HET LOT No. 128713.
Feuilleton.
door Victor van Dijke.
-o-o-o-o-o-
Vervolg.
„Neemt U mij niet kwalijk, juffrouw Lion dat wist ik natuurlijk
niet. Veroorloof mij Theo Visser. Ik dacht dat U in Zwitserland was".
„Ja maar van wie 'weet U iets van mij Ik heb Uw naam nog
nooit gehoord. Woont U hier in de buurt
„Ja, juffrouw LionIk woon bij mijn vriend op Greenstone".
„Ach hemeltje, U bent dus die vriend van Guus Simons Zo, zo, nu
dan moet ik U meteen zeggen, dat mijn vader slecht over U te spreken
is en ook over Guus Simons. Deze heeft zich zo weinig om zijn land
goed bekommerd, dat mijn vader zegt, dat het zijn eigen schuld is, dat
alles verlopen is. En wat U betreft, het is Uw schuld, dat de hele om
geving hier in een fabrieksplaats veranderd isdat onze kostelijke rust
verdwenen is. Hij weet ook, dat U kwade vrienden bent met Uw vader,
vanwege Uw bokserij. Trouwens men kan U deze ruwe sport ook wel
aanzien, waardoor zelfs niet meer om traditie en familie wordt gegeven.
Met die bruinkool is het toch zeker maar onzin. Niemand heeft daar te
voren ooit van gehoord, tot U gekomen bent, en Guus wat aan zijn
hoofd gepraat hebt. En nu is het hele landgoed in rep en roer. En het
eind van alles zal zeker nog een veel grotere debacle zijn 1"
„Alle duivels!" onderbrak Theo de stortvloed van woorden, „U bent
een goed redenaarster en een buitengewoon goede zakenwaarneemster
van Uw vader. Uw vader schijnt zich nogal te interesseren voor Green
stone
„Natuurlijk! Hij heeft de laatste tijd geen ander onderwerp van gesprek
meer dan de bruinkool en de schulden van de Simons. Maar van hem
krijgt Guus geen cent ter leen verzekert hij mij iedere dag!
„Zo Nu dat willen we ook helemaal nietwij betalen alles contant".
„Hebt U dan geld
„Natuurlijk hebben wij geldEn het zal niet lang duren of wij heb
ben nog meer geld. Wij zullen zoveel opgraven, als wij maar willen
zoveel, dat Uw vader ons nog eens benijden zal
„Vader behoeft niemand te benijden. Dat hebben wij niet nodig. Maar
wat wilt U eigenlijk van hem
„Ik wilde hem vragen ons een hoeveelheid koren te verkopen".
„Dat doet hij niet! Neen, neen!"
„Maar juffrouw Lion
„Neen, hij heeft te weinig met Guus Simons op, om hem crediet te
geven. Hij weet, dat Uw machines en werktuigen nog niet betaald zijn.
Hij zegt: „Wie met schulden begint, komt nooit meer uit de schuld" Ik
vrees, dat Uw bezoek tevergeefs is, meneer Visser".
„Misschien hebt U toch ongelijk, juffrouw Lion. Ik kom als een reëel
koper, Uw vader heeft overvloed van graan, waarom zou hij geen za
ken met ons willen doen
„Ik verzoek U in ieder geval binnen te komen, mijnheer Visser, ik heb
U voorbereid. U weet dus wat U te doen staat".
Het jonge meisje ging de bezoeker voor. Binnen gekomen deed zij de
hoofddoek af. Een blond pagekopje kwam nu te voorschijn. Theo keek
met schitterende ogen naar het knappe meisje, dat voor hem uit liep.
Men kon niet boos op haar zijn, al zei ze ook alles, wat haar voor de
mond kwam.
juffrouw Lion was niet wat men eigenlijk een schoonheid noemt; maar
zij was zeer gracieus en zij had een buitengewoon vriendelijk gezichtje.
Het mooiste waren haar levendige, donkere ogen en haar blonde lok
kenpracht.
„Hebt U honger of dorst, meneer Visser? Zo vijandelijk zijn wij U
niet gezind, dat ik U zou laten versmachten".
„Dank U wel, juffrouw Lion. Maar ik heb noch het een, noch het an
der. Onze goede juffrouw Mertens zorgt uitstekend voor ons. Het is ei
genlijk niet zo erg op Greenstone als U en Uw vader schijnen te denken.
En mijn vriend is een bijzonder keurig jongmens."
„Eigenlijk vind ik U wel aardig, mijnheer Visser
Lachend kwam het uit de meisjesmond te voorschijn, maar toen kreeg
zij plotseling een hoogrode kleur. Ook Theo was verlegen geworden.
Opeens greep hij de kleine, stevige hand van het meisje en drukte die
krachtig.
„Ik dank U voor die woorden, juffrouw Lion, dat geeft mij moed te
proberen, Uw vader zijn afkeer voor Greenstone te doen verminderen.
Wij zijn werkelijk goedaardige mensen, gelooft U dat maar".
„Ik heb in deze korte ogenblikken in ieder geval een heel ander beeld
van U gekregen dan ik tot nu toe had. U bent heel anders dan ons ter
ore is gekomen. Maar nu moet U me even verontschuldigen. Ik ga me
een beetje opknappen, want mijn vader kan het niet uitstaan, als ik er
zo verwilderd bij loop. Misschien kijkt U onderwijl even een paar tijd
schriften door."
Meteen was zij verdwenen. Theo Visser bleef staan, in gedachten ver
zonken. Het meisje beviel hem bijzonder goed, beter dan alle meisjes,
die hij tot nu toe had ontmoet. Misschien was het wel mogelijk wat
meer contact te krijgen tussen Lionshouse en Greenstone.
Het duurde niet lang, of het meisje verscheen weer. Zij had een een
voudig, wit linnen japonnetje aan, waarin zij er nog knapper uitzag dan
daarvoor.
Zij droeg op een blaadje een glas wijn en een vers knappend broodje.
„ik ben een beetje lang weggebleven, maar het personeel werkt op
het veld en onze oude huishoudster is niet meer zo vlug ter been. Daar
om moet ik meehelpen. Papa wil trouwens hebben, dat ik mij met het
huishouden bemoei, hij is erg voor de vrouwelijkheid
„Daar heeft hij groot gelijk in. Ik houd ook niet van die geëmanci
peerde vrouwen
„Zo zo! Maar U zelf wilt wel Uw eigen weg gaan, U wilt niet bij
Uw vader blijven, maar bokskampioen worden. En nog wel bokskampi
oen, die ruwe, lelijke sport
„Het is niet zo erg, als U denkt, juffrouw Lion. Het komt in hoofd
zaak op de vlugheid aan en op behendigheid. Hebt U we! eens een boks
wedstrijd gezien
„Ja, in Berlijn".
„Ach, bent U in Berlijn geweest?"
„Ja, ik heb er een tante wonen. Daar heb ik eens de Kerstvacantie
doorgebracht, vanuit mijn pensionaat in Zwitserland. Hier is niet veel
omgang met andere mensen. En ik moet toch uitgehuwelijkt worden.
Daarvoor bestaat in Berlijn meer gelegenheid als hier, vindt mijn vader.
Maar nu
Er ontstond een lange pauze, lang genoeg voor de kleine Cupido om
twee mensenharten onverbreekbaar aan elkaar te verbindenDe ban
werd eerst verbroken, toen men buiten de luide stem van den heer des
huizes hoorde.
„Lieve help, daar is papariep het meisje verschrikt uit. „Blijf U
zitten, meneer Visser. Ik ga naar buiten en bereid hem vast voor".
Als ontwakend streek Theo zich met de hand over het voorhoofd,
terwijl zij snel de kamer uitging Toen kwam zij weer binnen en zei
zacht„Wilt U alstublieft in papa's studeerkamer komen, daar worden
de zaken altijd afgehandeld".
Met een zeldzaam weemoedige blik keek zij hem na, toen hij haar
voorbij liep. Zij bleef geruimen tijd staan luisteren, maar de deuren in
het huis waren dik en massief, zodat er geen geluid door heen drong.
Zuchtend verliet zij eindelijk haar plaats om de kamer wat op te ruimen.
Daar kwam echter niet veel van terecht, het volgende ogenblik zat het
meisje op de stoel, waarin enige minuten geleden Theo gezeten was.
Die slanke, knappe jonge man met zijn openhartige, blauwe ogen was
haar van het eerste ogenblik af, goed bevallen.
(Wordt vervolgd.)
245. „Maar wij wonen daar alleen met een
aantal bedienden. De wilden komen vaak in de
tempel offeren, en de man, wiens verentooi je
wegschoot, was hun hoofdman. Wanneer ik
niet thuis was geweest, hadden de wilden je
naar hun dorp gesleurd en je daar gemarteld
en gedood. Ze hadden er heus niet te lang mee
gewacht".
246. Na een tocht van ongeveer een uur had
de olifant het dorp bereikt, waar Robs vrien
den gevangen gehouden werden. „We zijn net
op tijd", riep Ama uit, „kijk, je vrienden zijn
al aan de totempaal gebonden. Wanneer de zon
bijna onder is, zouden de wilden hun gevange
nen met vergiftige pijlen gaan beschieten. Het
zijn nog erg laag staande mensen, waar we
medelijden mee moeten hebben."
247. De hoofdman was inmiddels heel onderda
nig naderbij gekomen. Hij wist dat hij verkeerd
gedaan had, en dat de grijze meester in de tem
pel vertoornd op hem zou zijn.