HET LOT No. 128713. FeuïHeton. door Victor van Dijke. -o-o-o-o-o- Vervolg. „O, juffrouw haperend kwam het over Wils lippen. „Nu, wat scheelt U, juffrouw Noska?" „U zult het misschien niet begrijpen, juffrouw Winter maar mijn broer wij hangen zo aan elkaarals U gaat reizen zouden wij moe ten scheiden en nog wel voor langere tijd. Wij zijn tot nu toe steeds bij elkaar geweest, hebben vreugde en leed samen gedragen en juist nu het hem zo slecht gaat neen ik kan Uw aanbieding niet aannemen, hoe vreselijk hel mij ook spijt en hoe zeer ik er mij op ver heugd had. Maar ik kan niet alleen van Londen weg en hem hier alleen achterlaten". Een glinsterende, grote traan hing aan de lange, zijden wimpers van Wil. Leny beefde van medegevoel en op datzelfde ogenblik was het lot van drie mensen bezegeld. „U hoeft niet van Uw broer te scheiden, juffrouw Noska, luistert U maar. Misschien is het veel beter, dat twee vrouwen niet alleen de we reld rondtrekken, als wij mannelijke hulp kunnen krijgen. Ik zal Uw broer als secretaris en reisgezel meenemen, dan zijn wij alle drie geholpen. Wat denkt U hiervan?" Een straal van hoop ging door Wil heen. Deze vrouw was onbetaal baar! Zo iets had zij alleen maar durven dromen, zij had niet geloofd, dat het ooit waar zou kunnen zijn. Dat meisje moest wel ontzaggelijk veel geld hebben! Eindelijk had zij het juiste slachtoffer gevonden. Met haar zachte, kinderlijke stem antwoordde zij stralend: „O, juffrouw Winter, U maakt mij werkelijk heel gelukkig. U bent zo goed ik weet heus niet, hoe ik U hiervoor moet bedanken". Lachend weerde Leny haar dank af. Zij was tevreden met wat zij had gedaan en zij werd het nog meer, toen Wil dien middag terug kwam om haar stiefbroer te komen voorstellen. Wat een paar prachtmensen waren dat, die broer en zuster! Men kon duidelijk merken, dat zij uit de hogere kringen kwamen, door de tact waarmede zij alles deden. Ja, zij had het werkelijk getroffen met die twee mensen. iuffrouw Haan ging reeds de volgende morgen weg, nadat zij Leny nog overstelpt had met raadgevingen en vermaningen. Zij had natuurlijk eerst met Wil en Rob Noska kennis gemaakt, maar er verder niets over tegen Leny gezegd. Uiterlijk zagen die beide men sen er goed uit, dat moest zij bekennen. Maar zij was het helemaal niet eens met de keus van Leny. De ogen van het vreemde meisje be vielen haar niet, daar was iets vals en onbetrouwbaars in. 's Avonds, toen Leny en juffrouw Haan voor de laatste keer samen dineerden, waagde juffrouw Haan een opmerking over hen. Voor het eerst werd Leny kriebelig. Wat wilde juffrouw Haan eigenlijk? Dacht zij nu heus meer mensenkennis te hebben dan Leny? Doch dadelijk had zij gezwegen en had zij spijt van haar uitval. De oude vrouw meende het immers goed met haar. En als zij in haar be zorgdheid eens een beetje te ver ging, dan moest men haar dat toch niet dadelijk zo kwalijk nemen. Zij waren weer geheel met elkaar ver zoend, toen juffrouw Haan de volgende morgen bijtijds vertrok. Leny beloofde dikwijls te schrijven en de oude, goede vriendin onmiddellijk op te zoeken, als zij van haar reis teruggekeerd zou zijn. Wil en Rob Noska waren na het vertrek van juffrouw Haan in het hotel komen wonen. Dat was practischer voor de verschillende zaken, die moesten worden afgewikkeld, voordat zij op reis konden gaan. Leny was heel gauw dikke vriendinnen met Wil. De Poolse had da delijk de zwakke zijde van Leny ontdekt en haar aangeraden voor de reis haar naam te verfransen. Na lang overleg hadden zij een prachtige vertaling gevonden: „Madeion Wintèro". Daarachter zou niemand de eenvoudige naam: „Leny Winter" te zoeken, Ook Rob had kans gezien Leny geheel voor zich te winnen. Zijn te rughoudende en trots alles toch open en eerlijke houding, zijn beschei denheid, zijn keurige manieren verrukten haar zeer en maakte, dat zij zijn gezelschap waardeerde. Wil maakte zich echter absoluut onmisbaar. Zij had een bijzondere innemende manier om haar jonge werkgeefster te benaderen en te ver wennen, haar vriendendiensten te bewijzen, die Leny volkomen gevan gen namen en steeds weer opnieuw verrukten. Het duurde dan ook maar een paar dagen, of de meisjes spraken el kaar met „je" aan, daardoor werd de invloed van Wil op Leny noggro- ter. Leny deed alles wat Wil haar voorstelde, want zij vond de smaak absoluut toonaangevend. In alle opzichten vertrouwde Leny haar nieuwe gezelschapsdame, al leen in het ene, wat Wil interesseerde, bleef zij gesloten. Wil kreeg in het geheel geen inzage in de rijkdom en kon ook niet te weten komen waar deze haar geld had vastgezet en wie het voor haar beheerde. Hoewel Wil dit leven buitengewoon behagelijk vond, was het toch niet de bedoeling waarmee zij in deze betrekking gekomen was. Zij en Rob hadden heel andere plannen. Maar voorlopig moesten zij nog wat geduld oefenen, zij waren sluw en geraffineerd genoeg om zich zolang te beheersen. Dit wisten zij in ieder geval, dat Leny ontzaggelijk rijk was. Wil brandde echter om te weten hoe dit eenvoudige meisje aan die rijkdom kwam en zo nu en dan probeerde zij voorzichtig te polsen. Leny begon over de reisplannen te praten. Nu nam Wil de gelegen heid waar en zei „Maar Madeion, zo'n reis kost toch vreselijk veel geld". Zij keek Leny met grote, onschuldige ogen aan, doch deze glimlachte en antwoordde „Natuurlijk kost dat veel geld, maar gelukkig hoef ik daar niet naar te vragen" „Dan moet je wel heel erg veel geld hebben". Zachter en onschuldiger had het werkelijk niet kunnen klinken. Een ogenblik zweeg Leny, toen zei ze „Kom maar eens dicht bij me zitten, Wil, dan zal ik je wat vertel len". Zachtjes trok zij de langzaam naderbij komende vriendin naar zich toe en samen zetten zij zich op de divan. „Je bent mijn enige vriendin en daarom zal ik je alles vertellen. Kijk er is een tijd geweest en dat is nog niet zo heel erg lang geleden dat ik arm was en mijn eigen brood moest verdienen. Dag in, dag uit zat ik op kantoor te typen. Tot opeens het grote geluk kwam en ik de hoofdprijs uit de loterij trok. Nu begrijp je zeker ook, waarom ik jou en je broer bij me heb ge nomen. Ik weet bij ervaring, hoe moeilijk het is als je alleen in de we reld staat en geen geld hebt, vooral als men vroeger betere tijden heeft gekend. En zolang wij met ons drieën bij elkaar blijven, zullen jullie beiden niet te klagen hebben". Wils hersenen werkten koortsachtig maar ondertussen keek zij Leny diep in de ogen, streelde haar en zei zachtjes „Madeion, ik dank je voor het vertrouwen, dat je in mij gesteld hebt, ik zal altijd mijn best doen, je vriendschap waard te zijn en ik sta voor Rob eveneens in" Van dien dag af verdubbelde Wil haar bemoeiingen om Leny en deze bemerkte niet, dat zij zich met addergebroed had ingelaten. HOOFDSTUK XIII. „Dat noem ik nog eens boffen, Guus. juist nu valt je die zeereis in de schoot, nu het zulk prachtig weer is". (Wordt vervolgd.) 263. Woedend brullend stormde hij op Ama toe, die hevig verschrikt de vlucht nam. Het ondier stormde juist onder de plek door, waar Rob op een tak zat, en deze bedacht zich geen ogenblik. 264. Hij kende de manier van de cowboys uit Amerika, wanneer zij stieren willen temmen. Met een handige zwaai liet hij zich boven uit de boom neervallen, boven op de buffel, die struikelde en viel. Rob greep zijn horens en wrong zijn kop opzijde. De buffel worstelde woedend om vrij te komen, maar Rob hield vol. 265. Plotseling klonken van dichtbij kreten van de inboorlingen uit het dorp, die de buf fel vervolgden. Met een woedende ruk slaag de deze erin, zich uit de greep van Rob te bevrijden en rende weg.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1936 | | pagina 4