HET LOT No. 128713. Feuilleton door Victor van Dijke. -o-o-o-o-o- Vervolg. Leny schaamde zich, dat zij juffrouw Haan te kort deed. Vandaag had zij haar laatste paar centen voor brood uitgegevenhet enige, dat zij nog bezat, was het geld voor een loterijlijst, zij had er geen lust meer in, iedere dag de lijst bij de lotenverkoper na te gaan zien. Daar lachte men haar uit, omdat zij zo ijverig alle nummers na kwam kijken Lieve hemel, wat was zij ongelukkig. Daarbij moest zij zich met al haar krachten inspannen om haar werk na te zien en te verbeteren. De directeur, Albert Visser, was dezer dagen zeer slecht geluimd, omdat zijn zoon weggegaan was. Sinds de jonge man het huis veriaten had, was zijn humeur beneden het vriespunt gedaald. Wat was die Theo Visser voor een stommeling? Die zette zich de gekste dingen in het hoofd over de sport en het bereiken van een kam pioenschap boksen. Die had hier een prachtige, bloeiende zaak voor zich, waar hij als een vorst van leven kon. Waar ter wereld zou hij nu rond scharrelen Iedereen op het kantoor wist, dat Albert Visser bij iedere post zenuw achtig naar een bericht van Theo uitkeek, en dat zijn humeur steeds slechter werd, hoe langer dat bericht uitbleef. De jongen was vreselijk koppig, Albert Visser zou lang moeten wachten, voordat hij met hang ende pootjes weer naar huis terugkwam. Zij moesten er echter allemaal onder lijden. Zo is het nu eenmaal, als men geen geld heeft 1 Dan kan men daar niets tegen doen, dan kan men er zich zelfs niet tegen ver zetten, als de directeur onrechtvaardig is. Gerrit Hofman volgde zijn directeur op de voet. Hij was vitterig als nooit te voren, eigenlijk nog erger dan de directeur zelf. Ook nu snauw de hij Leny weer af. Ach, hij ging zijn gang maar! Het kon haar toch niet verhinderen de loterijlijst te bestuderen, die de jongste bediende zo juist voor haar had meegebracht. Zenuwachtig vlogen de ogen van het meisje over de rijen cijfers heen. Daar wat was dat Haar adem stokte. De hoofdprijs van honderd duizend pond sterling was gevallen op no. 128713. Zij knipperde met de ogen, las het nog eens en nog eens. Ja, het stond er. De hoofdprijs van honderd duizend pond sterling was geval len op No. 128713. Lieve hemelDat was haar nummerZe sloot even de ogen, las het toen nog eenmaal. De cijfers veranderden echter niet. Leny keek schuw om zich heen. Haar ogen dwaalden door de kan toorruimte. Daar zat Ans Heinsius en kokketteerde met haar mooie ge polijste nagelsachteraan stond Frans Mulder, die met het archief bezig was; Arnold Bekker schreef als een bezetene getallen onder elkaar Zij hield de lijst in haar hand, die haar het geluk had gebracht. Daar was niets meer aan te veranderen alles klopte. No. 128713 had de hoofdprijs gekregen. Het meisje streek zich even over de ogen en haalde toen een paar maal diep adem. Het was of er een zware steen van haar afgevallen was. Toen begon alles voor haar ogen te draaien, het hele kantoor met alle mensen er in. Overal zag zij het nummer van haar lot. Plotseling klonk er een rauwe gil door de ruimte. Leny Winter had haar evenwicht verloren en viel van haar stoel tegen de papiermand aan, terwijl zij de loterijlijst tegen haar borst gedrukt hield. Verschrikt waren de collega's opgesprongen en kekan angstig naar het krankzinnig lachende meisje. Zij vroegen allen door elkaar, wat zij opeens mankeerde. Het meisje lachte hard en onbedaarlijk. „Alle duivelsWat is er eigenlijk aan de hand Hebt U helemaal Uw verstand verloren, juffrouw Winter?" Gerrit Hofman stond plotseling naast Leny en keek haar met boze o- gen aan. „Ach, helpen jullie me eerst eens opstaan!" riep ze. Hulpvaardige han den strekten zich naar haar uit en toen ze weer op de been was, klop te zij Gerrit Hofman zachtjes op de schouder. De boekhouder wilde juist vreselijk tegen haar uitvaren, toen opeens Albert Visser binnen kwam. „Mag ik misschien vragen, dames en heren, wat dit spektakel te be tekenen heeft? Zijn wij hier in een cabaret of op een kantoor? „Mijnheer Visser, lieve meneer VisserU zult alles wel begrijpen, ik heb de hoofdprijs getrokken, honderd duizend pond sterling. Daar, kijkt U maar, hier is mijn nummer Het hysterisch lachen van Leny was plotseling overgeslagen in een he vig gesnik. Weer keken zij haar allemaal verschrikt aan. Alleen Albert Visser bleef rustig en zei tegen Leny, haar de hand reikend „Juffrouw Winter, mijn hartelijke gelukwensen". Leny lachte weer en maakte een luchtsprong. „Nu ben ik rijk, nu heb ik net zoveel geld, als ik maar wil. Ik moet dadelijk weg, het geld ha len. Toe, meneer Visser, geeft U mij een paar uur vrijaf. Misschien mag ik wel helemaal van kantoor wegblijven, en behoef ik niet eerst op te zeggen". „Verlies nu niet dadelijk Uw hoofd, meisje. Wacht eerst, tot U het geld in Uw hand hebt. Men kan nooit weten misschien kan er nog iets tussen komen een drukfout „Om 's hemels wil, meneer Visser! Neen dat zou vreselijk zijn, ik moet onmiddellijk naar den lotenverkoper „Ik ga in ieder geval met U mee, juffrouw Winter. Men kan nooit weten zo'n jong meisje misschien zou men proberen U te kortte doen". „Ach, meneer Visser, wat is dat vriendelijk van U". In haar overmoed sloeg zij haar armen om de hals van Albert Visser en kuste hem op de wangen. Toen liet zij hem los, stelde zich in pos tuur en zei„Mensen luisterVandaag is het feestIk nodig jullie al lemaal uit „Juffrouw Winter, U begint al goed Albert Visser stak waarschuwend zijn wijsvinger op. „Ik zou, in Uw plaats liever wachten, tot ik het geld in handen had, eer ik zo royaal was met mijn uitnodigingen". „Ach ik hoop, dat het geld onmiddelijk wordt uitbetaald. Ik bezit geen cent meer! Ik heb alles uitgegeven om het lot te kunnen kopen. Enfin, we zullen wel zien". Het duurde werkelijk enige dagen voor alle formaliteiten vervuld wa ren en Leny het geld van de bank kon halen. Een uur later verscheen zij op het kantoor. „Zo, het is in orde. Ik heb mijn geldReusachtig veel geld. Vana vond moeten wij feest vieren. Ik nodig jullie allemaal uit, ook meneer Hofman moet meekomen, al was U ook dikwijls akelig tegen me maar dat ben ik nu allemaal vergeten". Toen ging zij naar het privé-kantoor van den directeur. „Meneer Visser! Ik heb het geld gekregen, ik kom U bedanken, dat U altijd zo vriendelijk voor mij bent geweest. Zoudt U mij het pleizier willen doen vanavond met ons feest te vieren „U moet mij buiten spel laten, kind, hoe graag ik ook in Uw vreug de zou willen delen, ik ben niet in de juiste stemming om feest te vie ren. Alleen één ding wil ik U nog zeggen, juffrouw Winter, Iaat Udoor het vele geld niet verblinden, wees in alle opzichten verstandig! Gooi het niet met handen vol weg, want zelfs aan zo'n groot bedrag komt gauw een einde. (Wordt vervolgd.) 233. Rob vroeg zich verwonderd af, wie de grootvader kon zijn, en volgde het meisje. Hun weg leidde door een lange, donkere gang. Aan de muren hingen schilden, helmen en vreem de wapens. „Dit is alles heel oud", vertelde het meisje. „Het behoorde aan een volk, dat lang geleden verdwenen is en deze tempel bouwde." 234. Aan het eind van de gang was een zwa re deur. Het meisje klopte driemaal. Dadelijk antwoordde een zware stem en het meisje vroeg iets. Maar Rob verstond hun taal niet. De deur ging geruisloos open en ze traden een groot, licht vertrek binnen. In een hoek zat een waardige grijsaard. Toen ze nader kwa men, hield hij op met schrijven en keek Rob met zijn strenge ogen ernstig aan. 235. Ondertussen beraadslaagden Robs vrien den buiten de tempel. „Rob is door de wilden gevangen geno men", zei ouwe Daan, „hij is zo onvoorzichtig geweest, om die tempel binnen te gaan en ze houden hem nu verborgen".

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1936 | | pagina 6