HET LOT No. 128713.
Feuilleton.
door Victor van Dijke.
-o-o-o-o-o-
Vervolg.
Leny hield oren en ogen open. Zij had de toon en de houding van
deze elegante wereld onmiddellijk begrepen. Zolang zij nog een typiste
was, had zij van niets anders gedroomd dan van deze mensen en van
het leven, dat zij leidden. Nu stond zij er zelf midden in en zij verwon
derde zich, hoe zij dit alles kalm kon aanzien. Zij was door niets te
verbluffen. Ze had gezien, dat haar droom sterk met de werkelijkheid
verschilde.
In de vier weken van haar verblijf in Londen had zij snel geleerd en
veel begrepen. Ook hier was veel glans en glansde er heel weinig goud
men moest altijd eerst goed toekijken, voor men iets kon aanvaarden.
Leny was zeer gelukkig met haar rijkdom, van den eersten dag af. Het
was heerlijk zo rijk te zijn, zich alles te kunnen kopen, wat je hart ver
langde. Vanzelfsprekend was zij in de grote modesalons een vaste cliën
te. Zij kocht alles wat haar beviel; japonnen, mantels in een ontelbare
hoeveelheid. Ook had zij zich een auto aangeschaft, een mooie lichtbei
ge wagen met rood leren bekleding. Nu was zij bezig chaufferen te le
ren.
Vandaag was zij een beetje uit haar humeur. Juffrouw Haan, die met
haar mee was gegaan naar Londen en overal voor haar tante doorging
wilde niet langer blijven. Zij had heimwee naar haar woonplaats; de
wereldstad bracht haar uit haar evenwicht, maakte haar zwaarmoedig.
Vanmorgen had zij tegen Leny gezegd, dat zij in geen geval langer
wilde blijven, zij hield het eenvoudig niet meer uit.
Eindelijk had Leny haar kunnen overhalen nog zo lang te blijven tot
zij een gezelschapsdame had gevonden.
„Het is niets voor mij, Leny", zei ze, in deze hotelkamer te wonen,
den helen dag dat verkleden, dan al die vele mensen, dat eten. Neen!
Ik moet mijn rust hebben, mijn vier muren, mijn uiensoep met rund
vlees.
Ik kan op den duur dit leven niet verdragen. En Leny, het zou voor
jou ook veel beter zijn, niet zo roekeloos met je geld om te gaan, zon
der daarvoor iets nuttigs te hebben. Kom, laten we liever samen terug
gaan. Geloof me: die mensen waarmee je hier omgaat, bevallen mij niet.
Helemaal niet! Of het zijn rijke mensen, die doen alsof ze je niet voor
vol aanzien, of het zijn nietsnutters, die het op jou geld voorzien heb
ben en waarvan je niets goeds te verwachten hebt. Ik heb echt angst,
Leny. Vind je het zo heerlijk, je steeds op te maken, te verkleden, in
een hotel te wonen en met al die vreemde mensen om te gaan. Ik be
grijp het niet. Vroeger ben je me veel beter bevallen, toen je je eigen
gezicht nog droeg".
„Maar Haantje", lachte Leny, ik heb toch nog hetzelfde gezicht! Al
leen begrijp jij niet, wat chique en modern is
„Neen, dat begrijp ik niet en, ik wil het ook niet begrijpen. In mijn
tijd deed een fatsoenlijk meisje niet mee aan zulke dingen".
juffrouw Haan was blij, dat zij nu eens al haar opgekropte klachten
kon luchten. Anders had Leny nooit tijd voor haar, maar vandaag deed
zich eindelijk de gelegenheid voor. Zij had steeds alles alleen moeten
verwerken, al die weken, dat zij nu hier waren. Het was daarmee be
gonnen, dat Juffrouw Haan urenlang in een van de eerste mode-salons
moest blijven en het ene costuum na het andere moest bezichtigen en
aanpassen. Men had haar een corset opgedrongen, dat was absoluut no
dig voor haar figuur, vondt men. Dan had men haar willen overhalen,
een japon te kopen, waardoor zij op haar oude dag met blote armen
zou lopen. Zo iets had zij nog nooit meegemaakt. Maar zij had haar
eigen zin weten door te drijven. Zij had altijd hooggesloten japonnen
met lange mouwen gedragen en daarvan was zij niet af te brengen ge
weest.
Toen kwam dat vreselijke autorijden, waarbij men zijn leven niet meer
zeker was. Naar de rennen, naar de cafe's, zij had helemaal niet vreemd
gestaan in de wereld, had vroeger met haar man eens een grote reis
gemaakt, maar zo'n Sodom en Gomorra neen, daar had zij geen plei-
zier in.
's Avonds kon men niet alleen over de straat gaan, zonder de meest
schaamteloze dingen te horen, zelfs haar leeftijd dwong geen eerbied af.
En in het hoteldaar was het 's avonds zo .bedrijvig, dat men zichzelf
verloor en moest naar zijn kamer gaan, om zijn rust terug te vinden. In
die kamer, met zijn fijne sierlijke meubeltjes, waar men niets mee kon
beginnen. Neen, dat was niets voor haar. Zij wilde naar huis.
Het duurde lang, voordat juffrouw Haan uitgepraat was. Leny had
moeite haar te kalmeren en eindelijk van haar gedaan te krijgen, dat
zij haar niet opeens in de steek liet.
Zodra er nu een gezelschapsdame was, zou zij naar huis teruggaan
en daar een pensioen beginnen, haar lievelingswens.
„Ik ga een lange reis maken, Haantje, zo gauw ik iemand heb gevon
den. Ik wil nu de wereld in, van het leven genieten".
„Ach hemel, juffrouw Leny, ik ben zo bang. Ik zou veel liever hebben
gehad, dat U de hoofdprijs niet had getrokken. De gedachte wil maar
niet van me weg, dat het geen geluk voor U zal zijn.
„Houd nu op met je jammerklachten, HaantjeHet is toch allemaal
onzinIk weet wat ik doe en heb mijn leven vast in de hand. Je hoeft
voor mij geen angst te hebben. En dat ik van mijn leven genieten wil,
dat moet je toch kunnen begrijpen. Daartoe behoort in de eerste plaats
het maken van verre reizen. Pas maar op, dat je op zekere dag geen
briefkaart van mij krijgt uit Honoloeloe".
„Lieve help, wilt U naar de wilden
„Ja, naar de wilden! En ik trouw daar met een zwarte man en bij
het huwelijk mag je overkomen 1"
„Lach me maar niet uit, Leny 1"
„Ik lach je niet uit, Haantje, ik weet, wat ik aan je heb en dat jij de
enige bent, waarop ik kan vertrouwen. Maar eerst moet ik weg, uit
vliegen. Later, als ik ouder en rustiger geworden ben en mij aan het
vele geld gewend heb, wordt ik misschien wel zuinig".
„Ik gun het je best, kind. Als je altijd maar je hoofd helder houdt en
er niet maar raak op los gaat leven. Want ook zo'n groot kapitaal
kan tenslotte opraken, als men het het raam uitsmijt".
„Nu, zover ken je me toch wel, Haantje. Ik ben mijn hele leven ver
standig genoeg geweest en heb geweten, wat ik te doen had, ik zal ook
nu mijn hoofd niet verliezen. Maar nu houden wij op met dit gesprek.
Het is buiten mooi weer en de zon lacht. We gaan ons kleden en rij
den naar buiten. Daar is alles in volle bloei het moeter heerlijk zijn".
Even later zaten ze samen in de mooie, open auto, die hen door de
drukke straten van Londen voerde naar buiten naar de bloeien
de weiden en boomgaarden.
HOOFDSTUK XL
„Elegante jonge gezelschapsdame en
reisgezellin gevraagd. Vereisten: elegant voor
komen en kennis der moderne talen. Zich te
melden bij den portier, Hotel „The King".
(Wordt vervolgd.)
254. De volgende morgen werd Rob gewekt
door zijn nieuwe vriendin. „Kom mee, langsla
per," sprak ze vrolijk, „we gaan wat vruchten
voor het ontbijt zoeken." Vrolijk trokken ze
samen naar buiten.
Al pratend liepen ze de goed onderhouden
tuin in en Ama vertelde Rob van haar leven.
255. Haar vader en moeder waren vroeg ge
storven en toen had haar grootvader haar uit
het verre Noordse land weggehaald en hier
gebracht. Hij had haar veel geleerd, want haar
grootvader was een wetenschappelijk man, en
soms brachten de Arabieren kisten met boe
ken voor hem mee uit de landen, waar de be
schaafde mensen woonden.
Maar het meisje had een groot verlangen om
terug te keren naar streken, waar geen wil
den wonen, en Rob zou haar daar heen bren
gen, en verder voor haar zorgen. Zo wilde
grootvader het," zei ze lachend, en zo zou
het gebeuren.
256. Terwijl het meisje haar plannen met Rob
besprak, kwam een der bedienden hen roe
pen.
Onmiddellijk renden Rob en Ama naar de
oude man, die zwaar ademend op een rust
bank lag uitgestrekt.