HET LOT No. 128713.
Feuilleton.
door Victor van Dijke.
-o-o-o-o-o-
Vervolg.
Toen Leny echter haar hut binnentrad, zag zij tot haar verbazing, dat
Wil er nog niet was. Zij belde en vroeg aan den steward naar meneer
Noska. Hij ging weg en kwam even later met de boodschap terug, dat
meneer Noska nog niet van zijn uitstapje naar de stad was teruggeko
men.
Leny werd nu heus boos. Tenslotte waren de beide mensen in haar
dienst, zij betaalde hen en zij hadden zich dus toch wel enigszins naar
haar te regelen. Wat was dat voor een manier van doen, om eenvoudig
de hele avond ook nog weg te blijven! Misschien amuseerden zij zich
in de stad en kwamen zij pas na middernacht terug.
Leny kleedde zich uit en ging naar bed. Maar ondanks haar vermoeid
heid lukte het haar niet, de slaap te vinden. En in deze stille, nachte
lijke uren kwam zij tot het beset, dat dit niet het juiste leven was, dat
zij nu leidde. Zij gaf ontzettend veel geld uit, en wat had zij er eigen
lijk aan?
Wil en Rob waren toch niet de ware vrienden voor haar, dat wist zij
al een paar dagen. En hoe goed ze het zonder hen kon stellen, dat had
zij vandaag gezien. Ze moest maar van hen af zien te komen, zij kon
het geld, dat zij voor hun salaris moest neertellen wel voor betere doel
einden gebruiken. Wat had het eigenlijk voor zin, om zo door de we
reld heen te trekken? Zeker, het was interessant om vreemde landen
te bezoeken, maar zo alleen, zonder iemand, die werkelijk van je hield?
Dan had men er ai heel gauw genoeg van. Ach, ze wist eigenlijk zelf
niet meer, wat haar nog genoegen deed. Vroeger, toen zij arm was, had
zij gedacht, dat zij alles met geld zou kunnen kopen en had het een
zaligheid gevonden om luxe om zich heen te kunnen spreiden. Hoe an
ders was de werkelijkheid. Zij wist nu, dat zij niet gelukkig was. Toen
zij nog een kantoormeisje was, met hoeveel genot had zij 's avonds niet
een film bezocht, hoewel zij het geld voor een goede plaats op andere
dingen moest uitsparen. Er was nu niets meer, dat haar zoveel genoe
gen deed als vroeger het eenvoudige filmbezoek. Ze was blasé en wel
daardoor, dat zij alles te snel had moeten verwerken. Zij had zich in
de maalstroom van genoegens gegooid zonder tot bezinning te komen.
Binnen in haar voelde zij een heimwee naar iets, dat zij niet onder
woorden kon brengen. En ze had opeens geen lust meer deze reis voort
te zetten. Het langzame vooruitgaan van het schip irriteerde haar even
zeer als het werkeloos rondhangen van de passagiers.
En die ene, waar zij naar verlangde, was vertrokken. Wat had ze een
berouw, van hetgeen ze gedaan had! Was ze dan blind geweest, dat
zij het niet al dien tijd geweten had? Van het eerste ogenblik af was
hij in haar smaak gevallen, had zij steeds aan hem gedacht, als ze niet
bij elkaar waren.
En uit louter oppervlakkigheid had zij hem afgewezen, had zij hem
de bons gegeven. Zij stelde zich Guus in gedachten voor. Zij zag zijn
hoge, elastische gestalte, zijn vriendelijke ogen. Zeker, hij was niet zo
naar de laatste mode gekleed als Rob, maar hij was ook een heel ander
mens dan deze Rob Noska. Hij was een man, op wiens gezicht een ern
stige, wilskrachtige trek lag en hij was zeer knap, als hij lachte. Het
was prettig in zijn .openhartige ogen te kijken, hoewel zij zich dikwijls
onbehaaglijk had gevoeld, als hij haar vorsend aankeek, zij had het ge
voel gehad, dat hij in haar binnenste kon lezen, dat zij niet degene was,
waarvoor zij zich uitgaf. Maar ondanks dat, had zij naar hem verlangd,
ieder ogenblik, dat ze niet bij hem was.
En nu was hij voor altijd verdwenen!
Zuchtend drukte Leny haar hoofd in het kussen. Het was al laat, toen
ze eindelijk insliep. Het was ook zeer laat, toen zij de volgende morgen
wakker werd. Zij merkte, dat het schip weer voer, ze lagen dus niet
meer voor Barcelona. Ze keek naar het bed van Wil en zag, dat het
leeg was.
Opeens was Leny klaar wakker, sprong uit haar bed en kleedde zich
vlug aan. Wat zou dat te beduiden hebben? Zij ging haar hut uit en
liet opnieuw naar Rob vragen. Toen vernam zij, dat Rob en Wil niet
op het schip teruggekomen waren, ofschoon op uitdrukkelijk bevel van
den kapitein alle passagiers om twaalf uur 's nachts aan boord moesten
zijn. De beide mensen waren ook later niet teruggekomen en zo was het
schip zonder hen vertrokken.
Leny keek den kapitein aan, zonder te begrijpen, wat hij zei. „Het
spijt me zeer, juffrouw Wintéro, maar ik kan natuurlijk geen rekening
houden met passagiers, die niet op hun tijd letten, dat gaat tegen- mijn
voorschriften in. Wij moeten ons aan het vaarplan houden, anders zou
zich steeds weer een nieuw geval voordoen, dat de passagiers zich ver
laatten. Dat zult U toch zelf ook wel inzien. Ik kan U echter tot Uw
troost mededelen, dat er nog drie andere passagiers weggebleven zijn.
Vermoedelijk nemen zij de trein naar Genua."
Op dat ogenblik kwam een van de officieren naar de kapitein toe.
Men kon aan hem zien, dat hij opgewonden was. Hij lette niet op Le
ny, maar riep tegen den kapitein: „Wilt U alstublieft dadelijk even mee
gaan, kapitein. Er heerst een ware paniekstemming onder de passagiers.
Een groot aantal passagiers, die gisteren van boord zijn geweest blijken
beroofd te zijn".
De kapitein stond reeds buiten. Overal waren de passagiers aan het
praten, allen liepen ze naar den kapitein toe. De mensen hadden eerst
dien morgen bemerkt, dat men hen van allerlei waardevolle voorwerpen
had beroofd. Men verlangde dat er dadelijk een onderzoek op het hele
schip zou worden ingesteld, zowel bij het personeel als bij de verschil
lende passagiers.
Het onderzoek bracht echter niets aan het licht. Een groot aantal
passagiers wilden echter niet langer met dit schip hun reis voortzetten
en besloten in Genua aan wal te gaan en het schip te verlaten.
Ook Leny had genoeg van de zeereis. Zij wilde in Genua dadelijk de
trein nemen naar Havre en zo gauw mogelijk naar Engeland oversteken.
Zij liet haar koffers brengen en haalde haar geldkistje uit het loket in
de safe. Toen keerde zij naar haar hut terug, om te gaan pakken. Het
was te gek, dat zij zelf haar koffer niet zou kunnen pakken, maar het
gekste was, dat zij ook nog voor de bagage van Wil moest zorgen. Bo
vendien wist zij niet op welke manier zij broer en zuster kon bereiken.
Zij hoopte maar, dat zij hen in Genua zou treffen.
Leny deed haar ijzeren kistje open. Een gil van ontzetting kwam over
haar lippen. Op het eerste gezicht zag ze, dat al haar juwelen gestolen
waren. Die prachtige briljanten armband, die zij pas had gekocht was
verdwenen, twee ringen, een grote broche, een hanger met paarien be
zet, alles was verdwenen. Tranen van ontzetting liepen haar over de
wangen. Ze had al die dingen met zo'n genoegen uitgezocht en zo zorg
vuldig bewaard en nu waren ze gestolen. Het was werkelijk hoog tijd,
dat zij het schip verliet.
Zij kon natuurlijk nieuwe sieraden kopen, maar het was toch een
waarschuwing voor haar, om nooit meer dergelijke kostbaarheden mee
op reis te nemen. Een nieuwe schrik doorvoer Leny, toen zij aan de in
houd van de portefeuille dacht, die in het onderste vakje lag. Met be
vende hand maakte zij het veiligheidslot open. Het was of haar hart stil
bleef staan en zonder een enkel geluid gleed zij bewusteloos op de
grond ineen.
Eindelijk kwam ze weer tot zichzelf. Het duurde even voor zij haar
gedachten weer verzameld had. Toen vond zijn de brief, die in de af
gesloten ruimte lag:
„Tikjuffrouw! Mijn dank voor het ver
trouwen, dat U in mij hebt gesteld. Mijn man
en ik zijn van mening, dat het vele geld be
ter bij ons past dan bij U, vandaar dat wij
niet schromen, het ons toe te eigenen. Het
zal U goed doen, weer achter de schrijfma
chine plaats te moeten nemen.
Wil Noska".
(Wordt vervolgd).
15. Ouwe Daan was er inmiddels in geslaagd de vliegmachine terug te
vinden en onmiddellijk was alles in de weer om de verloren geraakten
terug te vinden. Enige ogenblikken later kruiste het vliegtuig in de
lucht.
16. De toestand van Rob en zijn vriend, die het meisje op het droge
getrokken hadden, was nu uiterst gevaarlijk. De beide beesten, even
verschrikt door het geweerschot, maakten zich gereed tot de aanval.
Plotseling klonk een salvo uit de lucht.