HET LOT No. 128713. FeuiUeton door Victor van Dijke. -o-o-o-o-o- Vervolg. Wil had moeite de spottende trek te verbergen, die over haar gezicht gleed. Morgen zou de wereld er voor dit domme wicht wel heel anders uitzien. Dan zou zij niet meer van geluk dromen, maar in de harde werkelijkheid ontwaken. Toen ging zij naar Leny toe, haalde haar aan en zei: „Kom, het is tijd om te gaan slapen, het is al laat genoeg. Hier drink maar een slokje, dat zal je goed doen. Wel te rusten, hoor!" Gehoorzaam dronk Leny, gaf haar vriendin een hand en keerde zich om. Spoedig viel zij in een diepe, droomloze slaap. HOOFDSTUK XIX. Toen Rob de volgende morgen om zes uur zijn ogen opsloeg, zag hij tot zijn grenzeloze verbazing, dat Guus reeds geheel gekleed was. „Goede help, meneer Simons, waarom bent U zo vroeg op?" vroeg hij verbaasd. „Ik ga naar Barcelona, meneer Noska", antwoordde hij. „Dan bent U zeker van plan iedere winkel van de grootste tot de kleinste te bezoeken, dat U nu reeds op stap gaat?" Guus had weinig lust, zich met de onsympathieke hutgenoot tot een gesprek te laten verleiden. Kort antwoordde hij: „Ja, ik ga nu dadelijk weg, dan vermijd ik de grootste hitte. Ik groet U, ik ga ontbijten!" Intussen stopte hij enkele voorwerpen in zijn actetas en sloot deze. Hij zette hem op een stoel vlak bij de deur en zette er zijn reeds ge pakte koffer bij. Eer Rob hem iets kon vragen, was hij de hut uit. Rob kleedde zich vlug aan. Hij zette zijn actetas op dezelfde stoel naast die van Guus. Zijn pyama hing hij aan een spijker, terwij! hij ook zijn koffer achterliet. Daardoor zou de steward niet onmiddellijk mer ken, dat Rob niet meer op het schip terugkwam. Toen hij klaar was, kwam Guus nog even binnen met de steward en zei „Dus U Iaat deze tas en mijn koffer naar de wal brengen, zodra ik ge geten heb. Ik kan er toch op rekenen, nietwaar?" „jawel, meneer het komt in orde!" „Wat hoor ik nu, meneer Simons, gaat U ons verlaten? Maakt Udan de hele reis tot Genua niet mee?" „Neen, ik heb anders besloten. Ik ga naar het station en neem onmid dellijk de trein naar huis". Op dat ogenblik werd er op de deur geklopt. Rob opende hem. Wil stond er voor, gereed om uit gaan. „Ik kom even vragen waar je blijft, Rob! We moeten op tijd naar de stad. Mevrouw Wintèro blijft aan boord, maar als we opschieten kun nen wij weer vroeg terug zijn". „O, het is goed, dat ik U zie, juffrouw Noska", zei Guus, die te voor schijn kwam. „Zoudt U Mevrouw Wintèro mijn hartelijke groeten willen overbrengen? Ik ga aan land en keer met de trein naar huis terug". Wil Noska had moeite haar schrik te verbergen. Dat paste helemaal niet bij haar programma, dat Guus reeds zo vroeg het schip verliet. Het kwam er dus op aan snel te handelen, zodat Leny Guus nergens tegen het lijf liep. Terwijl zij hem beloofde de groeten over te brengen, kwam een van de bedienden de hut binnen om de bagage van Guus te halen. Niemand zag, dat hij de verkeerde actetas meenam, die van Rob vooral niet, omdat de beide tassen als twee druppels water op elkaar geleken. Even later nam Rob de andere tas onder zijn arm en ging heel kalm naar de ontbijtzaal De meeste passagiers lagen nog in diepe rust. Behalve Guus en de beide Noska's was er niemand aan de ontbijttafel. Guus, die niet veel trek had, verliet spoedig de zaal. Hij was onrustig. Onder geen omstan digheden zou hij Madeion willen terugzien. Hij had nu het besluit geno men om terug naar huis te gaan, dat was al zwaar genoeg voor hem geweest. Maar hij moest sterk blijven, dat was het beste voor hem. Nadat hij van de kapitein en de dienstdoende officieren afscheid had genomen, verliet hij het schip. Aan de kade stonden allerlei soorten voer tuigen te wachten. Hij stapte in een kleine auto en liet zich naar het station brengen. Hij had slechts een gedachte: „Weg uit haar nabijheid, zodat zij elkaar niet meer zouden zien. Guus begreep zichzelf niet meer. Hij had niets van de koele onver schilligheid, die hem anders, zelfs in de moeilijkste ogenblikken niet verliet. De liefde had hem te pakken, had hem uit zijn evenwicht ge bracht. Zijn hart en zijn eergevoel waren gekwetst door de afwijzing. Het hinderde hem vreselijk, dat de vrouw, die hij liefhad en die hij gevraagd had zijn vrouw te worden, hem geweigerd had. Het zou wel enige tijd duren voordat de wonde in zijn gemoed weer geheeld was, tot hij deze mooie, betoverende vrouw zou hebben vergeten. Vroeger had hij over dit soort vrouwen altijd verachtelijk gelachen, had zich immuum gevoeld voor haar bekoorlijkheden. En nu moest hij zichzelf bekennen, dat hij Madeion ten offer was gevallen en dat zij hem versmaadde. Hij leed ontzettend en er bestond geen andere mogelijk heid dan alle banden tussen hem en haar te verbreken en zich helemaal van haar los te maken. Een uur later zat hij in de sneltrein, die hem naar huis terug zou brengen. Toen de trein het station te Barcelona verliet, zag Guus een vlieg tuig opstijgen, dat een korte tijd in dezelfde richting vloog als de trein en toen in de wolken verdween. Hij had er geen flauw idee van dat Wil en Rob daarin zaten, die de vlucht namen om hun rijke buit in veiligheid te brengen. Guus Simons was in droevig gepeins verzonken. Hij zag niets van de schoonheid van het land, waar hij doorheen reed. Zag niets van de bloeiende granaatbomen, de sinaasappelbomen waar de trein langs reed. Star keek hij voor zich uit daarna nam hij de Engelse couranten, die hij aan het station had gekocht, en las, zonder te weten wat. In Gerona stapte een heer in zijn coupe. In de loop van de reis kwamen zij in gesprek, de vreemdeling was een Fransman, Jules Jourdain, een mijningenieur. Hij moest er in Figuras weer uit, om daar enige interes sante koper- en goudmijnen te bezichtigen. Hij gaf Guus verschillende raadgevingen voor zijn bruinkool-ontginning en eindelijk sloeg hij hem voor, met hem samen in Figuras uit te stappen en mee te gaan, omdat hij zich zeker voor die mijnen zou interesseren. Daar Guus helemaal geen haast had om thuis te komen, nam hij het voorstel van den Fransman aan. Toen Guus dien avond in zijn hotelkamer zijn actetas wilde openen, om zijn toiletartikelen uit te pakken, kon hij het slot niet open krijgen. Eigenaardig Guus wist zeker, dat hij de tas alleen maar dicht had geknipt en het slot niet had omgedraaid. De portier van het hotel had toevallig een sleuteltje dat paste en Guus maakte de tas open. Perplex staarde Guns naar de inhoud. Geen pyama, geen necessaire haalde hij er uit, niets anders dan papieren en enige sigarettendoosjes. Opeens begreep Guus, dat hij de verkeerde tas meegenomen had, en dat de zijne met die van Rob verwisseld was. Wat moest hij nu doen? Terwijl hij nog twijfelde, zag hij een blad papier dat beschreven was, tussen allerlei andere paperassen. Onwillekeurig trok hij dit blad er uit. Hij was natuurlijk al een beetje nieuwsgierig en had zich over zijn hut- genoot altijd min of meer verwonderd. Maar wat hij nu las verbaasde hem zeer. „Ga dadelijk naar je hut. Overtuig je dat Dr. Simons er niet is. Ik heb de sleutel. De tikjuffrouw vertrouwt me vandaag bijzon der. Wij moeten onze slag slaan. Ga onopval lend de kamer uit. Wil (Wordt vervolgd). 9. En hij hoorde ook wat anders, want vlak bij hem klonk een zwaar gekraak en gestamp en toen ze in paniek wegvluchtten, werd plots de weg versperd door een van de geweldige, grote beesten, dat dreigend naderde. 10. Bij de vlucht raakten de vrienden uit elkaar. Ouwe Daan slaagde er in de weg naar de vliegmachine terug te vinden, maar Rob en zijn vriend werden hardnekkig door het monster vervolgd, totdat ze in een snelstromend bergriviertje geraakten, waaruit ze zich slechts met de grootste moeite konden redden.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1936 | | pagina 4