HET LOT No. 128713.
Feuilleton.
door Victor van Dijke.
-o-o-o-o-o-
Vervolg.
„Je bent een schat, Wil", zei Leny en verdween in de badkamer.
Wil balde haar vuisten. Hoe kwam het, dat Leny wakker was gewor
den? Zij had haar toch drie inplaats van een poeder in water opgelost
gegeven en dan nog wat van haar eigen geheimzinnig wit poeder er bij
gedaan. Zou dat nog niet voldoende zijn geweest om haar tot de vol
gende morgen te laten doorslapen? Zij had er niet op gerekend, dat Le
ny zich dien avond in de balzaal zou vertonen en moest dus nu maar
op haar goed gesternte vertrouwen. Fris en opgewekt door het bad kwam
Leny weer binnen en maakte groot toilet. Wil hielp haar en zei, dat zij
een beetje rouge op haar wangen moest doen, omdat zij zo bleek was,
maar Leny lachte en zei:
„Weineen, onder het dansen word ik vanzelf warm en dan krijg ik na
tuurlijk een kleur".
„je moet op deze chiffon-japon je mooie onyxketting dragen, die staat
er prachtig op, Madeion", gaf Wil haar de raad.
„Neen, vandaag doe ik mijn eigen zin eens, Wil, ik wil me heel mooi
maken en zal daarom mijn nieuwe platina-ketting met de grote briljant
aandoen. Wil jij hem even voor mij gaan halen, je hebt toch de sleutel
van mijn loket nog".
„Heus, Madeion, ik vind, dat die briljant een beetje protsig is voor
jou, je bent toch een jong meisje, geen rijke getrouwde vrouw, die door
haar man met juwelen omhangen wordt".
„Hoe kan je het zeggen. Neen, protsig vind ik hem helemaal niet, in
tegendeel, ik vind het wel opvallend maar toch gedistingeerd. Wees maar
niet boos op me, maar vanavond doe ik mijn eigen zin".
Wil draaide zich om, opdat Leny niet de blik van haat zou zien, die
in haar ogen opkwam. Zij vond, dat Leny haar van een van de kost
baarste dingen beroofde, die zij zich eigen had gemaakt en reeds als het
hare had beschouwd, en nu moest zij hem afstaan. Zij kon echter niets
anders doen dan de ketting met de briljant gaan halen, wilde zij geen
wantrouwen wekken. Terwijl Wil weg was, bekeek Leny zich in de
spiegel en was over haar uiterlijk tevreden.
Eindelijk traden de beide vriendinnen de eetzaal binnen en met wel
behagen werden zij opgenomen, die beide mooie vrouwen, die ieder voor
zich iets bijzonders aantrekkelijks hadden en toch zo verschillend waren.
Onmiddellijk was Guus naar de ingang gelopen en had Leny de hand
gekust. Hij bood haar zijn arm om haar naar zijn tafel te begeleiden. Rob was
reeds aanwezig. Het kleine gezelschap was echter opvallend stil. Rob
en Wil, die anders bijna het hele gesprek leidden, schenen een beetje
zenuwachtig en aten zwijgend door. Alleen Guus, die anders meestal tot
de toehoorders moest worden gerekend, scheen zeer spraakzaam te zijn.
Hij vertelde van zijn vaderland, van de romantiek van het dorp, waarin
zijn landgoed gelegen was en van de ontdekking, die in zijn bos was
gedaan. Leny kon zich dat alles heel goed voorstellen, maar zij deelde
niet in de verrukking van Guus. Ze zag niets anders dan een vervelend,
arbeidzaam leven. Op het landgoed waren niets anders dan ossen, var
kens, pluimvee, dagloners en mijnwerkers! Bah! zo'n leven kon zij niet
mooi vinden. Zij zou nooit met een man willen trouwen die haar in een
dergelijk dorp zou willen opsluiten, zij was veel te blij, dat zij geen
dagelijks terugkerende zorgen meer had en eindelijk eens met volle teu
gen van het leven kon genieten. Voor niets ter wereld zou zij zich le
vend willen begraven en zij nam zich voor alleen te trouwen met een
man, die nog rijker was dan zij en geheel onafhankelijk was van alles
en iedereen, die haar een leven vol afwisseling kon bieden en haar de
gehele wereld zou laten zien.
De lampions, waarmede het dek was versierd, wierpen een sprookjes
achtig licht om zich heen en de verschillende paartjes, die moe en warm
van het dansen waren, kwamen hier wat uitrusten.
Leny en Guus stonden, na enkele dansen, een eindje terzijde van het
promonadedek en keken naar de golven, die vaag door de lampions
werden verlicht. Leny was in gedachten verzonken. Guus had haar zo
even nog meer verteld van zijn bezittingen en van de grote arbeid, die
moet worden volbracht, wilde hij weer in het bezit van een groot kapi
taal komen. Deze man naast haar was zeker een waardig en degelijk
mens, maar niets voor haar. Ze wilde er niet aan denken haar leven aan
het zijne te binden. Opeens hoorde zij hem zachtjes fluisteren: „Made-
Ion!"
Zij hief het hoofd op en keek in de ogen van den man, die haar lief
devol tegenblikten. Een golf van warmte ging door haar heen en deed
haar beven. Op dat ogenblik voelde zij een kus op haar voorhoofd en
een trilling van ongekend geluk overviel haar. Maar toen kwam haar
nuchtere verstand weer boven.
„Maar meneer Simons, wat doet U?" vroeg zij verschrikt en keek
Guus aan.
„Ik heb je lief, Madeion". Maar Leny liet zich niet door haar gevoel
meeslepen, zij bleef kalm en beheerst.
„U verrast mij, meneer Simons, ik begrijp U niet".
„Ik wist het zelf nog niet, Madeion, maar nu weet ik het des te beter,
dat ik je lief heb. Toe Madeion, wil je mijn vrouw worden?"
Het duizelde Leny. Deze man bood haar een vaderland, een tehuis en
een hart aan en dat was voor het eerst van haar leven. Verschillende
mannen hadden haar wel het hof gemaakt, maar er was er geen bij ge
weest, wiens aanzoek in de schaduw kon staan bij het zijne.
Guus zag, dat zij met zichzelf streed. „Ik heb je verschrikt, Madeion,
vergeef het me; maar, onthoud mij je liefde niet. Ik zal je gelukkig ma
ken, dat beloof ik je. Ik kan mij het grote huis waarin ik woon niet
meer voorstellen, zonder jou er in. Ik zeg het je eerlijk, de eerste tijd
zullen wij het een beetje zuinig aan moeten doen, want ik wil helemaal
niet, dat jouw geld wordt aangeroerd, maar het zal wel gauw beter
worden, als eerst de exploitatie van de bruinkool maar goed gaat. En
als wij beiden veel van elkaar houden, zijn dat geen onoverkomelijke
hinderpalen, nietwaar en zal ons leven gelukkig zijn".
Zacht waren die woorden over zijn lippen. Leny had zwijgend geluis
terd en even was zij diep onder de indruk. Toen hij echter sprak over
het zuinige leven in de eerste tijd werd zij plotseling weer nuchter.
Neen, hetwas toch niets voor haar, de plichten ais huisvrouw waar te
nemen, kousen stoppen, was verstellen, eten koken, o neen, daar had ze
schoon genoeg van. Neen, nooit in haar leven wilde zij naar zo'n slo
vend leven terug. Zij huiverde toen zij er aan dacht. Onder geen be
ding zou zij met Guus trouwen, zij mocht eenvoudig haar hart niet Ia-
ten meespreken.
„Waarom zeg je niets, Madeion?"
Ze weifelde, wat zij hem moest antwoorden, zonder hem te krenken.
„Uw aanzoek heeft me een beetje overvallen, meneer Simons, maar
ik dank U van harte voor deze woorden, alleen
„Ik kan mij voorlopig nog niet binden, ik ben nog te jong, ik heb
nog niets van het leven genoten. Eerst wil ik nog wat van mijn vrij
heid genieten".
„Dus U wijst me af?" Hees stootte hij deze woorden uit en liet de
handen van het meisje los. Zijn aanblik ontroerde haar en zij haastte
zich te antwoorden:
„Neen, U begrijpt me verkeerd."
„Madeion
„Later, als ik nog een paar verre reizen heb gemaakt, en als ik naar
een tehuis verlang, over een jaar misschien
„Je behoeft me niet te troosten, Madeion, ik weet nu, waar ik aan
toe ben, als je zo veel van mij hield, als ik van jou, dan zou je heel
anders praten. Vergeet maar, wat ik tegen je heb gezegd, vergeet maar,
dat ik brutaal genoeg ben geweest, om mijn ogen naar je te durven
opslaan." Hij maakte een buiging en was een ogenblik later verdwenen.
(Wordt vervolgd).
5. Thans was de machine boven het onbekende bergland vanwaar de
geheimzinnige S.O.S.-tekens verzonden werden. De professor besloot om
te dalen en op de grond de onderzoekingen voort te zetten, toen Lorna,
Robs zuster, met een kreet naar beneden wees.
6. Allen stormden naar het venster en inderdaad was er daar beneden
wel iets merkwaardigs te zien. Twee reusachtige grote, onbekende mon
sterachtige beesten, wandelden daar beneden tussen de bomen. Ze trok
ken zich van het geraas boven hen niet veel aanbewust van hun kracht.
Allen waren verstomd van verbazing, en zelfs de professor, die zijn pro
jectie-toestel op de monsters richtte, was te verbaasd 0111 opgetogen te
zijn over deze levende voorhistorische merkwaardigheden.