moet je me toch eens vertellen, hoe je aan mijn adres gekomen
bent".
„Wel door je directeur".
„Door meneer Visser? Ken je die dan?"
„Natuurlijk, dat is de vader van Theo, mijn besten vriend. Hij is bij mij
op Greenstone en helpt bij de ontginning. Hij is pas getrouwd en op
de huwelijksreis. Maar vertel jij me nu eens, hoe het komt, dat je al je
geld verloren hebt? Je scheen er nogal goed voor te zitten".
Leny vertelde nu alles van de Noska's en toen zij uitgepraat was
vroeg Guus: „En ben je niet naar de politie gegaan om aangifte te
doen
Maar Leny schudde het hoofd, want ook aan Guus herhaalde zij, dat
zij immers geen bewijsstukken had, dus men zou haar niet geloofd heb
ben".
„Maar heb je dan niet dadelijk aan je bank geschreven om niets uit
te betalen?"
„Weineen, zij hadden toch het bewijs, waarop zij het geld konden
krijgen".
„En waarom ben je toen niet naar den consul gegaan in Genua? In-
plaats van zo gauw het schip te verlaten en een vals adres in Milaan
op te geven, dat was veel verstandiger geweest."
„Hoe weet je dat alles, Guus?"
„Wel, ik was aan het schip om je af te halen. Maar toen je er niet
was ben ik naar hotel Bristol in Milaan gegaan, waar je echter niet
aankwam. Ik wilde je toch in je ongeluk niet alleen laten".
Het werd steeds geheimzinniger voor Leny. „Maar hoe wist je dan,
dat ik ongelukkig was en hulp nodig had?" vroeg zij weer.
„Ja Leny, nu zul je grote ogen opzetten. Het noodlot heeft het bij
zonder goed met je gemeend, hoewel je je zelf de grootste moeite hebt
gegeven om alles te bederven. Geef mij je hand, kind, en luister naar me.
Ik ben je nagereisd om je je geld weer terug te geven".
Onbeweeglijk, en strak keek zij Guus aan. Ze was bleek geworden
van schrik. Zij verstond nauwelijks wat hij zei. Haar verloren geld?
Dan was zij dus niet arm? Maar Wil en Rob dan Alles draaide
haar door het hoofd.
„Plaag me niet langer, Guus, vertel me alles. Ik kan er niet meer uit
komen".
„Je bent niet arm, Leny, je bent eigenlijk helemaal niet arm geweest.
Alleen heb je er niets van geweten. Door een toeval heb ik al je geld
in mijn bezit gekregen. Men heeft onze actetassen verwisseld toen ik
mijn bagage naar de wal liet brengen. De tas van Noska leek sprekend
op de mijne". In het kort vertelde Guus haar hoe alles zich had toege
dragen. Leny klappertande van opwinding. De tranen liepen haar over
de wangen. Toen dacht zij aan de vreselijke tijd, dien zij had doorge
maakt. Dat was allemaal niet nodig geweest, alleen door haar onver
standig handelen had zij het zo moeilijk gehad.
„Leny
Guus zachte woorden brachten haar weer tot de werkelijkheid terug.
Gelukkig lachend keek zij hem aan. Eerst nu kon zij al die ellende ver
geten. Nu had zij haar Guus. Dat zij weer rijk was, vond zij heerlijk,
maar het was alleen een bijkomstige omstandigheid, want de hoofdzaak
was, dat zij de man, die zij liefhad, weer had teruggevonden en dat zij
spoedig zijn vrouw zou zijn.
HOOFDSTUK XXVII.
In de gezellige eetkamer van juffrouw Haan vond de volgende dag
het verlovingsfeest plaats. Juffrouw Haan had haar mooie zwart zijden
japon aan, die Leny in Londen voor haar gekocht had. Bovendien was
Albert Visser gekomen, die zijn secretaresse hartelijk de hand schudde.
„Ik heb mij altijd een beetje zorg over je gemaakt, juffrouw Winter,
maar vooral toen ik je met het geld zag omgaan en het met volle handen
zag wegsmijten. Het is een geluk, dat je Guus hebt leren kennen, en dat
je een man krijgt, die weet, hoe hij met geld moet omspringen. Op deze
wijze heeft de hoofdprijs eerst betekenis gekregen."
Leny en Guus besloten met het huwelijk niet te lang te wachten. In
vier weken kon Leny alle voorbereidingen treffen en dan moest alles
klaar zijn.
„Ik heb nog een wens, Leny", zei Guus, „Ik zou graag willen, dat je
Greenstone pas ziet, als wij getrouwd zijn. Eerst als mijn vrouw wil ik
je daar heen brengen, vind je dat goed?"
(Slot volgt.)
25. Maanden had de tocht door het oerwoud geduurd. De onherberg
zaamste oorden waren ze door getrokken en eindelijk waren ze in hun
stalen woonwagen weer aangekomen in het gebied nabij de berggordel,
waarachter zich het geheimzinnige land moest bevinden.
26. Toen was de benzine-tank lek geworden en zonder dat de reizigers
er op verdacht waren, zaten ze zonder brandstof, eenzaam, in de uitge
strekte wildernis. Lang bleven ze niet eenzaam. Want de bewoners uit
deze streek wenden aan het monster, dat maar dagen lang onbeweeg
lijk bleef staan, en kwamen een kijkje nemen.