HET LOT No. 128713. F euilleton. door Victor van Dijke. -o-o-o-o-o- Vervolg. Toch te gek, dat haar vader zo'n kwaad van hem sprak. Wat kon meneer Visser er aan doen, dat de Simons geen verstand van het behe ren van een landgoed hadden en nu in de put zaten, zoals vader het verachtelijk uitdrukte. Hij had er toch werkelijk helemaal geen schuld aan. Nog nooit had een man zo'n diepe indruk op haar gemaakt, dat gaf zij eerlijk toeals hij nog maar eens hierheen kwam, als haar vader zijn mening maar wilde wijzigen Plotseling schrok zij op, haar vader riep haar. Vlug ging zij naar de studeerkamer om tot haar blijdschap te horen, dat meneer Visser bleef lunchen. Lucy Lion had nog niet dikwijls met zoveel genoegen in de keuken geholpen, want zij wilde alles uitstekend verzorgd ter tafel bren gen. Als een wervelwind vloog zij door het huis en hielp de oude huis houdster waar zij maar kon. Met een vrolijk, stralend gezicht zat zij aan tafel tegenover den gast, die met zijn vrolijke openhartigheid het vooroordeel van den heer Lion snel had weten weg te vagen. Zij hoorde verrukt, dat de anders zo strenge, stugge en ontoegankelijke vader levendig met Theo Visser praat te en zelfs beloofde een van de volgende dagen naar het ontginnings werk te komen kijken. Theo Visser wendde zich nu tot Lucy. „Als U mee wilt komen, juffrouw Lion, om U te overtuigen, dat het er op Greenstone niet zo barbaars toegaat, als U zich hebt voorgesteld, dan bent U hartelijk welkom". „Natuurlijk komt Lucy mee, meneer Visser. U weet werkelijk niet, hoe bijdehand die rakker iser is een jongen aan haar verloren gegaan. Wij komen samen, daar kunt U op rekenen". HOOFDSTUK VIII. Drie dagen later hield een mooie, tweepersoons cabriolet voor de in gang van Greenstone stilhet rode lak van de auto glansde in de zon. Aan het stuur zat Lucy Lion. „Daar is zij 1" juichte Theo, maakte een geweldige luchtsprong en was verdwenen, voor Guus Simons wist, wat er aan de hand was. Guus kon zich wel indenken, wie daar wassinds Theo op Lions- house was geweest, praatte hij de gehele dag over niets anders dan o- ver zijn bezoek en het was duidelijk, hoe het met hem gesteld was. Guus en Ir. Blommirg de drie mannen hadden juist een bespreking gehad volgden Theo en kwamen juist bij de deur, toen Theo een knap, jong meisje in een aardig sportjaponnetje, krachtig de hand druk te. Nu stapte een heer uit, die vrolijk zei„Daar zijn we meneer Visser. U ziet, we hebben ons woord gehouden". „Dat verheugt mij zeer, meneer Lion. Mag ik U even voorstellen Mijn vriendDr. Guus Simons en de heer Blomming, onze ingenieur". „Ja, ja, onze Guus ken ik nog van vroeger, nietwaar 1" wendde meneer Lion zich lachend tot Guus. Een algemene begroeting volgde. Toen ging het gezelschap naar het terras, waar juffrouw Mertens dadelijk enige verfrissingen bracht. De oude vrouw was blij, dat er weer eens bezoek kwam. Nu zou het op Greenstone niet meer zo eenzaam zijn en de jon ge meneer Simons zou vanzelf ook weer vrolijker worden. Het gesprek was zeer opgewekt, Lucy interesseerde zich allereerst voor Greenstone zelf, de oude bouw imponeerde haar en het park trok haar zeer aan. Het was zoveel jaren geleden, dat zij hier eens met haar va der geweest was, dat zij het zich niet eens meer kon herinneren. Toen zij de wens uitte het slot en het park te bezichtigen, sprong Theo dadelijk op om zich als begeleider aan te bieden. Meneer Lion was met Guus en Ir. Blomming in een technisch gesprek gewikkeld, doch toen zijn dochter opstond om het terras te verlaten, keek hij op. „Wat is er, Lucy, waar ga je naar toe „Ik wil zo graag het slot en het park zien, vader. Meneer Visser wil mij alles uitleggen. Blijft U rustig bij de heren en gaat U dan straks met hen naar de ontginningsplaats, wij komen dan na". Even later was zij met Theo achter een taxushaag verdwenen, „Als U er niets op tegen hebt, meneer Lion, dan kunnen wij nu wel naar de ontginning gaan" zei Guus. „Misschien kunnen we met mijn wagen gaan, het is wel geen auto, maar mijn oude vigelante draagt ons er in ieder geval even zeker naar toe". „Weet U, meneer Simons, ik rijd eigenlijk veel liever in de vigelante van U dan in de Opel van mijn dochter. Ons landslieden ligt dat, ge loof ik, meer in het bloed. Maar wat doe je er aan, als je een dochter hebt, die absoluut een cabriolet wil hebben. Dat staat chique, dat heeft zij nodig, daar kan men niets tegen aanvoeren, anders is nien ouderwets en wordt men thuis op zij geschoven. Als een vader een moderne doch ter heeft, moet hij zich aan veel nare dingen gewennen. Laten we dan maar gaan, ik verheug me op de tocht met de vigelan te en op het ontginningswerk". HOOFDSTUK IX. Theo Visser was een ijverig verteller en hij wist veel over het verle den van Greenstone. Lucy luisterde opmerkzaam toe en bekeek alles heel aandachtig. Toen zij op het terras terugkeerden, zagen zij, dat het gezelschap reeds vertrokken was. „Mag ik U er met mijn wagen heenbrengen, meneer Visser?" vroeg Lucy en Theo zette zich naast haar neer. Zacht gleed de wagen voort, het meisje bestuurde de auto met veel gemak. „Hoe oud bent U eigenlijk, juffrouw Lucy „Maar, meneer Visser, zoiets vraagt men toch niet aan een vrouw „Kom, dat mag men U toch wel vragen. U bent nog zo heel erg jong, U hebt nog niet eens de huwbare leeftijd". Verbaasd keek het jonge meisje hem aan. „Wat denkt U nu wel, me neer Visser? Ik ben heus al oud genoeg om te trouwen Op dit ogenblik maakte de wagen een kleine sprong, Lucy had niet op de weg gelet en was over een steen gereden. Het volgend ogenblik had zij de wagen weer geheel in haar macht. Maar het gesprek was onderbroken en stokte, tot men de ontginning bereikte. Daar stopten ze en stegen uit. Lachend keek Lucy naar het strakke gezicht van Theo, die een beetje uit zijn humeur was, sinds het gesprek afgebroken was. Hij liep vreselijk hard van stapel, en men moest hem nu en dan eens even remmen. Lucy was met haar volle aandacht bij het werk, toen zij alles bezich tigde. Ze kon niet genoeg zien en horen en alle heren haastten zich de knappe jonge dame iedere bijzonderheid te verklaren. Theo had deze keer geen gelegenheid meer, haar voor zich alleen te krijgen. Toen zat meneer Lion weer naast zijn dochter in de kleine Opel 0111 naar huis te rijden. Hij nodigde Guus en Theo uit, om samen met den ingenieur zo gauw mogelijk op Lionshouse te komen en een gezellige avond door te brengen. (Wordt vervolgd.) 248. Op bevel van Arna werden de blanken onmiddellijk bevrijd en de bewoners bijeenge roepen. Ze waarschuwde de mensen, om de blanken niet meer aan te vallen of te doden, anders zou haar grootvader toornig worden en het dorp met zware ziekten teisteren. 249. Spoedig werd nu de terugtocht aange vangen. „Ik geloof, dat ge beter had gedaan, om veilig in Uw machine in de lucht te blij ven", zei.Ama lachend, en keek Rob vragend aan. Maar Rob was hiervan niet zo zeker, en stevig pakte hij het dappere meisje, dat hen allen gered had, bij de hand, toen zij de tre den van de tempel weer betraden. 250. De vier blanken bracht Ama naar haar grootvader, die hen reeds met ongeduld wacht te. Daar vertelden ze van de verborgen schat ten, die ze zochten, en die sinds duizenden jaren verborgen lagen. De grijsaard lachte slechts minachtend, toen hem alles verteld was en schudde het hoofd. „De schat, die ge zocht", zeide hij, „was niet alleen bij U bekend. Reeds eeuwen gele den vernamen onze voorvaderen, de Vikingers, van haar geheim. Enige gevangen Egyptenaren vertelden er van. En mijn voorouders trokken met hun boten de rivier op en zochten er naar.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1936 | | pagina 4